Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 13/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Carl Decaluwe tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de huidige reclamecampagne van De Lijn
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, De Lijn voerde recent een reclamecampagne waarbij ze een expliciete link legde naar het slechte weer in ons land, en zo de voetgangers en fietsers probeerde te overtuigen om met de bus te reizen. Daarnaast loopt er een gelijkaardige campagne van de NMBS, die eveneens de link legt naar het weer. In die campagne vraagt men echter aan de mensen die met de wagen rijden, om de wagen thuis te laten en gebruik te maken van het openbaar vervoer. In het eerste geval zijn het dus de fietsers en de voetgangers die overtuigd moeten worden, in het tweede geval de mensen die met de wagen rijden.
Op het eerste gezicht lijkt dit een commerciële actie van De Lijn om het comfort van de bus tegen het ongemak van de fiets uit te spelen. De vraag is echter of dat strookt met het zogenaamde STOP-principe, dat een duidelijke rangorde inhoudt, waarbij het openbaar vervoer slechts op de tweede lijn staat. Het STOP-principe houdt in dat men voorrang geeft aan de voetgangers, vervolgens aan de fietsers, dan aan het openbaar vervoer, en ten slotte, als laatste in de schakel, aan de auto.
De reclamecampagne van de NMBS is dus perfect conform de ladder van het STOP-principe, terwijl de actie van De Lijn dat niet is. Eigenlijk zou De Lijn ook acties moeten voeren om mensen ervan te overtuigen hun wagen thuis te laten en de bus te nemen.
Mevrouw de minister, hoe rijmt u de campagne van De Lijn met het STOP-principe? Op welke manier worden of werden de reclamecampagnes gepland, door wie worden ze uitgewerkt, en op welke manier worden ze geëvalueerd? Ik heb intussen zelf al contact gehad met enkele mensen die actief zijn in de voetgangersbeweging en de Fietsersbond. Zij beamen de stelling dat deze campagne haaks staat op het STOP-principe. Op welke manier heeft De Lijn gestructureerde contacten met de voetgangersbeweging en de Fietsersbond?
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik moet eerlijk zeggen dat die reclamecampagne mij ontgaan is. Maar zoals ze hier beschreven wordt door de heer Decaluwe, lijkt het mij inderdaad een jammerlijke zaak dat het openbaar vervoer probeert om klanten te winnen onder de mensen die zich normaal gezien te voet of met de fiets verplaatsen.
Het is enorm belangrijk om een modal shift tot stand te brengen, maar dan wel in de eerste plaats een modal shift van het autoverkeer naar het openbaar vervoer of naar het zachte weggebruik.
Mevrouw de minister, heeft of plant De Lijn ook concrete campagnes die specifiek gericht zijn op de automobilisten, om hen te overtuigen van het voordeel en het nut van het openbaar vervoer tegenover het privévervoer?
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, ik heb die campagne ook niet gezien, maar ze ligt wel in het verlengde van het principe van het gratis vervoer. Studenten die een kaart krijgen voor gratis openbaar vervoer, laten hun fiets aan de kant of gaan niet meer te voet. Ze stappen over naar het openbaar vervoer. Het duidelijkste voorbeeld daarvan is het gratis vervoer in Hasselt. Uit het onderzoek is gebleken dat er een verschuiving is van wandelen en fietsen naar de bus. Mevrouw de minister, werd dat mee in overweging genomen bij het opzetten van deze campagne?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Ik denk dat parlementsleden van Groen! niet erg ontvankelijk zijn voor reclame. Dat geldt misschien voor parlementsleden tout court.
De Lijn heeft vastgesteld dat bij regenweer van de fiets wordt overgeschakeld op de auto, doordat mensen zelf de auto nemen of, voor de jongeren, doordat ze zich naar school of de verschillende activiteiten laten brengen door de ouders. De campagnes 'nat gat' en 'red je looks én de planeet' van De Lijn richt zich uitdrukkelijk niet tot fietsers of voetgangers bij droog weer. De campagnes vonden plaats tijdens de regenmaanden februari en november, en niet tijdens de 'droge' maanden. Het is de bedoeling om tijdens de regenmaanden mensen ervan te weerhouden de auto te nemen.
Ook ik ben van mening dat De Lijn beter gerichte campagnes voert om mensen van de wagen naar het openbaar vervoer te doen overstappen. Dat doet ze ook. Ik ken de cijfers niet uit het hoofd, maar het merendeel van de campagnes van De Lijn zijn erop gericht om automobilisten te overtuigen het openbaar vervoer te nemen. Zo waren er de campagnes ten tijde van de hoge benzineprijzen en in verband met de parkeerproblemen.
Inhoudelijk speelde de campagne in op een belangrijk item voor de jongeren: hun uiterlijk. Wie droog wil blijven, en dus zijn haar niet verward wil zien raken en/of rondlopen met uitgelopen make-up, kan zich maar beter verplaatsen met bus of tram.
Ik heb niets te maken met de campagnes. Ik ben daar ook helemaal niet geschikt voor. Ze worden bedacht door de marketingafdeling van De Lijn in samenspraak met verschillende reclamebureaus. In dit geval ging het om The Young Ones. De evaluatie van campagnes gebeurt in functie van de aanpak en doelstelling van de campagne.
De Lijn voert gestructureerd overleg met de Fietsersbond, de Voetgangersbeweging en de Bond Beter Leefmilieu (BBL). We hebben dat zelf verankerd in Slimweg, die in de verschillende provincies is opgestart. Voor de campagne 'nat gat' van februari heeft De Lijn nauw samengewerkt met de Fietsersbond omdat deze campagne zeer duidelijk op fietsers was gericht. De campagne 'red je looks én de planeet' was op jongeren in het algemeen gericht en niet alleen op fietsers. Vandaar dat voor deze campagne niet is samengewerkt met de Fietsersbond.
Het is absoluut niet de doelstelling van het openbaar vervoer om mensen ervan te overtuigen de fiets te laten staan. In het verlengde van sommige acties of beleidsmaatregelen die we nemen, zal dat onbedoeld effect zich wel voordoen. We moeten er wel alles aan doen om dat te vermijden. Ik sta onverkort achter het STOP-principe.
De voorzitter: De heer Decaluwe heeft het woord.
De heer Carl Decaluwe: Mevrouw de minister, ik dank u uitdrukkelijk voor uw antwoord. Uw uitleg lijkt aanvaardbaar. De campagne kan misschien ook leiden tot een mentaliteitswijziging. Als ze vertrouwd zijn met de bus, zullen mensen misschien ook bij goed weer kiezen voor het openbaar vervoer.
De voorzitter: Het incident is gesloten.