Commissie voor Economie, Economisch Overheidsinstrumentarium, Innovatie, Wetenschapsbeleid, Werk en Sociale Economie
Vergadering van 03/02/2010
Interpellatie van de heer Frank Creyelman tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid, over het ondersteuningsbeleid van de Vlaamse overheid ten aanzien van ondernemers en zelfstandigen in moeilijkheden
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Minister-president, collegas, uit een persbericht van UNIZO konden we onlangs vernemen dat in december 2009 50 percent meer ondernemers hulp heeft gezocht bij Tussenstap dan in november van hetzelfde jaar. November 2009 was bovendien ook al een recordmaand. Tussenstap is een organisatie die gefailleerden en ondernemers in moeilijkheden begeleidt. Het is een initiatief van UNIZO samen met het sociaal verzekeringsfonds Zenitor.
Afgelopen maand belden bijna 100 ondernemers in grote problemen de organisatie op. In heel het jaar 2009 belden 647 ondernemers naar Tussenstap, bijna 400 meer dan in 2008. UNIZO verwacht dat de voorspelde stijging van het aantal faillissementen het aantal hulpvragen dit jaar verder zal doen stijgen omdat in 2009 de crisis de financiële buffers van veel Vlaamse kmos aanzienlijk heeft verminderd. Voor tienduizenden Vlaamse kmos wordt 2010 het jaar van de waarheid.
Minister-president, in de beleidsnota Economie 2009-2014 zegt u dat u het uitermate belangrijk vindt om aandacht te schenken aan ondernemers in moeilijkheden en hen actief te ondersteunen. Het Vlaams regeerakkoord stelt dan ook dat de Vlaamse Regering een beleid zal voeren dat een antwoord biedt aan de problematiek van de ondernemers in moeilijkheden ten gevolge van een faillissement en armoede bij zelfstandigen.
De crisis is al een jaar aan de gang. Ik had twee vragen ingediend waarvan een door een actie deels gedateerd is. Die vraag was welke concrete maatregelen u al had genomen om ondernemers in moeilijkheden bij te staan. Intussen hebt u 200.000 euro extra uitgetrokken voor Tussenstap. Ik juich dat toe, maar ik vraag me wel af of het voldoende zal zijn, zeker gezien de toch wel alarmerende cijfers.
Overweegt de Vlaamse Regering bijkomende maatregelen ten gunste van de gefailleerde zelfstandigen, bovenop de maatregelen die ook al worden genomen door de federale overheid? U spreekt in uw persbericht over structurele subsidiëring. Waar mogen wij ons aan verwachten in dit verband?
Verder noemt u in uw beleidsnota de openstelling van het Sociaal Interventiefonds (SIF) voor de doelgroep van de zelfstandige ondernemers een belangrijke stap in het beleid, maar stelt u tegelijkertijd vast dat gefailleerde zelfstandigen de weg naar het SIF niet vinden. U stelt een evaluatie voor om te kijken welke bijsturingen noodzakelijk zijn. Los van het feit dat ook dit rijkelijk laat werd vastgesteld, zou ik willen weten wanneer die aangekondigde evaluatie van start gaat en wanneer wij daar de resultaten mogen van verwachten.
De Vlaamse overheid zou ook onmiddellijk stappen ondernemen om op een efficiënte wijze een dienstverlening te organiseren die tegemoet komt aan de belangrijkste noden van de ondernemers in moeilijkheden. Het Agentschap Ondernemen zou aan organisaties die al ervaring hebben met dergelijke specifieke dienstverlening ondersteuning kunnen geven. Aangezien onmiddellijk niet hetzelfde betekent als onverwijld, zou ik willen weten hoever het daarmee staat.
Als we de beleidsnota Economie verder doornemen, dan zien we dat de regering het aantal faillissementen wil verminderen door de problemen van de bedrijven op tijd te herkennen. Er wordt gepleit voor een preventief bedrijfsbeleid. Zonder me daar laatdunkend over te willen uitspreken, lijkt dit me vrij nutteloos aangezien we volop in die crisis zitten. Dit is veel te laat en kan enkel op langere termijn een nuttig instrument worden om onze bedrijven te helpen.
Een zelftest en een ondernemingsscan naar de financiële gezondheid van de ondernemingen aanbieden is goed, maar toch wel wat weinig. Het toppunt is dat u, indien wordt vastgesteld dat de financiële draagkracht van de onderneming te ver is aangetast, verwijst naar instrumenten die zitten in de nieuwe federale wet op de continuïteit van de ondernemingen. Met andere woorden, Vlaanderen kan niets doen en is volledig afhankelijk van de federale goodwill ter zake. Een beter bewijs dat de Belgische staatsstructuur nefast is voor de Vlaamse welvaart, werkgelegenheid en economie is bijna niet denkbaar.
Minister-president, welke concrete maatregelen, los van die 200.000 euro extra voor Tussenstap, hebt u al genomen om ondernemers in moeilijkheden bij te staan?
Overweegt de Vlaamse Regering bijkomende maatregelen ten gunste van gefailleerde zelfstandigen bovenop de maatregelen die de federale overheid al heeft genomen? Wat is de aard van de structurele subsidiëring die zal volgen? Waar mogen we ons aan verwachten?
Hoe ver staat het met de organisatie van de dienstverlening aan zelfstandigen in moeilijkheden? Wanneer mogen we de evaluatie van het SIF verwachten?
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Minister-president, u kent mijn gevoeligheid voor wat de problematiek van vooral de kleine zelfstandigen en ondernemers betreft. Ik heb het dan vooral over de armoede en over het preventief beleid bij deze mensen.
Het is economische crisis voor iedereen. Gelukkig zijn er heel wat opvangmogelijkheden voor de werkzoekenden, werknemers, arbeiders en bedienden. Daar moet veel aandacht aan worden besteed. We mogen echter ook de ondernemer as such niet in de kou laten staan.
Via het economisch overheidsinstrumentarium beschikken we over een aantal goede instrumenten om maatregelen te nemen die het bedrijfsbeleid preventief en eventueel curatief, achteraf, kunnen benaderen.
Het imago van de succesvolle zakenman dat hem soms belemmert om tijdig ook voor de persoon van de ondernemer zelf hulp te vragen, kan soms leiden tot dramatische beslissingen. Er wordt al eens gezegd dat ze geld genoeg hebben en voor zichzelf moeten zorgen. Van die uitspraken moeten we afstand nemen. Armoede en problemen doen zich immers ook voor bij zelfstandigen. We zouden geen goed beleid voeren indien we een deel van onze burgers in de kou zouden laten staan.
Ik heb u al eerder gevraagd om een goed instrument te ontwikkelen dat armoede bij zelfstandigen kan detecteren. Ik weet niet hoever we staan. U zei ook dat u het sociaal interventiefonds ging openstellen voor de ondernemer zelf, maar dit heeft meer betrekking op de loopbaanbegeleiding en niet zozeer op het psychologische welzijn van de ondernemer. We zien dat zij meer ondersteuning nodig hebben dan enkel maatregelen voor hun bedrijf. Zeer recent hadden we het verlies van een grote zakenman die de druk niet aankon. Het is voor iedereen crisis, zowel voor de werknemer als voor de werkgever.
U hebt in uw beleidsnota al een aanzet gegeven. Dat er ondertussen ook 200.000 euro is vrijgemaakt voor Tussenstap, is zeer goed. Het moet niet eenmalig blijven, en ik ben er ook van overtuigd dat het niet enkel bij Tussenstap moet blijven. Tussenstap is een vzw van UNIZO. Dat is voor beter georganiseerde ondernemers die zich kunnen engageren. Maar er zijn zoveel zelfstandigen die geen lid zijn van werkgeversorganisaties. Hoe kunnen we laagdrempelige opvang en ondersteuning aanbieden aan deze mensen? De oproep die wij hier lanceren om een tweede kans te bieden voor een ondernemer die gefailleerd is, komt niet uit het niets. Ik zag immers in de Small Business Act van 8 december 2008 dat de Europese Commissie de lidstaten heeft opgeroepen om wat dat betreft een aantal maatregelen te nemen.
Twee van die maatregelen zijn zeer concreet en kunnen door middel van een aantal beleidsmaatregelen zeer gemakkelijk worden gerealiseerd. De samenleving moet eerst en vooral begrip krijgen voor het feit dat ondernemers een nieuwe start moet worden gegund, bijvoorbeeld door middel van publieksvoorlichtingscampagnes. U hebt een aantal instrumenten om te zeggen dat iedereen het recht heeft op een tweede kans. Daarvoor moet bij het brede publiek een maatschappelijk draagvlak worden gecreëerd. Er moet ten tweede voor worden gezorgd dat herstarters op dezelfde wijze worden behandeld als starters, ook wat betreft de steunregelingen. Ik heb er geen zicht op hoe zij nu worden behandeld.
Die 200.000 euro is in deze moeilijke tijden een goed bedrag. Dat is een goed startschot. Maar hoe kunnen we die steun structureel verankeren? Dat moet niet alleen gebeuren via deze vzw, die echt goed werk verricht. Het moet ook nog laagdrempeliger om een nog breder publiek aan te spreken.
De voorzitter : Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters : Voorzitter, collegas, hier worden terecht vragen gesteld over hoe we in het ruimere kader van armoede een beleid moeten ontwikkelen. Ik heb in mijn vorig leven een aantal jaren in de depistagedienst gezeten, de dienst Handelsonderzoek van de rechtbank van koophandel in Antwerpen. Ik heb toen in heel wat OCMWs gesprekken gevoerd. Die toestand komt nu, door de crisis, spijtig genoeg opnieuw zeer prominent naar boven. Het is juist dat we daar maatregelen moeten treffen. Met de maatregelen die al genomen zijn, is natuurlijk de kous niet af. Wij zullen constant moeten bekijken welke bijkomende maatregelen moeten worden genomen, welke bijsturingen er moeten gebeuren, enzovoort.
Mijnheer Creyelman, uw eerste vraag is intussen beantwoord. Ik weet niet van wanneer uw interpellatie dateert. Als u graag die verdienste op uw hoed wilt, mij geen probleem. Op 18 december 2009 hebben we aan de vzw Zenitor een werkingsubsidie van 199.316 euro voor 2010 en 2011 toegekend voor de uitbouw van het contact- en informatiepunt Tussenstap. Omdat hier meerdere keren een heel belangrijke organisatie is genoemd, UNIZO, merk ik voor alle duidelijkheid op dat het sociaal bureau Zenitor wat los staat van UNIZO. Iedereen kan daar een beroep op doen, ook wie geen lid is van UNIZO. Het zou sterk zijn mocht dat enkel voor UNIZO-leden zijn. De subsidie is voor 2 jaar toegekend. We zullen het moeten evalueren: zetten we dat voort, breiden we dat uit? Het is een eerste heel concrete stap, die is aangekondigd in de beleidsnota. Ik heb begrepen dat jullie deze stap toejuichen.
Vlaamse ondernemers in nood kunnen kosteloos een beroep doen op Tussenstap voor vragen in verband met: bedreigingen voor het voortbestaan van hun zaak; een gedwongen stopzetting van hun onderneming; knelpunten die specifiek zijn voor tweedekansondernemers. Zenitor zal een oplossing voor de hulpvragers trachten te vinden door het verstrekken van eerstelijnsadvies en -informatie. Zenitor maakt hiervoor gebruik van vrijwilligers die vaak zelf een faillissement achter de rug hebben en dus goed kunnen inschatten waaraan de ondernemer nood heeft en wat hij op dat moment aankan. Al te vaak wordt uit het oog verloren dat de zakelijke moeilijkheden ook veel druk kunnen zetten op het privéleven van de ondernemer. Zo nodig zal Tussenstap advies inwinnen bij gespecialiseerde professionals. Mevrouw Turan, daar is dus ook aan gedacht. Zenitor zal ook evalueren of zelfhulpgroepen een bijkomende meerwaarde kunnen betekenen voor ondernemers in nood. Hiertoe zal een eerste zelfhulpgroep worden opgericht. Ook daar is dus de nodige actie ondernomen.
Ten slotte wil Zenitor via het informeren van welzijnswerkers zoals OCMWs en andere de hulpverlening aan de ondernemers verbeteren. De welzijnswerkers worden slechts in geringe mate met armoedesituaties van ondernemers geconfronteerd waardoor ze onvoldoende kennis hebben en kennis opbouwen over deze problematiek. Door de hulpverleners en adviesverstrekkers te ondersteunen met opleidingen en persoonlijke adviezen wilde Zenitor hieraan iets verhelpen. Hierdoor zal de hoeveelheid aan capaciteit voor de opvang van gefailleerden en ondernemers in moeilijkheden ook verder worden ontwikkeld. Na afloop van 2 jaar financiële ondersteuning zal worden onderzocht of de tot dan opgebouwde capaciteit voldoende is en of er eventueel bijkomende maatregelen moeten worden uitgewerkt. Met dit initiatief zijn heel wat vragen beantwoord. Dat moet in de realiteit tijdens de volgende twee jaar ook zichtbaar worden.
Het is ook mogelijk dat het preventief beleidsbeleid waar u naar verwijst voor sommige bedrijven op dit moment geen uitweg biedt. Preventie blijft preventie. Als men in de problemen zit, kan men niet spreken van preventie. Toch kan het preventief bedrijfsbeleid bijzonder nuttig zijn, ook in deze moeilijke tijden, maar dan wel voor de doelgroep waarop het in eerste instantie gericht is, namelijk de ondernemingen waarvan de financiële draagkracht nog niet te ver is aangetast zodat een doorstart mogelijk is.
We hebben gesproken over de ondernemingen in de knipperlichtzone. Daar kunnen de grote problemen worden voorkomen. Ingeval de financiële draagkracht te ver is aangetast, wordt de ondernemer in eerste instantie inderdaad gewezen op de mogelijkheden binnen de wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen. De faillissementswetgeving is nog altijd een federale bevoegdheid. U hebt gelijk. Dat moet de Vlaamse overheid echter niet beletten om de ondernemers te informeren over de mogelijkheden die de federale wetgever met deze wet heeft voorzien.
De wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen vervangt de wet op het gerechtelijk akkoord en omvat enkele nieuwe mogelijkheden. Zo kan een ondernemingsbemiddelaar ingeschakeld worden als tussenpersoon tussen schuldeisers en schuldenaar. Daarnaast is ook een buitengerechtelijk minnelijk akkoord mogelijk, waarbij de onderneming buiten elke gerechtelijke procedure om, met enkele schuldeisers een akkoord kan afsluiten zonder dat de andere schuldeisers daarbij betrokken worden.
Voorts is steun aan ondernemingen in moeilijkheden enkel mogelijk op basis van de communautaire richtsnoeren betreffende de reddings- en herstructureringssteun. Dit veronderstelt de aanmelding van de steun bij en goedkeuring door de Europese Commissie alvorens de steun ten uitvoer kan worden gelegd. Vandaag kan de Vlaamse overheid dus aan de ondernemingen in moeilijkheden waarvan de financiële draagkracht ernstig is aangetast, niet de steun bieden die wel van toepassing is voor de ondernemingen die wel in aanmerking komen voor het preventieve bedrijfsbeleid.
Het opgezette systeem binnen het preventief bedrijfsbeleid zit volop in de aanloopfase en raakt stilaan meer en meer bekend bij de ondernemingen. Het is de ambitie om met deze aanpak jaarlijks 500 ondernemingen te helpen en dus een mogelijk faillissement af te wenden.
In de eerste week van februari 2010 start als onderdeel van de opgezette communicatiecampagne rond preventief bedrijfsbeleid een gerichte mailing naar de intermediairen en de ondernemers in Vlaanderen. Aan de intermediaire organisaties, ondernemersorganisaties, economische vrije beroepen en banken wordt promotiemateriaal rond het preventief bedrijfsbeleid van de Vlaamse overheid ter beschikking gesteld. Binnen deze communicatiecampagne wordt momenteel eveneens een reeks roadshows in Vlaanderen op punt gesteld rond de beschikbare financiële instrumenten binnen de Vlaamse overheid, in samenwerking met de ondernemingsorganisaties en de lokale besturen. Deze roadshows zullen plaatsvinden in de maanden maart en april 2010.
U verwees ook naar het werkgelegenheids- en investeringsplan (WIP). In het WIP zijn er wel degelijk concrete beleidsengagementen genomen om ondernemers in faling daadwerkelijk te assisteren. Momenteel werkt de VDAB samen met SYNTRA Vlaanderen en andere partnerorganisaties aan een sluitende aanpak voor gefailleerden. Deze trajectmatige aanpak zal de gefailleerde toelaten om via bepaalde stappen een loopbaantransitie te maken, zij het naar het statuut van werknemer, zij het opnieuw naar het statuut van zelfstandige.
De verdere uitwerking van dit maatgericht traject wordt momenteel zeer strikt opgevolgd door het VESOC en zal in de loop van februari voor bespreking aan de sociale partners worden voorgelegd.
Uiteraard kan een ondernemer in faling een beroep doen op de reguliere basisdienstverlening van de VDAB en gebruik maken van het aanbod zoals het opmaken van een dossier, CV, informatie over vacatures, het verkrijgen van algemene informatie, oriëntatie, begeleiding en opleiding.
Het Sociaal Interventiefonds is inderdaad een belangrijke stap in de begeleiding van de ondernemer in kwestie. Deze mogelijkheid is intussen gekend door de curatoren die een aanvraag tot outplacement kunnen indienen bij het Sociaal Interventiefonds. Indien blijkt dat er één maand na het faillissementsdossier geen dossier is ingediend, kan de VDAB ambtshalve een dossier opstarten. De VDAB schrijft daartoe de curatoren aan voor zover het faillissement door de VDAB is gecapteerd. Het bestaan van deze mogelijkheid is door de VDAB aan de curatoren gecommuniceerd en is meegenomen in de voor curatoren voorziene opleidingen. Ook de sociale-interventieadviseurs en de outplacementkantoren kennen deze toepassing.
Het Sociaal Interventiefonds is pas sinds 1 maart 2009 ondergebracht bij de VDAB. De raad van bestuur van de VDAB heeft in januari 2010 de opdracht gegeven om de werking ervan te optimaliseren en ervaren knelpunten weg te werken. De uitvoering van deze opdracht is intussen opgestart. Dit zal aanleiding geven tot een aantal voorstellen tot optimalisatie en besluitswijzigingen, waar onder andere ook de aanpassing van de begeleidingsmogelijkheden voor zelfstandig ondernemers in faling onder zal vallen.
Ik heb al verklaard dat deze en de andere acties die ik daarnet heb toegelicht spijtig genoeg geen volledig antwoord vormen op de falingen die op ons afkomen. Ik wil met dit antwoord aantonen dat we het probleem zeer ernstig nemen en snel tot de uitvoering van het aangekondigde zijn overgegaan. Hiermee gaan we in op de vragen die op het terrein leven en die door de heer Creyelman zijn gesteld.
De voorzitter : De heer Creyelman heeft het woord.
De heer Frank Creyelman : Ik dank de minister-president voor zijn antwoord. Het beleid bevat een aantal positieve initiatieven. Die initiatieven worden uitgewerkt of bevinden zich in de pijplijn. Wat ons momenteel zorgen baart, zijn niet enkel de problemen die ondernemingen ten gevolge van de economische crisis ondervinden. Het gaat ook om de weerslag op starters en op nieuwe ondernemingen. Als we de ondernemingen die zich nu in moeilijkheden bevinden of die reeds failliet zijn nu in de steek zouden laten, zou dit ook op langere termijn gevolgen hebben. Steeds minder mensen zouden het lef en de durf hebben om een nieuwe onderneming op te starten. Dit zou gevolgen hebben voor de werkgelegenheid en voor de welvaart in het algemeen.
Wat startende ondernemingen betreft, bengelt Vlaanderen nu al aan de staart. We mogen zeker niet bij de pakken blijven neerzitten. De combinatie van een daling van het aantal starters, een stijging van het aantal faillissementen kan nog eens worden gekoppeld aan een aantal handicaps waar Vlaanderen momenteel mee zit. Ik denk dan onder meer aan de reglementitis, aan de mobiliteitsproblemen, aan de foute diplomas en aan de loonkost. Als we de globale verarming, die we sinds de financiële crisis allemaal hebben gevoeld, hier nog bijtellen, zou deze mix op lange termijn dodelijk kunnen blijken voor onze welvaart.
Het blijft hemeltergend dat de Vlamingen op allerlei vlakken op de goodwill van de ambetante Belgische schoonmoeder moeten rekenen. Daar zouden we op relatief korte termijn komaf mee moeten kunnen maken.
Minister-president, het is een goede zaak dat u met betrekking tot de steun aan ondernemingen in moeilijkheden een tandje bijsteekt. Wat dit betreft, kunt u steeds op onze steun rekenen.
De voorzitter : Mevrouw Turan heeft het woord.
Mevrouw Güler Turan : Ik heb eigenlijk geen antwoord gekregen op mijn vraag over het voorstel van de Europese Commissie. De Small Business Act bevat twee concrete voorstellen om een maatschappelijk draagvlak te creëren. Het gaat om het tweedekansondernemen en om de gelijke behandeling van herstartende en nieuwe starters. Indien de minister-president die vragen niet onmiddellijk kan beantwoorden, ben ik bereid ze tegen volgende week wat uitgebreider te formuleren.
Minister-president Kris Peeters : Ik dacht dat ik de eerste vraag van mevrouw Turan al had beantwoord. Ik heb verwezen naar de communicatie en naar de roadshow ten aanzien van de intermediairen. Het is de bedoeling op deze manier het maatschappelijk draagvlak te vergroten en te verstevigen. Indien zou blijken dat dit niet lukt, moeten we bijkomende acties nemen.
Ik heb daarnet ook naar de herstarters verwezen. Herstarten is mogelijk. Mevrouw Turan heeft concreet gevraagd of een herstarter van alle steunmaatregelen kan genieten of, indien dit niet het geval zou zijn, van welke steunmaatregelen hij dan niet meer kan genieten. Indien de voorzitter hiermee akkoord kan gaan, zal ik die informatie laten opvragen en bezorgen. We moeten maximaal voor ondersteuning van herstarters zorgen. Ik weet niet uit het hoofd van welke steunmaatregelen mensen die binnen een bepaalde periode herstarten niet kunnen genieten.
Met redenen omklede motie
De voorzitter : Door de heer Creyelman werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.