Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 01/04/2010
Vraag om uitleg van de heer Ivan Sabbe tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over de afstemming van het Vlaamse preventieve bedrijfsbeleid op het succesverhaal van de federale wetgeving inzake de continuïteit van ondernemingen
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Voorzitter, minister-president, een positieve noot over de rol die de overheid te spelen heeft. Het gaat over de nota Preventief bedrijfsbeleid. De wet op de continuïteit van de onderneming, die sinds 1 april van kracht is en die het vroegere gerechtelijk akkoord vervangt, is een goede wetgeving. Zij geeft de bedrijven in moeilijkheden meer mogelijkheden om een doorstart te maken, terwijl bedrijven die voelen dat het de verkeerde kant opgaat, daarmee kunnen worden geholpen. Met een faillissement blijven niet alleen leveranciers in de kou staan, maar ook personeel en last but not least de ondernemer zelf. Een faillissement evolueert soms naar een persoonlijk drama.
Volgens cijfers van het handelsinformatiebureau Graydon hebben 857 bedrijven een beroep gedaan op deze nieuwe regeling. Daarmee overklast de wet op de continuïteit van de onderneming het vroegere gerechtelijk akkoord. Dat had, alleen al in de benaming, een negatievere connotatie dan deze wetgeving. In heel 2008 kregen slechts 78 bedrijven een gerechtelijk akkoord toegewezen, en sinds het ontstaan van het gerechtelijk akkoord in 1997 hebben in totaal niet meer dan 1316 bedrijven er gebruik van gemaakt. Onder de nieuwe regeling hebben al 372 bedrijven hun reddingsplan opgesteld. Daarvan zijn er ondertussen spijtig genoeg toch 140 failliet.
Het aantal bedrijven dat deze reddingsboei gebruikt, blijft toch zeer beperkt in vergelijking met de 9515 faillissementen die we vorig jaar hadden. De doorstartwet heeft dus nog een enorm potentieel, want in België verkeren naar schatting 46.000 ondernemingen in zware financiële moeilijkheden. Graydon is wel streng, maar dat is toch een serieus getal. Blijkbaar hebben de ondernemers onvoldoende kennis van de nieuwe wet. Daar wringt het schoentje. Daar moeten wij meer en duidelijker communiceren. Want als ondernemers te lang wachten om een aanvraag tot reorganisatie in te dienen, is het meestal al te laat en is er al een duidelijke financiële ontsporing.
Laat ons nu de sprong maken naar het Vlaamse niveau, want daar gaat het over. Uzelf, voorzitter, maakte, toen u minister van Economie was, in de begindagen van de continuïteit van ondernemingen een aantal afspraken met de federale minister van Justitie, Stefaan De Clerck, om te komen tot een optimale afstemming van het Vlaamse preventief bedrijfsbeleid op deze nieuwe federale wetgeving.
Onder preventief bedrijfsbeleid dient begrepen te worden: de maatregelen die de continuïteit van de onderneming dienen te verzekeren. Het bedrijf kan, onder begeleiding van het Agentschap Ondernemen, vier etappes doorlopen. Er is de zelftest via een webtool van de Europese Commissie. Dat vind ik zeer interessant omdat een ondernemer, zeker in een kmo, soms bedrijfsblind is en niet weet waar hij staat. Ik kan dat enkel toejuichen. Dan is er de vrijwillige aanmelding met het gestandaardiseerde overzicht van de laatste rekeningen. Dat kan ook heel nuttig zijn. Dan is er: gespecialiseerd advies bij inkopen bij erkende dienstverleners via de kmo-portefeuille. De implementatie van de aanbeveling kan dan eventueel via tussenkomst van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling worden betoelaagd. Bedrijven in die toestand zullen zelden nog een beroep doen op een advocaat omdat ze de uurtarieven kennen. Er is een barrière om die stap te zetten.
Minister-president, u hebt de ambitie om met deze aanpak jaarlijks 500 ondernemingen te helpen en om zo mogelijke faillissementen af te wenden. Het voeren van een efficiënt preventief beleid is in het decreet houdende de oprichting van het comité preventief bedrijfsbeleid van 18 december 2008 verankerd. Dit comité is inmiddels actief. Het moet tegen 31 maart van elk jaar bij de bevoegde een verslag van de werkzaamheden van het voorbije jaar indienen. Wat dit jaar betreft, gaat het dus over gisteren.
De Vlaamse overheid streeft naar een complementariteit tussen de federale wet op de continuïteit en het Vlaams actieprogramma. Het Vlaams preventief bedrijfsbeleid richt zich vooral tot de ondernemingen die zich in de knipperlichtzone bevinden. Deze bedrijven zijn al in gevaar. Indien de financiële draagkracht al ver is aangetast, kunnen grote problemen worden voorkomen. De ondernemer wordt in eerste instantie gewezen op de mogelijkheden die de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen biedt.
In de gisteren goedgekeurde beleidsnota Economie staat over het preventief bedrijfsbeleid te lezen dat het Agentschap Ondernemen in eerste instantie de nodige sensibiliseringsacties op het getouw zal zetten. Die acties moeten ertoe leiden dat de ondernemers zich bewust worden van en aandacht besteden aan de financiële gezondheid van hun bedrijf.
In die optiek zorgt het antwoord van de minister-president op een schriftelijke vraag van de heer Bouckaert voor meer duidelijkheid. Volgens dit antwoord is de eerste stap in het preventief bedrijfsbeleid, namelijk de planmatige sensibilisering van de ondernemingen, in de eerste helft van oktober 2009 van start gegaan.
Alvorens ik mijn eigenlijke vragen stel, wil ik nog even naar minister Muyters verwijzen. Volgens hem bevindt het preventief bedrijfsbeleid zich nog in een opstartfase. De nadruk ligt nog op de algemene informatie via de media, de ondernemingsorganisaties en de vakbonden.
Minister-president, volgens mij is het Vlaamse gedeelte bij de ondernemers nog minder bekend dan het federale systeem. Beschikt u over concrete cijfers? Hoeveel bedrijven hebben hier ondertussen gebruik van gemaakt? Voor welke stappen hebben ze dit gedaan? Hebt u hier enig zicht op?
Welke communicatie- en sensibiliseringsinitiatieven zijn al genomen? Wat heeft het Agentschap Ondernemen in dit verband al op het getouw gezet? Om welke budgetten gaat het desgevallend? Plant het Agentschap Ondernemen nog bijkomende initiatieven?
Zijn de systemen optimaal op elkaar afgestemd? Ik pleit er natuurlijk voor Vlaanderen hier volledig voor te laten instaan. Die bevoegdheid zou volledig een Vlaamse bevoegdheid moeten worden. We bevinden ons nu in een complexe structuur. Wat is de voorbije maanden uw visie geweest? Welk overleg hebt u met de federale overheid gepleegd om dit te optimaliseren of onder een dak te brengen?
Mevrouw Patricia Ceysens : Dit lijken me terechte vragen. Het is belangrijk dat de minister-president dit aan het justitiebeleid blijft koppelen. Ik weet dat het voor de Vlaamse overheid soms moeilijk is naar de federale overheid te kijken. We hebben het soms moeilijk onze eigen instrumenten bij de ondernemingen bekend te maken. Dit geldt zeker voor bedrijven die zich in een dergelijke fase bevinden. De nieuwe wet is een goed instrument om aan de continuïteit te werken. Deze groep is beperkter. We kennen die bedrijven. Ze zijn al gedetecteerd. We moeten onze instrumenten maximaal ter beschikking stellen en aan de doelgroep koppelen. We zouden die doelgroep zeker moeten kunnen bereiken. Vorig jaar hebben we dit op het goede spoor gezet. Ik ben benieuwd hoe het verder is gelopen.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, ik heb jarenlang het genoegen gehad handelsrechter in Antwerpen te zijn. In de depistagedienst, zoals dat daar wordt genoemd, heb ik heel wat handelsonderzoeken verricht. Ik heb heel wat bedrijfsleiders ondervraagd om na te gaan hoe een faillissement kon worden afgewend. Ik ben op dit vlak een ervaringsdeskundige.
Mijnheer Sabbe, ik heb een volledige oplijsting gemaakt. Het lijkt me niet nodig alles netjes voor te lezen. Ik zal het essentiële overlopen en u zo dadelijk de rest van de informatie bezorgen.
Het systeem komt stilaan op kruissnelheid. Dit is onder meer het gevolg van de communicatiecampagne bij intermediairen en bij kredietverschaffers. Deze campagne is in februari 2010 afgerond.
Ondertussen zijn vijf provinciale informatiesessies opgezet. De eerste avond heeft op 23 maart 2010 in Roeselare plaatsgevonden. Er waren een honderdtal aanwezigen, waarvan de helft bedrijfsleiders en de helft kredietverschaffers en bedrijfsadviseurs waren.
Tot nu toe hebben negentien bedrijven zich spontaan en formeel voor de eerste stap aangemeld. Ongeveer de helft van deze bedrijven had al te veel kapitaalverlies geleden om voor financiële ondersteuning in aanmerking te komen. Voor hen was het te laat. De resultaten van de ondernemingsscan van een bedrijf zijn ondertussen verwerkt. Dat is de tweede stap. De drie prioritaire aandachtspunten en het globaal advies zijn aan het bedrijf overgemaakt. Het bedrijf is gewezen op de mogelijkheid met behulp van de kmo-portefeuille een doorstartplan op te stellen. Dit is de derde stap. Hoewel het bedrijf de idee zeer genegen is, is er nog enige aarzeling om voor een doorstartplan te kiezen. De overige bedrijven bevinden zich nog in de fase van de financiële screening.
Momenteel lopen gesprekken met de coördinatoren van de implementatieprojecten die in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) zijn opgezet. Dit is de vierde stap. Die gesprekken betreffen de verhoogde inzet inzake de werving van kmos. In de toekomst krijgen de dienstverleners binnen het project de mogelijkheid het volledig traject, van de financiële analyse tot de implementatiebegeleiding, uit te voeren. We hopen dat dit tot een stijgende werving zal leiden.
Dat is de stand van zaken. De intermediaire fase is afgerond en we houden ons nu rechtstreeks met de informatiesessies bezig.
De tweede vraag van de heer Sabbe heeft betrekking op de communicatie. Ik heb dat allemaal opgelijst. Voor de mediacommunicatie hebben we in 224.000 euro voorzien. Ik heb een lijst met de kranten waarin dit is verschenen en dergelijke en van de organisaties, zoals Voka, UNIZO en de Kamers van Koophandel, waaraan de folders zijn gegeven. Ik zal die informatie aan de heer Sabbe overmaken.
In overleg en samenwerking met het comité preventief bedrijfsbeleid is het initiatief genomen in april 2010 nog vier informatiesessies met bedrijfsorganisaties en lokale besturen te organiseren. Die sessies vinden plaats op 19 april 2010 in Vlaams-Brabant, op 20 april 2010 in Oost-Vlaanderen, op 26 april in Antwerpen en op 27 april in Limburg. (Opmerkingen van de heer Ivan Sabbe)
Het gaat om bedrijfsorganisaties, zoals Voka en UNIZO, en om de lokale besturen. Hierdoor krijgen we inzake deelnemers en efficiëntie een maximaal rendement.
De voorzitter heeft in feite ook naar de derde vraag van de heer Sabbe verwezen. Op 25 mei 2009 is het comité preventief bedrijfsbeleid geïnstalleerd. Toen al is verwezen naar de complementariteit tussen de wet betreffende de continuïteit van ondernemingen en het vierstappenplan van de Vlaamse overheid inzake het preventief bedrijfsbeleid. Wie over overeenstemming wil spreken, moet zich bewust zijn van een aantal actuele randvoorwaarden voor de toepasbaarheid van het preventief bedrijfsbeleid. De vorige Vlaamse Regering heeft dit opgezet. We moeten dit onverkort doortrekken. Het lijkt me te vroeg om al concrete resultaten of cijfers te geven.
Hoewel de finaliteit in het verleden anders was, blijft het belangrijk om wat met De Clerck 2 is overeengekomen onverkort voort te zetten. Zodra informatie over de stappen beschikbaar is, zal ik die graag overmaken.
De voorzitter : De heer Sabbe heeft het woord.
De heer Ivan Sabbe : Minister-president, hebt u zicht op het aantal bedrijven dat deze regeling heeft gebruikt?
Minister-president Kris Peeters : In de eerste fase gaat het om negentien bedrijven.
De heer Ivan Sabbe : Ik vind dat eigenlijk niet veel.
Minister-president Kris Peeters : De rechtstreekse informatieverstrekking ten aanzien van de bedrijfsleiders is volop ontplooid. Ten aanzien van de intermediairen en de kredietverschaffers is dit in februari 2010 al voltooid. Hoe meer bedrijven dit systeem gebruiken, hoe slechter de situatie is. Daar moeten we ook rekening mee houden. We hebben hier veel energie en middelen in gestoken. Ik ga er dan ook van uit dat het aantal enkel kan toenemen.
De heer Ivan Sabbe : We zitten met 7000 tot 9000 faillissementen per jaar. In een goed jaar zijn er dat misschien eens 6000. Nu gaat het dus om een hoog aantal. Het schommelt toch altijd rond dat getal. In een topjaar zijn het er misschien maar 5000 of 6000. Dat betekent dat je met zulke maatregelen toch probeert om voor 10 percent van de mensen die failliet kunnen gaan, een preventief beleid te voeren. We moeten toch eens onderzoeken hoe het komt dat dit niet sneller penetreert.
Minister-president Kris Peeters : Ik denk dat het daar nog te vroeg voor is.
De heer Ivan Sabbe : De kredietinstellingen, KBC en PNB Paribas, zijn intussen ook allemaal betrokken bij die campagne?
Minister-president Kris Peeters : Ja.
De voorzitter : Het incident is gesloten.