Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 03/06/2008
Vraag om uitleg van de heer Frans Wymeersch tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de voorstellen van de Europese Commissie om het Europese landbouwbeleid te hervormen
Vraag om uitleg van de heer Karlos Callens tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de hervormingsvoorstellen voor het Europees landbouwbeleid
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, u zal merken dat een aantal elementen uit de vraag van de heer De Meyer terugkeert. Op 20 november 2007 publiceerde de Europese Commissie een document dat de aanzet moest zijn tot de verdere hervorming van het gemeenschappelijke landbouwbeleid.?De voorstellen tot aanpassing beogen geen fundamentele hervormingen?, zei de Europese Commissaris toen,?maar moeten de landbouw toelaten om zich verder aan te passen aan een snel wijzigende omgeving.?
De Health Check verfijnde de hervormingen van 2003 voor de periode 2009-2013 en moest leiden tot verdere oriëntatie voor het toekomstige landbouwbeleid na 2013. Het document bevatte toen nog geen definitieve voorstellen, maar moest de aanzet vormen tot wetgevende voorstellen. Op basis van de besluiten uit een ruime stakeholderconsultatie en een lopende impactanalyse, heeft de Europese Commissie nu aangepaste voorstellen gedaan. Volgens de planning moeten de voorstellen voor het einde van 2008 definitief worden goedgekeurd door de landbouwministerraad, zodat ze vanaf 2009 in werking kunnen treden.
Wat stelde de Europese Commissie voor? Een: de premies op basis van historische referenties verder verlaten om in de periode 2009-2013 tot een meer forfaitair premiestelsel te komen, de zogenaamde ´flat rate´. De nieuwe lidstaten zijn onmiddellijk gestart met een flatratesysteem, maar voor een aantal oude lidstaten, waaronder België en dus ook Vlaanderen, zal het verlaten van de historische referentie aanleiding geven tot gevoelige verschuivingen in de totale premiegelden op het niveau van het individuele landbouwbedrijf.
Twee: de tot nu toe gekoppeld gebleven premiestelsels verder ontkoppelen. De Europese Commissie erkent echter dat voor specifieke situaties, bijvoorbeeld de zoogkoeienhouderij, een gekoppeld premiestelsel voordelen heeft of zou kunnen hebben.
Drie: de steunbedragen voor grote bedrijven gradueel verminderen. Vanaf een totaalbedrag van 100.000 euro per jaar zou 10 percent van het premiebedrag gekort worden. Voor bedragen boven de 300.000 euro kan de korting oplopen tot 45 percent. Die maatregel zal voor de Vlaamse landbouw, met naar Europese normen weinig grote bedrijven, nauwelijks voelbaar zijn.
Vier: het minimale landbouwareaal om in aanmerking te kunnen komen voor EU-steun verhogen. Momenteel is de ondergrens 0,3 hectare. Vijf: de crosscompliancenormen en -criteria herzien, waaraan wellicht nieuwe waterbeheersmaatregelen en maatregelen ter vermindering van de klimaatsverandering zullen worden toegevoegd.
Met betrekking tot de marktondersteuning stelde de Europese Commissie voor om de braakregeling af te schaffen. Er moeten evenwel oplossingen worden gevonden om de voordelen van de braaklegging op het vlak van het milieu - in het kader van de biodiversiteit - niet verloren te laten gaan. De commissie stelde ook voor om interventiemaatregelen alleen nog te behouden voor baktarwe en niet meer voor andere granen, en de melkquota geleidelijk te verhogen ter voorbereiding van hun definitieve afschaffing in 2015.
Wat stelt de Europese Commissie uiteindelijk voor? De voorstellen van de commissie moeten worden gezien tegen de achtergrond van een verdere vereenvoudiging van de rechtstreekse steun, een modernisering van de marktondersteunende mechanismen en het verder uitbouwen van het landbouwbeleid ingevolge nieuwe uitdagingen, zoals de klimaatsverandering, het energievraagstuk, waterbeheer en de bescherming van de biodiversiteit.
In de voorstellen worden de melkquota geleidelijk aan afgeschaft en verdwijnt ook de braakleggingsverplichting. De directe inkomenssteun wordt afgeroomd. Die vrijgekomen middelen wil men inzetten in plattelandsontwikkeling en marktbeheer. De Europese landbouwers zullen in de toekomst minder rechtstreekse subsidies krijgen, tot 13 percent minder in 2013. Dat geld zal dan naar plattelandsontwikkeling en milieuprojecten in rurale gebieden gaan.
Daarnaast worden verschillende marktondersteunende instrumenten afgebouwd of afgeschaft, zoals de eerder aangehaalde braakleggingsverplichting. Tot slot worden vier nieuwe uitdagingen naar voren geschoven in plattelandsontwikkeling: klimaatbeheer, hernieuwbare energie, waterbeheer en biodiversiteit. Nochtans is de directe inkomenssteun een noodzakelijke compensatie voor de extra productiekosten die in belangrijke mate te maken hebben met de hoge maatschappelijke eisen in onze contreien.
De landbouworganisaties pleiten minstens voor een flexibel gebruik van marktondersteunende mechanismen. Bij ongunstige marktomstandigheden moet volgens de organisaties de mogelijkheid echter blijven bestaan om deze marktmechanismen tijdelijk in te zetten als vangnet in de markt. Mijnheer de minister-president, blijft de regering nu bij de verdedigers van de eerste pijler van het gemeenschappelijke landbouwbeleid, namelijk de ondersteuning van de markten en de prijzen?
Eind februari stelde u dat u met uw Waalse collega een akkoord had over een reactie met betrekking tot de Health Check. Die reactie hield de volgende elementen in. Een: de bedrijfstoeslagregeling, en met name het historisch model, werd pas drie jaar geleden ingevoerd. Dit bracht ingrijpende wijzigingen mee in de bedrijfsvoering van de landbouwers. Er wordt gepleit voor het aanhouden van dit model tijdens de eerstkomende jaren. Tegelijk is de marktsituatie niet dermate geëvolueerd dat een verdere ontkoppeling van de premies, en met name die van de dierlijke sectoren, aangewezen is.
Twee: in de toekomst moeten marktinstrumenten zoals interventie en braakverplichting ingezet kunnen worden als flexibel vangnet op het ogenblik dat de marktomstandigheden dat opnieuw zouden vragen. De zachte landing van de melkquota moet terdege worden voorbereid. Hierbij dienen alle instrumenten, waaronder quotaverruiming, aanpassing van de vetcorrectiecoëfficiënt enzovoort, in overweging te worden genomen.
Drie: het gemeenschappelijke landbouwbeleid moet aandacht besteden aan nieuwe uitdagingen zoals de klimaatverandering, het waterbeheer enzovoort. Er zal specifiek aandacht worden gevraagd voor nieuwe sociale uitdagingen zoals risicobeheer en het vergemakkelijken van de generatiewissel.
De Europese Commissie wil echter vooral de tweede pijler ontwikkelen. De heer Gerd Sonnleitner, vicevoorzitter van een toch niet onbelangrijke landbouwvakbond, stelt:?Wij landbouwers produceren in de eerste plaats voedsel. Dat zal het geval blijven, zelfs al wordt de multifunctionaliteit van de landbouw uitgebouwd.? Hij vindt het niet aangewezen om de middelen naar de pijler van de landbouwontwikkeling over te hevelen.
Wat is uw reactie en de reactie van de Vlaamse Regering op de aangekondigde en blijkbaar definitieve hervormingen en voorstellen? Welke stappen hebt u eventueel al ondernomen sinds eind februari om het Vlaamse standpunt op het Europese forum te brengen en er medestanders te vinden?
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: De inleiding die de heer Wymeersch zonet heeft gegeven, lijkt erg op de mijne. Ik heb wel wat vragen bij de bedragen die aan sommige bedrijven zullen worden toegekend. Ik heb echter vooral vragen bij 13 percent middelen die moeten gebruikt worden om speciale projecten te organiseren en te subsidiëren om de landbouw beter te steunen.
En ook bij de denkwijze die door een aantal organisaties geformuleerd werd in verband met mogelijke verzekeringssystemen tegen oogstschade of voor schadeloosstelling na natuurrampen, dierziekten en andere fenomenen. Ik stel me dan de vraag of leefmilieu ons niet wat in de steek laat. Samen met de heer De Meyer hebben we al een aanzet gegeven in verband met de vergoedingen voor schade aan ganzen. De uitvoeringsbesluiten in dit verband laten nog altijd op zich wachten, hoewel ze ons beloofd zijn. In de komende weken zal ik daarover nog een vraag stellen in de bevoegde commissie want dat is een belangrijk punt.
Hoe beoordeelt de minister de hervormingsvoorstellen in hun globaliteit? Wat zijn de voornaamste probleempunten voor de Vlaamse landbouw? Is de minister voorstander van een afschaffing van de braaklegging? We beschikken immers nog altijd over de mogelijkheid om de regel opnieuw in te voeren. Of geeft hij de voorkeur aan het behoud ervan als optie? Belangrijke landbouwverengingen dringen er op aan om de braaklegging opnieuw als optie te nemen. Dat wordt een moeilijke beslissing. We zijn altijd bereid om te helpen uitkijken naar de beste oplossing.
Welke prioriteit wenst de minister te geven aan het extra vrijkomend areaal? Verkiest de minister eerder een inzet voor de productie van extra voedsel, groene energie of een andere bestemming? Behoeft de uitdrukkelijke keuze van de Europese Commissie voor de afschaffing van de melkquota tegen 2015 een bijsturing van het stappenplan van de Vlaamse Regering? Voor welke doeleinden wenst de minister de tien percent steungeld die de lidstaten per sector moeten reserveren voor speciale projecten, prioritair aan te wenden? Zal de minister inspanningen doen om het wetenschappelijk onderzoek inzake klimaatbeheer en hernieuwbare energie op te drijven met het oog op de afstemming van het landbouwbeleid ervan? Hoe staat de minister tegenover het project - dat geen vergunning heeft gekregen - om genetisch gemanipuleerde producten als onderzoekselement te gebruiken?
?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Ik sluit me aan bij deze vragen aangezien het Europese landbouwbeleid een serieuze impact heeft op onze landbouw. We hebben een maand geleden, toen de discussie volop woedde, over de Health Check gesproken. We hebben er een hoorzitting over gehouden en er een resolutie over goedgekeurd. Er zijn besluiten en conclusies getrokken. Ik ben uiteraard benieuwd hoe de discussie voorts is gelopen en of er rekening is gehouden met de resolutie.
Er waren ook punten die we extra hadden aangehaald, maar niet dadelijk op de agenda stonden zoals innovatie en zorgboerderijen. Is daar rekening mee gehouden? Is het op de agenda geplaatst? Wat het risicobeheer betreft, weet ik dat de minister er ijverig aan werkt, maar ik weet niet of er op het Europese niveau nog vorderingen zijn, bijvoorbeeld in verband met de Health Check.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Er zijn heel wat vragen, het is ook een heel belangrijke materie. Ik zal trachten overal op te antwoorden.
De tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijke landbouwbeleid beoogt drie doelstellingen. Ten eerste, een verbetering en vereenvoudiging van de bedrijfstoeslagregeling en de daaraan verbonden cross compliance, dat wil zeggen voldoen aan randvoorwaarden in verband met natuur, milieu, bodem, voedselveiligheid, dierenwelzijn en zo meer. Ten tweede, een modernisering van de marktinstrumenten, en ten derde een antwoord bieden op vier nieuwe uitdagingen, namelijk de klimaatsverandering, het waterbeheer, hernieuwbare energie en het behoud van de biodiversiteit.
De technische voorstellen zoals ze op 20 mei gepresenteerd zijn door de Europese landbouwcommissaris gaan echter verder dan de vooropgestelde bijsturing. Laat mij vooraf duidelijk stellen dat er nog een aantal onduidelijkheden in het voorstel zitten. Het voorstel zal een eerste keer op ministerieel niveau besproken worden in de landbouwraad van juni 2008. De volgende weken zullen de voorstellen, 157 pagina´s, in detail besproken worden in de technische werkgroepen. Uiteraard zullen de voorstellen ook besproken worden met de Vlaamse land- en tuinbouwsector.
In deze actuele situatie van stijgende voedselprijzen die ondertussen weliswaar opnieuw wat dalen, en voedselschaarste, wordt de sleutelrol van landbouw in de wereldeconomie opnieuw benadrukt. Dit is daarstraks door de heer De Meyer aangehaald. Ik herhaal dan ook dat het van cruciaal belang is dat de landbouw de nodige kansen en ruimte krijgt om een degelijke bedrijfsvoering uit te bouwen, te innoveren en te investeren.
Specifiek voor de Vlaamse land- en tuinbouwsector is het noodzakelijk dat de landbouwer een zekere garantie heeft over zijn inkomen. Daarom is het van primordiaal belang dat Europa hiervoor een waaier aan mogelijkheden biedt: een sterke eerste pijler, namelijk een inkomensondersteuning, voldoende mogelijkheden om betaalbare verzekeringssystemen uit te bouwen en marktinstrumenten die als flexibel vangnet kunnen worden ingezet.
Op basis van een eerste lezing van de voorstellen noteer ik de volgende knelpunten. Er wordt voorgesteld om de directe inkomenssteun van de landbouwers gradueel te verminderen, tot 13 percent in 2012. Dat is een eerste knelpunt. Dit budget zou volledig besteed moeten worden aan de vier nieuwe uitdagingen die ik hierboven vermeld heb. Risicobeheer, zoals verzekeringssystemen, zit hier niet in vervat, en dat vormt een knelpunt.
Voorts worden sommige marktinstrumenten afgeslankt, en niet gemoderniseerd tot een flexibel vangnet. De braakverplichting wordt zelfs afgeschaft. Daar ben ik zelf geen voorstander van. Ik kom er nog op terug. Wel kan de maatregel tijdelijk op nul worden gezet zodat het instrument behouden blijft. Dat de toestand snel kan omslaan en voorzichtigheid geboden is, bewijzen de prijsdalingen voor tarwe en zuivel van de afgelopen dagen. Het kan ook weer de andere richting uitgaan. De cross compliance wordt ten slotte amper vereenvoudigd en tegelijk uitgebreid met nieuwe eisen.
Tot zover mijn beoordeling van de maatregelen. We zullen technisch nog voort evalueren. Er zitten wel degelijk knelpunten in, en we zullen ze meenemen bij de voorbereiding van het Vlaamse standpunt.
Wat de vraag over de afschaffing of het behoud van de braaklegging betreft, heb ik al gezegd dat ik er voorstander van ben om de regel op nul te zetten, maar niet om de regel af te schaffen.
U vroeg: welke prioriteit wenst de minister te geven aan het extra vrijkomend areaal? Verkiest de minister veeleer een inzet voor de productie van extra voedsel, groene energie of een andere bestemming? De vrijgekomen percelen zullen omgezet worden in gewone subsidiabele percelen, de braaktoeslagrechten zullen in dit voorstel omgezet worden in gewone toeslagrechten. De individuele landbouwer heeft de vrije keuze om een teelt te kiezen. De bestemming van de grond zal dan ook volledig afhankelijk zijn van de bedrijfsvoering van de landbouwer, de marktontwikkelingen en zo meer. Ik wil me daar niet in mengen. De landbouwer is zelf het best geplaatst om dat te doen.
Behoeft de uitdrukkelijke keuze van de Europese Commissie voor de afschaffing van de melkquota tegen 2015 een bijsturing van het stappenplan van de Vlaamse Regering? Het stappenplan melkveehouderij is opgemaakt binnen de huidige reglementering, dus met melkquota tot 2015, maar in het vooruitzicht dat de Commissie de lopende regeling niet meer zal verlengen. Het bevat een geplande, zachte landing van de melkquota en laat melkveehouders in Vlaanderen toe hun bedrijf de komende jaren zo uit te bouwen dat zij, indien de quota effectief verdwijnen, klaarstaan en concurrentieel zijn ten opzichte van collega-melkveehouders in de ons omringende landen.
Als het voorstel om de quota jaarlijks met één percent te laten stijgen uiteindelijk op het Europese niveau wordt goedgekeurd, zal dat het belang van de beperking van de productiehoeveelheid op bedrijfsniveau nog sneller doen dalen, en zal het de zachte landing bij ons alleen versterken. De kost van quota-aankopen zal immers nog sneller dalen. Heel snel zullen andere factoren, zoals de mestafzet, een grotere beperking zijn voor heel wat melkveehouders dan het quotum. Er is dus nu geen aanpassing van het stappenplan, dat intussen wordt geïmplementeerd, nodig. Dat belet niet dat wij de evolutie nauwgezet blijven volgen en indien nodig zullen we de quotaregeling toch nog aanpassen, rebus sic stantibus.
Voor welke doeleinden wenst de minister de tien percent steungeld die de lidstaten per sector moeten reserveren voor speciale projecten, prioritair aan te wenden? Ik veronderstel dat u hiermee doelt op de uitbreiding van ex-artikel 69 van Verordening 1782/03 van de raad inzake de bedrijfstoeslagregeling, momenteel vervat in artikel 68 van het nieuwe voorstel. De tien percent middelen kunnen afgeroomd worden, maar dat is geen verplichting. Het staat iedere lidstaat vrij om het percentage te bepalen, de sector of sectoren waarvan de middelen afgeroomd worden en de sectoren waaraan deze middelen tegemoet komen. Het voorstel biedt een brede waaier van mogelijkheden waaraan de middelen besteed kunnen worden. Daaronder vallen verzekeringssystemen, onderlinge fondsen voor dierziekten, investeringen in kwaliteit en innovatie en zo meer.
Zal de minister inspanningen leveren om het wetenschappelijke onderzoek inzake het klimaatbeheer en de hernieuwbare energie op te drijven, met het oog op de afstemming van het landbouwbeleid ervan? Binnen mijn bevoegdhedenpakket worden er al heel wat inspanningen geleverd in het kader van het onderzoek inzake het klimaatbeheer en de hernieuwbare energie. Op 13 juni 2008 worden trouwens de resultaten bekendgemaakt van de studie die ik vanuit het beleidsdomein Landbouw financier over de klimaatadaptatie en de landbouw. We hebben het er hier al over gehad een heel tijdje geleden. Ook op het vlak van de hernieuwbare energie worden tal van inspanningen geleverd door het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek (ILVO) en onze praktijkcentra.
Dan was er nog de vraag van de heer Wymeersch over de stappen die ik al zou hebben ondernomen om het Vlaamse standpunt op het Europese forum te brengen. Ik heb vorig jaar samen met de andere verantwoordelijke ministers voor Landbouw in naam van België een gemeenschappelijke brief geschreven naar de Europees landbouwcommissaris om knelpunten aan te halen die extra aandacht vragen in deze discussie. In januari 2008 heb ik een brede overlegronde georganiseerd met alle sectoren die betrokken zijn bij dit voorstel. Vervolgens werd er in overleg met Waals minister Lutgen een gemeenschappelijk standpunt verdedigd in de Europese landbouwraden van februari en maart 2008 waarop dit dossier ter sprake kwam en die ik heb bijgewoond.
Daarnaast heb ik op 26 februari 2008 een afzonderlijk overleg gehouden met de Europees Commissaris over dit dossier. Ik heb er een aantal specifieke Vlaamse problemen aangekaart. Ook de komende maanden zal ik natuurlijk het dossier met de nodige aandacht opvolgen en erover waken dat de belangen van de Vlaamse land- en tuinbouwsector terdege verdedigd worden in dit dossier. U zult me er zeker nog over ondervragen. Uiteraard zal ik hierover regelmatig overleggen met de sector.
De Europese Commissie stelt een goedkeuring van het dossier in november 2008 voorop, en vervolgens hebben de lidstaten tot 1 augustus 2009 de tijd om mee te delen welke opties ze verkiezen voor een aantal elementen waarvoor in het huidige voorstel meerdere beleidskeuzes geboden worden, zoals de al dan niet verdere ontkoppeling van sommige premies. Ook het volgende jaar zal dit dossier de nodige opvolging vragen.
Dan was er nog de vraag van mevrouw Rombouts over de resolutie inzake de Health Check. In de standpunten die we tot nu toe hebben ingenomen, is steeds rekening gehouden met de resolutie van dit parlement. De belangrijkste elementen zijn de volgende. Er werd gepleit voor het behoud van de eerste pijler. Dat was ook de vraag van de heer Wymeersch. Voorts werd er gewezen op het specifieke belang van de gekoppelde premies voor de dierlijke sectoren. Dat is ook al aan bod gekomen. Ten slotte werden een bezorgdheid geuit over de randvoorwaarden. Die zijn meegenomen. Er was ook nog de zorg over de toekomst van de marktmaatregelen en mogelijke nieuwe uitdagingen voor de landbouwsector.
Wat de verdere opvolging van dit dossier betreft, zullen wij die belangrijke globale lijnen aanhouden. We zullen er alles aan doen om die zo veel mogelijk te verdedigen en terug te vinden. Ik hoop ook dat het sectoroverleg op dat vlak de nodige bijdragen zal leveren.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik stel vast dat u en mijn fractie op dezelfde golflengte zitten met onze wensen en zorgen, maar dat we er toch niet in slagen om die standpunten door te drukken, of om medestanders te vinden binnen Europa.
U verwijst naar uw akkoord met uw Waalse collega. Daar blijft niet veel meer van over als we de voorstellen van Europa eens goed onder de loep nemen. U hebt zelf aangegeven dat er geen sprake is van risicobeheer. Europa heeft ook weinig oren naar de sociale problemen die op de sector afkomen, zoals de problemen die zich voordoen bij een generatiewissel. Ook de bedrijfstoeslagregeling en alles wat daarbij komt kijken, vormt een heikel punt.
Het enige waar Europa oren naar heeft, en waarin wij in zekere mate ook kunnen meegaan, is de bijkomende taak voor de landbouw op het vlak van waterbeheer, milieubehoud enzovoort. Voor de Europese Commissie schijnt dat het eerste punt van geloof te zijn, en dus niet de voedselvoorziening.
Nochtans hoorde ik deze morgen nog dat de Verenigde Naties pleiten voor een inhaalbeweging op het vlak van de voedselproductie, om zo het tekort aan voedsel op de wereldmarkt tegen te gaan. Men stelde dat ook Europa daar een zeer belangrijke rol in te spelen heeft. Als de Europese Commissie in haar voorstellen echter dezelfde weg blijft bewandelen die ze nu wil inslaan, zullen wij die rol niet kunnen vervullen.
Men mag niet op twee gedachten hinken. Men moet consequent zijn en een rechte lijn uitstippelen, die in de loop der jaren, naargelang de omstandigheden, eventueel kan worden gecorrigeerd. Aan de ene kant zegt men dat Europa een zeer belangrijke speler zal zijn bij het oplossen van de wereldwijde voedselproblematiek, maar aan de andere kant stelt men een aantal maatregelen voor die net die voedselproductie vanuit de Europese landbouw danig bemoeilijken. Dat is een politiek met twee gezichten. Dat kan zo niet verder.
Wij hopen dat u erin slaagt om de Vlaamse en de Europese boer te geven waar hij recht op heeft. Wij zijn daarin uw medestander. We moeten blijven uitgaan van het standpunt dat de landbouwer nog altijd in de eerste plaats de producent is van voedselproducten. Dat is zijn eerste en belangrijkste rol, en dat moet zo blijven.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de minister-president, ik vond uw antwoord heel positief, omdat ik het gevoel heb dat u alert bent voor de mogelijke problemen die kunnen opduiken als gevolg van de voorstellen van de Europese Commissie.
Toch wil ik erop blijven aandringen om het risicobeheer en de verzekering door te drukken ten behoeve van de landbouw, die in de toekomst steeds meer te maken zal krijgen met de problemen in verband met de klimaatswijziging. Gisteren was er bijvoorbeeld opnieuw een aanslag van het weer op de landbouwproducten. Mijn streek was heel erg getroffen, en ook enkele andere streken zijn zwaar getroffen. De kans is dan ook groot dat er opnieuw een aantal hectare schade heeft opgelopen, die enkel en alleen te wijten is aan het weer. Het zou dus nuttig zijn mochten we zo´n betaalbare verzekering kunnen doordrukken.
Ik ben verheugd dat u inzake het gebruik van mogelijk braakliggende grond de land- en tuinbouwsector de vrije keuze laat om daar gebruik van te maken, en dat u niet het ene of het andere stimuleert. Ik weet namelijk dat de landbouwer alert is voor de prijzen en de mogelijke evoluties inzake grondstoffen en bepaalde producten. Als blijkt dat bepaalde bioproducten financieel niet interessant zijn, zullen ze daar ook niet mee werken, en omgekeerd. U kunt dat dus gerust overlaten aan de landbouwers zelf: zij zullen daar wel een oplossing voor vinden.
Ik wil tot slot beklemtonen dat een groot deel van Vlaanderen de laatste jaren ook nog te maken heeft met Leader, waarbij een pak geld naar Vlaanderen komt om projecten op alle mogelijke vlakken te stimuleren en te subsidiëren. We moeten dat mijns inziens van nabij volgen. Indien er bijvoorbeeld een landbouwprobleem is in verband met investeringen, moeten we ervoor zorgen dat de landbouw niet uit de boot valt, maar net zo veel mogelijk gebruik maakt van die middelen van Leader.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb nog een klein vraagje over de zorgboerderijen. Is daar al meer over geweten? Zal het in de toekomst opnieuw mogelijk zijn dat zorgbedrijven gefinancierd worden door Europa? Het gaat immers over een zeer belangrijk en waardevol initiatief, waarin Vlaanderen een pionier is, maar dat ook voor de andere landen van betekenis kan zijn.
Mijnheer Callens, ik ga ermee akkoord dat de Leadermiddelen maximaal moeten worden benut. Dat levert overigens ook heel goede en positieve projecten op. Het principe van Leader is dat de projecten van onderuit moeten worden aangebracht en groeien. Het is heel belangrijk dat dat principe gevolgd wordt. Het lijkt me heel moeilijk om risicobeheer daarin te stoppen, ook al omdat het Leadergebied beperkt is tot een aantal gemeenten. Voor dat risicobeheer moeten we vastere steunpilaren vinden. We moeten meer rechtszekerheid kunnen bieden op het vlak van risicobeheer dan via die middelen.
De heer Karlos Callens: Mevrouw Rombouts, het was gewoon de bedoeling om via Leader een aantal van die risicozaken te kunnen vermijden. Ik dacht daarbij vooral aan de aanleg van waterspaarbekkens, om zo de problemen in eventuele periodes van droogte op te lossen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mevrouw Rombouts, nadat u hier een sterk pleidooi had gehouden voor het behoud en de ondersteuning van de zorgboerderijen, ben ik bijna linea recta naar de bevoegde Europees Commissaris gestapt om te vragen hoe het daarmee zat. Zij had daar veel begrip voor en zei dat ze zou nagaan hoe dat binnen het Europese kader kan worden voortgezet. Ik heb nog geen verder antwoord gekregen. Van zodra dat antwoord er is, zal ik u dat meedelen.
Collega´s, het is belangrijk om te onderstrepen dat de reactie van de meerderheid van de lidstaten zeer kritisch tot negatief is op de voorstellen van de Europese Commissie. Het debat is dus zeker nog niet ten einde. Wij zullen proberen onze lijn te behouden, samen met anderen. We zullen ook nagaan welke bijsturingen er nog moeten komen. Er zal de komende maanden dus nog moeten worden onderhandeld. We zijn nog ver verwijderd van een finalisering. Ik ben niet de enige die zeer kritisch kijkt naar het werkstuk van de Europese Commissie.
Het risicobeheer is een van de opties die in aanmerking worden genomen. Op 8 mei hebben we een schitterende rondetafel gehouden. Daar zijn onder meer afspraken gemaakt over de oprichting van een taskforce om dat allemaal verder te implementeren. Ik ga er dus van uit dat we daar verder de nodige initiatieven rond kunnen nemen, ook op het Vlaamse niveau. De rondetafel van 8 mei was op dat vlak zeer interessant, omdat ook de verzekeringsmaatschappijen en de verschillende sectororganisaties daar vertegenwoordigd waren. Het was een heel nuttige oefening over dit probleem.
Mijnheer Callens, we moeten de budgetten van Leader ook niet overdrijven. We moeten eens nagaan wat we precies kunnen aanwenden. De bottomline is dat we het geld dat Europa inzet, goed moeten gebruiken. Ik neem in elk geval uw suggestie mee.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister, ik dank voor uw actie ten aanzien van Europa inzake de zorgboerderijen. Ik wil u echter ook meegeven dat sommige ambtenaren van de administratie Welzijn soms wat genuanceerder en positiever zouden mogen zijn ten aanzien van dit belangrijke punt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.