Subcommissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid Vergadering van 15/04/2008
Interpellatie van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de gezondheidsrisico´s van producten uit de eigen tuin
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, collega´s, ik heb deze morgen twee scharreleitjes van mijn Brakelse kippen gegeten en ik voel mij nog steeds kiplekker. Met deze ludieke zin, die realiteit is, wil ik de zorg formuleren die bij veel mensen aanwezig was naar aanleiding van de berichtgeving.
Het leek wel een vervroegde 1 aprilgrap. De dioxinecrisis was terug, met paniekberichtgeving op radio en televisie - niet het minst door de VRT - over de gezondheidsrisico´s van scharreleieren van eigen kweek. Op basis van honderd tests bij particuliere kippenhouders werd vastgesteld dat de eieren drie tot vijf keer meer dioxines bevatten dan toegelaten. In één geval werd er zelfs een restant van het gevaarlijke insecticide DDT aangetroffen.
Er werd - zonder veel nuances overigens - gesteld dat wie eieren van zijn eigen kippen eet, meer kans heeft op gezondheidsproblemen. En de conclusie, die later op de dag aan het grote publiek werd gepresenteerd, was eenvoudig: laat uw eigen eitjes bij het ontbijt staan, koop er liever in de winkel, al dan niet uit een legbatterij.
Weggestopt in enkele krantenartikelen lezen we het oude nieuws dat het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV) in 2002 al waarschuwde voor dioxinevervuiling in de bodem en dat de Federale Overheidsdienst (FOD) Volksgezondheid al enige tijd over het rapport beschikt dat aan de basis ligt van deze, al dan niet terechte, paniek.
Heel deze hetze deed sterk denken aan die andere discussie van enkele maanden geleden, over de biologische groenteteelt. Die werd ook van de ene op de andere dag door een onderzoek uitgeroepen tot minder gezond, misschien zelfs schadelijk.
Cynisch genoeg werd in dit verhaal uitgerekend de eigen kip uitgeroepen tot de dader. Dit terwijl het houden van kippen door particulieren sinds vele jaren door de verschillende overheden in ons land wordt aangemoedigd als vorm van recyclagesysteem vanuit het oogpunt van het verwerken van restafval. Het was het summum van recyclage. Er zijn heel wat steden en gemeenten die zelfs kippen cadeau gaven aan hun inwoners.
Jammer genoeg werd er aan de mogelijke oorzaken van de aanwezigheid van dioxine in de eieren en aan tips om het te voorkomen veel minder aandacht besteed in de berichtgeving. Het zijn vooral de neerslag van roetdeeltjes en de over de jaren opgebouwde historische bodemvervuiling, die door de kippen worden opgepikt, die de daders blijken te zijn. Zorgen voor voldoende gras of een zandbak in plaats van de kippen op de blote bodem te laten pikken, kan al veel oplossen. Normale, courante gezondheidsrisico´s die eigen zijn aan ons huidige leefmilieu, worden jammer genoeg keer op keer opgeblazen tot ongekende proporties.
Mijnheer de minister-president, nog niet zo lang geleden stond het ecologisch en sociaal belang van de volkstuintjes, een verdienste van uw voorganger Yves Leterme, nog uitgebreid in de belangstelling, maar ongetwijfeld leeft bij velen na deze zogenaamde nieuwe affaire de vraag: wat met andere producten die ik zelf in mijn tuin kweek? Kan ik niet beter alles gewoon in de supermarkt kopen?
Ik kan concluderen dat er weerom een angstspook gecreëerd is bij de man in de straat. Mijnheer de minister-president, spreken we hier inderdaad over historische bodemvervuiling, zoals in sommige persberichten wordt aangegeven, of is er meer aan de hand? In welke mate komen er nieuwe dioxines bij in ons leefmilieu? Hoe wordt dit gevolgd?
Mogen we ervan uitgaan dat producten uit eigen kweek, bijvoorbeeld uit een volkstuintje of eigen groentetuin, voldoen aan de gangbare gezondheids- en kwaliteitsvereisten?
Op welke manier kan de man of vrouw in de straat de gezondheidsrisico´s van wat hij of zij zelf kweekt, correct inschatten? Is hier eventueel een rol weggelegd voor het Vlaams Centrum voor Agro- en Visserijmarketing (VLAM), voor wat betreft het aspect communicatie, of voor het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek (ILVO), om te zorgen voor de nodige wetenschappelijke ondersteuning?
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, voor één keer kan ik bijna volledig akkoord gaan met de heer De Meyer. Toen die berichtgeving verscheen en die zogenaamd geleerde professor uitleg gaf op televisie, dachten heel wat mensen, volgens mij terecht: waarmee zijn ze nu bezig?
Mijnheer de minister-president, ik heb hier al een aantal keer gezegd, ook tegen uw voorgangers, dat de rol van de media niet te onderschatten zijn. We slagen er blijkbaar niet in om daar enige vat op te krijgen, zo we dat al zouden kunnen en willen.
We weten allemaal - en daar moet men geen geleerde voor zijn - dat er dioxines zijn in de lucht en dat er dioxines zijn in de bodem. Maar wat is het nu? Dat vraagt men zich af. We werden jaren om de oren geslagen met argumenten tegen de kippen in de legbatterijen, want dat was dieronvriendelijk. Dan komt die geleerde professor zeggen dat we beter eieren zouden eten van kippen uit legbatterijen in plaats van eieren van onze eigen kippen, die in ieder geval qua kleur en smaak appetijtelijker zijn.
Mijnheer De Meyer, u verwijst naar tips om een en ander te voorkomen. Op dat punt wil ik uw betoog toch enigszins nuanceren. Heel wat van die hobbykwekers - want ik zou het zelfs geen hobbyboeren noemen - hebben in hun achtertuin enkele kippen lopen, eventueel met een haan erbij. Als dat nog mag, wegens lawaaioverlast en dergelijke - want daar moet men tegenwoordig ook al mee opletten. Die mensen gaan geen investering doen, hoe minimaal ook, om die kippen op een dioxineonvriendelijke manier te laten rondlopen. Ik denk dat dat in de praktijk moeilijk haalbaar is. Heel wat mensen eten jaar en dag eieren en andere producten uit hun tuin, zonder enig gevolg op het vlak van volksgezondheid. Het zijn dikwijls oudere mensen, die geen last hebben van een scharreleitje, wat prei of een krop sla die ze uit hun eigen tuin halen.
We worden allemaal over dezelfde kam geschoren. Een geleerde professor komt dat zeggen, maar de politiek wordt gelijkgeschakeld en mensen vragen zich af - en ze hebben niet helemaal ongelijk - of ze nu helemaal op hun kop gevallen zijn. Ik denk dat we als beleidsverantwoordelijken toch wat tegengas moeten geven. Dat is te weinig, om niet te zeggen niet, gebeurd bij die berichtgeving.
De mensen die zich bezighouden met het telen van groenten in hun tuintje en eventueel enkele kippen hebben lopen, doen dat niet voor hun eigen voedselvoorziening, maar in de eerste plaats voor hun eigen hobby. We weten allemaal dat groenten telen in de eigen tuin heel wat duurder is dan groenten halen in de supermarkt. De hobby primeert. Mijnheer de minister-president, als we nu zelfs hobby´s van de gewone mensen aan banden moeten leggen en aan regels moeten onderwerpen, zijn we totaal verkeerd bezig.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer Wymeersch, over de media hebben we het al op andere momenten, naar aanleiding van andere vragen, gehad. Wij investeren heel veel, via VLAM en andere communicatiemiddelen, om een correct beeld te geven, maar ik kan niet verhinderen dat onderzoeken en professoren ruim aan bod komen in de media. Daardoor maken mensen zich ongerust en wordt werk van jaren in een ander kader geplaatst. Maar ik denk dat we niet mogen versagen, moeten doorzetten en de juiste communicatie moeten organiseren. Het parlement kan er zeker toe bijdragen om een aantal zaken te duiden, te situeren en de juiste antwoorden te formuleren. Vandaar dat ik heel blij ben met de vragen en de uiteenzetting van de heer De Meyer.
Mijnheer De Meyer, ik zal op uw vragen zeer technisch antwoorden. Objectief materiaal kan, met alle elementen erbij, de juiste context weergeven. Over de historische bodemvervuiling en hoe het er nu mee zit, geef ik een aantal zaken die u al weet, maar toch belangrijk zijn. Het feit dat dioxines een heel lange halveringstijd hebben, maakt het zeer moeilijk om met betrekking tot dioxineverontreiniging in het milieu een onderscheid te maken tussen enerzijds het aandeel recente en anderzijds het aandeel historische verontreiniging. Bovendien accumuleren dioxines in het vet van dieren en mensen, wat betekent dat een verbetering van de luchtkwaliteit en een daling in emissies slechts na ettelijke jaren zichtbaar zijn in de biologische matrices.
Met betrekking tot uw vraag in welke mate er nieuwe dioxines bijkomen, kan ik duidelijk onderstrepen dat de emissies van nieuwe dioxines de voorbije decennia zeer sterk gedaald zijn. In 1990 bedroeg de jaarlijkse dioxine-emissie 493 gram TEQ (toxiciteitsequivalent), in 2006 nog 42 gram TEQ, wat een daling van 92 percent betekent.
Deze daling is het gevolg van zeer gerichte maatregelen in alle betrokken industriële sectoren. In VLAREM II werden immers voor een aantal activiteiten - de verbranding van huisvuil en industriële afvalstoffen, de ijzer- en staalnijverheid, de non-ferro industrie en de petroleumraffinaderijen, de keramische industrie en crematoria - normen opgelegd voor de uitstoot van dioxines en furanen. Bij normoverschrijdingen moeten door het bedrijf de nodige maatregelen genomen worden, zoals opgenomen in het milieuvergunningsdecreet en VLAREM.
De belangrijkste huidige resterende bron is de gebouwenverwarming op vaste brandstoffen en het verbranden van afval door particulieren, gevolgd door de sinterfabrieken, dus de ijzer- en staalindustrie. Bij het verbranden van biomassa en biomassa-afval komen hogere dioxinevrachten vrij ten opzichte van fossiele brandstoffen. Maar ook de verbranding van biomassa werd qua dioxine-emissies gereglementeerd in VLAREM II. Naast de VLAREM-reglementering werden ook andere maatregelen genomen om ook op dit vlak een verbetering teweeg te brengen: een protocol met een aantal bedrijfsfederaties en de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) inzake gebouwenverwarming en afvalverbranding in open lucht en sensibiliseringsacties naar de algemene bevolking met betrekking tot sluikverbranden en stoken met kachels en open haarden. We hebben dat allemaal al gehad. Een ontwerp van uniform gemeentelijk politiereglement met betrekking tot deze problematiek wordt opgesteld en zal binnenkort beschikbaar zijn.
Op federaal niveau is het de bedoeling strengere performantie-eisen gefaseerd in te voeren voor huishoudelijke verwarmingstoestellen op vaste brandstoffen. Ontwerpteksten zijn hiervoor al beschikbaar en het Vlaamse Gewest heeft al bij de federale overheid aangedrongen om die definitief goed te keuren.
De opvolging van dioxines in het milieu kan op verschillende vlakken gebeuren. Enerzijds in de verschillende milieucompartimenten zoals lucht, via het meetnet voor dioxinedeposities van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), en anderzijds in de mens in het kader van het Vlaams Humaan Biomonitoringprogramma uitgevoerd door het Steunpunt Milieu en Gezondheid en de regelmatig herhaalde moedermelkcampagnes van de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO). Beide benaderingen tonen een dalende trend aan.
Algemeen kan worden gesteld dat in 1993 70 percent van de halfjaarlijkse dioxinedepositiemetingen van VMM verhoogd was. In 2006 was dat nog slechts elf percent. Een gelijkaardige dalende trend wordt vastgesteld voor pcb´s en dioxines en furanen in de verschillende WGO-moedermelkcampagnes van 1988 tot 2007. Het dioxinegehalte in moedermelk bedraagt momenteel een kwart van het niveau van 1988. We hebben daar echt een spectaculaire positieve daling gekend en dat wordt bevestigd door al die studies.
Uit de metingen blijkt dat de depositiemetingen een uitstekend en praktisch instrument bieden om niet-industriële, diffuse en/of ongekende bronnen op te sporen. De waarden worden ook steeds doorgegeven aan de afdeling Milieu-inspectie, die desgevallend actie onderneemt om te onderzoeken of industriële bronnen hiervoor verantwoordelijk zijn. De depositiewaarden worden ook aan het FAVV overgemaakt. Dat kan op basis van de VMM-meetresultaten beslissen om metingen uit te voeren bij commerciële landbouw- of veeteeltbedrijven. Deze interactie tussen verschillende Vlaamse en federale overheidsdiensten geeft aan dat er steeds gepoogd wordt om de concentraties gemeten in het milieu - depositiemetingen door de VMM - te koppelen aan brondetectie - metingen op bedrijfsterreinen door de afdeling Milieu-inspectie - en aan de veiligheid van commercieel geproduceerd voedsel - metingen door FAVV. Dat is een indrukwekkend arsenaal van initiatieven, mogelijkheden en opvolging, maar ook een indrukwekkende daling van de dioxines.
Mijnheer De Meyer, ik denk dat men bij eigen kweek met twee zaken moet rekening houden. Er is de kwaliteit van de grond en de omgeving van het volkstuintje, met factoren als vroegere activiteiten op de bewerkte grond, bijvoorbeeld het stoken van vuurtjes in het verleden, de actuele en vroegere industrie in de omgeving enzovoort. Daarnaast is er de onwetendheid van de particulier, bijvoorbeeld wat betreft het gebruik van het juiste voeder voor het juiste doeldier, het vermijden van kruiscontaminatie tussen voeders voor verschillende dieren in de tuin, het respecteren van wachttijden en doseringen van medicamenten en bestrijdingsmiddelen. Er is de kwaliteit van de grond en de omgeving en de rol van de particulier om bijvoorbeeld het gebruik van bestrijdingsmiddelen met de nodige zorg aan te pakken.
Op de eenheid Technologie en Voeding van ILVO werd een studie uitgevoerd omtrent de problematiek van pcb´s in eieren. Uit de resultaten blijkt dat er, op één uitzondering na, geen problemen zijn betreffende de gevonden concentraties van pcb´s in eieren in relatie tot de Belgische norm. Uit die studie blijkt eveneens dat paniek niet nodig is, maar dat het bijvoorbeeld aangeraden is om voor afwisseling te zorgen bij het gebruik van voedingsproducten, dus niet altijd producten uit eigen tuin te consumeren maar ook eens producten elders aan te kopen. Zoals meestal geldt ook hier de leuze ´een gezonde afwisseling loont´.
Mijnheer De Meyer, u vraagt op welke manier de man of vrouw in de straat de gezondheidsrisico´s van wat hij of zij zelf kweekt correct kan inschatten en welke rol de overheid kan spelen. De belangrijke factoren voor de kwaliteit van producten uit volkstuintjes zijn de historische en actuele vervuiling van de grond - dat kan zeer plaatselijk zijn en heeft niet steeds een algemeen karakter, bijvoorbeeld bij vuurtje stoken door de vorige eigenaar - en de onwetendheid van de particulier, bijvoorbeeld voor het correcte gebruik van bestrijdingsmiddelen. De particulier die zelf dieren wil kweken of groenten wil telen, moet zich in eerste instantie bewust zijn van de mogelijke risico´s, hoewel die correct ingeschat moeten worden, op basis van het cijfermateriaal dat ik heb gegeven.
De overheid en ILVO kunnen hierbij een aantal diensten leveren. Het aanbieden van een analyse op enkele belangrijke contaminanten van enkele belangrijke voedingsproducten als eieren en bladgroente, bijvoorbeeld pcb´s in eieren en zware metalen en nitraten in een bladgewas, is een mogelijkheid. Op deze wijze heeft de particulier een idee van de kwaliteit van de grond en de omgeving waar hij teelt. Een voorbeeld van een analoge dienst wordt geleverd door de stad Gent, waar particulieren in het stadslaboratorium analyses kunnen laten uitvoeren op bijvoorbeeld put- of leidingwater. Het probleem is dat deze analyses - en dan druk ik mij voorzichtig uit - niet zo goedkoop zijn. Als iedereen een analyse gaat vragen, gaan we eens serieus moeten spreken over de budgetten.
Het informeren van de particulier over de mogelijke risico´s verbonden aan het incorrecte gebruik van bepaalde middelen, is een tweede dienst. Vanuit diverse Vlaamse overheidsdiensten worden in dit verband al belangrijke inspanningen geleverd. Ik verwijs in dit verband naar de campagne ´Zonder is gezonder´ van de VMM, die zich speciaal richt tot particulieren wat het gebruik van pesticiden betreft.
Mijnheer de voorzitter, ziehier het bijkomende feitenmateriaal om alles juist te plaatsen, een aantal leidraden en factoren die men in het oog moet houden en de mogelijkheden die onze diensten kunnen aanbieden. Dat geeft een correct beeld. Met VLAM zullen we de ingeslagen weg van het positief communiceren over onze prachtige producten uit de landbouw onverkort voorzetten.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister-president, ik dank u voor uw antwoord. De teneur was heel duidelijk: het is overbodig dat er paniek is voor de producten die gekweekt worden in de land- of tuinbouwsector of door onze hobbyisten. Het was een duidelijk, genuanceerd en geruststellend antwoord.
Enkele dagen na de paniek las ik een ander artikel in de krant. Ik wil even de inleiding citeren. Er stond:?Wetenschap is een handel in onzekerheid, zegt Luc Bonneux, arts en demograaf. We weten weinig, maar toch al genoeg om een aantal flagrante leugens te ontmaskeren.? Dat onder de titel:?Laat het kippetje toch maar scharrelen?. Verder staat er:?Onze angst is nergens op gebaseerd, maar we worden letterlijk ziek van onze angst.
Waarom citeer ik dat nog even, mijnheer de minister-president? U hebt als minister van Landbouw een geruststellend antwoord gegeven. Er zijn hier een paar mensen en mogelijk leest nog iemand het verslag, maar misschien zou het heel goed zijn dat, bijvoorbeeld in het kader van de belangrijke Maand van het Platteland, nog eens opnieuw wordt uitvergroot dat onze land- en tuinbouwproducten en de producten gekweekt door onze hobbyisten gezonde producten zijn.
U hebt er in uw inleiding op gewezen dat het werk dat gedurende jaren is opgebouwd om gezonde producten te telen en dat duidelijk te maken aan de mensen, soms met enkele berichten in de media teniet gedaan kan worden. Misschien is een campagne in het kader van de Maand van het Platteland, of op een ander moment dit jaar, toch wenselijk.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik wil het belang van de bijkomende vraag van de heer De Meyer graag onderstrepen.
Ik was toevallig in het buitenland toen hier de crisis uitbrak. Dat bericht heeft ook het buitenland bereikt. Dit om aan te geven dat het dermate vergroot wordt en het eigenlijk over onze voedselveiligheid gaat. Ik denk dat het voor de media duidelijk moet zijn hoe we omgaan met voedselveiligheid en we moeten weten dat correcte informatie voor de mensen heel belangrijk is, dat de berichtgeving goed afgewogen moet worden en dat men een grote verantwoordelijkheid draagt.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, ik wil het sociale element dat achter deze problematiek schuilt, nog benadrukken. Dat mogen we niet vergeten. Het gaat in heel wat gevallen om bezigheidstherapie van senioren. Ik denk dat zij toen met de handen in het haar zaten, als ze dat nog hadden.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: We hebben de suggestie genoteerd. We zullen kijken wat we daarover in de Maand van het Platteland kunnen communiceren. Ik maak me geen illusies. Ik zal vanavond niet in het journaal zitten met dit zeer volledige antwoord op uw vragen, maar het negatieve haalt zelfs de buitenlandse kranten. Dat is iets waar we niet direct grote verandering in kunnen brengen.
Met redenen omklede motie
De heer Frans Wymeersch: Ik kondig aan dat ik geen met redenen omklede motie zal indienen omdat ik het volste vertrouwen heb in de met redenen omklede motie de heer De Meyer ongetwijfeld zal indienen namens de meerderheid.
De voorzitter: Door de heer De Meyer werd tot besluit van deze interpellatie een met redenen omklede motie aangekondigd. Ze moet zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.