Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 08/01/2008
Vraag om uitleg van de heer John Vrancken tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over de mogelijke winning van gas uit steenkoollagen in de gesloten Limburgse mijnen en de interesse van de LRM voor dit project
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, deze vraag is meer dan actueel geworden. In oktober 2005 ondervroeg ik minister Peeters over deze alternatieve vorm van ontginning van energie uit steenkool. Ik stelde toen: "De brandstofprijzen rijzen de pan uit, wat menigeen doet huiveren. Het zorgt ook voor grote sociaaleconomische problemen, niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de particulieren. Het is alom bekend dat niet enkel de internationale situatie de oorzaak is van deze hoge brandstofprijzen, maar ook en vooral de torenhoge belastingen die hier via accijnzen op worden geheven door de federale overheid. Zo werd België zelfs het duurste land op gebied van de brandstofprijzen. Onze afhankelijkheid van de olieproducerende landen wordt steeds groter." Ik herhaal dat deze stelling meer dan actueel is.
Ik vroeg of er al rendabiliteitstudies waren uitgevoerd met betrekking tot de alternatieve ontginning van de Limburgse steenkool, wat deze eventueel hadden opgeleverd en of er in de nabije toekomst zulke studies zouden worden overwogen. De minister antwoordde destijds: "De administratie financiert al verschillende jaren onderzoek over de gasinhoud van de Kempense steenkoollagen. Dit onderzoek wordt verricht door het Vlaams Kenniscentrum voor de Ondergrond (VLAKO), dat een onderdeel is van de VITO (Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek). Het VLAKO heeft reeds rendabiliteitstudies uitgevoerd betreffende de mogelijkheid om het in de steenkool opgeslagen methaangas te winnen door middel van CO2-injectie. Met deze techniek wordt getracht een ontgassing van de ondergrondse steenkoollagen te verkrijgen door het creëren van een artificiële onderdruk in de steenkoollagen. Als deze stap lukt, wordt in een tweede fase in omringende boorgaten CO2 in de steenkoollagen geïnjecteerd om een verdere ontgassing van de steenkoollagen te realiseren. Het geïnjecteerde CO2-gas zal dan de posities van het uitgedreven methaangas in de steenkool innemen. (…) Uit de uitgevoerde studies blijkt dat CO2-injectie met bijbehorende methaangaswinning momenteel economisch niet rendabel is, voornamelijk door de hoge kostprijs om CO2 af te vangen en te zuiveren uit de rookgassen. De Vlaamse Regering is bijgevolg van oordeel dat gelet op de hoge financiële risico's de exploitatie van deze techniek moet worden overgelaten aan de privésector."
Het weekend van 17 december 2007 kondigde de LRM (de investeringsmaatschappij voor Limburg) aan dat er een gasbel van 7 miljard kubieke meter in de Limburgse ondergrond zit. Dit zou blijken uit een studie van de VITO in opdracht van LRM. De LRM wil uit dit gas stroom produceren. Een proefboring zou slechts 1 miljoen euro kosten, een risico dat ze graag wil nemen. De door minister Peeters in 2005 aangehaalde techniek om via injectie van CO2-gas in de steenkoollagen het aanwezige methaangas vrij te maken, blijkt volgens de LRM een bijkomend voordeel te genereren, namelijk het gebruik van broeikasgas uit de atmosfeer, wat de terugdringing van CO2 alleen maar kan bevorderen.
Sinds 2005 zijn de energieprijzen in zulke mate gestegen dat de ontginning van dit gas wel degelijk rendabel is. De Limburgse economie en tewerkstelling kunnen er alleen maar op vooruitgaan, wat voor deze provincie van primordiaal belang is. Bovendien geeft de LRM hiermee een interessante bestemming aan haar initiële missie, namelijk het Limburgse reconversiegeld uit de sluiting van de mijnen aanwenden voor een nieuwe mijnontginning.
Mevrouw de minister, steunt u het initiatief van de LRM en wil u nu wel de mogelijkheid in overweging nemen om de overheid in het project via een pps-constructie te laten participeren? Bestaan er in dit kader al besprekingen met mogelijke privé-investeerders zoals de LRM suggereert. Zo ja, met wie? Zo neen, zult u hiertoe de nodige initiatieven nemen?
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, ik sluit me aan bij deze vraag om uitleg. Bij de sluiting van de steenkoolmijnen in de jaren tachtig en negentig was de ondergrondse winning absoluut niet meer rendabel. Bepaalde mijningenieurs wezen toen al op de mogelijkheid om gassen uit de steenkoollagen te ontginnen. Daarmee konden belangrijke energievoorraden worden vrijgemaakt. Dat idee heeft dus altijd geleefd. Ik ben erg geïnteresseerd in de technologische ontwikkeling. De vraag is of het technisch kan en aan welke financiële en andere voorwaarden. Dat is essentieel. Vormt de wijze waarop men de steenkoolmijnen heeft afgesloten, namelijk door de mijngangen vol te storten met beton, ook geen belemmering om naar gasontginning toe te groeien? De energieprijzen blijven stijgen. Bepaalde zaken die tien jaar geleden financieel niet haalbaar leken, kunnen dat vandaag wel zijn.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, aangezien de aardolieprijzen op de internationale markten blijven stijgen, is het evident dat ook minder rendabele vormen van energiewinning binnen bereik komen. In Canada bijvoorbeeld begint men met de ontginning van teerzanden. Op andere plaatsen worden moeilijker bereikbare velden aangeboord. Deze technologie moet dan ook alle kansen krijgen. Als ik me niet vergis, had LRM enkele jaren geleden een concessie gegeven aan een Zwitsers bedrijf voor een pilootproject inzake CO2-injectie en methaangaswinning. Wat zijn daarvan de resultaten? In welke mate wordt de concessie al dan niet verlengd of uitgebreid naar andere mogelijk geïnteresseerde bedrijven?
Wat onze ondergrond betreft, moeten we ook kijken naar de mogelijkheden voor het stockeren van aardgas en CO2. Als ik het goed voorheb, zijn bepaalde dekzanden, ook in het Limburgse, toereikend om CO2 dan wel aardgas op te slaan. We hebben een heel beperkte opslagcapaciteit voor aardgas. We hebben in Loenhout wel een extra koepel liggen waar de buitenlandse spelers met grote ogen naar kijken. Onder andere Gazprom was geïnteresseerd om daar aardgas te stockeren. Het zou niet slecht zijn om onderzoeksgelden vrij te maken om dat potentieel voor opslag quid voor aardgas quid voor CO2 goed in beeld te brengen. Uiteraard moet rekening worden gehouden met alle bedenkingen en risico's die daarover kunnen worden gemaakt. Op die manier kunnen we keuzes kunnen maken over toekomstige bestemmingen voor de ondergrond.
Mevrouw de minister, ik had een vraag om uitleg ingediend over de steenkoolcentrale die gepland was door E.ON in de Antwerpse haven en die zowat de hele resterende milieugebruiksruimte zowel op het vlak van CO2 als op het vlak van verzurende stoffen, zou opsouperen. Ik lees tot mijn grootste verbazing dat de Vlaamse Regering dat project gunstig genegen zou zijn. Dat verklaart alleszins de vertegenwoordiger van E.ON. Dat zou me zeer bevreemden. Mochten we ooit denken aan een locatie voor nieuwe steenkoolcentrales - wat in de huidige omstandigheden onverantwoord zou zijn - dan moeten die op zijn minst worden neergepoot op plaatsen waar we in de toekomst CO2 kunnen opslaan. Dat lijkt me niet echt de Antwerpse haven te zijn. Ik weet dat E.ON ook in Beringen plannen had voor de bouw van een 1100 megawattcentrale. Die zijn blijkbaar een stille dood gestorven. Ik zou u toch willen vragen om wat meer aandacht te schenken aan de CO2-problematiek, ook voor wat betreft de stroomproductie uit steenkool, en om geen valse verwachtingen te creëren aan bedrijven zoals E.ON, dat nu overal rondstrooit dat de Vlaamse Regering het project in de Antwerpse haven gunstig genegen is. Het is onverantwoord om vandaag een nieuwe steenkoolcentrale in te bouwen in een regio waar ook op de middellange termijn geen enkel perspectief is voor de afscheiding en opvang van CO2.
De voorzitter: Mijnheer Martens, ik wijs erop dat uw aanvullende vraag niet rechtstreeks te maken heeft met de vraag van de heer Vrancken.
Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, ik zal me beperken tot het antwoord op de vraag om uitleg van de heer Vrancken. Het staat iedereen natuurlijk vrij om andere vragen te stellen, die dan op een gepast moment kunnen worden beantwoord. (Opmerkingen van de heer Bart Martens)
De heer Bart Martens: Mijn ingediende vraag om uitleg over de mogelijke steenkoolcentrale werd echter onontvankelijk verklaard door de commissievoorzitter!
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Martens, ik ben aan het woord. Richt u tot de personen tot wie u zich moet richten. Ook al zou ik dat misschien willen, ik bepaal niet welke vragen er ontvankelijk zijn en welke niet.
Mijnheer Vrancken, ik heb het verslag nog eens nagelezen van de vraag die u aan minister Peeters hebt gesteld. Momenteel ligt een studie van de VITO voor waarin, op basis van reeds beschikbare gegevens, een onderzoek gedaan werd naar die gebieden waarvan aangenomen kan worden dat daar het meeste potentieel aanwezig is om aan mijngaswinning te doen. Er is dus een beperkt onderzoek gebeurd op basis van bestaande meetgegevens, vroegere onderzoeken en buitenlandse ervaringen. Er is dus een eerste stap gezet in de exploratiefase. Er zullen nog heel wat onderzoeken moeten gebeuren, onder andere een proefboring op het terrein, vooraleer we van het exploreren kunnen overstappen naar het eventueel exploiteren.
De Kempense steenkoollagen zijn relatief diep gelegen en hebben een geringe doorlaatbaarheid. Verdere onderzoeken zullen moeten aantonen of en hoe we in voldoende mate het mijngas kunnen onttrekken en aan de oppervlakte krijgen. Ook de eventuele inzet van CO2 als drijfgas is een complex gegeven dat nog heel wat onderzoek vergt. Er is niet alleen het probleem van het afvangen en zuiveren uit de rookgassen van CO2, maar ook van het transport van de plaats van afvang naar de plaats waar het ingezet zou kunnen worden. Vandaag stellen dat we gaan naar een zekere economische rendabele exploitatie, is nog te vroeg. Ik deel wel de bezorgdheid van de vraagsteller en de mensen die zich hebben aangesloten. Het klopt dat door de hogere energieprijzen steeds meer vormen van energie in beeld komen om op een economisch verantwoorde wijze bij te dragen aan een diversificatie in energievormen.
Het LRM-verhaal behoort weliswaar niet tot mijn bevoegdheid, maar ik juich absoluut alle initiatieven toe die op een maatschappelijk verantwoorde manier kunnen bijdragen tot het garanderen en het diversifiëren van de energievoorziening in Vlaanderen. Op die manier kunnen we de grote afhankelijkheid van een aantal energiebronnen uit een beperkt aantal regio's vermijden en kunnen we misschien ook een opwaartse prijsdruk ingevolge schaarste of gebrek aan mededinging opvangen.
Omdat het potentieel aan mijngas van de mijnconcessies van de NV Mijnen, die een dochter van de LRM is en eigenaar van de mijnconcessies, niet bekend was, heeft de NV Mijnen dit laten berekenen door de VITO, met als doel na te gaan of met privé-investeerders verder in dialoog kan worden getreden over het voorwerp van een eventuele mijngasexploitatie, zodat de fase van het onderzoek en het eventueel exploiteren in de toekomst op elkaar kunnen aansluiten. U zult begrijpen dat dergelijke besprekingen, procedures en onderhandelingen heel wat tijd zullen vergen. Nu de gasinhoud en de plaatsen met de hoogste potenties om aan mijngaswinning te doen, bekend zijn, zal de LRM verder onderzoek verrichten naar de ontginningsmogelijkheden door een proefboring te verrichten. Het is niet uitgesloten dat bepaalde privé-investeerders ook geïnteresseerd zijn om reeds tijdens de exploratiefase een inbreng te leveren. Het is zeker niet mijn taak om daarover grote verklaringen af te leggen, laat staan een lijst te geven van mogelijke kandidaat-investeerders. Het lijkt me niet opportuun dat vandaag te doen.
Ik vat samen: men is een stapje verder in het verhaal, maar er is nog heel wat werk aan de winkel voor er tot een eventuele exploitatie kan worden overgegaan, en er zijn gesprekken aan de gang met mogelijke privé-investeerders.
Mijnheer Sauwens, op uw vraag over de afsluiting van de steenkoolmijnen, kan ik nu niet antwoorden. Ik zal proberen dat schriftelijk te doen. Ik neem het in elk geval mee als een vraag. Hetzelfde geldt voor de aanvullende vragen over de concessies. De vraag naar het vrijmaken van gelden voor onderzoeksprojecten om ook elders na te gaan wat de potenties zijn, lijkt me zeer opportuun.
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mevrouw de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik besluit eruit dat de zaak een positieve wending krijgt. Deze vraag werd al in 2005 gesteld en toen werd geantwoord in termen van te dure exploitatiekosten. De vraag werd een beetje in het ijle gesteld en er werden geen duidelijke antwoorden op gegeven. Met de huidige evolutie van de energieprijzen, houdt dit een zekere exploitatiemogelijkheid in.
Over de opmerking van de heer Martens over de opslag van aardgas in de ondergrond in de Kempen, heb ik al een voorstel van resolutie ingediend. We zullen zien wat het stemgedrag daarover zal worden.
Ik heb een voorstel gedaan dat in de lijn ligt van verklaringen die werden afgelegd door ministers. Er werd op ingespeeld in functie van de huidige energieprijzen.
Minister Hilde Crevits: Mijnheer Vrancken, u zegt dat er een groot verschil is met 2005. Ik denk dat dat fout is. Wat ik in het verslag lees van de vragen die u hebt gesteld en het antwoord van mijn voorganger, ligt perfect in dezelfde lijn van wat ik nu zeg. Ook toen was de houding positief: de Vlaamse overheid helpt mee aan het onderzoek via de VITO. Toen is echter ook gezegd dat de privésector zal moeten nagaan of het rendabel wordt of niet. Dat standpunt blijft vandaag bestaan, alleen staan we een stapje verder wat het onderzoek betreft.
De heer John Vrancken: Ik heb een bijkomende vraag gesteld over wat de overheid gaat doen bij dat initiatief. Zal ze meespelen bij het ontginnen en het exploiteren?
Minister Hilde Crevits: In 2005 is gezegd dat het onderzoek wordt gesteund, en deze lijn wordt aangehouden. Dat is wat de overheid doet. Het is niet de taak van de overheid om te ontginnen. Dat lijkt me een stap te ver. Dat is in 2005 gezegd en dat blijft vandaag de houding. We zitten nu in de exploratiefase. Het onderzoek is bezig. Laten we eerst zien hoe alles evolueert en stapsgewijs het dossier op de voet blijven volgen.
De voorzitter: De heer Sauwens heeft het woord.
De heer Johan Sauwens: Ik wil de minister danken voor het antwoord. Het is voorbarig om te zeggen dat de exploitatie echt zal gebeuren, maar het is goed dat de mogelijkheid daartoe onderzocht wordt. Het gaat om enorme hoeveelheden, indien de ontginning technisch kan worden gerealiseerd.
Ik wil eindigen met volgende bedenking, mevrouw de minister. Het gaat om een enorme gasbel onder de provincie Limburg. Ik vraag in het belang van de bevolking om voorzichtig te zijn bij het organiseren van de proefboring.
De voorzitter: Het incident is gesloten.