Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 25/02/2010
Vraag om uitleg van de heer Bart Van Malderen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de taakomschrijving en -verdeling binnen het Agentschap Ondernemen met betrekking tot het preventieve bedrijfsbeleid
De voorzitter : De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen : Het hoeft geen betoog meer dat we nog steeds in een economische crisis zitten. Werknemers worden ontslagen, en bedrijven hebben het steeds moeilijker om hun hoofd boven water te houden. We waren dan ook niet weinig blij toen we op 19 december 2008 het decreet hebben goedgekeurd over het preventieve bedrijfsbeleid. Dit decreet was in ruime mate geïnspireerd op het akkoord van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC), dat uitging van drie pistes inzake preventief bedrijfsbeleid: vanuit werkgevershoek, vanuit werknemershoek en vanuit de proactieve houding van eerst nog het Vlaams Agentschap Ondernemen (VLAO), later het Agentschap Ondernemen.
Ondertussen is het Comité voor Preventief Bedrijfsbeleid actief. Er is ook een campagne gestart. De eerste dossiers kunnen en zullen worden behandeld. Dit is een goede aanleiding om een stand van zaken te vragen van het preventieve bedrijfsbeleid en de verschillende luiken daarvan.
Minister-president, kunt u mij bevestigen of de drie luiken van het VESOC-akkoord al zijn gestart? Indien dat niet het geval zou zijn, wat zijn hiervoor dan de redenen?
Uit een voorzichtige rondvraag vernam ik dat u als minister-president en als minister van Economie een vertegenwoordiger van het kabinet zou hebben aangesteld om het preventief bedrijfsbeleid op te volgen. Wat was daarvoor de reden? Hoe verhoudt dit zich tot de decretale beperkingen inzake kabinetsleden?
Zowel bij het debat over Opel als bij andere besprekingen over herstructureringen hebben wij altijd aandacht gevraagd voor de positie van de toeleveringsbedrijven. Ik heb daarover een thematische vraag. Hebt u vanuit uw functie en vanuit een algemene preventiegedachte aan het agentschap al de opdracht gegeven om de eventuele impact van het wegvallen van tewerkstelling door te rekenen naar de toeleveringsbedrijven, om de gevolgen voor de continuïteit voor deze ondernemingen te kunnen inschatten?
Minister-president, ik wil hier gerust elke 6 maanden een vraag stellen over preventief bedrijfsbeleid. En dan zullen we wel een stand van zaken krijgen. Maar misschien is het nuttiger om te vragen naar een werkingsverslag of een manier van rapporteren. In welke mate zou dit dan een publiek document kunnen zijn?
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Mijnheer Van Malderen, ik begin met uw laatste vraag. Het reglement van inwendige orde voorziet dat het comité tegen 31 maart van elk jaar een verslag over de werkzaamheden van het verlopen jaar moet indienen bij de bevoegde minister ten behoeve van het parlement. U krijgt dat document als het is opgemaakt. U krijgt dus één keer per jaar alle informatie, wat alle vragen hierover door uzelf kan beperken.
Het is belangrijk om even aan te halen dat de actuele informatie- en sensibiliseringscampagne door middel van een mailing naar 8000 individuele ondernemers uit de prioritaire doelgroep van ondernemingen met tussen de 20 en de 100 werknemers volop loopt of is afgesloten. Wij volgen voor het overige de geest van het VESOC-akkoord. Ik heb daarover ook met de werknemersorganisaties gesproken. Er was op een bepaald moment enige bezorgdheid, maar die bezorgdheid is weggewerkt. Men weet heel goed dat ik mij aan het VESOC-akkoord zal houden en daartoe inspanningen zal blijven leveren.
Het comité heeft zelf gevraagd een contactpersoon aan te duiden om zijn werkzaamheden op te volgen. Daarover bestaat misschien een misverstand. Deze waarnemer volgt enkel het algemene beleid en de beleidsadviezen van het comité op en is niet aanwezig bij de bespreking van de agendapunten die te maken hebben met de effectieve beoordeling van de bedrijfsdossiers. Het gaat niet om een extra kabinetslid. Ik pak dat niet op die manier aan. De effectieve beoordeling van de bedrijfsdossiers moet aan het comité worden overgelaten.
Met betrekking tot de toeleveranciers verwijst u naar Opel. We zitten daar nog altijd in plan A. We hebben nog geen alternatieve opdrachten aan het Agentschap Ondernemen gegeven. Uw zorg dat we het niet alleen tot het bedrijf waarover het gaat beperken maar het in het algemeen bekijken, ook met de toeleveranciers, is terecht. Ik zal daar rekening mee houden en het ook doorgeven, opdat men dat niet uit het oog verliest.
De voorzitter : Het incident is gesloten. ■