Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media Vergadering van 26/03/2009
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de Europese regels inzake staatssteun aan openbare omroepen
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, wij vernamen via een aantal gespecialiseerde media dat de Europese Commissie momenteel werkt aan een verfijning van de regels inzake staatssteun aan radio-omroepen, meer bepaald inzake het gebruik van publieke fondsen voor de ontwikkeling van digitale en internetdiensten. Bedoeling is de vrije concurrentie niet in het gedrang te laten komen. Vorige week donderdagnamiddag was dat op de Staten-Generaal van de Media in de werkgroep radio en televisie ook een van de grote bekommernissen.
Vertegenwoordigers van verschillende Europese mediaorganisaties hebben enkele weken geleden de koppen bij elkaar gestoken om het verzet te organiseren tegen de EU-lidstaten die niet willen weten van een verfijning van de Europese regels voor staatssteun aan de openbare omroepen. De huidige regelgeving zorgt ervoor dat subsidies naar de ontwikkeling van digitale en internetactiviteiten vloeien, wat, zo menen zij, een vorm van oneerlijke concurrentie zou kunnen zijn. Europese kranten- en tijdschriftenuitgevers en uitgevers van commerciële radio- en televisieomroepen vragen duidelijke Europese regels. Concreet willen ze vermijden dat openbare omroepen zonder enige beperking en zonder transparantie belastinggeld gebruiken om digitale diensten aan te bieden. Dit in een bepaald kader onderbrengen zal voor het volgende regeerakkoord de grootste uitdaging zijn.
"Deze overheidssteun is slechts gerechtvaardigd als ze bestemd is voor activiteiten die zonder die steun niet zouden kunnen bestaan. Wordt ze voor andere doeleinden gebruikt, dan kunnen de privéomroepen niet meer concurreren." Dat zegt Tobias Schmid, vicevoorzitter van de Duitse vereniging van commerciële radio- en tv-omroepen. "De commerciële inkomsten op het internet zijn al mager, hoewel ze toch groeien", zegt Angela Wade, voorzitster van de European Publishers Council (EPC). "Als deze inkomsten nu nog eens onder de openbare omroepen worden verdeeld, wordt het voor de commerciële jongens onmogelijk stand te houden op de markt."
Volgens de uitgevers en de commerciële omroepen oefenen de lidstaten van de EU evenwel zware druk uit op de Europese Commissie om de regels, die dateren van 2001, ongewijzigd te laten. In 2001 was er nog een ander medialandschap. Ondertussen hebben we de hele digitale ontwikkeling meegemaakt. Het is belangrijk hier te benadrukken dat er op 5 maart 2009 een hoorzitting werd georganiseerd in het Europees Parlement. Uitgevers en commerciële media hebben er hun standpunt medegedeeld aan de Europese volksvertegenwoordigers. Het zou interessant zijn om vanuit onze regio via de federale staat inzicht te krijgen in een tussentijdse stand van zaken en in ieders standpunten.
Worden de lidstaten en de regio's betrokken bij de voorbereiding van deze nieuwe EU-regelgeving inzake staatssteun aan openbare omroepen? Zo ja, op welke manier en wat is het standpunt van onze regering? Zo neen, waarom niet en hoe zult u, mijnheer de minister-president, het standpunt van de Vlaamse Regering inbrengen in de Europese besluitvorming?
Dat waren, mijnheer de voorzitter, een drietal kleine vragen met betrekking tot deze belangrijke toekomstgerichte problematiek.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega, ik neem eerst een kleine aanloop alvorens de drie vragen te beantwoorden.
De regels inzake staatssteun voor openbare omroepen dateren van 2001. Collega, wij hebben het daarover al gehad. Daar werd voor het eerst een kader uitgetekend voor de overheidsfinanciering van openbare omroepen. De mededeling van de Europese Commissie betreffende de toepassing van die regels, de Omroepmededeling, vormde voor de Europese Commissie de basis voor het ontwikkelen van een aanzienlijke beschikkingspraktijk op dit gebied. Sinds 2001 zijn er meer dan twintig beschikkingen of besluiten goedgekeurd betreffende de financiering van openbare omroepen, waaronder de VRT.
Inmiddels zijn de omroep- en de audiovisuele markten door technologische veranderingen ingrijpend gewijzigd. Wij hebben het bij de bespreking van het Mediadecreet gehad over digitale televisie, IPTV, mobiele televisie, video on demand - om maar enkele innovaties te noemen. Er hebben zich ook belangrijke juridische ontwikkelingen met een impact op de omroepsector voorgedaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de richtlijn Audiovisuele Mediadiensten.
Volgens de Europese Commissie maakten deze veranderingen en ontwikkelingen een herziening van de Omroepmededeling noodzakelijk. In het actieplan Staatssteun van 2005 kondigde de Europese Commissie aan dat zij de Omroepmededeling zou herzien. Met name de ontwikkeling van nieuwe digitale technologieën en internetgebaseerde diensten heeft nieuwe vragen doen rijzen in verband met, bijvoorbeeld, de omvang van de publieke-omroepactiviteiten.
Mijnheer Decaluwe, wij hebben daar in deze commissie ook al over gesproken naar aanleiding van uw interpellatie op 9 oktober 2008.
U vraagt naar de stand van zaken. Tussen 10 januari en 10 maart 2008 organiseerde de Europese Commissie de publieke raadpleging waarnaar u verwijst over de vraag of de Omroepmededeling van 2001 moest worden herzien. Voor deze raadpleging werd gebruikgemaakt van een veertigtal gedetailleerde vragen, waarbij stakeholders werden verzocht opmerkingen te maken over bepaalde voorstellen om de bestaande mededeling te verbeteren en te actualiseren. De Commissie ontving antwoorden van 141 partijen, waaronder de Vlaamse Gemeenschap.
Op 4 november 2008 publiceerde de Europese Commissie een ontwerpmededeling over de toepassing, maar dat weet u ook. De Commissie ontving opmerkingen van 94 partijen, waaronder ook de Vlaamse Gemeenschap. De antwoorden van de Vlaamse Gemeenschap op de publieke raadpleging van de Europese Commissie en de opmerkingen van de Vlaamse Gemeenschap op het ontwerp van herziening van die Omroepmededeling zijn ingegeven door een aantal principes.
Het is om te beginnen helemaal niet nodig om de huidige mededeling over de financiering van de openbare omroepen te herzien. De huidige Omroepmededeling is opgesteld in relatief algemene termen. Dat heeft als voordeel dat de Commissie haar beschikkingspraktijk kan afstemmen op de concrete situatie in de betrokken lidstaat. Die flexibiliteit moet behouden blijven. Verder is het essentieel dat de lidstaten ook in de toekomst de bevoegdheden behouden die ze toegekend hebben gekregen in het Protocol van Amsterdam. We hebben het daar ook nog over gehad. De omschrijving en toewijzing van de opdracht van de openbare omroep zijn een taak en een zaak van de lidstaten, net als het toezicht op die opdracht. Elke lidstaat moet ook vrij kunnen beslissen over de financiering van zijn openbare omroep. Dat vloeit volgens ons voort uit het subsidiariteitsprincipe. Ook heeft de financiering van de openbare omroep onvermijdelijk een zekere impact op de mededinging. Dat moet uiteraard worden aanvaard, zolang het gemeenschapsbelang niet wordt geschaad. Dat wordt uitdrukkelijk bevestigd in het Protocol van Amsterdam. Openbare omroepen, ten slotte, worden geconfronteerd met belangrijke nieuwe uitdagingen, en moeten daarop kunnen inspelen om hun opdracht doeltreffend te kunnen blijven uitvoeren.
De antwoorden en de opmerkingen van de Vlaamse Gemeenschap kunnen nog steeds worden geraadpleegd op de website van het Directoraat-Generaal Mededinging van de Europese Commissie. Ik heb de volledige verwijzing ernaar opgenomen in mijn schriftelijk antwoord. Dat is dus de stand van zaken op basis van die vier principes. We zijn daarbij betrokken, zoals is gebleken. We blijven dat van zeer nabij volgen.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor die stand van zaken. Wij zullen dat ook blijven volgen, mee met het oog op een toekomstig regeerakkoord.
De voorzitter: Het incident is gesloten.