Commissie voor Algemeen Beleid, Financi?n en Begroting Vergadering van 13/01/2009
Vraag om uitleg van de heer Frans Peeters tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de hoge belastingen op het kadastraal inkomen op lokalen ten dienste van lokale gemeenschappen en verenigingen
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de minister-president, ik wil een lans breken voor de Vlaamse vrijwilligers die lid zijn van diverse verenigingen en zich zo engageren dat ze ook onderdak trachten te organiseren zodat die verenigingen kunnen samenkomen. Ik heb het enerzijds over jeugdverenigingen, die soms op subsidies van lokale overheden kunnen rekenen en soms ook op Vlaamse of Europese al naargelang het programma, en anderzijds over verenigingen die in dorpen of steden samenwerken om bijvoorbeeld ontmoetingscentra op te richten. In het verleden gebeurde zoiets in verschillende parochies, waar parochiecentra werden opgericht.
Meer en meer van die centra, zowel jeugd-, parochie- als ontmoetingscentra, worden geconfronteerd met vrij hoge financiële lasten. Voor bouwen zijn er al verschillende subsidiemogelijkheden, wat in combinatie met vrijwilligerswerk maakt dat men kan investeren. Maar de exploitatie van dergelijke lokalen vraagt ook geld: voor de exploitatie op zich, het onderhoud, de schoonmaak en dergelijke. De verenigingen moeten elk jaar Vlaamse kermissen, mosselsoupers en restaurantdagen organiseren om met die opbrengst de schulden van het aangerekende kadastraal inkomen te vereffenen.
Ik heb navraag gedaan bij verschillende gemeenten en parochies. Een voorbeeld is het PDPO-project (PDPO: Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling) van Geel. Ik kom tot de vaststelling dat meer en meer centra het moeilijk krijgen. Dat demotiveert de vrijwilliger en dat is net het omgekeerde van wat we willen bereiken. Als Vlaamse overheid willen we het vrijwilligerswerk stimuleren. Het draagt bij tot meer sociale cohesie. Daar zijn we enkel bij gebaat.
Is het wel verantwoord om de lasten van het kadastraal inkomen te blijven aanrekenen aan de diverse verenigingen, wetende dat dit demotiveert? Kan de Vlaamse overheid bijvoorbeeld een vrijstelling of een gedeeltelijke vrijstelling geven? Het kadastraal inkomen wordt berekend op de volledige benutting van de capaciteit van een gebouw. Maar verenigingen zetten daar geen commerciële exploitatie tegenover. Zij gebruiken de plek voor vergaderingen, ledenfeesten en jeugdactiviteiten. Verder zijn die lokalen ongebruikt, hoewel ze dus een vrij groot nut hebben voor de lokale samenleving. Kan dit bekeken worden? Dat gebeurt overigens ook voor de onderwijsgebouwen. Die zijn vrijgesteld van het kadastraal inkomen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega´s, mijnheer Peeters, ik wil samen met u benadrukken dat vrijwilligerswerk en verenigingen zeer belangrijk zijn. Het beleid moet dat met zeer veel goodwill en een groot engagement koesteren en waar nodig ondersteunen. We doen dat op vele vlakken, maar het kan natuurlijk altijd beter.
U wijst er in uw vraag op dat het kadastraal inkomen (KI), en de onroerende voorheffing die daarop berekend wordt, een kost betekent voor de verenigingen. Is die kost in bepaalde omstandigheden wel gerechtvaardigd? Nogmaals, ik deel uw mening dat we het verenigingsleven moeten aanmoedigen.
Aan elk onroerend goed wordt een KI toegekend en dat is in principe belastbaar voor de onroerende voorheffing. Wij zijn niet enkel door onze eigen wetgeving maar ook door de Grondwet gebonden aan een aantal niet onbelangrijke principes. Enkel indien de wetgeving uitdrukkelijk in een vrijstelling voorziet, kan worden afgeweken van dit principe van belastbaarheid. Artikel 172 van de Grondwet stelt duidelijk dat er geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet. Als er geen vrijstelling voorzien is, zitten we met een probleem.
Het verlenen van subsidies staat los van de belastbaarheid van het onroerend goed en de onroerende voorheffing. Tot hiertoe hebben wij een beleid gevoerd om via subsidies die verenigingen en het vrijwilligerswerk te ondersteunen. Hoe nobel uw doel ook, mijnheer Peeters, het kan niet zo zijn dat elk onroerend goed waarvoor een premie of een subsidie ontvangen wordt of dat in eigendom is van verenigingen, vrijgesteld wordt van het betalen van belastingen.
In het voorbeeld van de Winkelomheide in Geel, is er voor het aanslagjaar 2008 een aanslagbiljet onroerende voorheffing verstuurd ten belope van 3871,20 euro, wat betrekking had op een kadastraal inkomen van 7168 euro. Ik heb begrepen dat er een bezwaarschrift is ingediend over de hoogte van het KI. Als de hoogte van het KI wordt aangepast, zijnde in dit geval hopelijk naar beneden, zal ook de onroerende voorheffing herzien worden.
Uit uw schriftelijke vraag had ik begrepen dat u ook informatie wou over PDPO en dergelijke. Maar als de vraag is of er kan worden nagekeken of de kost van de onroerende voorheffing voor verenigingen verminderd kan worden, dan is mijn antwoord dat we alles moeten doen wat we kunnen om het verenigingsleven te versterken. We doen dat nu hoofdzakelijk via subsidies. U wijst op een andere weg. En ja, er is een andere weg, maar ik zit vast aan wettelijke bepalingen. Als de vrijstelling niet voorzien is in de wet, zitten we vast.
Stel dat je die vrijstelling invoert, hoe ga je die dan organiseren? Wat is het criterium om een onderscheid te maken tussen verenigingen? Het is een interessante piste die we verder moeten bekijken. Maar het is op dit moment niet mogelijk om de vrijstelling van onroerende voorheffing te geven.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Ik begrijp dat de Vlaamse overheid initiatieven neemt, samen met de provincie en de lokale besturen, om subsidies aan diverse verenigingen toe te kennen. Ondanks het bestaan van deze wet - en misschien moet ze worden aangepast - is het toch hemeltergend dat verenigingen of verzamelingen van verenigingen per jaar een 3000 euro aan financiële lasten moeten betalen, terwijl ze toch vandaag, veel meer dan vroeger, onder grote druk staan.
U hebt het zelf nog gezegd: we moeten het verenigingsleven koesteren. Het is het menselijke kapitaal van het sociale weefsel. We moeten nagaan of een wetswijziging niet mogelijk is. Ook moeten we nagaan of er geen mogelijkheden zijn om het kadastrale inkomen te berekenen in functie van de capaciteit en de voorzieningen van het gebouw en de wijze waarop het de facto wordt gebruikt. Dat gebeurt op dit ogenblik niet. Er wordt van uitgegaan dat het dagelijks wordt gebruikt. Dat is een beperking. Daar moet rekening mee worden gehouden. Waar we kunnen ingrijpen om het verenigingsleven te stimuleren en te motiveren, moeten we dat ook doen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Ik heb mijn antwoord algemeen gehouden omdat de vraag ook zo was opgesteld. Ik wil er ook wat gedetailleerder op ingaan. Artikel 253 paragraaf 1 van het Wetboek Inkomstenbelastingen en artikel 12 paragraaf 1 van hetzelfde wetboek voorzien in een aantal vrijstellingen. Ik heb van de heer Peeters begrepen dat de vrijstellingen niet ver genoeg gaan en sommige verenigingen erbuiten vallen. Ik citeer even: ?Lokalen van jeugdbewegingen zullen vrijgesteld worden indien de activiteiten kunnen gecatalogeerd worden onder de term onderwijs. Uiteraard moeten alle voorwaarden afgetoetst worden en voldaan zijn. Vrijstelling van onroerende voorheffing van onroerende goederen bestemd tot onderwijs wordt conform algemeen geldende rechtspraak slechts verleend voor zover aan drie voorwaarden tegelijk is voldaan: ontbreken van winstbejag, systematisch onderwijs volgens de verhouding leerling/leermeester en hoofdzakelijke bestemming tot didactische doeleinden hetzij rechtstreeks hetzij onrechtstreeks.?
Ik heb er daarstraks al op gewezen. Als er in een wettelijke vrijstelling is voorzien en in de twee artikelen zijn de voorwaarden uitdrukkelijk opgenomen, is dat mogelijk, maar als men daar niet onder valt, kan men er ook niet van genieten. Uw vraag is of er geen mogelijkheid is om de vrijstellingen uit te breiden, en om ook de wijze van berekening van het kadastrale inkomen al naargelang het gebruik van de lokalen, op wetgevend vlak aan te passen.
Ik heb begrepen dat de minister van Financiën daar tot nu toe niet aan heeft gedacht en er nu ook niet aan denkt. Ik ga ervan uit dat het debat open is. Als het politieke draagvlak voldoende groot is, kunnen we deze mogelijkheid om het verenigingsleven te ondersteunen ook aansnijden. Er is echter al een segment, namelijk het segment onderwijs, dat ervan geniet. Maar daar hebt u al op gewezen. We kunnen over een eventuele uitbreiding rustig eens van gedachten wisselen. Het heeft immers weinig zin om met de ene hand subsidies te verlenen en ze met de andere via de onroerende voorheffing terug te nemen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.