Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 04/11/2008
Vraag om uitleg van de heer Piet De Bruyn tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de bilaterale samenwerking met Palestina
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de minister-president, collega´s, met mijn vraag wil ik hulde brengen aan mijn voorganger, de heer Jan Loones, die deze problematiek altijd nauw heeft opgevolgd en mij nadrukkelijk heeft gevraagd dit voort te zetten.
In 2001 besliste de Vlaamse Regering om de vormen van samenwerking die bestonden met Israël en Palestina op te schorten. In 2005 kwam er een gewijzigd standpunt van de Vlaamse Regering. Daarover hebben de heer Loones en andere collega´s uitvoerig gediscussieerd. Minister Bourgeois stelde toen dat het onder andere het engagement van de Vlaamse Regering was om te komen tot een bilateraal samenwerkingsakkoord Vlaanderen-Palestina. De regering zou noodgedwongen in afwachting daarvan blijven werken met multilaterale organisaties van humanitaire en niet-gouvernementele aard om als Vlaanderen toch aanwezig te zijn in Palestina.
Sinds 2005 zijn we alweer heel wat verder. Hoe zit het met de voorbereidingen om te komen tot een samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Palestina? Werd hierover overlegd met de Palestijnse Autoriteit? Wat was hiervan het resultaat?
Kunt u een stand van zaken meedelen van het juridische aspect? Een van de discussiepunten toen in de commissie betrof de juridische vorm die een dergelijk samenwerkingsakkoord idealiter zou aannemen. Er werd toen verwezen naar de eigen juridische dienst van de Vlaamse Regering, die daarover een advies zou verstrekken. Is dat advies geformuleerd, en hoe luidt het?
Hebt u er zicht op of andere landen dan Canada en de Republiek Zuid-Afrika officiële samenwerkingsakkoorden met Palestina sloten?
Zijn uw collega-ministers en u bereid om effectief invulling te geven aan een eventueel samenwerkingsakkoord? Minister Bourgeois heeft er terecht op gewezen dat een raamakkoord dat niet gedragen wordt door de verschillende vakministers, die elk buitenlands bevoegd zijn voor hun domein, prettig oogt maar geen nut heeft.
Hoe evalueert u de samenwerking via multilaterale organisaties tot nu toe?
Wat is de precieze status van de samenwerkingsakkoorden die tussen Vlaanderen en Israël al dan niet bestaan?
De voorzitter: De heer Roegiers heeft het woord.
De heer Jan Roegiers: Ik heb in het verleden ook mijn bezorgdheid over dit conflict geuit. Als eerbetoon aan de - mocht daar al enige twijfel over bestaan; overigens nog steeds springlevende - heer Loones sluit ik me graag aan bij de vraag van de heer De Bruyn.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Ik begrijp dat de vraag wordt gesteld uit eerbetoon aan een ex-collega. Ikzelf moet hier ook deels een voorgaand minister vervangen. Dat brengt de zaak wat in evenwicht.
Aan de intentie om te werken aan een bilateraal samenwerkingsakkoord tussen Vlaanderen en Palestina is voorlopig geen uitvoering gegeven. Ik heb hier op papier een volledig overzicht van wat er sinds januari 2005 in Palestina allemaal is gebeurd, maar ik denk dat ik dat desgevallend kan overslaan. Ik wil echter wel graag de huidige situatie toelichten.
De Palestijnse mensenrechtenorganisatie Al-Haq stelt dat de veiligheidstroepen van Hamas in de Gazastrook en de troepen van Fatah op de Westoever zich schuldig maken aan foltering en schending van de mensenrechten. In deze context was of is het niet aangewezen om onderhandelingen te starten met de Palestijnse Autoriteit. Zolang het conflict tussen Hamas en Fatah aanhoudt en er geen eenduidig bestuur is in de Palestijnse gebieden, is het raadzaam om af te wachten. Na eventuele parlementsverkiezingen in 2009 of 2010 komt er mogelijk een duidelijker mandaat voor de Palestijnse Autoriteit om te onderhandelen.
Het juridisch advies was klaar in februari 2006. Wat dus wel al een tijdje geleden is. Verschillende samenwerkingsvormen tussen Palestina en Vlaanderen zijn mogelijk. Een eerste mogelijkheid is het sluiten van een verdrag met de vertegenwoordiging van de Palestijnse gebieden, in casu de Palestijnse Autoriteit, die volgens het artikel 79 van de Palestijnse voorlopige grondwet, die dateert van 2003, beschikt over het internationale verdragsrecht. Tweede mogelijkheid is het sluiten van een verdrag met de PLO, die kan optreden namens en voor rekening van de Palestijnse Autoriteit. De derde mogelijkheid is het afsluiten van een privaatrechtelijk contract met de Palestijnse gebieden, vertegenwoordigd door de Palestijnse Autoriteit of een andere instantie door de Palestijnse partner aangeduid of met de PLO. De laatste mogelijkheid is het sluiten van een beleidsmatige overeenkomst, een zogenaamd memorandum, dat geen juridische maar een politieke betekenis heeft.
Uit het juridisch advies blijkt dat diverse samenwerkingsvormen tussen Palestina en Vlaanderen denkbaar zijn, met een variatie inzake de juridische betekenis ervan. Het kan gaan van een traditioneel memorandum over een akkoord tussen beide regeringen tot en met een juridisch afdwingbaar samenwerkingsverdrag. De positie van de Vlaamse Regering is hier duidelijk. Voor welke variant uiteindelijk wordt gekozen, zal afhangen van de uitkomst van de onderhandelingen met de Palestijnen. Deze onderhandelingen werden vooralsnog niet opgestart, gezien de conflictsituatie in de Palestijnse gebieden voortduurt. Ik herhaal dat zolang het conflict tussen Hamas en Fatah aanhoudt en er geen eenduidig bestuur is in de Palestijnse gebieden, blijft het raadzaam om een afwachtende houding aan te nemen.
Elke overheid die de bevoegdheid draagt om samenwerkingsakkoorden te sluiten met een derde, kan autonoom beslissen om onderhandelingen op te starten met Palestina. Ik heb niet bijgehouden wie van dit recht gebruik gemaakt heeft. Het is in elk geval geen criterium waarmee de Vlaamse Regering rekening zal houden in het nemen van de beslissing om de onderhandelingen over een samenwerkingsakkoord op te starten.
De Vlaamse Regering heeft voorwaarden gesteld die vervuld moeten worden vooraleer een samenwerkingsakkoord met Palestina kan worden gesloten. We zullen deze voorwaarden ook eenduidig toepassen. Dus: eén, ik heb geen weet van wie er akkoorden met Palestina heeft gesloten. En twee, het is misschien toch niet zo relevant om onszelf een bijkomend argument te geven om dat alsnog ook te doen.
Als de Vlaamse Regering in functie van nieuwe ontwikkelingen op termijn opnieuw zou beslissen om te onderhandelen en om die onderhandelingen op te starten met de Palestijnen, lijkt het me logisch dat dit proces inhoudelijk gedragen zal worden door de Vlaamse Regering als geheel. Het kan niet dat de een voor is en de ander tegen, maar de Vlaamse Regering zal als geheel optreden, en ik zal natuurlijk mijn rol spelen als co?rdinerend minister om een en ander samen met de collega´s af te toetsen op het terrein.
Ik verwijs opnieuw naar de beslissing van 30 september 2005. Toen werd beslist om projecten ad hoc in de Palestijnse gebieden te steunen. In haar positie ten gronde inzake het Israelisch-Palestijns conflict bepaalde de Vlaamse Regering dat zij zich inschakelt in de multilaterale benadering van het Israëlisch-Palestijns conflict en de standpunten ter zake van de Europese Unie en de VN-Veiligheidsraad onderschrijft. Alhoewel door Vlaanderen gesteunde projecten hun vruchten kunnen afwerpen en de levensomstandigheden van de Palestijnse bevolking hier en daar verbeterd hebben, blijft de situatie die aan de oorsprong van de noodsituatie ligt natuurlijk bestaan - en dat is natuurlijk het schrijnende van deze zaak. In de huidige situatie zal het multilaterale pad dus verder worden bewandeld.
Op 29 maart 1967, een hele tijd geleden, werd een cultureel akkoord gesloten tussen het koninkrijk België en de staat Israël met als doel samen te werken op het vlak van cultuur, sport, onderwijs en vorming, ruimtelijke ordening, monumenten en wetenschap en technologie. In 1994 werd een nieuw werkingsprogramma opgemaakt ter uitvoering van een akkoord voor een periode van drie jaar, en na 1997 werden geen nieuwe acties meer ondernomen. In de praktijk worden enkel nog wederzijdse beurzen voor studenten en professoren aangeboden.
Het akkoord inzake de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling in de industrie, ondertekend op 11 februari 2000, is nooit operationeel geworden. Toenmalig minister Moerman trok in maart 2006 naar Israël om het akkoord nieuw leven in te blazen, maar concreet werd er tot nog toe geen vooruitgang geboekt. De overeenkomst houdende de oprichting van het Europees laboratorium voor moleculaire biologie werd ondertekend op 10 mei 1973, maar ook die bleef dode letter.
Mijnheer de voorzitter, dit waren de antwoorden op de vragen die de heer De Bruyn, mede in de geest van de heer Loones, me heeft gesteld.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Mijnheer de voorzitter, misschien toch even verduidelijken: ik heb deze vraag uiteraard gesteld omdat het een thematiek is die mij en mijn partij ter harte gaat, en niet alleen om een traditie in ere te houden. Ik meen dat dat toch duidelijk was in mijn inleiding.
Mijnheer de minister-president, ik heb het een beetje moeilijk, maar waarschijnlijk zal dit een kwestie van interpretatie zijn, met de wijze waarop en de toon waarmee u het antwoord hebt gebracht. Ik zie u fronsen, maar het leek alsof het antwoord niet snel genoeg gedaan kon zijn en alsof het eigenlijk overbodig was om de vraag te stellen. Ik moet zeggen dat ik me daaraan stoor.
Ten gronde meen ik gehoord te hebben - maar ik ben bereid om daar van u meer verduidelijking bij te krijgen -, dat we in 2005 een standpunt hadden om te komen tot een bilateraal samenwerkingsakkoord met de Palestijnse Autoriteit, en dat we dat nu niet meer hebben. Ik stel me dan de vraag waar en wanneer die beslissing werd genomen. U verwees naar de toestand met Hamas en zo meer en dus naar de binnenlandse politieke toestand in Palestina, maar ik heb niet meteen uit uw antwoord kunnen distilleren waar de beslissing werd genomen om formeel geen uitvoering te geven aan het engagement dat toen werd aangegaan. Dit is een vraag die me toch wel bezighoudt.
Wat de andere landen betreft die een samenwerkingsakkoord hebben, hebt u natuurlijk gelijk dat dat geen criterium is. De vraag werd ingegeven door het feit dat het toch wel een indicatie is. We opereren niet in het luchtledige en ook niet op bevel van wat anderen zeggen noch naar het voorbeeld van wat anderen doen, we beslissen inderdaad autonoom met wie we op welke manier samenwerken. Het was gewoon een informatieve vraag. Ik heb met mijn vraagstelling nooit willen suggereren dat we eenzelfde politiek of strategie zouden moeten volgen.
Wat betreft de samenwerkingsakkoorden die werden opgesteld met Israël, ben ik u heel dankbaar voor de verduidelijking. Het was me niet meer helemaal duidelijk welke akkoorden wanneer waren opgesteld en welke uitvoering eraan werd gegeven. Thans is me dat wel duidelijk en het zal me nog duidelijker worden nadat ik ook uw uitgebreider schriftelijk antwoord heb kunnen lezen.
Misschien nog één ding. De discussie is uiteraard nog niet afgelopen, ook intern in Palestina en Israël niet. Ik eindig met de fundamentele bedenking dat ik het niet verstandig vind om een intentie of een engagement dat werd aangegaan, terug in de koelkast te stoppen. Ik zeg dus niet dat het definitief werd begraven, maar het zit in de koelkast. Ik denk dat integendeel een samenwerkingsakkoord met de Palestijnse Autoriteit - en dan kan inderdaad de discussie worden gevoerd over welke juridische vorm best wordt aangenomen in functie van het middel en het doel dat men wil stimuleren of wil bereiken - een weg opent voor de dialoog, voor overleg en voor een zinvolle bijdrage van Vlaanderen aan een vredesproces en om dat ten volle te benutten. Ik denk niet dat we door het uitstellen van de onderhandeling of door het uitstellen van het aangaan van het gesprek, een verstandig signaal geven.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer De Bruyn, ten eerste, u hebt zelf verwezen naar uw ex-collega. U gaf er dus zelf de aanleiding toe dat ik, net zoals de anderen hier, heb begrepen dat u deze vraag een beetje ´in opdracht´ stelde, maar goed, u hebt verduidelijkt dat u ook zelf achter deze vragen staat - zoveel te beter.
Ten tweede wil ik u wel zeggen dat mijn ex-collega, Geert Bourgeois, dit beleid sinds 2005 heeft gevoerd, dat het juridisch advies binnen is sinds februari 2006 en dat ik ervan uitga dat er zich een aantal maanden na het vertrek van Geert Bourgeois geen significante nieuwe elementen meer aandienen. Mocht daar een misverstand over bestaan, dan zeg ik in alle duidelijkheid dat ik niet zie dat er sinds het vertrek van minister Bourgeois ook maar één jota aan werd toegevoegd of dat ik de indruk heb of zou overwegen dat we onze positie moeten veranderen.
De voorzitter: De heer De Bruyn heeft het woord.
De heer Piet De Bruyn: Ik denk niet dat ik daarnaar heb verwezen. Dat was zeker niet mijn bedoeling. Ongeacht van wie op een ander tijdstip een beleid had moeten uitvoeren, blijf ik met de vraag zitten dat ik vaststel dat we in 2005 een engagementsverklaring zijn aangegaan waarvan nu wordt gezegd dat we die niet meer activeren. Ik stel de vraag, en had minister Bourgeois daar gezeten, dan had ik exact dezelfde vraag gesteld, waar en wanneer men heeft beslist om het engagement dat in 2005 werd aangegaan, niet verder uit te voeren. Deze vraag stel ik aan u, nu, maar had ik evenzeer aan de heer Bourgeois kunnen stellen.
Minister-president Kris Peeters: Ik bezit die bevoegdheden, maar ik stel voor, mijnheer de voorzitter, daar we hier dieper op ingaan bij de bespreking van de beleidsbrief.
De voorzitter: Het incident is gesloten.