Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 21/10/2008
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over de werking van het Pendelfonds
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mevrouw de minister, u hebt in het kader van het Pendelplan het voornemen gemaakt om het aandeel van auto´s in het woon-werkverkeer tegen 2010 terug te brengen van 70 percent naar 60 percent. Het Pendelplan had als bedoeling bedrijven te ondersteunen en het pendelen op maat en het duurzamer pendelen te bevorderen, en te werken aan een groter draagvlak. Er was zelfs sprake van dat er per provincie een mobiliteitspunt zou komen. Men zou proberen een tiental grote projecten tot stand te brengen, om dan tegen 2010 het aandeel auto´s van 70 naar 60 percent te brengen. Dat is een zeer nobele doelstelling.
Op de website van het Pendelfonds luidt het als volgt: ?Het Pendelfonds subsidieert projecten die een duurzaam woon-werkverkeer bevorderen. Projecten die tot doel hebben om het aantal autoverplaatsingen op het vlak van woon-werkverkeer te verminderen, kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming uit het fonds. Bedrijven of bedrijvengroepen of andere private instellingen, maar ook lokale of provinciale overheden of andere publieke instellingen in samenwerking met een private partner, kunnen subsidies aanvragen.?
Het Pendelfonds is opgericht via het decreet van 30 juni 2006 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2006, namelijk artikelen 51 tot en met 62. De werking van het Pendelfonds werd verder geconcretiseerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2006. Dat uitvoeringsbesluit bepaalt dat er tweemaal per jaar een projectoproep wordt georganiseerd.
De deadline voor de eerste oproep van 2008 was 30 september 2008. Op 1 oktober werd de tweede oproep gelanceerd voor de projecten van 2008. Daar is de deadline 31 januari 2009. Er zijn dus een aantal projecten geselecteerd. Ik heb begrepen dat bij de tweede oproep van 2007 vijf van de elf projecten werden geselecteerd.
De begeleidingscommissie bij dat project is echter nogal kritisch over de ingediende projecten. De commissie stelt: ?Globaal genomen beantwoorden de geselecteerde projecten te weinig aan de essentiële doelstelling, namelijk betekenisvolle modal shift. De kwaliteit van de ingediende projecten is er bij de tweede oproep niet op vooruitgegaan. De kansen in de projecten worden onvoldoende uitgewerkt. De indieners moeten hun acties en maatregelen beter onderzoeken en becijferen.? De begeleidingscommissie heeft dan per project een aantal expliciete voorwaarden geformuleerd.
Wij hebben de indruk dat het Pendelfonds dreigt af te glijden naar een subsidiekanaal voor sociale-economieprojecten. Drie van de vijf goedgekeurde projecten betreffen een beschutte werkplaats. Eén project is van Arcelor, het andere van de haven van Zeebrugge.
Mevrouw de minister, bij de eerste oproep van 2007 werden elf van de vijftien ingediende projecten geselecteerd. Bij de tweede oproep van 2007 werden vijf van de elf projecten geselecteerd. Dat konden we via de media vernemen. Welke waren de argumenten om de niet-geselecteerde projecten niet te selecteren? Bij de tweede oproep werden in verhouding nog minder projecten geselecteerd dan bij de eerste. Wat zult u doen om de kwaliteit en het innovatiegehalte te doen stijgen, zodat meer projecten kunnen worden goedgekeurd? Er werd immers toch heel duidelijk vooropgesteld dat die projecten innovatief moesten zijn.
Slechts twee van de vijf goedgekeurde projecten zijn bedrijven uit de reguliere economie. De andere drie zijn bedrijven uit de sociale economie. Hoewel ´aandacht voor kansengroepen´ bij de indicatoren wordt aangehaald, is sociale tewerkstelling geen specifiek criterium en zou de focus moeten liggen op innoverende initiatieven. Hoe verklaart u dit relatief grote aandeel van de sociale tewerkstelling?
In antwoord op schriftelijke vraag nummer 170 van de heer De Craemer hebt u het volgende gezegd: ?Het is zeker zinvol om over de goede praktijken van het Pendelfonds te communiceren. Er wordt onder meer gedacht aan een website waarop niet alleen alle noodzakelijke informatie over onder meer de indieningsprocedure of evaluatieprocedure staat, maar waarop ook ´good practices´ zijn terug te vinden.? Die website bestaat trouwens. Ik citeer opnieuw: ?Momenteel is het echter nog te vroeg om over goede praktijken te communiceren, omdat de eerste evaluaties van de projecten van de eerste oproep nog moeten gebeuren. Deze zijn op het terrein voorzien ten vroegste eind dit jaar. Communicatie hierover kan slechts vanaf het voorjaar van 2009.? Bent u nog steeds van plan te communiceren over die goede praktijken? Het lijkt me heel belangrijk dat het goede voorbeeld wordt gegeven aan andere bedrijven.
De deadline voor de eerste oproep van 2008 was 30 september 2008. Hoeveel projectvoorstellen hebt u ontvangen? Wat de looptijd betreft, hoeveel projecten worden voor vier jaar gefinancierd? Dat is immers de bedoeling. Welke projecten worden gefinancierd voor een kortere periode? Indien alle projecten voor vier jaar worden gefinancierd, waarom wordt er zo zelden van uitgegaan dat projecten sneller rendabel zouden zijn? Het is immers de bedoeling dat dit wordt opgestart en dat het uiteindelijk wordt geïntegreerd in de bedrijfspolitiek van de instellingen in kwestie. Zeker wat de sociale economie betreft, als instellingen dat in de toekomst helemaal zelf moeten gaan financieren, geeft dat misschien wel aanleiding tot problemen. U kent die sector veel beter dan ik.
Elk project wordt steeds geëvalueerd. De tweede subsidieschijf van 40 percent wordt uitbetaald binnen een maand na de beslissing tot verdere subsidiëring van de Vlaamse minister bevoegd voor het mobiliteitsbeleid, op basis van het evaluatieverslag. De laatste schijf van 20 percent wordt betaald binnen een maand na de beslissing van de minister op basis van een evaluatieverslag, zoals bepaald in het tweede lid van artikel 10, en op basis van een uitgebreid financieel verslag. Bij hoeveel projecten van 2007 werd niet beslist tot het betalen van de tweede schijf of derde schijf? Wat was de reden daarvan: de timing van het verslag, het niet halen van bepaalde criteria? Op basis van welke indicatoren werd beslist niet door te gaan met het project?
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, ik heb een tijdje geleden gelezen dat het ABVV een enquête heeft gehouden bij een aantal grote ondernemingen in Vlaanderen. Die enquête handelde specifiek over de vervoerspolitiek van het bedrijf en de wijze waarop het woon-werkverkeer wordt georganiseerd, en vooral dan over de vraag welke maatregelen bedrijven zelf nemen om duurzaam woon-werkverkeer te bevorderen. De resultaten waren in het algemeen eigenlijk zeer bedroevend. Het aantal bedrijven dat bedrijfsfietsen ter beschikking stelt, is op één hand te tellen. Gezamenlijk vervoer organiseren, wordt ook maar door een aantal bedrijven gedaan. Ook worden in een minderheid van de bedrijven stimulansen gegeven aan het personeel om bijvoorbeeld met het openbaar vervoer te komen werken. Het lijstje is erg lang, en ik ken de precieze cijfers niet meer uit het blote hoofd, maar het kwam er alleszins op neer dat erover werd geklaagd dat er nog heel veel werk aan de winkel is.
Mijn fractie heeft dan ook een voorstel van resolutie ingediend waarin we extra maatregelen vragen om het woon-werkverkeer voort te verduurzamen. Het is immers duidelijk dat het Pendelfonds er tot nu toe niet echt in slaagt ter zake een noodzakelijke trendbreuk tot stand te brengen. Ik hoop dat we daar in de nabije toekomst nog voort over kunnen debatteren. Het is inderdaad heel erg nodig om, samen met de bedrijven, extra maatregelen te nemen om dat duurzame woon-werkverkeer voort te bevorderen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, geachte collega´s, de heer Peumans heeft nog eens heel duidelijk de doelstelling van het Pendelfonds toegelicht, namelijk een duurzaam woon-werkverkeer creëren.
Tijdens de Heen-en-weer-week van 5 tot 11 mei 2008 werd campagne gevoerd om de pendelaars aan te zetten zich op een duurzame manier naar hun werk te verplaatsen. Zo was er ook sprake van een Mobitest, die vooral de bedrijfsleiders ertoe moest aanzetten om maatregelen te nemen voor een duurzaam woon-werkverkeer op bedrijfsniveau. Daarnaast werd ook gesproken over een mobiliteitscheque.
Ik zou graag willen weten of er veel bedrijfsleiders waren die interesse hadden in concrete initiatieven voor duurzaam woon-werkverkeer. Wat houdt een mobiliteitscheque precies in?
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, de heer Peumans heeft terecht nog eens uitgelegd waar het in het Pendelfonds om gaat.
Ik wil nog eens onderstrepen dat we heel veel structurele initiatieven kunnen nemen, moeten nemen en ook wel nemen - onder meer in het openbaar vervoer, het autodelen -, zeker waar we als overheid de zaak in eigen handen hebben en ook heel gericht onze middelen kunnen inzetten.
Maar we moeten ook bescheiden durven zijn. Een deel van de oplossing ligt in handen van de bedrijfswereld. Het Pendelfonds - in al zijn bescheidenheid - heeft als doel om het beleid in de bedrijven op gang te trekken. Ik geef toe dat dat met wisselend succes gebeurt. Waar het minder goed gaat, hebben we de afgelopen jaren heel wat initiatieven genomen om het te versterken.
U vroeg naar de argumenten waarmee projecten al dan niet geselecteerd werden. Ik wil ook duidelijk stellen dat ik die projecten niet evalueer. Ik geef uiteindelijk wel mijn toestemming, maar die is gebaseerd op de adviezen.
De argumenten om de niet weerhouden projecten niet te selecteren, kunnen in drie grote groepen worden ondergebracht. Een eerste groep gaat over een onvoldoende uitgewerkte visie, onder meer over de impact van het project op een duurzamer woon-werkverkeer onder de vorm van een modale verschuiving. In het bijzonder trachtten een aantal projecten eerder een oplossing te geven aan bepaalde aspecten van vervoersarmoede en niet van de modal split bijvoorbeeld. Een tweede groep heeft betrekking op het feit dat het projectvoorstel onvoldoende onderbouwd was inzake doelstellingen, doelgroep enzovoort. Een derde groep heeft betrekking op een onvoldoende uitgewerkt maatregelenpakket: te beperkt, te vaag, te weinig gestructureerd.
Bij een tweede oproep werden in verhouding nog minder projecten weerhouden. De mate waarin de ingediende dossiers kwalitatief hoog scoren, heb ik vanzelfsprekend niet in de hand. Wel is het zo dat ik de provinciale mobiliteitspunten heb opgedragen hierin een stimulerende en ondersteunende rol te vervullen. Ook voor mij was de tweede oproep niet voldoende, niet naar inhoud en niet naar aantal.
U verwijst ook naar de sociale economie. U weet dat dit mij na aan het hart ligt. Het gaat ook om werknemers die absoluut niet mogen worden uitgesloten. Bovendien zijn het werknemers met een bijzondere mobiliteitsvraag. Ze moeten absoluut vertegenwoordigd worden in de projecten, maar ze mogen niet het overwicht uitmaken want dan klopt er iets niet.
We zijn dus onmiddellijk opgetreden. Enerzijds moesten de provinciale mobiliteitspunten nog tot volle activiteit komen. Ze zijn dat nu al heel wat meer. Ze hebben zich heel gericht beziggehouden met de fase waarmee we nu bezig zijn. Bovendien werden er ook afspraken gemaakt met Voka en UNIZO in functie van het beter informeren van de bedrijven. Dat gebeurde heel gericht met een communicatiecampagne en infomomenten. Dit heeft zijn weerslag op de inhoud van de ingediende dossiers. Dat alles zal ervoor zorgen dat er in de toekomst meer kwalitatieve en beter scorende projecten zullen zijn.
Ik heb geen pasklare of wetenschappelijke verklaring voor het relatieve grote aandeel van sociale tewerkstelling. Ik denk dat er twee redenen zijn. In de eerste plaats hebben deze instellingen een grotere gevoeligheid voor deze maatschappelijke problematiek. Zoals ik al zei, hebben ze een heel bijzondere mobiliteitsvraag. Ten tweede zijn ze, veel meer dan andere bedrijven, gewoon om met de overheid en overheidsadministraties te werken en met het indienen van dossiers. Het is dan ook zeer belangrijk om Voka, UNIZO en de mobiliteitspunten hierbij te betrekken. Op die manier kunnen we het reguliere bedrijfsleven hiervoor warm maken.
Ik ben uiteraard nog steeds van plan over de goede praktijken te communiceren. Ik heb al de eerste initiatieven ter zake genomen. De domeinnaam www.pendelfonds.be is reeds gereserveerd. In de loop van de komende maanden zal deze specifieke website over het Pendelfonds verder worden ingevuld. De goede praktijken zullen hierbij een plaats krijgen.
Wat de eerste oproep voor 2008 betreft, kan ik melden dat 26 projectaanvragen zijn ingediend. Dat resultaat is veel beter dan het resultaat van de vorige oproep. Hoewel de selectie nog loopt, kan ik nu al melden dat alles goed gaat en dat de kwaliteit aanzienlijk beter is. Eind oktober of begin november van dit jaar zullen we de nodige adviezen ontvangen en zullen we een beslissing kunnen nemen. We zullen dan iedereen op de hoogte brengen.
Op enkele uitzonderingen na, hebben alle projecten een looptijd van vier jaar. Dergelijke projecten veronderstellen vaak ingrijpende aanpassingen aan het dagelijks verplaatsings- en organisatiepatroon van de werknemers. Dit kan niet op een dag worden gerealiseerd. Investeringen in dergelijke maatregelen worden vaak gefaseerd uitgevoerd. Sommige maatregelen, zoals bedrijfsvervoer of het inzetten van shuttles, hebben vaak enkele jaren nodig voor ze op een kostenefficiënte wijze kunnen functioneren.
Wat de laatste vraag betreft, moet ik meedelen dat ik nog geen informatie kan geven. De eerste projecten zijn pas eind 2007 de facto van start gegaan. De eerste evaluaties zijn net gestart of zullen binnenkort van start gaan. Pas na de indiening en de evaluatie van de evaluatiedossiers zullen we hier meer informatie over kunnen geven.
De heer Glorieux heeft vooral gevraagd het geheel verder te onderzoeken. Ik hoop dat ik hem heb gerustgesteld. Er zijn heel wat projectaanvragen ingediend. De zaak is weer wat vlotgetrokken.
De vraag van mevrouw Van den Eynde betreft eigenlijk een dossier dat niet volledig tot mijn bevoegdheden behoort en dat onlangs in de schijnwerpers is gezet. Het is mijn overtuiging dat nog steeds te eenzijdig met bedrijfswagens wordt gewerkt. Een mobiliteitsbudget voor de werknemers zou hen veel meer de keuze voor een mix van mobiliteitsmiddelen laten. Dit zou de keuze voor een duurzame mobiliteit mogelijk maken. Tot dan blijft het dweilen met de kraan open.
Het mobiliteitsbudget is bedoeld om een mix te creëren. Hiertoe moet de federale regering echter ook beslissingen nemen. Het moet immers mogelijk worden in dit verband een fiscaal aantrekkelijk pakket samen te stellen. Iedereen kent ongetwijfeld voorbeelden, zoals mensen die in Antwerpen wonen en in het centrum van Brussel werken. Dergelijke mensen zijn veel meer gediend met een aantrekkelijk pakket, waar het openbaar vervoer ook deel van uitmaakt. Op dit ogenblik is het aanbieden van een bedrijfswagen de enige mogelijkheid om een fiscaal aantrekkelijk pakket samen te stellen. Dit is bijna het tegenovergestelde van duurzame mobiliteit.
We leveren op dit vlak zelf enig denkwerk. We moeten echter bescheiden blijven. Deze zaak moet door de federale regering worden geregeld. Dit betekent echter niet dat we er niet over nadenken.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Het verheugt me dat 26 projectaanvragen zijn ingediend. De vraag is of de kwaliteit ook zal stijgen. (Opmerkingen van minister Kathleen Van Brempt)
Dan gaat het om een goede ontwikkeling. Ik kreeg soms de indruk dat alles in een licht terminale toestand zou terechtkomen. Ik druk het hier vrij sterk uit.
Het gaat hier in feite om de tegenhanger van de bedrijfsvervoersplannen. Die zijn in se ook geen succes geworden. Nu gaat het om een andere poging met een een-op-eenverhouding. Gedurende vier jaar legt de Vlaamse overheid een euro bij voor elke euro die iemand hierin investeert.
We zouden natuurlijk over voldoende garanties in verband met de levensvatbaarheid van deze projecten moeten beschikken. Volgens de minister kent de sociale economie een grote gevoeligheid. Als ik advertenties van bedrijven in andere sectoren, zoals de logistiek, bekijk, merk ik dat er overal over de filegevoeligheid en over de bereikbaarheid van bedrijven wordt gesproken. Ook voor de normale economische sectoren lijkt dit me een relevant gegeven.
We zullen dit blijven opvolgen. Het gaat hier om een zinvol initiatief. Ik zou het jammer vinden indien dit helemaal zou mislukken.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mevrouw de minister, ik heb nog een kort vraagje. Is de idee van een mobiliteitscheque eigenlijk van uw kabinet afkomstig? Vraagt u de federale regering om haar medewerking? Zal uw kabinet dit verder uitwerken en onderzoeken?
Minister Kathleen Van Brempt: Die idee is eigenlijk van vele mensen afkomstig. Verschillende mobiliteitsbewegingen en de Bond Beter Leefmilieu hebben hier lang aan gewerkt. Zij zijn ook de geschikte partners om dit op de maatschappelijke en de politieke agenda te krijgen. De federale regering zou zich hiermee bezig moeten houden.
Aangezien ik dit een goed idee vind, wil ik hier zeker over blijven nadenken. Ik kan dit echter niet zelf uitvoeren, want ik ben er niet voor bevoegd. De middenveldorganisaties en de mobiliteitsverenigingen lijken me zeer geschikt om hiervoor een maatschappelijk draagvlak te zoeken en te vinden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.