Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 04/11/2008
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de lakse Vlaamse energieprestatienormen
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, deze vraag ligt in de lijn van wat we vandaag al een aantal keer hebben aangehaald.
Recent publiceerde het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf (WTCB) een indicatieve vergelijking van de energieprestatie-eisenniveaus in Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Frankrijk.
Uit de conclusies van deze vergelijkende studie leren we dat voor residentiële gebouwen de eis voor alle onderzochte voorbeelden in de andere landen steeds strenger was dan in Vlaanderen. Voor de woningen gaat het om een verschil tussen 9 en 89 percent, voor het appartementsgebouw schommelt het verschil tussen 45 en 108 percent. Dat is toch niet onaanzienlijk.
Voor niet-residentiële gebouwen blijkt voor de onderzochte gevallen de Duitse regelgeving 11 percent lakser te zijn dan bij ons, maar anderzijds werd vastgesteld dat de regelgeving in Nederland 11 percent en die in Frankrijk 14 percent strenger is dan in Vlaanderen.
Zelf ben ik mede-indiener van het decreet dat aan de huidige Vlaamse EPB-regelgeving vorm geeft, hoewel ik daar zelf weinig verdienste aan heb gehad. Op het ogenblik van de totstandkoming van dit voorstel van decreet was Vlaanderen een van de laatste regio´s om een dergelijke energieprestatieregelgeving uit te werken. Ondanks de veeleer bescheiden normen die erin werden opgelegd, sleepte de invoering nog enkele jaren aan. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat het in 2002 zou worden ingevoerd. Uiteindelijk zou het 2004 worden, maar het is 2006 geworden vooraleer de EPB-normen werden ingevoerd. Met het gevolg, waar we op dat ogenblik ook al voor waarschuwden, dat het opgelegde globale energiepeil van E100 eigenlijk al verouderd was nog vooraleer het goed en wel werd ingevoerd.
De vergelijkende studie van het WTCB bevestigt dit: een huis in Vlaanderen dat het E100-peil haalt, behaalt in Nederland slechts een E136-peil, in Duitsland een E125-peil en in Frankrijk een E122-peil.
De reële energieprestaties van de nieuw gebouwde huizen liggen gemiddeld wel iets hoger dan de E100-norm. Als ik het goed heb begrepen, zouden nieuwe huizen gemiddeld spontaan het E89-peil halen in Vlaanderen. In Limburg doet men nog beter en zou men spontaan het E84-peil halen. Maar desalniettemin is het een gemiste kans en niet te verantwoorden dat er geen officiële strengere energieprestatienormen zijn.
In 2005 al werd door onderzoekers van de K.U.Leuven en het onderzoeksbureau 3E berekend dat het economisch optimum zich op het niveau van de K35/E60-norm situeert. Maar daar zijn we op dit ogenblik nog ver van verwijderd.
Mevrouw de minister, als ik het goed heb begrepen, zowel uit de pers als uit een nieuw ingediend voorontwerp van decreet, bent u van plan om de EPB-regelgeving te gaan verstrengen en nieuwe energieprestatiepeilen in te voeren. Hoe hoog gaat u deze nieuwe norm leggen?
Uit de pers heb ik begrepen dat u in 2010 naar een E80-norm zou willen gaan. Uit het voorontwerp van decreet meen ik op te maken dat u dezelfde timing en normering wilt volgen als het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Tegen juli 2009 betekent dat de invoering van het E90-peil en tegen juli 2011 de invoering van het E70-peil. Wat bent u concreet van plan? Waarom gaat u niet onmiddellijk naar het E60-peil, wat toch het economisch optimum is?
Wat is uw langetermijnvisie met betrekking tot de energieprestatieniveaus? Het is belangrijk om een toekomstperspectief in te bouwen dat een periodieke herziening van de energieprestatienormering inhoudt.
Mevrouw de minister, tot daar mijn concrete vragen met betrekking tot de al bij al zwakke huidige energieprestatienormen in Vlaanderen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik heb daar enkele weken geleden ook al een vraag over gesteld. Ondertussen is het ei gelegd, tenminste de eerste principiële goedkeuring door de Vlaamse Regering van het voorontwerp van decreet is achter de rug. Het zit nu bij de adviesorganen.
Het verwonderde me dat nu enkel sprake is van een verstrengd E-peil voor de particuliere woningen tegen 2010, maar dat geen verdere stappen vooruit zijn gezet.
In Nederland, bijvoorbeeld, is in het zogenaamde Lente-akkoord, afgesloten tussen de ministers Vogelaar, van Wonen, Wijken en Integratie, en Cramer, van Ruimte en Milieu, samen met de bouwsector afgesproken om naar een stapsgewijze verstrenging te gaan.
De energieprestatiepeilen moeten haalbaar zijn. Het heeft geen zin om normen te maken die alleen door een kleine voorhoede van aannemers kunnen worden gerealiseerd, waarbij de rest van de sector noodgedwongen moet afhaken. Daarnaast moet ook voorspelbaarheid een belangrijk criterium zijn bij het aanscherpen van de normen. In die zin is de Nederlandse benadering een mooie combinatie van beide criteria omdat ze een stapsgewijze verstrenging toepassen van min 25 percent tegen 2011 en min 50 percent tegen 2015 bij nieuwbouw. Voor utiliteitsgebouwen willen ze een verstrenging toepassen van min 50 percent tegen 2017. Het is niet slecht dat de sector op die manier het signaal geeft dat dit de langetermijnrichting is die we willen uitgaan. Zo kun je haalbaarheid combineren met voorspelbaarheid. Mevrouw de minister, hebt u dit overwogen? Kunt u dergelijke wijziging aanbrengen voor de adviesraden?
Mevrouw de minister, in antwoord op mijn vraag om uitleg hebt u enkele weken geleden gezegd dat u voor het softwareprogramma voor het berekenen van het E-peil wilt zoeken naar een maximale afstemming en indien mogelijk uniformiteit met de andere gewesten. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hanteert een ander verstrengingspad dan het onze. Het plant voor kantoorgebouwen een strengere norm die beter aansluit bij wat de studies van het Vlaams Energieagentschap (VEA) als het economisch optimum aanduiden. Waarom hebt u de kans gemist om aan te sluiten bij de energieprestatiepeilen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest?
Vandaag is er een absurde situatie. Voor het isoleren van een dak met tien centimeter dakisolatie krijg je van de federale overheid 40 percent terug van de belastingen, terwijl je voor diezelfde isolatie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een boete krijgt omdat het niet aan het energieprestatiepeil voldoet. Dat is een kafkaiaanse situatie waarin ons land is verzeild geraakt. De federale overheid subsidieert investeringen die voor een gewestelijke overheid, die daar nochtans voor bevoegd is, op een boete stuiten.
Als we de energieprestatiepeilen in de verschillende gewesten van elkaar laten verschillen en we een rol blijven wegleggen voor de federale overheid voor het aanmoedigen van dergelijke investeringen, dan blijven we met zulke contradicties in het beleid opgescheept. Waarom is hier niet gezocht naar een afstemming met de andere gewesten voor het verstrengen van het energieprestatiepeil?
Er zijn steden en gemeenten die verder willen gaan dan het energiepeil dat door het decreet wordt opgelegd. Die krijgen lik op stuk. Er wordt hen gezegd dat ze dat niet mogen doen omdat de decretaal vastgelegde E-peilen een lex specialis is, waar een lokaal bestuur niet kan van afwijken. Dat frustreert sommige gemeenten die initiatieven willen nemen. Ieper heeft een project voor een duurzame wijk, Genk heeft ideeën in die zin, Antwerpen zou in bepaalde wijken een strenger E-peil willen hanteren. Ze krijgen daar vandaag niet de kans toe.
Mevrouw de minister, hebt u eraan gedacht om in het decreet de mogelijkheid in te schrijven dat lokale besturen al dan niet in functie van gebiedspecifieke mogelijkheden, strengere E-peilen oprichten? Als Antwerpen een wijk plant vlakbij een havenindustrie met een overschot aan energie, die een systeem van collectieve warmtevoorziening wil ontwikkelen, dan biedt dat mogelijkheden om op een kostenefficiënte manier een strenger E-peil te realiseren. Vandaag worden lokale besturen geremd in die voornemens. Kan die mogelijkheid voor lokale besturen worden opgenomen in het bijgestuurd decreet?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik ben een beetje verrast. Op 7 mei 2004 werd het decreet goedgekeurd. Artikel 8 zegt over de energieprestaties: ?De Vlaamse regering evalueert vanaf de inwerkingtreding van dit decreet minstens om de twee jaar de EPB-eisen en de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen.?
In 2006 staat in artikel 9 van het decreet, dat ook u, mijnheer Martens, hebt goedgekeurd: ?De Vlaamse regering zal vanaf de inwerkingtreding van dit decreet minstens om de twee jaar de berekeningsmethode van de energieprestaties van gebouwen, de te volgen procedures, de EPB-eisen en de administratieve lasten van de regelgeving evalueren en in voorkomend geval aanpassen.?
Vandaag zegt u dat u om de vier jaar een evaluatie wilt. Ik vind een tweejaarlijkse evaluatie heel correct. Waarom werd daarvoor gekozen en niet voor een doelstelling op lange termijn? Het is iets nieuws, dat kan fluctueren en evolueren, met een technologie die in beweging is, daarom moeten we om de twee jaar kunnen bijstellen, verstrengen en nagaan of iedereen mee is. Ik sta vandaag voor honderd percent achter de keuze die toen is gemaakt. Dat biedt ons nu de kans om bij te sturen.
We hebben dat ook gedaan. Het energieagentschap heeft de opdracht gegeven voor een aantal studies. Eén studie maakt een indicatieve vergelijking van de energie-eisenniveaus in Vlaanderen, Nederland, Duitsland en Frankrijk aan de hand van drie concrete gebouwen. Dat is gebeurd in het kader van de tweejaarlijkse evaluatie. Fragmenten van de resultaten hebt u al kunnen lezen in de pers.
In het onderzoek werden een halfopen woning, een appartementsgebouw en een kantoorgebouw vergeleken. Er werd vastgesteld dat de manier van berekening van energieprestaties in al die landen verschilt. Het is niet eenvoudig om dat te berekenen. In andere landen wordt een appartementsgebouw bekeken als één blok. Er is maar één certificaat nodig voor het hele blok. Bij ons wordt elke woonentiteit apart bekeken.
Voor kantoorgebouwen zijn onze eisen vandaag conform met wat in andere landen gangbaar is. Voor de woongebouwen is dat niet zo. Er zijn twee problemen. Een E100 in Vlaanderen is geen E100 in Nederland of in andere landen. Onze software moet inderdaad nog verder worden uitgezuiverd. Vanaf 2010 worden de zogenaamde koudebruggen meegerekend. Ik heb het dan bijvoorbeeld over een betonnen richel boven een voordeur die koude en warmte doorlaat. Het is heel moeilijk om dat op te nemen. Het gevolg daarvan is dat E100 in 2008 niet gelijk is aan E100 in 2010. Het wordt dus strenger.
Na overleg met de sector zijn we nagegaan of er een verstrenging mogelijk is van het eisenniveau. Positief element uit de studie waar relatief weinig aandacht aan wordt besteed, is dat Vlaanderen de enige regio is die niet enkel een eisenniveau heeft uitgewerkt maar ook een handhavingssysteem. In Vlaanderen is de handhaving redelijk strikt. Na de uitvoering van de werkzaamheden moet men het gebouw doorrekenen, en moet er gerapporteerd en gecontroleerd worden. In Nederland en Duitsland moeten enkel bij de bouwaanvraag berekeningen worden uitgevoerd om aan te tonen dat aan de gestelde eisen voldaan zal zijn. In Frankrijk is er zelfs geen enkele wisselwerking met de overheid.
De energieprestatieregelgeving is in Vlaanderen pas ingevoerd op 1 januari 2006. In Nederland is men voor woningen gestart met een EPCmax van 1,4 in 1995, terwijl er sinds 2006 een EPCmax van 0,8 van toepassing is. In Duitsland is de EnEv-regelgeving die vanaf 2004 van kracht is, met ongeveer 20 percent verstrengd ten opzichte van de voorafgaande eis uit 1995 die de netto-energiebehoefte beperkte. De Fransen zijn in 2001 gestart met de RT2000-regelgeving en vanaf half 2006 is de eis ongeveer 15 percent strenger geworden.
De resultaten op het gebied van het gerealiseerde E-peil tonen aan dat de bouwpartijen de energieprestatieregelgeving goed opgenomen hebben en ermee vertrouwd raken.
Mijnheer Glorieux, eind oktober heeft de Vlaamse Regering principieel beslist om de energieprestatie-eis voor woongebouwen te verstrengen. Voorgesteld wordt om de sinds 1 januari 2006 geldende E100 voor woongebouwen met ingang van 1 januari 2010 te vervangen door E80. Daarnaast worden ook de U-waarden voor muren en daken aangescherpt voor alle gebouwen. Alle koudebruggen moeten dus worden meegerekend.
Om een ambitieniveau te kunnen bepalen waarbij de meerkost van de investeringen te verantwoorden en terug te verdienen is, heeft het Vlaams Energieagentschap in het kader van de evaluatie door een studiebureau en in samenwerking met de Katholieke Universiteit Leuven en de Provinciale Hogeschool Limburg, een studie laten uitvoeren. Een aantal referentiegebouwen die typisch zijn voor Vlaanderen, zijn daaraan toegevoegd.
Die studie toont aan dat er een duidelijk potentieel bestaat om de regelgeving voor residentiële nieuwbouw te verstrengen binnen economisch aanvaardbare grenzen. Het economische optimum situeert zich afhankelijk van het type referentiewoning rond E60 tot E65. Berekend over de gebruiksduur van een woning die wordt bepaald op 30 jaar, kan dat worden terugverdiend.
Bij het bouwen volgens het economisch optimum hoort evenwel ook een grotere investeringskost. Om het economisch optimum over een periode van 30 jaar te bereiken, is een bijkomende investering nodig van 15 tot 50 euro per vierkante meter. Wanneer dat wordt omgerekend naar een gebouw, betekent dat een meerkost van 20.000 tot 25.000 euro.
De budgetten zijn vandaag beperkt. We evolueren naar een strenger systeem, maar we moeten ervoor zorgen dat dit voor iedereen haalbaar blijft.
Wat de langetermijnvisie betreft, sta ik achter de tweejaarlijkse evaluatie. Op termijn moeten we echter kunnen evolueren naar het gelijkschakelen van dat economisch optimum met de eis. Dat moet de uiteindelijke doelstelling zijn. De regelgeving bestaat nu nauwelijks twee jaar. In 2010 voeren we een verstrenging van 20 percent in. Het lijkt me dan ook wat kort door de bocht om nu al zo´n zware verstrenging door te voeren.
We gaan naar E80. De Vlaamse Regering wil de mensen die het nog beter willen doen - E60 of zelfs E40 - financieel ondersteunen. Dat doet ze door de onroerende voorheffing te verlagen met 20 percent voor E60-woningen en met 40 percent voor E40-woningen. Bovendien zullen vanaf 2009 de premies van de netbeheerders voor nieuwbouw volledig afhangen van het E-peil. Dat betekent dat een bouwer een basispremie zal krijgen wanneer hij E80 haalt. Per E-punt dat de nieuwbouwwoning beter scoort, zal een extra premie worden toegekend. Wie beter doet dan de norm, wordt dus beloond. We willen mensen aanzetten om creatief men een en ander om te gaan.
Verder hebben het concept van de energiezuinige architect in het leven geroepen. Vorig jaar stelden we immers nog vast dat architecten compleet niet mee waren. Dat is nu sterk aan het veranderen. We zijn ook nog bezig met een aantal softwarewijzigingen.
Mijnheer Glorieux, u zegt dat we nu al een strikte planning moeten vastleggen tot 2020. Dat lijkt me geen goed idee. Ik vind het goed om tweejaarlijks te evalueren. Er wordt wel heel regelmatig overleg gepleegd met alle betrokken organisaties. Het is de bedoeling dat overleg te handhaven.
Wat de andere gewesten betreft, heb ik al gezegd dat we waar mogelijk de regelgeving op elkaar moeten afstemmen. Brussel heeft beslist vanaf medio 2009 te evolueren naar E90. Wallonië gaat voorlopig nog na of de software op elkaar kan worden afgestemd. Dat is echter niet zo evident.
Mijnheer Martens, wat uw vraag over de gemeenten betreft, hebben we al een debat gevoerd in deze commissie. Ik heb intussen aangekondigd dat het goed zou zijn daarover een gesprek te voeren met de VVSG. De vragen die wij nu krijgen, gaan vooral over het evolueren naar E90 of E80. Ik heb nog geen vragen gekregen van gemeenten die naar E60 willen gaan. De heer Daems zegt dat die vraag er wel degelijk is. Het lijkt me dan ook nuttig om daar met de VVSG een overleg over te starten.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mevrouw de minister, wat dat laatste betreft, kan ik u bevestigen dat bijvoorbeeld de gemeente Hoeilaart heel concreet met het aansnijden van een nieuwe verkaveling, Het Leem, de E60-norm als een van de voorwaarden heeft geïntroduceerd. Maar het zou dus blijkbaar voor problemen zorgen omdat het strijdig zou zijn met de algemene E100-norm.
U bevestigt dus dat u de intentie hebt om vanaf 1 januari 2010 het huidige energieprestatiepeil van E100 naar E80 te brengen. Ik betreur het in die zin dat ik het ´too little, too late´ vind. De evaluatie leert ons heel duidelijk dat de huidige E100-norm veel te zwak is en dat de huidige nieuwbouwwoningen gemiddeld reeds beantwoorden aan een E89-peil en in de provincie Limburg zelfs aan een E84-peil. Als u pas tegen 2010 de officiële norm op E80 brengt, dan legt u gewoon de norm op het niveau dat de facto vandaag al gehaald wordt door nieuwbouwwoningen.
Het zou veel relevanter en verstandiger zijn om onmiddellijk het nieuwe energiepeil op E60 of E65 te leggen, wat het economisch optimum is. Uw bemerking over de meerkost bij de bouw van een woning is wel heel relevant. Het is natuurlijk zo dat die meerkost op een aantal jaren wordt teruggewonnen en dat men nadien winst maakt door die relatief kleine meerinvestering. Bovendien verhoogt het wooncomfort. Belangrijk is ook dat, als we nu maar die E80-norm invoeren, we over 10 of 20 jaar misschien premies gaan moeten geven om die huizen via renovatie wel naar een E60-norm te brengen, wat een absurde situatie zou zijn. Het zou beter zijn om, desnoods via premies, onmiddellijk vandaag de kloof tussen E60-norm en E80-norm te overbruggen bij de bouw van een nieuwe woning.
Mevrouw de minister, het is in elk geval een stap in de goede richting, maar het is een te kleine stap die te laat komt. Het is belangrijk om nu doelgericht, hele grote stappen te zetten, vooral omdat het ook aangetoond is dat het technisch perfect haalbaar is en economisch geen aberratie is, integendeel. Het zou absurd zijn om nadien premies te moeten geven om die woningen via renovatie aan een strenger energiepeil te laten beantwoorden.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Ik vind het goed om vast te stellen dat er een overleg met de VVSG wordt gepland. Ik hoop dat het kan gebeuren voor de tweede principiële goedkeuring door de regering. Als als gevolg van het overleg blijkt dat de lokale besturen vragende partij zijn, dan kan in het decreet de mogelijkheid gecreëerd worden om een strengere norm op te leggen.
Mevrouw de minister, niet alleen Hoeilaart maar ook Ieper wil voor zijn duurzame wijkuitbreiding in de oostsector, het E60-peil opleggen voor meergezinswoningen en voor sociale woningen en het E70-peil voor alle andere particuliere woningen. Er zijn dus wel degelijk lokale besturen die verder willen gaan dan de E70- of de E80-norm.
Ik hoop dat het overleg met de VVSG er snel komt en dat het nog kan leiden tot een bijsturing van het decreet.
U zegt dat u om de twee jaar evalueert. Ik heb daar niets op tegen. In het decreet staat: ?minstens om de twee jaar?. Maar als je een sector zich wil laten voorbereiden op de lange termijn, dan doe je er goed aan om langetermijndoelstellingen en een langetermijnpad aan te geven. We doen dat voor groene stroom. In 2000 hebben we het traject tot 2010 vastgelegd, net om een voorspelbaar pad te kunnen uittekenen. Waarom zouden we dat niet doen voor een aanscherping van de energieprestatie-eisen? Als je een leverancier bent van bijvoorbeeld ventilatiesystemen met warmtewisselaar, dan moet je, vooraleer je je businessplan kan maken, weten hoe groot je markt zal zijn en in welke mate je die producten zult kunnen verkopen. Dat kan je niet als je afhankelijk bent van een evaluatie om de twee jaar. Wat mij betreft, kan zo´n evaluatie om de twee jaar leiden tot een finetuning - bijvoorbeeld van het softwarepakket voor de berekening van het E-peil - maar dat belet niet dat er in de sector een behoefte is aan zo´n langetermijnpad.
Minister Hilde Crevits: Ik heb hier veel gehoord. Mijnheer Martens en mijnheer Glorieux, ik denk niet dat u mij kunt verwijten geen werk te maken van aanpassing en opvolging van de reglementering. Als we vroeger waren gestart en niet gewacht hadden tot voor de vorige verkiezingen, dan zouden we nu verder staan. (Opmerkingen van de heer Eloi Glorieux)
Het gaat over het opzetten van een goed systeem. Ik ben blij dat iedereen ermee begaan is, maar voor mij primeert het haalbare en het betaalbare. De beslissing die we nu genomen hebben, is een goede beslissing.
De voorzitter: Het incident is gesloten.