Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 02/04/2009
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over noodhulp voor Namibië
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, we hebben elkaar al een paar keer gesproken over noodhulp, onder meer over noodhulp voor Congo. Uw reactie, waarvoor ik enig begrip heb, is dan vaak om te stellen dat het niet is omdat we niet meteen iets van u horen, dat u daar niet mee bezig bent.
Minister-president Kris Peeters: Dat is ook nu het geval.
De heer Piet De Bruyn: Dat hoopte ik al. Daarom wilde ik u daar ook geen actuele vraag over stellen, ik wilde dit houden voor een vraag om uitleg. Het thema is daarom uiteraard niet minder belangrijk en niet minder dwingend.
U kent waarschijnlijk de situatie wel. In zuidwestelijk Afrika staan momenteel grote delen van Namibië, maar ook van Zambia en Angola onder water, na de voor de regio ongewoon hevige regenval, die nu al meerdere weken duurt. Het resultaat is dat de rivier Zambezi ver buiten zijn oevers is getreden, met alle gevolgen van dien, zoals het feit dat mensen hun vaste woonplaats hebben moeten verlaten. Ook hebben mensen hun landbouw- en weidegronden verloren. Ook heeft dit een aanzienlijk aantal verdrinkingsdoden - en het zijn er hoe dan ook altijd te veel - tot gevolg gehad. De Namibische president heeft ondertussen trouwens ook al de noodtoestand uitgeroepen, en hij heeft de internationale gemeenschap om hulp gevraagd. Het Rode Kruis en de Verenigde Naties, en wellicht vergeet ik nog een aantal instanties, hebben zich ondertussen bij die vraag om hulp aangesloten.
Wie de voorbije weken onze Vlaamse kranten heeft bekeken, heeft daar eigenlijk nauwelijks iets over gelezen. Ik zeg ´nauwelijks´, want ondertussen is er toch al ergens een klein artikeltje verschenen, maar de media-aandacht blijft helaas heel beperkt. Dat betekent uiteraard niet dat Vlaanderen geen hulp zou kunnen bieden en geen steun zou kunnen betekenen voor het land in kwestie, dat het nu toch wel bijzonder moeilijk heeft. Integendeel, net nu kan Vlaanderen, door het feit dat we heel flexibel en snel hulp kunnen inzetten en vrijmaken, zeker een bijdrage leveren. De piek van de regenval mag dan misschien wel al voorbij zijn, het regenseizoen op zich duurt nog wel een aantal weken. Er valt dan ook niet meteen veel beterschap te verwachten. Zoals vaak bij dergelijke overstromingen, wordt ook gevreesd dat allerlei ziekten, waarvan cholera misschien wel de belangrijkste of de meeste gevaarlijke is, zouden kunnen volgen.
Mijnheer de minister-president, bent u op de hoogte van de situatie zoals ik die zonet heb geschetst? Zal en kan de Vlaamse Regering, in de lijn van eerdere beslissingen die zijn genomen om noodhulp te verlenen, nu ook in Namibië haar diensten aanbieden? Waaruit kan dat dan bestaan? Gaat het over financiële noodhulp, of kunnen er ook andere vormen van materiële noodhulp worden geboden?
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, mijnheer De Bruyn, op uw eerste vraag kan ik bevestigend antwoorden. Zoals u zelf stelde, hebben ook de media daar eveneens enige informatie over gegeven, zij het beperkt. We zijn dus wel degelijk op de hoogte.
Dan was er de vraag wat we doen. Het is belangrijk erop te wijzen dat de Vlaamse overheid slechts iets kan doen als er een concrete vraag om noodhulp wordt gesteld. Pas op 27 maart jongstleden heeft het Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking een aanvraag tot projectsteun gekregen van Rode Kruis Vlaanderen. Dat is dus niet vroeger gebeurd. We konden vanzelfsprekend niet antwoorden op de vraag zolang die niet was ingediend.
Het doel van de operatie van het Rode Kruis is het ondersteunen van ongeveer 4000 gezinnen, wat neerkomt op ongeveer 20.000 personen, door de aankoop en verdeling van noodhulpgoederen, zoals tenten, plastic dekzeilen, dekens, muskietennetten, waterzuiveringstabletten en zeep. Met het oog op gezondheidspromotie en -voorlichting zullen de vrijwilligers van het Rode Kruis bovendien worden ingezet in informatiecampagnes ter bestrijding van ziekten die worden overgedragen door vervuild water en een gebrekkige hygiëne. U hebt ook al verwezen naar de ernstige gezondheidssituatie.
Ik heb dat voorstel bekeken en heb beslist een subsidie van 100.000 euro te geven, vooral om de dringende noden in Noord- en Noordoost-Namibië te helpen lenigen. Zoals altijd is die noodhulp natuurlijk beperkt qua tijd, ruimte en omvang. Dat staat trouwens ook zo in mijn beleidsnota.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de minister-president, ik ben uiteraard blij te horen dat er 100.000 euro voor noodhulp wordt uitgetrokken. U hebt ook opgesomd wat daar concreet mee kan worden gedaan.
U zegt dat u pas kan optreden als de vraag concreet is geworden. Al voor 27 maart heeft het Internationale Rode Kruis laten weten dat dit een humanitaire ramp is en dat er hulp nodig is. In welke mate is het dan mogelijk om zulks, via de contactpunten die u hebt, proactief te bekijken? Vlaanderen is toch aanwezig in die regio. Kan daar een rol voor ons zijn weggelegd? Moeten wij zo nodig wachten? Kunnen uw diensten daar niet wat proactiever optreden?
Minister-president Kris Peeters: Hier is wel degelijk ad rem opgetreden. Het Rode Kruis is immers heel goed geplaatst om zo snel mogelijk een concrete vraag te formuleren. Dat heeft die organisatie ook gedaan. Het toewijzen van die 100.000 euro is ook al behoorlijk snel gebeurd, aangezien de vraag pas dateert van 27 maart 2009. Natuurlijk volgen we de situatie van zeer nabij en bekijken we welke initiatieven we kunnen of moeten nemen.
Het belangrijkste is hoe dan ook dat we die beslissing hebben genomen. Ik ben niet iemand die dat dan meteen aankondigt in de media. Zeker in deze bijna pre-electorale tijden moeten we daar voorzichtig mee zijn. Dat zou immers zeer goedkope en mijns inziens volledig misplaatste communicatie zijn. We doen echter wel degelijk wat we moeten doen. Ik ga ervan uit dat u dat alles ook van zeer nabij volgt. Mochten er nog bijkomende initiatieven komen, dan zullen we daar zelf ook zeer alert op inspelen. Mocht u over deze kwestie later zelf ook nog bijkomende vragen stellen, dan zullen we die vanzelfsprekend ook graag beantwoorden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.