Commissie voor Binnenlandse Aangelegenheden, Bestuurszaken, Institutionele en Bestuurlijke Hervorming en Decreetsevaluatie Vergadering van 13/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het rapport ´(on)Zichtbaar holebi´ van de dienst Emancipatiezaken
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, in mei van vorig jaar stelde ik aan uw voorganger, in het kader van zijn bevoegdheid Bestuurszaken, vragen over het welbevinden van holebi´s binnen de Vlaamse overheid als werkgever. De concrete aanleiding voor die vraag was het rapport dat werd voorgesteld op initiatie van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding. Dat rapport focuste onder andere op de federale overheid als werkgever. Het resultaat was toch wel verontrustend, vooral wat betreft het holebi-onvriendelijke karakter van de federale overheid.
Uit het antwoord van de minister bleek dat er geen relevante gegevens waren voor de Vlaamse overheid. Hij was dan ook bereid om aan de opdrachthouder Emancipatiezaken te vragen of er nood was aan een dergelijke studie. De Dienst Emancipatiezaken bestelde een rapport. Dat werd op 16 december 2008 voorgesteld.
Uit het rapport leren we dat een grote meerderheid van de personeelsleden die aan het onderzoek hebben deelgenomen, voorstander is van een grote openheid over de seksuele geaardheid van en onder collega´s. Dat is zeer positief. Dezelfde grote meerderheid bevestigt dat de vaststelling van het onderzoek van Vincke met betrekking tot de federale overheid waarnaar ik daarnet verwees, ook geldt voor de Vlaamse overheid, namelijk dat heel wat holebiwerknemers ervoor kiezen om hun geaardheid pas na een zekere periode kenbaar te maken. Dat is uiteraard hun volste recht.
Helaas blijkt dat er binnen de Vlaamse administratie nogal wat negatieve vaststellingen worden gemaakt wat betreft collega´s-werknemers van de Vlaamse overheid die zich uiten als zijnde holebi. Dat is verrassend, althans voor mij. De homonegativiteit lijkt daarbij iets groter bij jongere dan bij oudere werknemers.
Ik zal hier niet alle conclusies van het rapport opsommen. We hebben er kennis van kunnen nemen door de publicatie maar ook door een reactie van de minister-president namens de Vlaamse Regering. Daaruit blijkt onder andere dat de thematiek zal worden toegevoegd aan het diversiteitsbeleid dat binnen de administratie van de Vlaamse overheid wordt gevoerd. Mijnheer de minister-president, u hebt ook aangegeven, onder andere in de uitvoering van een resolutie waarin we de Jogjakartaprincipes naar voren hebben geschoven, een aantal initiatieven te zullen nemen. Tegen die achtergrond wil ik een algemene vraag stellen.
We hebben kennis kunnen nemen van het rapport, dat vijftien aanbevelingen bevat. Mijnheer de minister-president, hebt u al zicht op die aanbevelingen en hoe evalueert u ze namens de regering?
Welke beleidsinitiatieven zult u nemen om die aanbevelingen, of toch alvast sommige ervan, te implementeren? Op welke termijn zal dit gebeuren? Zijn hiervoor de nodige budgettaire middelen beschikbaar?
Dan is er nog een expliciete vraag. De opdrachthouder Emancipatiezaken pleit voor een versterking van haar team met één medewerker om de nieuwe thematiek die aan haar opdracht werd toegevoegd naar behoren te kunnen uitvoeren. Kan daarop positief worden geantwoord?
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer De Bruyn, u hebt terecht verwezen naar het zeer degelijke rapport met betrekking tot de situatie van homo´s, lesbiennes en biseksuelen op de werkvloer van de Vlaamse overheid. Het is een gefundeerd en evenwichtig rapport. U hebt terecht aangehaald dat veel diensten deze zaken met een open cultuur aanpakken. Het is belangrijk dat wij dit onderstrepen. Op andere plaatsen in de organisatie heerst wel nog een sterke heteronormerende cultuur, zoals men dat mooi zegt. Die uit zich in verbale intimidaties, seksueel getinte scheldwoorden en andere negatieve reacties ten aanzien van holebicollega´s. De radio heeft daar toen ook verslag over uitgebracht. Ik wil daar, net zoals u, mijnheer De Bruyn, mijn schouders onder zetten en dit als Vlaamse overheid, die een heel belangrijke voorbeeldfunctie heeft en die als werkgever een heel belangrijke taak heeft, ernstig opnemen. Wij willen een integere werkgever zijn, die op geen enkel vlak discriminatie tolereert, zeker ook niet op dit vlak. Ik sluit mij aan bij wat u in uw vraagstelling heb onderstreept.
Begin december 2008 heeft de Vlaamse Regering, op mijn voorstel, het beleidsthema ´seksuele oriëntatie´ toegevoegd aan de taakstelling van de dienst Emancipatiezaken. Dat is al de uitvoering van de eerste beleidsaanbeveling van het rapport.
Door een aanpassing van het Vlaams Personeelsstatuut krijgen contractuele meemoeders binnenkort recht op het equivalent van tien dagen omstandigheids- of vaderschapsverlof. Ik verwacht dat deze regeling in maart 2009 definitief afgerond is. We doen dit in afwachting van een opheffing van deze discriminatie door de federale wetgever. Naar verluidt liggen er wetsvoorstellen klaar voor behandeling in de bevoegde commissie van de federale Kamer. Met deze maatregel is ook de tweede beleidsaanbeveling in uitvoering.
Ik onderschrijf net zoals u, mijnheer De Bruyn, ook de andere maatregelen uit het rapport die pleiten voor meer zichtbaarheid rond dit onderwerp, ter bevordering van een open en respectvolle cultuur. Ik verwacht dat de communicatiemedewerkers hier hun rol zullen spelen. Ik verwacht ook dat de opdrachthouder Emancipatiezaken sensibiliseringsacties ontwikkelt. Leidinggevenden in het bijzonder kunnen de toon bepalen in hun teams. Ik verwacht dan ook dat zij preventief optreden en kort op de bal spelen wanneer zich problemen voordoen.
De interne vertrouwenspersonen blijken het thema van seksuele oriëntatie onvoldoende te kennen. Daar is nog heel wat werk te verrichten. Ik wil dat de interne dienst voor preventie en bescherming op het werk ook de gangbare discriminatiegronden, waaronder het thema seksuele oriëntatie, opneemt in zijn klachtenrapportering. Ik zal die opdracht geven aan de leidinggevende van deze dienst.
Op korte termijn werden binnen het departement Bestuurszaken tijdelijke personeelskredieten vrijgemaakt om in een halftijds contractueel dienstverband een stafmedewerker aan te stellen die verdere initiatieven moet nemen. Wij moeten goed onderzoeken welke acties het dringendst zijn. De dienst Emancipatiezaken moet dit doen in overleg en samenwerking met de personeelsverantwoordelijken, vertrouwenspersonen, leidinggevenden en personeelsleden. Ik heb voor die deeltijdse stafmedewerker de nodige budgetten vrijgemaakt.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Dank u, mijnheer de minister-president, voor uw antwoord. De woorden van appreciatie voor het rapport - ?gefundeerd?, ?evenwichtig? - zijn terecht. Ook zeer positief vond ik de snelheid waarmee werd gewerkt. Men heeft, binnen het beperkte beschikbare budget, de juiste klemtonen gelegd. Men is tot een bevraging overgegaan waarvan de resultaten ons inderdaad in staat stellen om, waar nodig, bij te sturen en voort te zetten wat op dit ogenblik al goed loopt. Dit bevestigt ook dat de Vlaamse overheid als werkgever haar functie ernstig wil opnemen in een open geest, waar geen plaats is voor geen enkele vorm van discriminatie. Ik kan alleen maar toejuichen dat daarvoor ook de volgende maanden budgetten en mandaten, uiteraard in de mate van het beschikbare, zullen kunnen worden ingezet. Wij kijken ook uit, wat de andere punten uit de resolutie betreft, naar de tweejaarlijkse rapportering die aan de ministers wordt gevraagd. Dat is stof voor volgende tussenkomsten.
De voorzitter: Het incident is gesloten.