Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 06/11/2007
Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, deze week kwam het nieuws in de media dat er te veel instappers zijn in de kleuterklassen. 2,5-jarige kleuters zijn massaal ingeschreven en onze kleuterklasjes zijn overbevolkt. De cijfers wijzen uit dat 1 op de 5 scholen geconfronteerd wordt met kleuterklasjes met meer dan 40 kleuters. Dat is een nijpend probleem, mijnheer de minister, en het is terecht dat daar nogal wat ophef over wordt gemaakt in de kranten.
Toeval of niet, in oktober 2007 hebben wij daarover een debat gevoerd in de commissie. De heer Tavernier heeft u toen een vraag om uitleg gesteld over de grote kleuterklassen. Ik wil vandaag geen debat voeren over het grote gelijk, maar de feiten bewijzen dat er iets aan de hand is.
Ik wil evenmin de technische discussie voeren dat we in het oude systeem met 138 kleuters recht hadden op 147 lestijden en in het nieuwe systeem op 144. We mogen ons niet vastpinnen op voorbeelden en rekenkundige formules waarbij iedereen toch zijn gelijk probeert aan te tonen. We moeten voortgaan op de feiten en een oplossing proberen te bieden voor het probleem dat zich in de praktijk voordoet.
In uw antwoord op de vraag van de heer Tavernier maakte u terecht melding van het feit dat de inspanningen van u en van de Vlaamse Regering ter zake niet gering zijn. De middelen zijn bijna verdubbeld en het aantal lesuren is aanzienlijk verhoogd. Wij juichen dat toe. Dat komt voor een deel tegemoet aan de noden in het kleuteronderwijs.
Vandaag worden we evenwel geconfronteerd met een te grote toeloop. En die toeloop komt er net op een moment dat wij de mond vol hebben van de herwaarding van kleuterleidsters en het kleuteronderwijs.
Hoe komen wij tot die normering? De normering is destijds vastgelegd op basis van een redenering die stelt dat kleuters sowieso meer absenteïsme kennen dan leerlingen van het lager onderwijs. Per leerling in het kleuteronderwijs gaf dat recht op een norm van 0,8 lesuren omkadering.
Kunnen we dat op dit moment nog als realistisch beschouwen? Wat is de aanwezigheidsgraad in kleuterscholen? Dat moet zeker meegenomen worden in de discussie. Is die norm verouderd? Is het niet hoog tijd om de cijfers nog eens te objectiveren en over te gaan tot effectieve tellingen? De situatie in het veld staat enigszins in contrast met onze breed gedragen voornemens om de kleuterparticipatie te verhogen en de taalachterstand bij allochtone kleuters aan te pakken.