Commissie voor Economie, Werk en Sociale Economie Vergadering van 06/05/2008
Interpellatie van de heer Eric Van Rompuy tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over een Vlaams verankeringsfonds
Interpellatie van de heer Bart Van Malderen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over een Vlaams verankeringsfonds
Interpellatie van de heer Gino De Craemer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over een Vlaams verankeringsfonds
De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, op 25 oktober stelde ik een gelijkaardige vraag toen u het verankeringsdebat heropende. De titel van de discussie was: 'Een film uit de oude doos'. Men toonde Aimé Desimpel, oud-lid van dit parlement. Hij was de winnaar van de eerste ankerprijs en verkocht twee jaar later zijn bedrijf aan een Britse multinational. U herinnert zich dat wel.
We vroegen u hoe u die verankering zag. Dat was in de jaren negentig al aan de orde, maar raakte toen op een dood spoor. Enkele weken geleden zei u terecht dat Vlaanderen in belangrijke overnamedossiers weinig of geen rol kan spelen. U zei dat verankering belangrijk is en dat de overheid die kan realiseren. We denken daarbij aan de GIMV (Gewestelijke Investeringsmaatschappij voor Vlaanderen) - intussen geprivatiseerd - die een rol kan spelen in dossiers tot 150 miljoen euro. Er zijn natuurlijk genoeg andere dossiers waar veel grotere bedragen mee gemoeid zijn. Daarin kan de overheid geen rol spelen met overheidsmiddelen. Ze zou wel kanalisator kunnen spelen van diverse Vlaamse investeringsgroepen die een rol zouden kunnen spelen.
Ik las in een krantenartikel dat de Nederlandse Tweede Kamer verlangt dat het kabinet zich actief opstelt voor de bescherming van het bedrijfsleven. Nederlands minister-president Balkenende en minister van Financiën Bos werden ter verantwoording geroepen over de overname van ABN AMRO door Fortis, Royal Bank of Scotland en Santander. Dat bracht een ware schokgolf teweeg. Nederland moest machteloos toezien hoe zijn 'bank champion' werd overgenomen door een niet-Nederlandse groep.
Nederland heeft wel de instrumenten ter beschikking. Dat speelt hier een grote rol. Men spreekt bijvoorbeeld over "hefboomfondsen verplichten om de identiteit te openbaren als ze een belang van 3 percent in een bedrijf bezitten" en "hun intenties vroegtijdig bekend te maken". Men deed het voorstel om bedrijfsovernames met louter geleend geld te ontmoedigen door de fiscale vrijstelling voor dergelijke constructies te schrappen. Bedrijven moeten de ruimte krijgen om de loyale aandeelhouders die de belangen van een onderneming in eigen streek willen houden, te belonen met extra dividend of groter stemrecht.
De Nederlandse overheid heeft natuurlijk een pak instrumenten ter beschikking die Vlaanderen niet heeft. De discussie over de financiële verankering ligt in het Vlaams Parlement veel moeilijker. Het instrumentarium ontbreekt ons. Mijnheer de minister-president, u bent zich daarvan bewust. U wilt de 'captains of finance' warm maken via informele contacten. U wilt de Vlaamse ondernemers in de gelegenheid stellen een rol te spelen bij de grote overnamedossiers. Waaraan denkt u dan precies? Zijn er nieuwe mogelijkheden om de eigendomshefbomen in eigen handen te krijgen?
Mijnheer de minister-president, minister Ceysens heeft op 23 april haar mening over verankering kenbaar gemaakt. Ze is niet echt voor, maar ook niet tegen uw initiatief. Ze vindt dat kapitaal verankeren niets uithaalt en dat het veel efficiënter is om kennis te verankeren en te vermarkten. Dat is het nieuwe woord voor 'marktconform oplossen'. De minister verklaarde in De Standaard: "Om bedrijven in Vlaanderen te houden is de nationaliteit van het kapitaal van minder belang. Als ondernemingen hier een cluster voor onderzoek en kennis vinden en een goed ondernemingsklimaat, zullen ze blijven, los van wie het kapitaal bezit."
Volgens haar is de belasting- en ondernemingsvriendelijkheid van de regio van doorwegend belang. Dan moeten we ons geen zorgen maken. Dat is niet echt tegenstrijdig met uw plannen. In de jaren negentig had men het al over financiële en kennisverankering. De twee zijn complementair. Kenniseconomie hangt samen met investeringscapaciteit, met financiële ruimte en structuren van bedrijven.
Ik betreur de titel boven het artikel in De Standaard: 'Vlaanderen valt stil'. Dat geeft de indruk dat de economie stilvalt, terwijl het over een ranking gaat. Dat is overigens relatieve informatie, zo'n ranking. Vanuit de oppositie is zo'n verhaal interessant. Ik heb minister Ceysens ooit geïnterpelleerd toen we op de 84e plaats in de wereld stonden inzake kenniseconomie. Dat stond in een rapport van de VN. Mijn vragen zijn ook nu aan minister Ceysens gericht. We kunnen later eens met haar discussiëren over kennisinnovatie en FIT (Flanders Investment and Trade).
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, ik heb een gelijkaardige interpellatie ingediend. De term verankering werd in de jaren negentig gelanceerd. Het debat herleeft meestal naar aanleiding van aangekondigde overnames, sluitingen - denk aan Renault Vilvoorde -, herstructureringen en dergelijke meer. Men pleit dan telkens voor Vlaamse verankering.
Een van uw voorgangers, minister-president Van den Brande, heeft daar een tijd zwaar op ingezet. Dat het debat telkens opnieuw wordt gelanceerd, bewijst dat de pogingen niet afdoende zijn gelukt. Daar zijn redenen voor. De heer Van Rompuy heeft al verwezen naar de middelen die wij ter beschikking hebben.
Mijnheer de minister-president, een aantal weken geleden hebt u in De Tijd verklaard te werken aan een bundeling van financiële middelen om effectief een rol te kunnen spelen bij belangrijke overnamedossiers. Als mogelijk denkspoor ziet u de oprichting van een groot verankeringfonds. U zei ook dat de GIMV eigenlijk te klein is om bij grote overnames een rol te kunnen spelen. Bijgevolg staat Vlaanderen in dat soort dossiers buitenspel. Minister Ceysens heeft niet gezegd dat ze tegen was, maar ook niet dat ze voor was. Ze heeft gezegd dat ze geen believer is. Ze gelooft niet in financiële verankering, maar heeft er ook geen bezwaren tegen. Qua diplomatiek taalgebruik kan dat tellen! Ze zegt dat een en ander marktconform moet zijn, maar dat dit zeker geen prioriteit is. Ze is veeleer voorstander van kennisverankering.
Wellicht zullen we meerdere sporen moeten volgen. We zitten met een economie die qua productiviteit wellicht haar toppunt heeft bereikt. Er is een strategie nodig om zich echt innovatief naar de toekomst te richten. Er moeten daartoe meerdere sporen worden gevolgd. Ik wil de GIMV absoluut niet afschrijven. Die heeft een rol te spelen en kan worden versterkt. Het is ook niet correct om innovatie tegenover verankering te plaatsen. De centra waar beslissingen worden genomen, oordelen ook over budgetten voor onderzoek en ontwikkeling. De mensen die beslissen over investeringsbudgetten in hardware beslissen ook over onderzoek en ontwikkeling. In die zin is dat geen tegenstelling.
Geeft het debat over verankering ook antwoorden op vragen over doorgroeimogelijkheden van kmo's, over het gebrek aan internationalisering? In hoeverre kunnen we ons bestaand instrumentarium versterken met het oog op verankering? Ik verwijs naar het risicokapitaal dat we ter beschikking stellen via ARKimides. Kunnen we daar geen voorwaarden inschrijven die sterker dan nu een verankering waarborgen?
De heer van Rompuy verwijst naar Nederland. In Frankrijk pakt men dit soort uitverkoop vrij rigoureus aan via fiscale middelen. Hier is dat een federale bevoegdheid. Ik wil met dit alles aantonen dat dit geen zwart-witverhaal is. Er moeten meerdere sporen worden gevolgd. Ik stel wel vast dat de minister-president een bepaald denkspoor lanceert en dat een minister van zijn regering zegt dat ze een non-believer is.
Mijnheer de minister-president, hebt u ondertussen overleg gepleegd met minister Ceysens en met uw collega's in de Vlaamse Regering? Zal de Vlaamse Regering een gemeenschappelijk standpunt innemen over het verankeringsdebat? Hoe vertaalt zich dat in concrete beleidsinitiatieven? Hoe gaat u om met de bezorgdheid van minister Ceysens inzake het marktconform zijn? Wat is de stand van zaken in het overleg met betrekking tot het verankeringsfonds? Wat is de stand van zaken in het overleg met de captains of finance? Wat zijn uw concrete voorstellen met betrekking tot de methode?
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, naar aanleiding van een aantal herstructureringen bij filialen van grote buitenlandse multinationals deed u in oktober 2007 een oproep aan de Vlaamse ondernemers om niet te snel te bezwijken onder de druk om hun bedrijf te verkopen aan buitenlandse investeerders. Kapitaalverschaffers werden opgeroepen om ook in Vlaamse bedrijven te investeren.
Onlangs hernam u het debat over de verankering van Vlaamse bedrijven. Dat is positief. Het is nodig dat het debat wordt gevoerd. In een artikel in De Tijd van 19 april 2008 verklaarde u overleg te plegen met diverse Vlaamse investeringsgroepen over een bundeling van financiële middelen om een rol te kunnen spelen bij belangrijke overnamedossiers. U argumenteerde dat de Vlaamse investeringsmaatschappijen vandaag te klein zijn om grote transacties te doen.
In een reactie in De Standaard van 23 april 2008 verklaarde minister Ceysens dat er niets mis is met het initiatief, op voorwaarde dat het marktconform is. Volgens haar haalt kapitaal verankeren niets uit en is het veel efficiënter om kennis te verankeren en te vermarkten. Dat genereert immers inkomsten waarmee nieuw onderzoek gefinancierd kan worden.
Met verbazing stel ik vast dat de bevoegde ministers in dit debat minstens uiteenlopende standpunten innemen. U stelt dat een bundeling van financiële krachten essentieel is, minister Ceysens stelt dat kapitaal verankeren niets uithaalt. Ze gelooft u blijkbaar nog niet. Ze is er alleszins geen voorstander van. Het is wel een feit dat er uiteenlopende standpunten zijn.
Om een optimale ontwikkeling van Vlaanderen mogelijk te maken, is het belangrijk over zowel eigen beslissings- als eigen onderzoekscentra te beschikken. Er wordt echter voorbij gegaan aan de hoofdvoorwaarde voor een succesvolle en duurzame verankering van bedrijven in Vlaanderen. Zoals ik reeds aangaf tijdens een plenaire vergadering is het vooral belangrijk te investeren in een gunstig ondernemersklimaat. Dat heeft te maken met fiscaliteit - die hefboom hebben we nog niet -, ruimtelijke ordening, een redelijke milieuwetgeving - er zijn nog steeds grote verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel -, nutsvoorzieningen, infrastructuur en administratieve vereenvoudiging.
Mijnheer de minister-president, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering in dit debat? Wat zijn de doelstellingen van de Vlaamse Regering in deze aangelegenheid, en hoe wilt u die bereiken? Wat is de aangewezen strategie?
De voorzitter: De heer Van den Heuvel heeft het woord.
De heer Koen Van den Heuvel: Mijnheer de voorzitter, ik zal na de wijze woorden van deze drie wijze mensen niet alles herhalen.
Het is belangrijk te beseffen dat dit een en-enverhaal is. In onze economie zijn er starters. Hun aantal kan nog beter, maar er is op dat vlak een instrumentarium aanwezig. We moeten dit nu de kans geven om volwassen te worden. Een handicap van onze economie is dat weinigen doorgroeien naar echt grote ondernemingen. We hebben een beperkt aantal grote ondernemingen. De etappe ervoor verloopt moeilijk in Vlaanderen. De vele kmo's zijn belangrijk en vormen de ruggengraat van onze economie. Het aantal dat doorgroeit tot een grote, belangrijke speler is echter niet groot. Dat is een uitdaging voor de toekomst. Er moeten instrumenten worden ontwikkeld om de doorgroeimogelijkheden te verbeteren. Het ligt misschien ook aan de mentaliteit van de Vlamingen: we zijn bescheiden. In welke mate kunnen we elementen aanbrengen om het doorgroeien te stimuleren?
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, dames en heren, ik zit hier niet om te spreken namens onze minister in de Vlaamse Regering. In de pers hebben leden van de regering bepaalde standpunten verkondigd die wellicht nog onderwerp van gesprek zullen zijn binnen de Vlaamse Regering. Mijnheer de minister-president, kunt u daar straks meer duidelijkheid over verschaffen?
Als partij hebben we er geen probleem mee dat kapitaal in interessante projecten wordt geïnvesteerd. Laat daar geen twijfel over bestaan! Dit moet wel marktconform gebeuren. Het is belangrijk dat er interessante investeringen gebeuren. Er is niets op tegen een fonds op te richten en daar belangrijke investeringen mee te doen om op die manier bedrijven in Vlaanderen te houden. Als de Vlaamse Regering morgen beslist te investeren in een fonds waar iedereen mee instapt, dan is er niet dadelijk een probleem. We opteren er zeker niet voor een Vlaams fonds te realiseren dat louter wordt gecreëerd met overheidsgeld. De voorbeelden uit de jaren zeventig zijn legio. Dit heeft zijn doel gemist.
We kunnen er niet omheen dat we zijn geëvolueerd van een productie-economie naar een kenniseconomie. Die evolutie vraagt een andere benadering. Het voorbeeld van Apple en de iPhone is gekend. Het product wordt ontwikkeld in de States en geproduceerd in China. Het grootste gedeelte van de opbrengsten stroomt naar de States. In Vlaanderen zullen we die evolutie niet uit de weg kunnen gaan. Dat neemt niet weg dat productie hier welkom is en zal blijven.
Het is belangrijk nog steeds voorrang te geven aan een klimaat in Vlaanderen waar investeringen nuttig zijn en waar goede projecten de nodige steun ondervinden. Investeringen vanuit de privésector zullen dan automatisch volgen. Ik neem aan dat dit nog moet worden doorgepraat binnen de Vlaamse Regering. Mijnheer de minister-president, wat is het standpunt van de Vlaamse Regering?
De heer Roland Van Goethem: Mijnheer de minister-president, dit is een interessant debat. We moeten zoeken naar een samensmelting van de verschillende mogelijkheden. Ik geloof ook niet in uitsluitend financiële verankering. Dat kunnen we niet waarmaken. Een onderneming kan altijd opnieuw worden verkocht. Ook enkel een verankering van kennis is niet ideaal. Kennis wordt nog veel gemakkelijker weggekocht dan kapitaal. Dat is goedkoper.
Als we tot een Vlaams fonds zouden kunnen komen in de stijl van de GIMV dat zich bezighoudt met een financiële verankering, dan moeten we ook overheidsmaatregelen nemen die bescherming bieden. Zo niet, zal het nooit lukken. Er moet een kader worden gecreëerd waarbinnen firma's werken en beschermd worden. De heer van Rompuy heeft naar Nederlandse voorbeelden verwezen. Als ik me niet vergis, heeft Frankrijk ook een reeks maatregelen genomen om eventuele overnames te verhinderen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, dit is een interessant debat. Het verankeringsdebat is een oud debat. Er is terecht verwezen naar de periode van een van mijn voorgangers, voormalig minister-president Van den Brande. Wie herinnert zich nog de periode dat we Electrabel hebben laten gaan? Daar ondervinden we nu de gevolgen van. We hebben nu nog een 'golden share' waar we heel blij over mogen zijn. Er zijn de problemen op de Belgische en Vlaamse energiemarkt met Pax Electrica I, II en mogelijks III. We herinneren ons ook allemaal de raid van de Benedetti op de Generale Maatschappij. Ik heb niet gewacht tot er een nieuw groot dossier op de tafel zou komen zoals in Nederland waar de minister-president wordt gevraagd wat hij zal doen.
Het woord verankering moet een duidelijke invulling krijgen. Ik spreek van een dynamische verankering, afgekort DVA.
Ik heb dit debat een eerste keer opgeworpen bij een werkgeversorganisatie en een tweede keer bij een andere werkgeversorganisatie. Ik heb daar reacties op gekregen. Ik heb vergaderingen gehad met de captains of capital. Dat is ook aan bod gekomen in het parlement. Dit was allemaal erg positief. Toen dit de frontpagina van een bepaalde krant haalde, kwamen er bijkomende reacties. Op zich is dit positief, want ik vind dat dit debat in het parlement moet worden gevoerd.
We moeten de juiste instrumenten inzetten. Het gaat om een dynamische verankering. Verankering doet meteen denken aan het uitwerpen van het anker waardoor het schip in een veilige positie wordt gebracht. Op die manier kan het niet bewegen, ook al begint het te stormen. Bij een dynamische verankering moeten we onze ondernemingen dynamiseren om internationaal te gaan, om te groeien, om nieuwe markten te ontwikkelen. Op die manier kan de welvaart in Vlaanderen worden vergroot. Er wordt ook voor gezorgd dat kapitaal terugkomt naar onze regio. Ik zeg dus heel duidelijk dat het niet de bedoeling is dat bedrijven het anker uitgooien. Integendeel, de zeilen moeten worden bijgezet en op het vlak van kapitaal willen we helpen.
Een tweede heel belangrijk aspect van de dynamische verankering is het naar hier krijgen van investeringen. We hebben na de Tweede Wereldoorlog een Japanse en Amerikaanse golf van investeringen gekend. Godzijdank is dat gebeurd, want ze hebben in 1960 het verschil kunnen maken en de Vlaamse dynamiek kunnen realiseren. We moeten buitenlandse investeerders aansporen om hier te investeren. We moeten ten opzichte van de BRIC- en andere landen initiatieven nemen om investeringen mogelijk te maken. (Met BRIC worden Brazilië, Rusland, India en China bedoeld. De term wordt gebruikt om de zich snel ontwikkelende landen aan te duiden)
Ook heel belangrijk in het dynamisch verankeringsdebat zijn de captains of capital. We hebben in Vlaanderen heel wat venture kapitalisten. Ik heb ze allemaal op mijn kabinet uitgenodigd. Het is indrukwekkend om die allemaal rond de tafel te hebben. Elk afzonderlijk hebben ze te weinig power om grote dossiers aan te kunnen. De GIMV en de captains of capital afzonderlijk kunnen autobusfabrikant Van Hool bijvoorbeeld niet helpen. Er kan tot 150 miljoen euro worden gegaan, maar daarna zit het geblokkeerd. Als we erin slagen om met de captains of capital eenzelfde visie te ontwikkelen, kan het geld misschien worden samengebracht en kunnen grotere dossiers worden aangepakt. Er is daarnet verwezen naar ABN AMRO, met alle gevolgen van dien. Umicore is kunnen groeien omdat het bedrijf een stabiel aandeelhouderschap had, de Generale Maatschappij. Een stabiel aandeelhouderschap is erg belangrijk. Als we dat met vereende krachten kunnen bieden, dan kunnen we heel zinnig werk doen.
Is dat het enige? Natuurlijk niet. Het is een en-enverhaal. Believer of non-believer zijn is voor mij naast de kwestie. We moeten ook inzetten op kennisverankering. Er zijn de zes clusters. In het rapport-Soete zijn duidelijke krijtlijnen meegegeven. We moeten naar een herijkte overkoepelende innovatiestrategie. We hebben het Interuniversitair Micro-Electronicacentrum (IMEC), het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB), het Interdisciplinair Instituut voor Breedband Technologie (IBBT), de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) enzovoort, en we moeten daar blijven in investeren. Dat is erg belangrijk, maar we moeten ook investeren in bedrijven en sectoren die de captains of capital belangrijk vinden en waar ze elk afzonderlijk tekortschieten. Het is evident dat het een en-enverhaal is.
We moeten ook alles inzetten op bevoegdheden die we al hebben, zoals ruimtelijke ordening en leefmilieu, om het ondernemingsklimaat in Vlaanderen optimaal te houden. Er zijn verschillende gradaties. Er zijn de starters. Als het eerste pakket van de staatshervoming doorgaat, komt het Participatiefonds naar Vlaanderen. Er is ook verwezen naar ARKimedes. We hebben dus een aantal trappen. Als een onderneming groeit, kunnen we op het vlak van kapitaal inspanningen doen. Vanaf 150 miljoen euro echter is het gedaan en zijn we overgeleverd aan de grote kapitaalverschaffers, zoals de Chinezen en Qatari. Ik vind het een terechte aanpak om de captains of capital rond de tafel te brengen. Dat is niet zo eenvoudig. Er is een beetje politieke moed voor nodig. Dat is in het verleden al eens geprobeerd, maar op een haar na niet doorgegaan. Iedereen kijkt naar iedereen en vraagt zich af wat er zal gebeuren als het geen succes is. Nu de geesten gerijpt zijn, doe ik er alles voor om een doorbraak te realiseren. Timing is alles in het leven.
Dat betekent niet dat we de kennis niet moeten verankeren. Dat betekent niet dat we niet moeten spreken over de omgevingsfactoren en bijkomende bevoegdheden. Het betekent wel dat we initiatieven moeten nemen en de mentaliteit moeten wijzigen. Dat laatste is nog belangrijker en delicater. Met mijn achtergrond en verleden ben ik de laatste om te zeggen dat ondernemers die op een bepaald moment een prachtig bod krijgen, hun bedrijf niet mogen verkopen. Ik heb echter ook de ervaring dat velen die hun bedrijf hebben verkocht, er nadien wat verweesd bijlopen. Ze vragen zich af waar ze hun geld nu in moeten investeren. We moeten het signaal geven dat ze beter twee keer nadenken. De redenen om te verkopen, zijn verscheiden. Ik heb daar met heel wat ondernemers gesprekken over gevoerd. Die redenen moeten we aanpakken.
Dynamische verankering is een van de elementen. Binnen die dynamische verankering zijn er heel wat mogelijkheden. Het meest concrete is de captains of capital verzamelen en nagaan of er - uiteraard marktconform - een fonds kan worden gecreëerd waardoor we een antwoord kunnen bieden aan grotere bedrijven. Daarnaast zijn er nog andere zaken.
Er is gevraagd naar de visie. Vlaanderen in Actie (VIA) gaat daarover. In De Standaard heeft de vergelijkende studie gestaan die al een tijdje af was. Titels zijn altijd een probleem. Ik heb begrepen dat het de eindredacteur is die deze erboven zet. Het is wel belangrijk om realistisch te zijn over waar we staan. Sommigen zeggen dat we aan de top staan van de 125 regio's. Dat is jammer genoeg niet zo. Naargelang de index staan we op plaats 21 of 27. We zijn een goede middenmoter, maar moeten we daarmee tevreden zijn? We moeten de ambitie hebben om in de top vijf te komen om de problemen van vergrijzing, globalisering en dergelijke het hoofd te bieden. We moeten de lat erg hoog leggen.
Dat gebeurt allemaal in Vlaanderen in Actie. Innovatie is daarin een heel belangrijke pijler. We halen de 3 percent niet. U zult daar met minister Ceysens over kunnen discussiëren. Het percentage met betrekking tot innovatie is op een bepaald moment teruggezakt. Ik hoop dat uit het atelier Innovatie duidelijk zal worden welke bijsturingen er moeten gebeuren.
Ik sluit me dus aan bij de en-enbenadering. Er moeten meerdere sporen worden gevolgd. Dit is er een van. Voor mij is het geen kwestie van believer of non-believer te zijn, maar wel of we erin slagen om het kapitaal dat aanwezig is in Vlaanderen hier te houden. Er is heel wat kapitaal aanwezig, maar te fragmentarisch, te verspreid, er is geen visie.
Er is daarnet verwezen naar Frankrijk. Daar gebeurt heel wat. Sommigen doen daar wat smalend over en zeggen dat dit allemaal achterhaald en conservatief is. Ze zeggen dat we de markt moeten laten spelen. Als de marktwerking perfect was, zouden we dat kunnen doen, maar dat is niet het geval. Er wordt bikkelhard gespeeld. Daarom vond ik de heropening van het verankeringsdebat nodig, zij het met een nieuwe dynamiek. Ik ga ervan uit dat we erin slagen om dat zo snel mogelijk concreet te maken. Dat betekent niet dat de Vlaamse overheid extra middelen zal investeren in de nationale sectoren. Tussen haakjes, mensen die tegen verankering waren, hebben wel enorme sommen in Sabena gepompt, en dat geld zijn we kwijtgeraakt. We hebben in het verleden fouten gemaakt, daar mogen we niet in hervallen. De marktconforme werking is cruciaal. Wij zijn geen ondernemers. Het zijn de ondernemers die moeten ondernemen. We kunnen hen wel de nodige stabiliteit bieden - ook financieel - om te groeien. Als zo'n bedrijf dan later verkocht wordt, mijnheer Van Rompuy, dan moeten we dat er maar bijnemen. IJsland bijvoorbeeld, kleiner dan Vlaanderen, heeft op dit vlak prachtige dingen gerealiseerd.
Daarmee heb ik een stand van zaken gegeven. Ik zal alle suggesties en opmerkingen in mijn achterhoofd houden. Ik zal op korte termijn concrete voorstellen en beslissingen meedelen. Er is zelfs voorgesteld om de verankeringsprijs weer in het leven te roepen. Laat ons eerst onze visie uitklaren en invullen. Dan kunnen we eens nadenken over een prijs.
De voorzitter: De heer Van Rompuy heeft het woord.
De heer Eric Van Rompuy: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister-president.
Ik apprecieer dat de Vlaamse Regering mee aan de spits wil staan van de versterking van onze economie. Ik heb dat de afgelopen jaren een beetje gemist. Ik denk soms met heimwee terug aan de tijd van de ministers van streekeconomie, de heren Vlerick en Geens. De heer Geens legde zijn eigen accenten. De heer Van den Brande heeft het verankeringsdebat gelanceerd. Dat is stilgevallen en heeft tot niets geleid, maar er was tenminste overleg. We praatten tenminste met de bedrijfswereld.
Kapitaalverschaffers zijn natuurlijk geen koorknapen. We voerden gesprekken met Lippens, De Keersmaeker en Huyghebaert over de verankering van Suez. Vlaanderen wou deelnemen aan de discussie. Toen het erop aan kwam enkele tientallen miljoenen franken te investeren, kon dat niet, terwijl Lippens nu voor ABN AMRO heel andere bedragen over heeft. De kapitaalverschaffers zitten in een bepaalde sector, hebben een eigen bedrijfsdynamiek, en zijn dikwijls beursgenoteerd.
Het is vaak zeer complex, maar het is belangrijk dat het economisch beleid opnieuw meer centraal staat. Ik zal een socialist noemen: Norbert De Batselier besefte dat, er mag al eens iets positiefs over gezegd worden, eind de jaren tachtig. Mijnheer de minister-president, het is goed dat u het sociaaleconomische beleid meer centraal stelt. Er is nu geen sprake meer van streekeconomie, we zitten nu in een mondiale economie. Voor de groeimogelijkheden is het van belang dat onze bedrijven gestructureerd zijn rond Vlaams kapitaal.
Het bedrijf dat ik van nabij gevolgd heb, is Ontex. De oprichter, vader Van Malderen - evenwel geen familie van onze huidige collega - zetelde ooit in deze commissie. Hij liet zijn bedrijf over aan een Engels investerings- en beleggingsfonds. Zoon Van Malderen bleef via allerhande constructies in het bedrijf. Hij heeft zich nu echter helemaal moeten terugtrekken. Ontex groeide helemaal niet meer met de vroegere dynamiek. Ik vraag me zelfs af of heel die constructie de familie niet 'verarmd' heeft.
We zouden eens de balans moeten maken van de beleggingsfondsen die bedrijven overnemen als ze te weinig kapitaal hebben om door te groeien. We zouden eens moeten nagaan hoe zo'n overname evolueert. Dat zijn niet allemaal succesverhalen. Het is een goede zaak dat de Vlaamse overheid denkt aan een verankeringsfonds. We mogen natuurlijk niet terugkeren naar de 'fondseneconomie' of de 'cheque-economie' van enkele jaren geleden. Daar is men van teruggekomen. We moeten naar een economie waarin de overheid het kader creëert.
De voorzitter: De heer Van Malderen heeft het woord.
De heer Bart Van Malderen: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw toelichting bij uw standpunt. Ik blijf echter een beetje op mijn honger zitten inzake het standpunt van de Vlaamse Regering. Dat heb ik niet gehoord. Er zal verder overleg nodig zijn met de minister van Economie. Ik ben ervan overtuigd dat we een Vlaamse strategie nodig hebben, in de breedte en in de lengte. Zo'n strategie valt moeilijk vol te houden als de generaals het niet eens zijn over de doelen.
De heer De Craemer heeft een lans gebroken voor een flankerend beleid. Ik begrijp dat betoog. Belangrijk daarbij is het aantrekken van investeerders, maar in de eerste plaats moeten we de resultaten van het gunstige economische klimaat verduurzamen. Het voorbeeld werd gegeven van een sterke groeier, een bedrijf dat later werd uitverkocht. Dat was - achteraf bekeken en op lange termijn - een ondoordachte zet. Dit probleem vinden we vooral bij kmo's terug. Hoe kunnen we onze kmo's laten doorgroeien? Hoe kunnen we hen meer internationaal laten spelen? Hoe kunnen we daarbij een ondoordachte uitverkoop vermijden?
In die zin denk ik dat we veeleer te weinig geëvolueerd zijn in de richting van een innovatieve, kennisgedreven economie, dan dat we al in een eindfase zouden verkeren. Ik zou er nogmaals voor willen pleiten om ook met het bestaande instrumentarium de uitverkoopoperaties tegen te gaan. We zouden voorwaarden en garanties kunnen inbouwen. U hebt met mij verwezen naar ARKimedes en naar de GIMV. Er moeten al mogelijkheden zitten in het bestaande instrumentarium.
Volgens mij is dit een debat over de rol van de overheid in het economische klimaat. Er is gezegd hoe het niet moet. Ik wil erop wijzen dat er ook positieve voorbeelden bestaan. Barco was op een gegeven moment een kroonjuweel. Het werd door de Société Générale opzijgeschoven. De GIMV heeft het toen opgevist, en zo is het kunnen doorgroeien tot wat het vandaag is: een vlaggenschap van onze economie. Er is dus wel degelijk een rol voor de overheid weggelegd. We moeten dit met hedendaagse middelen aanpakken. Dat spreek ik niet tegen.
Ik kijk vooral uit naar het resultaat van uw inspanningen en naar de houding van de Vlaamse Regering.
De voorzitter: De heer De Craemer heeft het woord.
De heer Gino De Craemer: Ik dank u voor uw antwoord, mijnheer de minister-president. Ook ik blijf op mijn honger zitten inzake het standpunt van de Vlaamse Regering. Dat zal er wel komen, denk ik. Het debat heropenen is een verdienste op zich, dat moest gebeuren. De verankering moet blijvend onder de aandacht worden gebracht.
De vergelijking met Nederland en Frankrijk gaat mijns inziens niet helemaal op. Vlaanderen beschikt in tegenstelling tot die landen niet over de nodige hefbomen om zaken te verwezenlijken en een coherent beleid te voeren. Dat is een open deur intrappen, maar de N-VA blijft hameren op de overheveling van bevoegdheden. Een conservatief beleid, zoals het Franse, is overigens niet noodzakelijk slecht. Als men tegenwoordig het woord conservatief hoort, denkt men dat het slecht is, maar dat is niet altijd het geval.
Zoals de heer Van den Heuvel aanhaalde, mogen kmo's niet verweesd worden achtergelaten. We mogen ons niet uitsluitend richten op de grote bedrijven. De kmo's vormen voor mij nog altijd de basis en zuurstof voor een stevige dynamische Vlaamse economie.
Inderdaad, wat is verankering? Een definitie is belangrijk, zodat we weten wat we bedoelen. Het doet de meeste mensen denken aan iets wat vastgeroest zit. U hebt uitgelegd dat de verankering dynamisch moet zijn.
Een algemeen kader scheppen met een brede waaier aan initiatieven is belangrijk. Het bijeenbrengen van de captains of capital is daarbij een goede zet. Ik hoop dat u daar op langere termijn in slaagt. Eén enkel gesprek heeft geen zin. De middelen voor dat kader kunnen uit het VIA-plan komen. We hoeven niet per se nieuwe instrumenten te creëren, we moeten bijsturen waar nodig. Ik kijk uit naar het concrete plan met respect voor de ondernemer. De flankerende maatregelen zijn wel degelijk nodig om een gunstig klimaat te scheppen en tot een uitvoerbaar plan te komen.
De voorzitter: De heer Schoofs heeft het woord.
De heer Hans Schoofs: Ik dank u voor de uiteenzetting en verduidelijking van uw standpunt in de krant, mijnheer de minister-president.
Op mijn beurt wil ik het samenbrengen van de 'captains of capital' de nodige kansen geven. Tot op heden hebben we gemerkt dat - veelal grote - investeerders sectorgebonden redeneerden. Er zijn ook in Vlaanderen voorbeelden van. De groep Sibelco is gegroeid vanuit de witzandwinning naar een wereldwijde ontginner van mineralen. Het heeft zijn activiteiten geconcentreerd in Vlaanderen. Dat is een sectorgebonden redenering. Dit bedrijf heeft zich louter op zijn core business gefocust, met resultaat.
Ik blijf uw idee steunen. Ik geef u alle kansen om ook grote investeerders bij elkaar te brengen en een beroep te doen op hun regiogebonden reflex. Vlaanderen heeft nog altijd een investeringsklimaat dat zich daartoe leent.
De vraag is: wat is de bijdrage van de Vlaamse Regering? Het wetgevende klimaat is de verantwoordelijkheid van de overheid. Alleen al de creatie van een forum voor overleg met de kapitaalkrachtige ondernemers is een lovenswaardig initiatief. Moet dat met overheidsgeld gebeuren of niet? De regering moet dat uitklaren. Het werd hier al aangehaald: wat gebeurt er bij een slechte opbrengst? Dan dreigen we misschien van de middenmoot naar de staart te verhuizen. Dat moeten we te allen prijze vermijden.
Er zijn vergelijkingen gemaakt met de Nederlandse en Franse situatie. De financiën en schaalgrootte zijn moeilijk te vergelijken. We mogen een zekere bescheidenheid aan de dag leggen als Vlaamse regio. We kunnen die conservatieve reflex niet hebben om zelf initiatieven te nemen. We moeten over andere middelen praten om een vorm van verankering tot stand te brengen.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer Van Malderen, de bestaande instrumenten zijn wat ze zijn. Ik hoop dat ik heb aangetoond dat wij bij overnames boven 150 miljoen euro geen enkel instrument hebben. Zelfs de Belgische markt is dan te klein om mee te spelen. Onder dat bedrag hebben we de GIMV, ARKimedes, het Participatiefonds, win-winleningen enzovoort. Dat zijn onze instrumenten. We moeten ze af en toe tegen het licht houden en controleren of ze nog resultaat opleveren. Boven dat bedrag van 150 miljoen euro moeten wij passen, moet de GIMV passen, moeten de captains of capital passen. Dan komen de grote jongens en oordelen ze wat ze interessant vinden.
Voorbeelden geven is altijd delicaat, maar toch ga ik het doen. Een bedrijf dat op schitterende manier geslaagd is in die dynamische verankering is de KBC. De bank neemt in Oost-Europa met vol enthousiasme banken en bedrijven over. De KBC heeft natuurlijk een stabiel aandeelhouderschap.
U vraagt terecht naar de visie van de Vlaamse Regering. We kunnen zowel hier als binnen de regering het debat voortzetten. Ik kan u zeggen dat, als ik erin slaag al die captains of capital achter één project te scharen, ik met applaus in de Vlaamse Regering en in het Vlaams Parlement zal worden ontvangen. Het is een zware opdracht. Het is niet evident. We moeten met onze twee voeten op de grond blijven. We gaan geen fonds oprichten waar zij geld kunnen in storten. Ik ga niet bepalen waar zij moeten gaan investeren. We kampen daar met een tekort, we moeten dit project trachten te realiseren.
De situatie in Nederland en Frankrijk verschilt van de onze, zeker op het vlak van bevoegdheden. Maar als we dit verstandig aanpakken, kunnen we heel wat realiseren. Dat vereist wel dat het bedrijfsleven en zeker de financiële wereld daar mee de schouders onder zetten. Als zij niet geïnteresseerd zijn, wereldwijd investeren maar Vlaanderen links laten liggen, kan ik daar niets aan veranderen. Vaak zien we dat ze bedrijven overnemen en vervolgens als eerste beleidsdaad het hoofdkantoor weghalen uit Vlaanderen. Als er dan moeilijkheden dreigen, krijgen we problemen inzake werkgelegenheid. We moeten investeren in onderzoek en ontwikkeling. Maar als die grote bedrijven beslissen om te vertrekken, brengen onze investeringen 0,1 percent op.
U hebt gelijk dat we tot een globale visie moeten komen. Die kan worden opgebouwd door verschillende elementen te bespreken en verder uit te werken. Ik dank de parlementsleden voor hun steun.
De voorzitter: Het incident is gesloten.