Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking en Toerisme Vergadering van 04/11/2008
Interpellatie van de heer Robert Voorhamme tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de internationale positie van het Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek (viWTA)
De voorzitter: De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme: Mijnheer de minister-president, wij dreigen op een diplomatiek incident af te stevenen. Het viWTA, het door het Vlaams Parlement opgerichte Vlaams Instituut voor Wetenschappelijk en Technologisch Aspectenonderzoek, is een instelling die nog niet zo lang bestaat maar haar strepen internationaal al heeft verdiend. Het instituut maakt deel uit van het Europese netwerk van parlementaire instituten voor technologisch aspectenonderzoek, het EPTA (European Parliamentary Techology Assessment). In 2005 hebben wij een jaar het voorzitterschap opgenomen van dit netwerk. De bij dit netwerk aangesloten parlementaire instellingen zijn in meerderheid verbonden aan nationale parlementen. Maar er zijn toch twee volwaardige leden verbonden aan een regionaal parlement: het Catalaanse en het Vlaamse instituut. Recent is daar echter een probleem ontstaan.
Sinds enkele jaren is het Franse OPECST (Office parlementaire d´évaluation des choix scientifiques et technologiques), de organisatie voor technologisch aspectenonderzoek van het Franse parlement, erg actief in het leggen van bilaterale contacten tussen parlementsleden van de EPTA-leden en de Franse parlementsleden die behoren tot OPECST. Op zich is dat niet slecht. Het is net de bedoeling om een netwerk tot stand te brengen.
Op initiatief van de Fransen vond eind september in Parijs een eerste Europese ontmoeting van parlementen plaats met als thema Science, Société et Parlement. Die bijeenkomst werd bijgewoond door en kreeg ook de steun van de TA-instelling van het Europees Parlement. Ook op het niveau van het Europees Parlement is een TA-instelling gecreëerd, STOA (Scientific Technology Options Assessment), waarvan het voorzitterschap wordt waargenomen door het eminente Europarlementslid de heer Busquin. De bijeenkomst werd ook gesteund door de Europese Commissie. Er werd afgesproken om initiatieven te nemen om de nationale parlementen en het Europees Parlement meer te laten samenwerken op het gebied van technologisch aspectenonderzoek.
Wie niet werd uitgenodigd voor deze bijeenkomst, waren de twee TA-instellingen verbonden aan regionale parlementen, het Catalaanse CACIT (Comissi? Assessora de Ciències i Tecnologia) en het viWTA. Het heeft wellicht deels te maken met een Franse centralistische zienswijze, een houding die spijtig genoeg ook bestaat bij meerdere parlementsleden op het Europese niveau.
Het is onaanvaardbaar dat twee parlementaire instituten die soeverein tot stand zijn gekomen en bevoegd zijn voor het gros van de materies waarover het inhoudelijk gaat, zo worden behandeld op het Europese niveau of door een belangrijke lidstaat van Europa. Dit is geen kwestie van een opwelling van nationalisme, maar een toepassing van de staatsstructuren van ons land.
Voor België was wel het federaal parlement uitgenodigd, hoewel er binnen dat parlement geen gelijkaardig instituut bestaat. Er bestaat enkel een commissie. Het Belgische federaal parlement heeft binnen EPTA dan ook slechts een waarnemersstatus. Wij hebben daar niets op tegen. Wij zijn er niet tegen dat er tussen het federaal parlement en het Vlaams Parlement een communicatie tot stand komt. Maar we kunnen er niet naast kijken dat het enige volwaardige instituut van ons land niet werd uitgenodigd.
Het is duidelijk dat wij met onze structuren en ons parlement niet passen in de manier waarop de Fransen over de Europese samenwerking denken. Ik vind het onbeleefd dat zij ons ´per ongeluk´ niet hebben uitgenodigd. Zij zijn evengoed op de hoogte van het volwaardige lidmaatschap. Erger is dat Europa neigt het pad van de Fransen te volgen, hoewel er binnen Europa een redelijke en aanvaarde afspraak bestaat dat er al naargelang de bevoegdheden een beurtrol kan bestaan om ministers van de deelstaten ons land te laten vertegenwoordigen.
Als men vanuit ons land op een forum wil vertegenwoordigd zijn dat zich bezighoudt met technologische en wetenschappelijke ontwikkeling, kan het niet anders of dat gebeurt via het Vlaamse niveau respectievelijk dat van de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest.
Door de heer Busquin wordt in het Waals Parlement een initiatief genomen om een gelijkaardig instituut op te richten - al is het niet helemaal vergelijkbaar, want meer verbonden aan de administratie.
Mijnheer de minister-president, deelt u de zienswijze dat wij actie moeten ondernemen om te bereiken dat het Vlaams Parlement en het viWTA volwaardig kunnen deelnemen aan elke vorm van samenwerking op dit gebied in Europa? Kunt u ermee akkoord gaan dat wij via onze diplomatieke vertegenwoordiging in Parijs de Franse initiatiefnemers van bovengenoemde ontmoeting attent maken op het ongepaste van hun selectieve uitnodiging? Bent u het met mij eens dat wij ook in de Belgische context afspraken moeten maken over de vertegenwoordiging bij internationale samenwerking voor het TA-beleid?
De voorzitter: De heer Van Nieuwenhuysen heeft het woord.
De heer Luk Van Nieuwenhuysen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik kan de bezorgdheid en de vragen van de heer Voorhamme ten volle onderschrijven. We horen hier al jaren verkondigen dat het Europa van de regio´s veld aan het winnen is en dat de staten niet meer van deze tijd zijn, dat ze aan het verdampen zijn, maar toch worden we regelmatig met dossiers geconfronteerd waarbij we moeten vaststellen dat we wegens het feit dat we geen staat zijn maar een regio, niet voluit kunnen gaan. Dit is er een goed voorbeeld van.
Het zou inderdaad een goede zaak zijn om onze gemeenschapsattaché in Parijs in te schakelen en de nodige stappen te laten zetten. Het is misschien nuttig om ook onze vertegenwoordiging bij de Europese Unie in te schakelen, want ik hoor dat ook daar een zekere evolutie aan de gang is in dit dossier, een evolutie die niet meteen in ons voordeel is. Het is dus misschien nuttig om onze vertegenwoordigers in te schakelen. Wellicht gebeurt dit best in samenspraak met dit Vlaams Parlement, en aangezien het om een instelling van het Vlaams Parlement gaat, zou het misschien goed zijn om ook de voorzitter van dit parlement in te schakelen.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, ik wil me ook graag aansluiten bij de interpellatie van de heer Voorhamme. Niet langer dan een week geleden ben ik als vertegenwoordiger, als onbezoldigd lid van de raad van bestuur van viWTA, twee dagen in Den Haag geweest, in de Tweede Kamer, waar we heel gastvrij werden ontvangen. We hebben daar ook kennis kunnen maken, maar niet voor het eerst, met de arrogantie van de heer Birraux, een lid van het Franse parlement. Hij spreekt alleen in termen van staten, niet van deelstaten of regio´s of wat dan ook.
Ik wil hier toch wel even getuigen dat in een betoog van de directeur van het instituut, de heer Berloznik, die het Engels veel beter kan hanteren dan ik, een heel duidelijke toelichting werd gegeven. Voor sommigen lijkt het misschien niet wereldschokkend, maar een aantal grote en kleine landen van Europa maken deel uit van EPTA en een aantal buitenlandse collega´s toonden hun waardering voor de manier waarop de kleine instelling van dit parlement een aantal zaken, ook in Europees verband, doet. Ik heb begrepen dat we ervoor moeten zorgen dat we ons, met het oog op het buitenlands beleid en zo meer, voldoende profileren.
We hadden er ook een heel aangenaam onderhoud met mevrouw Yolande Avontroodt. Zij is lid van het Adviescomité voor Wetenschappen en Technologische Vraagstukken van het federaal parlement, maar dat is een relatief lege doos.
De heer Berloznik heeft er ons ook op gewezen, net als de voorzitter van het viWTA, de heer Voorhamme, dat er aan de Waalse kant, vanuit het Parlement Wallon, een ´proposition de résolution visant à créer une cellule d´évaluation des choix technologiques au sein du Conseil de la politique scientifique´ is. Ook aan Waalse kant toont men dus belangstelling, maar op federaal niveau is het Adviescomité voor Wetenschappen en Technologische Vraagstukken gewoon een lege doos.
Ik sluit me heel graag aan bij de oproep van de heer Voorhamme en van de heer Van Nieuwenhuysen om onze stem eens heel duidelijk te laten horen, niet alleen via onze Vlaamse vertegenwoordigers, maar ook via de, nieuwe, ambassadeur van het Koninkrijk België - zoals dat zo mooi heet - in Parijs. We moeten de stem van de regio´s eens laten horen, temeer omdat Vlaanderen, en dat werd ook toegelicht in Den Haag tijdens het consult met de EPTA-vertegenwoordigers, bijna exclusief bevoegd is op het gebied van wetenschap, technologie, economie en innovatie. Ik zie dus niet in waarom er een link met het federaal niveau moet worden gelegd.
De heer Birraux moet nog een paar lessen krijgen in staatshervorming en zo meer. Misschien zal hij het dan snappen. Hij was de man die tijdens de conferentie het meeste tegengas gaf, zowel tegen Catalonië als tegen Vlaanderen.
Ik wil een hele warme oproep doen om deze kwestie, ook op internationaal niveau, mee te verdedigen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik deel de verontwaardiging van de heer Voorhamme en van de andere sprekers. Ik wil meehelpen. Ik wil actie ondernemen tegen dit euvel om herhaling ervan in de toekomst te voorkomen. Het is heel belangrijk dat Europa en ook alle lidstaten van Europa de bevoegdheidsverdeling en de manier waarop we hier in Vlaanderen een aantal instellingen hebben opgericht, waarderen en erkennen. Als minister-president kan ik een bijdrage leveren om dit te verduidelijken waar dit nog niet het geval mocht zijn.
Ik onderstreep echter ook dat het hier om een instelling van het Vlaams Parlement gaat en dat ik de scheiding der machten, de trias politica, respecteer. U zou het niet appreciëren indien ik me op het terrein van de wetgevende macht, zijnde het parlement, zou begeven. Ik wil daar ook mee zeggen dat ik ervan uitga dat dit Vlaams Parlement ook rechtstreeks aan het Franse zal parlement vragen om de bevoegdheden in de federatie België te erkennen, evenals het Vlaams Parlement en het instituut.
Natuurlijk heb ik er geen enkel probleem mee dat onze Vlaamse vertegenwoordiging in het buitenland en in het bijzonder onze Vlaamse vertegenwoordiger in Parijs, deze zaak aankaart, ook bij het Franse voorzitterschap. Ik zal de nodige initiatieven daartoe nemen. Ook met de suggestie om ook onze vertegenwoordiger op Europees niveau in te schakelen, heb ik geen enkel probleem. Ik zal dat insgelijks doen. Ik benadruk echter nogmaals dat het belangrijk is dat ook het Vlaams Parlement initiatieven neemt.
Mijnheer Voorhamme, u vroeg om de Vlaamse vertegenwoordiger in Parijs te informeren en de nodige actie te ondernemen en bij dezen hebt u mijn toezegging. U had het ook over een intra-Belgisch initiatief, maar ik weet niet in welke mate hierover met het federaal parlement al van gedachten werd gewisseld. Mocht dat nodig zijn, dan wil ik ook op dat vlak mijn goede invloed aanwenden. Het zou natuurlijk nog mooier zijn indien de parlementen in dit land dit aanpakken, in het bijzonder intra-Belgisch. Ik bied mijn diensten aan indien er een bijkomende interventie nodig zou zijn.
Ik herhaal dus dat ik er geen enkel probleem mee heb om deze kwestie, samen met het Vlaams Parlement, aan te kaarten. Ik heb geen enkel probleem met de vraag inzake de Vlaamse vertegenwoordiging in Parijs en ook Europees niet. En wanneer het Vlaams Parlement en de voorzitter van dit Vlaams Parlement zelf initiatieven nemen om dit aan te kaarten met de collega´s van andere parlementen, ben ik bereid om, indien nodig, als minister-president te zorgen voor een ondersteunende actie. U hebt ten gronde immers overschot van gelijk. We mogen dit niet zomaar laten passeren.
De voorzitter: De heer Voorhamme heeft het woord.
De heer Robert Voorhamme: Mijnheer de minister-president, ik dank u. Het is verheugend, maar niet onverwacht dat u het initiatief wilt nemen om een aantal stappen te zetten. Ik neem er akte van dat we ook als parlement een initiatief moeten nemen. Het is inderdaad logisch, en we hebben dat eerder al gedaan, dat we ons rechtstreeks tot een ander parlement richten, maar er is meer aan de hand. In het federale parlement kan men natuurlijk blijven doen alsof hun neus bloedt, want daar heeft men die neiging wel. Dat gebeurt overigens ook bij de federale regering. Ik denk dat de federale regering in haar vertegenwoordiging tegenover Europa ondubbelzinnig moet laten blijken dat, gegeven de bevoegdheidsverdeling van ons land, er hier een afspraak geldt, zowel voor wat de ministerraden betreft als voor wat de vertegenwoordiging van dit soort van instituten betreft, en dat men bepaalde regels moet respecteren. Dat heeft te maken met de soevereiniteit van ons land en ook met de federale loyauteit. In het omgekeerde geval zou men er minder lang over doen om tot die standpunten te komen.
We mogen dit niet onderschatten. Ogenschijnlijk is dit een probleem in de marge, maar voor de werking van een instituut op het vlak van technology assessment, is het essentieel om op een volwaardige manier deel uit te maken van zo´n internationaal netwerk. Ik moet u niet vertellen dat met het beperkte instituut waar we over beschikken, een heel belangrijk deel van de knowhow, die kan worden opgebouwd en kan worden ontsloten voor de eigen parlementsleden, binnen een internationaal netwerk wordt opgebouwd.
De heer Peumans merkte terecht op dat ons instituut een heel goede reputatie heeft, maar het is ook mogelijk dat we de komende maanden en jaren in een dynamiek terechtkomen waarbij het instituut door de stijfhoofdigheid van een aantal niet beter wetende parlementsleden van andere parlementen en door de houding van de uitvoerende macht in dezen - want die is immers een beetje dubbel doordat een aantal van die instituten ook werken voor regeringen en doordat een aantal initiatieven ook worden ondersteund door uitvoerende organen die niet in de eerste plaats rechtstreeks verplicht zijn om verantwoording af te leggen tegenover parlementen, maar wel tegenover regeringen - afglijdt tot een niveau dat niet meer toelaat om de kwaliteit te handhaven die het op heel korte tijd heeft weten op te bouwen.
En daarom, mijnheer de minister-president, niet uit wantrouwen tegenover wat u hebt voorgesteld inzake de acties die u zult ondernemen, maar wel om u te sterken en te ondersteunen, kondig ik hierbij een met redenen omklede motie aan die we aan het Vlaams Parlement zullen voorleggen. Eventueel kunnen we daarbij onszelf opleggen om een initiatief te nemen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, als het ook de vraag is van de heer Voorhamme en zijn collega´s dat ik een brief richt tot de federale premier en de federale ministers die hiervoor bevoegd zijn, onder meer de minister van Buitenlandse Zaken, dan wil ik dat heel graag doen.
Met redenen omklede motie
De voorzitter: Door de heer Voorhamme werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.