Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 04/12/2007
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot mevrouw Hilde Crevits, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de weigerachtige houding van distributienetbe?heerders om warmtekrachtkoppelingsinstallaties door tuinders toe te staan
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, de tuinbouwsector heeft het al een tijdje tamelijk moeilijk, onder andere als gevolg van de stijgende energieprijs, die een van de belangrijkste productiekosten is. Om dit gedeeltelijk op te vangen, hebben een aantal tuinders recent ge?nvesteerd in een warmtekrachtkoppelingsinstallatie, afgekort WKK-installatie. Wanneer de olie- en de gasprijzen stijgen, dan stijgen ook de elektriciteitsprijzen. Dan kan de tuinder de gestegen kosten voor zijn verwarming deels compenseren door een betere prijs van de aan het net geleverde stroom van zijn WKK-installatie.
De meeste van deze tuinderbedrijven bevinden zich in de Zuiderkempen, namelijk de streek rond Sint-Katelijne-Waver en Mechelen, maar ook in de Noorderkempen, de regio van Hoogstraten. Nu blijkt dat Eandis systematisch nieuwe aanvragen voor de Noorderkempen zou weigeren omdat het net de aansluitingen van WKK-installaties op het net niet meer zou aankunnen. Tuinders die een oriënterende studie lieten opmaken door Eandis, kregen na indiening ervan, een negatief antwoord.
Mevrouw de minister, kan het dat een distributienetbeheerder een aanvraag voor een WKK-aansluiting op het net weigert? Welke taak hebben de Commissie voor de Regulering
van de Elektriciteit en het Gas (CREG) en vooral de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) in dezen? Kan de CREG of de VREG een distributienetbeheerder opdracht geven om ten spoedigste in zijn net te investeren teneinde een injectie van warmtekrachtkoppeling mogelijk te maken? Indien een distributienet tijdelijk beperkingen heeft, welke zijn dan de criteria om het ene project wel en het andere niet toe te laten? Wie kijkt erop toe of die criteria correct worden toegepast? Waarom kan een distributienetbeheerder studiekosten aanrekenen voor een oriënterende studie als men bij voorbaat weet dat de uitvoering daarvan technisch niet mogelijk is?
De Vlaamse Regering besliste eerder om bij een WKK-aansluiting de eerste kilometer kabel of gasleiding gratis te maken. We zijn allemaal overtuigd dat gratis niet bestaat. Ook in dit geval blijkt dat de distributienetbeheerder die extra kosten doorrekent aan de bedrijven die op meer dan 1 kilometer van het net liggen. Werd in dezen de CREG gehoord?
Als dergelijke gevallen zich voordoen, bij welke instantie kan een benadeelde tuinder dan in beroep gaan? Welke maatregelen ziet u mogelijk om aan deze gemelde problemen een oplossing te bieden?
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij deze vraag aangezien ik een half jaar geleden hierover ook een vraag heb gesteld aan toenmalig minister van Leefmilieu en Energie Peeters over de problematiek van de centrale elektriciteitsproductie en de injectie op onze netwerken.
Als antwoord op mijn vraag is er gezegd:?Het is niet zo dat bepaalde regio´s niet in aanmerking zouden komen voor bijkomende decentrale productie-installaties.? Vandaag echter ben ik in het bezit van een brief aan een tuinder, die aangevraagd had om een WKK-installatie aan te sluiten op het distributienet. Hij krijgt het antwoord dat dit niet mogelijk is en dat ingevolge deze conclusie het dossier wordt afgesloten. Dit is geen alleenstaand geval.
Het kan zijn dat bepaalde bedrijven dermate afgelegen zijn dat een aansluiting moeilijk ligt. Ik heb het geluk om in het gemeentebestuur van Hoogstraten te zitten. Daar krijgen we heel duidelijk het signaal dat de capaciteit op is en dat er zonder bijkomende investeringen geen aansluitingen meer kunnen gebeuren. We voelen ons in onze regio uitgesloten uit dit verhaal.
Een beetje verder in het antwoord op mijn vraag werd gesteld dat investeringen voornamelijk moesten gebeuren op het vlak van meetdetectie, controle en schakelapparatuur in plaats van in netwerken. Ondertussen is mij wel duidelijk dat het niet zo eenvoudig is en dat het netwerk serieuze aanpassingen nodig heeft, waar serieuze investeringen aan gekoppeld zijn.
Als deze investeringen niet gebeuren - ik laat in het midden wie deze investeringen moet doen - heeft dit toch wel zware gevolgen. Het gaat niet enkele over tuinbouwbedrijven. Ik ken een bedrijf dat een aanvraag heeft gedaan voor een windmolen, en ook die kan niet meer injecteren op het net. Eender welk bedrijf dat groene stroom wil produceren of energiebesparende maatregelen wil nemen voor zijn bedrijf in deze regio, kan dit niet meer doen. Dat roept vragen op.
Daarnaast is er de doelstelling voor energieproductie via WKK-installaties. Momenteel zitten we aan ruim 50 percent van die doelstelling. Er is dus zeker nog ruimte om onze doelstellingen verder in te vullen. Hier laten we een groot potentieel liggen en we maken het voor de tuinbouwsector moeilijk om zich verder te ontwikkelen.
Ik verwijs naar een persbericht van minister Peeters. Een tijd geleden heeft minister-president Peeters de Klankbordgroep Glastuinbouw boven de doopvont gehouden. Een heel belangrijk punt dat daarin naar voren komt, is dat een van de grootste uitdagingen voor de tuinbouwsector het energieverhaal is. Ik citeer uit de persnota:?Op een gemiddeld glastuinbouwbedrijf vertegenwoordigen de energiekosten 40 percent van de totale kosten. De sector voelt bijgevolg heel sterk de gevolgen van de stijgende energieprijzen. Rationeel energiegebruik is een passend antwoord op deze uitdaging. Het Vlaamse land- en tuinbouwbeleid biedt hiervoor een kader. Zo wordt vanuit het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF) een ondersteuning van 40 percent voor WKK-installaties geboden. Deze installaties produceren elektriciteit, waarbij er tegelijk warmte vrijkomt die kan gebruikt worden voor de verwarming van de serres. Tegen eind dit jaar zullen naar verwachting een honderdtal WKK´s geplaatst zijn, die goed zijn voor 150 megawatt elektrisch vermogen. Dit staat gelijk aan elektriciteitsvoorziening van maar liefst 200.000 gezinnen.
Voor de toekomst van de glastuinbouw wordt heel sterk de nadruk gelegd op de WKK-installaties. In Nederland is een WKK-installatie vaak zelfs een voorwaarde om nog een glastuinbouwbedrijf te kunnen starten.
Enerzijds hebben we hier een groot potentieel en anderzijds is het voor de sector een grote noodzaak. Het toeval wil dat bijvoorbeeld de Noorderkempen ook is aangeduid als macrozone voor tuinbouwbedrijven. We zitten met twee problemen die moeilijk met elkaar te verzoenen zijn.
Bij het opmerken van deze problemen, was mijn eerste reactie dat er misschien ook in andere gebieden problemen zouden zijn waar er een groot potentieel is voor decentrale elektriciteitsproductie. Ik denk bijvoorbeeld aan de grote tuinbouwgebieden rond Sint-Katelijne-Waver. Netbeheerders melden mij dat dit probleem specifiek is voor de Noorderkempen gezien de decentrale ligging. Het probleem stelt zich helemaal niet in andere regio´s.
Mevrouw de minister, in welke gebieden stelt het probleem zich dat het netwerk niet is voorzien op decentrale energieopwekking, onder andere door WKK´s maar ook door andere installaties? Ik weet niet of u dat uit het hoofd kunt zeggen. Mij lijkt het belangrijk en interessant dat dit in kaart wordt gebracht.
Is het voor u al duidelijk wie verantwoordelijk is voor de uitbouw van het netwerk in deze situatie? Wordt daar werk van gemaakt?
Wat moeten tuinbouw- of andere bedrijven doen die een weigering hebben gekregen om hun groene elektriciteit op het net te zetten? Binnen welke termijn denkt u hierover duidelijkheid te hebben?
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Geachte leden, het is een technische materie waarvan de problemen jong zijn. Dat betekent niet dat ze geen oplossing behoeven. Mevrouw Rombouts, het is inderdaad een probleem dat zich op dit ogenblik slechts in twee regio´s voordoet, namelijk de regio rond Merksplas en de Noorderkempen.
De problematiek draait rond artikel 11 van het Elektriciteitsdecreet. Dat artikel stelt dat een distributienetbeheerder een vraag om toegang tot het distributienet dat hij beheert, enkel kan afwijzen om vier redenen. Ik som ze op: als de veilige en betrouwbare werking van het distributienet in het gedrang komt; als het distributienet over onvoldoende capaciteit beschikt om het vervoer te verzekeren; als de toegang tot het distributienet de goede uitvoering van een openbaredienstverplichting door de betrokken netbeheerder zou verhinderen; als de aanvrager niet voldoet aan de technische minimumeisen, opgenomen in het technisch reglement.
Nog steeds volgens artikel 11 van het Elektriciteitsdecreet moet de netbeheerder, als hij een dergelijke weigering wil doen, aan de betrokken aanvrager een grondig gemotiveerde verklaring bezorgen. Tegen de weigering kan door de aanvrager beroep aangetekend worden bij de VREG. De VREG moet op basis van onder andere het investeringsplan van de netbeheerder, de oriënterende en detailstudies en andere technische gegevens beoordelen of de argumentatie van de netbeheerder om de aansluiting te weigeren, redelijk is.
Wanneer er een vraag wordt gesteld aan een netbeheerder tot aansluiting van een productie-installatie op zijn net, is het logisch dat de netbeheerder moet onderzoeken op welke wijze best kan worden aangesloten en welke bijkomende investeringen, bijvoorbeeld netopwaarts, genomen moeten worden. Dit is het doel van de oriënterende studie. Die moet inderdaad betaald worden door de aanvrager van een aansluiting op het net. Als de netbeheerder al bij voorbaat weet dat de aansluiting niet mogelijk is, heeft een dergelijke studie uiteraard volstrekt geen zin. Dit kan het geval zijn bij aansluitingsaanvragen voor zeer grote installaties, waar het bij voorbaat duidelijk is dat het bestaande net niet zal volstaan. In alle andere gevallen heeft de technische studie net als doel te bepalen welke de modaliteiten en bijhorende kosten van de aansluiting zijn.
Een weigering tot toegang tot het middenspanningsnet van een distributienetbeheerder, wegens een gebrek aan capaciteit op het bestaande net, houdt niet automatisch in dat men niet kan aansluiten. In het technisch reglement staat de mogelijkheid vermeld van doorverwijzing naar de netbeheerder op een hoger spanningsniveau - in casu Elia - waar technisch gezien de aansluiting misschien beter gemaakt kan worden. Het is van belang dat bij een eventuele discussie objectief kan worden beoordeeld op welk net de aansluiting in optimale omstandigheden kan gebeuren. Een dergelijke analyse moet kunnen voorbijgaan aan het micro-economische belang van één partij, maar moet macro-economisch bekeken worden.
De aansluiting van productie-installaties kan in voorkomend geval bijvoorbeeld ook een positieve impact hebben op de capaciteit van het net en de veroorzaakte netverliezen.
Wat is de rol van de VREG? De VREG moet de beroepen tot weigering van een aansluiting van een productie-installatie behandelen. Dat is een controle achteraf. Daarnaast moet de VREG proactief toekijken op de problematiek. De VREG heeft in het technisch reglement immers de taak gekregen om de investeringsplannen van de distributienetbeheerders te beoordelen. De VREG moet analyseren of een netbeheerder voldoende capaciteit aanhoudt voor de distributie van elektriciteit op zijn net. De conclusie van deze analyse moet door de VREG bezorgd worden aan de CREG en de netbeheerder zelf.
Bij het maken van de analyse, controleert de VREG of de netbeheerder zich houdt aan de verplichting die hem is opgelegd in artikel 19 van het groenestroombesluit, met name dat de netbeheerder prioriteit moet geven aan de aansluiting van productie-installaties die hernieuwbare energiebronnen en/of warmtekrachtkoppeling gebruiken, boven de realisatie van alle andere aansluitingen.
Maar er zit een addertje onder het gras. Op basis van de huidige wetgeving kan de VREG de netbeheerder echter niet verplichten om specifieke investeringen in zijn net te ondernemen. De aansluiting van productie-installaties van elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen en warmtekrachtkoppeling op het elektriciteitsnet heeft in de loop van dit jaar inderdaad voor een aantal problemen gezorgd. De VREG meldt mij dat zij recent een eerste beroep wegens een weigering tot aansluiting van een WKK-installatie heeft ontvangen en dat een tweede onderweg is. Ik heb de VREG dan ook gevraagd om mij een omstandig advies te bezorgen met betrekking tot de problematiek.
Ten slotte is het zo dat het Vlaams Parlement bepaald heeft dat de kosten voor de aanleg van de eerste 1000 meter elektriciteits- en aardgasleidingen bij het aansluiten van een WKK op het net ten laste zijn van de netbeheerder. Deze verplichting is een openbaredienstverplichting in hoofde van de netbeheerder. Het ressorteert tot op vandaag niet onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest om te bepalen of en op welke wijze deze meerkosten in de tarieven van de netbeheerders worden doorgerekend.
Voor de tweede vraag van mevrouw Rombouts verwijs ik naar het antwoord op de vragen van de heer Glorieux. De netbeheerder kan een aanvraag tot aansluiting van een WKK-installatie wel weigeren maar de VREG kan een netbeheerder niet verplichten om specifieke investeringen te doen. Daarvoor is een decretale wijziging noodzakelijk.
In elk geval is het van belang dat tuinders bij een weigering van de netbeheerder gebruik maken van de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep bij de VREG. De VREG vraagt vervolgens aan de netbeheerders om de weigering te motiveren en er kan een termijn van twee maanden verleend worden om die weigering te vervolledigen. De tegenpartij - in dit geval de tuinder - wordt gehoord en er kan een beslissing genomen worden. Het zal dus ongeveer drie maanden in beslag nemen.
Parallel daarmee stelt zich de vraag naar de mogelijkheid om solidariseringsmechanismen in werking te doen treden. Het Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen heeft die vraag recent ook gesteld omdat ze zonnepanelen wou plaatsen. Ik heb gezegd dat ik die melding laat onderzoeken en laat bekijken of het mogelijk is om een herverdelingsmechanisme op gang te trekken op basis van artikel 25ter van het Elektriciteitsdecreet. Mij lijkt het logisch dat als we een herverdelingsmechanisme onderzoeken voor de zonnepanelen, we dat ook moeten doen voor WKK-installaties. Daags nadat we de brief van het havenbedrijf kregen, op 21 november, heb ik advies gevraagd aan de VREG. Ik verwacht dat in de komende weken. Het zal wel enige tijd in beslag nemen. Als ik bijvoorbeeld de vraag van het havenbedrijf bekijk, kan het gaan over een kostprijs tot 3,4 miljard euro aan groenestroomcertificaten. We gaan er dus heel omzichtig mee tewerk. Maar als we het onderzoeken voor het ene, moeten we ook het andere onderzoeken.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Ik dank de minister voor haar uitvoerig antwoord. U stelt dat het probleem zich effectief op twee plaatsen voordoet, in Merksplas en de Noorderkempen. In die regio´s zijn ook heel wat tuinbouwbedrijven actief. We lopen een interessant potentieel aan WKK mis als er geen oplossing wordt gevonden. Het zou zonde zijn dat de tuinders een gewone verwarmingsinstallatie zouden gaan installeren. Het is belangrijk dat de VREG de gelegenheid zou hebben om de distributienetbeheerders te verplichten om hernieuwbare energie en WKK-installaties aan te sluiten op het net.
Ik herinner mij dat men in de jaren zeventig bij de invoering van kernenergie op relatief korte termijn het hele transportnetwerk heeft aangepast aan deze supergecentraliseerde energieopwekking. Dat is op relatief korte termijn gelukt. De toekomst is aan de gedecentraliseerde productie. Daarom moeten we evenzeer op relatief korte termijn onze distributienetten aanpassen. Ik besef dat zoiets tegen de belangen van de oude grote monopolistische producenten indruist. Het is wel degelijk in het belang van de consument. We moeten alles in het werk stellen om de aansluiting van die hernieuwbare energie en WKK-installaties te realiseren.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Ik dank u voor uw antwoord, mevrouw de minister.
De regio´s hebben natuurlijk verschillende netwerkbeheerders. Merksplas heeft een gemeentelijke beheerder, Hoogstraten zit bij Iveka. Dat maakt het nog complexer.
In Sint-Katelijne-Waver liet de netbeheerder uitschijnen dat er weinig problemen waren. Ik heb begrepen dat het daar ook niet goed loopt. Er zijn ook problemen in gebieden die Vlaanderen bestempelt als macrozones voor tuinbouw en waar dat potentieel wordt erkend. De Vlaamse overheid moet fair zijn. We moeten daar stappen ondernemen om dan effectief daar invulling aan te geven.
Ik begrijp heel goed dat het om grote investeringen gaat. Ik hoop dat u ons snel duidelijkheid kunt bieden. Wie gaat dat bekostigen? Wanneer gaan die investeringen van start? Momenteel zijn er tuinbouwbedrijven die staan te popelen om te investeren. Als ze dat doen, gaan ze hun serres over twee jaar niet aanpassen aan WKK´s. De vraag is prangend. U moet snel beslissen. Ik hoop dat u daar op korte termijn werk van maakt.
De voorzitter: Minister Crevits heeft het woord.
Minister Hilde Crevits: Ik dank u voor de aanvullingen. Ik heb het volste begrip voor uw zorgen.
De eerste procedures worden nu gevoerd. Er zijn twee mogelijkheden. Ofwel komt de VREG tot de conclusie dat de weigering terecht was en dat er inderdaad een probleem is van overinvestering of onbestaande capaciteit. In dat geval moet er niet ge?nvesteerd worden. Daarna moeten we ons de vraag stellen of we moeten?solidariseren´ of een andere oplossing moeten zoeken. Ofwel komt de VREG tot de conclusie dat de distributienetbeheerder te lichtzinnig heeft geoordeeld en dat het wel had gepast daarbinnen. Dan zitten we met het probleem waar ik naar verwees. De VREG kan wel zeggen: u hebt een fout gemaakt, u had hem moeten toelaten. Maar we hebben niet de hamer om te slaan en de distributienetbeheerder te verplichten. Dan komen we in een decretaal moeilijke zone. We hebben geen hefboom. Op die twee fronten is er werk aan de winkel. Zowel bij een positief als bij een negatief antwoord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Wat zijn onze mogelijkheden inzake Elia? Wat is onze kracht daar? Het gaat echt wel om grotere investeringen. De aanpassing gebeurt niet per bedrijf maar per gebied.
Minister Hilde Crevits: Wij beschikken niet over de juiste bevoegdheid. Wij hebben dus geen kracht of sterkte. Als Elia beslist om investeringen te doen, rekent het dat door in de prijs en wordt het automatisch gesensibiliseerd. Dat is een van de hefbomen die Vlaanderen mist. Er kan wel worden onderhandeld, maar wij kunnen geen verplichtingen opleggen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.