Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 02/10/2007
Interpellatie van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over Doel en de Linkerscheldeoever
Interpellatie van de heer Frans Wymeersch tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, en tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de houding en het beleid in het verleden en in de toekomst van de Vlaamse Regering ten aanzien van Doel, na de uitspraak van de rechtbank in Dendermonde
Interpellatie van de heer Jos Stassen tot de heer Kris Peeters, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, over het beleid van de Vlaamse Regering ten aanzien van Doel
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister, geachte collega´s, ik heb mijn interpellatie ingediend einde augustus. Op dat moment was er heel wat media-aandacht voor de ontwikkeling op de Linkeroever en voor het dorp Doel in het bijzonder. In het leven is het zo dat een medaille meestal twee zijden heeft of zelfs drie. De realiteit van het leven is inderdaad soms genuanceerd en niet zwart-wit, zo is het ook met dit complexe dossier van de Linkeroever.
Na de recente herschikking van de Vlaamse Regering is het havenbeleid mee verhuisd naar het kabinet van de minister-president. Daarnaast is de minister-president ook bevoegd voor het landbouw- en plattelandsluik van het Linkerscheldeoeverdossier. De start van het nieuwe parlementaire werkjaar is dan ook een goed moment om een stand van zaken op te maken en deze te evalueren.
Het Deurganckdok en het dorp Doel maakten reeds het onderwerp uit van een heel pak beslissingen van de Vlaamse Regering. Een beslissing die de Vlaamse Regering nog niet heeft genomen, is de aanleg van het Saeftinghedok. Een artikel in het weekblad Knack over het Deurganckdok kopte enkele weken geleden: ?De vergissing van de eeuw.´ De strekking van het artikel is dat de Linkeroever van de Schelde vooral een logistieke haven met weinig toegevoegde waarde is en dat de economische hefboom van deze toch wel grote investering maar magertjes uitvalt. Geert Noels, econoom bij Petercam, stelt in dit artikel de keuze zeer scherp: ?Willen wij tonnen en volumes of willen we jobs en toegevoegde waarde??
Tegelijk horen we aan de andere kant jubelberichten dat het aantal in ton behandelde containers met 15,2 percent is gestegen in de eerste helft van het jaar en dat vooral het Deurganckdok bijdraagt aan deze cijfers. In de pers wordt zelfs al luidop de vraag gesteld of het Saeftinghedok tegen 2014 niet operationeel kan zijn om zo de concurrentie te kunnen aangaan met de Rotterdamse haven, die momenteel gestart is met de ontwikkeling van de laatste fase van de Tweede Maasvlakte.
In het dorp Doel zelf is het ?besliste beleid´ in uitvoering. Nog dit jaar zouden er 126 woningen in de dorpskern worden gesloopt. Recent werd door de Maatschappij voor Grond-en Industrialisatiebeleid voor het Linkerscheldeoevergebied een sloopaanvraag ingediend voor veertig woningen.
Ondertussen legt de Vlaamse administratie de laatste hand aan het plan-milieueffectenrapport voor het Waaslandhavengebied. Uit persartikelen leren we dat er twee varianten worden onderzocht: enerzijds de bouw van een nieuwe - tweede - zeesluis voor de Waaslandhaven, anderzijds het doortrekken van het Deurganckdok tot aan het Waaslandkanaal om zo één grote getijdenhaven te creëren. Opmerkelijk is dat in sommige scenario´s het gedempte Doeldok - kostprijs 35 miljoen euro - opnieuw geopend wordt. De bouw van een nieuw dok, het Saeftinghedok, wordt voorgesteld als een onwaarschijnlijke piste.
In het Waasland is er de realisatie van het overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde (KBR) en op de Linkerscheldeoever zijn er de natuurcompensaties. Die zijn in volle uitvoering. Daarnaast lezen we berichten dat voor de realisatie van een zoetwaterkreek en een weidevogelgebied twee historisch waardevolle hoeves zouden worden gesloopt. De gemeente Beveren en de cel Onroerend Erfgoed hadden nochtans hierover ongunstig geadviseerd.
Recent verleende de gemeente Beveren wel een positief advies voor de ontpoldering van de Hedwigepolder, maar ze stelde wel enkele randvoorwaarden voorop met betrekking tot landbouw, toegankelijkheid en de vrijwaring van de woonkernen van Prosperpolder en Ouden Doel.
Om dit alles in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, stel ik dan ook de volgende vragen. Ten eerste met betrekking tot het Deurganckdok: wat is de totale kostprijs van de realisatie van het dok? Welke effecten heeft het Deurganckdok rechtstreeks en onrechtstreeks op de tewerkstelling in de regio? Beschikt men over concreet cijfermateriaal met betrekking tot de toegevoegde waarde die het dok voor onze economie creëert? Wat is de huidige benuttingsgraad? Tegen wanneer verwacht men de volledige ingebruikname? Welke effecten heeft de groei van de trafiek in het dok op de mobiliteit in de regio?
Ten tweede, met betrekking tot het Saeftinghedok: welke varianten worden er gevolgd bij de opmaak van het milieueffectrapport (MER) voor de Waaslandhaven? In welke project-MER´s wordt het globale plan-MER uitgesplitst? Welke van deze project-MER´s worden momenteel al onderzocht of moeten nog verder uitgewerkt worden? Wordt de wenselijkheid en de noodzaak van een tweede dok momenteel onderzocht? Op welke termijn wil de Vlaamse Regering een definitieve beslissing nemen over het al dan niet aanleggen van een tweede dok?
Ik heb ook een aantal vragen met betrekking tot de natuurcompensaties. Wat is de totale kostprijs van de natuurcompensatie- en aanverwante werken op de Linkerscheldeoever en in het Waasland? Ik denk hierbij onder meer aan de realisatie van de KBR-polder. Zullen voor de realisatie van deze natuurcompensaties historisch waardevolle hoeves worden gesloopt? Kan de minister-president het door de gemeente Beveren terecht gevraagde behoud van de woonkernen van Ouden Doel en Prosperpolder garanderen? Vindt er overleg plaats met de gemeente Beveren over de toegankelijkheid en over de recreatieve invulling van het toekomstige intergetijdengebied Hedwigepolder?
Mijn laatste vragen betreffen Doel zelf. Uit een eerder antwoord van de minister-president hebben we kunnen afleiden dat het behoud van de historische kernen van het dorp, waaronder de windmolen, de kerk, de pastorij, de begraafplaats en het Hooghuis, tot de mogelijkheden behoort. Blijft dit denkspoor behouden? Wanneer en hoe zal deze denkoefening worden gemaakt? Is hiervoor reeds een uiterste timing vooropgesteld? Welke functie zou aan deze locaties kunnen worden gegeven? Kunnen ondertussen instandhoudingswerken worden aangevat?
Mijnheer de minister-president, wat is uw globale evaluatie van de evolutie van het complexe dossier betreffende de Linkerscheldeoever?
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, in tegenstelling tot de mondeling naar voren gebrachte schriftelijke vragen en tot de blijkbaar als interpellatie ge?nterpreteerde vragen om uitleg van de heer De Meyer zal ik veeleer naar de politieke verantwoordelijkheden van de Vlaamse Regering peilen en zal ik de minister-president, die sinds kort bevoegd is voor het havenbeleid, enkele vragen stellen.
Mijnheer de minister-president, ongeveer een jaar geleden hebt u gemeend de puntjes op de i te moeten zetten en hebt u verklaard dat het verdwijnen van Doel als een genomen beleidsbeslissing kon worden beschouwd. Zelfs indien de Antwerpse haven het grondgebied van het dorp niet nodig had, zou Doel moeten verdwijnen. In de loop van de jaren 2008 en 2009 zou dit dossier volledig moeten aflopen.
Ter gelegenheid van een vorige interpellatie hebben we erop gewezen dat de Vlaamse Regering ooit heeft beslist dat in Doel een woonrecht van kracht zou zijn tot het ogenblik dat een bouwvergunning voor een bijkomend dok wordt afgeleverd. Die opmerking is toen weggewimpeld. Tot op heden is evenwel nog geen bouwvergunning voor een bijkomend dok afgeleverd. Bij mijn weten is zelfs nog geen dergelijke bouwvergunning aangevraagd.
Begin 2007 heeft de Vlaamse Regering beslist dat het dorp tegen 2009 moet worden ontruimd. De Vlaamse Regering zou in dit verband een faseplan ontwikkelen en nog in de loop van dit jaar zouden alle 126 woningen worden afgebroken. Voor de mensen die het nog niet zouden weten, wil ik hier nog opmerken dat Doel op één kilometer van het Deurganckdok gelegen is. We moeten durven erkennen dat het dorp op dit ogenblik perfect met de activiteiten in het dok kan samenleven. De hamvraag is dan ook waarom Doel op dit ogenblik moet verdwijnen. Er is geen sprake van een bijkomend dok op het grondgebied van Doel en de feiten tonen aan dat samenleven best mogelijk is.
Mijnheer de minister-president, aangezien de meeste vragen die ik hier wil stellen, in feite de woonproblematiek in Doel betreffen, had ik de aanwezigheid van de minister van Wonen op prijs gesteld. In elk geval hebt u ooit verklaard dat Doel niet tot een soort ?Bronx in het Waasland´ mag verworden. Mij niet gelaten, maar de huidige situatie in Doel en de verwording van het dorp tot een soort Bronx is hoofdzakelijk de schuld van de Vlaamse overheid en van de instanties die het beleid van de Vlaamse overheid op het terrein moeten uitvoeren.
Potentiële huurders zijn wandelen gestuurd of aan het lijntje gehouden. We hebben de voorgaande Vlaamse regeringen meermaals vragen over de uitholling en het gebrek aan toepassing van het retrocessierecht gesteld. We kunnen enkel vaststellen dat de Vlaamse Regering en de door haar aangestelde verantwoordelijken ter plaatse hun verplichtingen niet nakomen. Ze gedragen zich niet als goede huisvaders of goede beheerders. Aangezien de woningen niet goed worden onderhouden, voldoen een aantal woningen momenteel niet meer aan de Vlaamse Wooncode. Ondertussen zijn een aantal woningen onbewoonbaar verklaard. Door ze systematisch te laten verkommeren en zelfs ramen en deuren open te breken, zijn een aantal woningen zelfs onbewoonbaar gemaakt.
In het antwoord op onze in maart 2007 over dit onderwerp gehouden interpellatie heeft de toenmalige minister-president verklaard dat de beslissing inzake Doel een collegiale beslissing van de hele Vlaamse Regering is. Ondertussen hebben we van een aantal regeringspartners andere of toch minstens zeer genuanceerde signalen kunnen opvangen.
Minister Anciaux zei op een gegeven moment dat hij met gewetensproblemen zit over dit dossier. Daar zit minister Anciaux wel eens meer mee, maar hij heeft het toch maar gezegd en geschreven. We herinneren ons allemaal de tussenkomst van de heer Dirk De Cock in deze commissie. Ik neem aan dat hij vandaag ook zijn duit in het zakje zal doen. Ook hij zei dat hij absoluut ongemakkelijk zat met de afwikkeling van heel het dossier.
Mijnheer de minister-president, begin van dit jaar hebt u wel toegezegd dat u een aantal elementen uit het dorp Doel zou willen behouden, namelijk de windmolen, het kerkhof enzovoort. U zou een soort van mini-Bokrijk in stand willen houden, waar de mensen naar zouden komen kijken en waar ze waarschijnlijk de dieren niet zullen mogen voederen.
We zaten met een gefaseerd afbraakplan en er werden een aantal sloopvergunningen aangevraagd. Dan zijn er een aantal snoodaards naar de rechtbank getrokken en - o wee - ze vonden een rechter die hen gelijk gaf in eerste instantie. Naar mijn weten is daar nog geen juridisch vervolg aan gebreid. Met een aantal argumenten worden de acties van de Vlaamse Regering op het terrein stilgelegd. Ten eerste bestaat het gewestplan, dat Doel bestempelt als woongebied, nog altijd. Het gewestplan dat Doel zou inkleuren als industriegebied, is door de Raad van State geschorst. Doel is en blijft op dit ogenblik juridisch woongebied.
Ten tweede zegt de rechter dat de sloop van de huizen enkel bedoeld is om de overblijvende bewoners weg te jagen. Dat is een uitspraak van een rechtbank waar u toch eventjes bij moet nadenken. Hij zegt ook dat de afbraak van woningen een overgrote overlast zou bezorgen aan de er nog verblijvende bevolking.
Op het terrein zien we de gemeente Beveren en de maatschappij hun paraplu opentrekken: ze kunnen er niets aan doen, ze voeren maar uit en ze verwijzen naar het ?besliste´ beleid van de Vlaamse Regering. Ze staan erbij en ze kijken ernaar. Wij moeten vaststellen dat u, mijnheer de minister-president, en uw voorgangers, niet meer of niet minder dan de politiek van de verschroeide aarde hebben toegepast. Dat heeft geresulteerd in het zelf mede verantwoordelijk zijn voor de verloedering en verkrotting van het dorp Doel.
De politiek van de verschroeide aarde beperkt zich niet meer tot het dorp Doel zelf, maar het begint zijn tentakels uit te spreiden in de polders rondom Doel, zoals de Prosperpolder, Kieldrecht en Verrebroek. Daar wordt ook het doodvonnis uitgesproken over huizen en boerderijen. Er werden sloopvergunningen toegekend voor hoeves in Doel, Verrebroek en Kieldrecht, niettegenstaande een negatief advies van de gemeente Beveren, als ik goed ben ingelicht, en van de cel Erfgoed. Het zal uw minister van Erfgoed bijzonder plezieren dat men dat advies naast zich heeft neergelegd en toch de sloopvergunning heeft uitgereikt. Die hoeves liggen blijkbaar aan de rand van of in waardevol natuurgebied of natuurcompensatiegebied, en moeten derhalve verdwijnen.
De pertinente vraag die niet alleen mij maar ook vele andere mensen, zeker in de streek, bezighoudt, is: waarom toch? Het Deurganckdok is indertijd aangelegd. Dat is niet van vandaag op morgen gebeurd, dat heeft wel wat politieke en juridische stappen gevergd, maar het ligt er. Dan is er de beslissing gekomen die u betwist. De eerste beslissing is nog altijd - daar blijf ik bij - dat er een woonrecht zou zijn tot er een tweede bouwvergunning zou worden afgeleverd voor een bijkomend dok boven op Doel. Nadien hebt u beslist dat dit allemaal niet waar was, dat Doel moet verdwijnen en er hooguit een aantal relicten mogen overblijven. De zin daarvan ontgaat mij, mijn fractie en de regio ver rond Doel. Dat is de hamvraag: waarom beslist u dat dit alles te maken heeft met beslist beleid?
Naast die belangrijkste vraag heb ik een aantal pertinente vragen. Ik vraag me af wie de opdracht heeft gegeven of de toestemming heeft verleend om een aantal panden in Doel onbewoonbaar te verklaren, of zelfs onbewoonbaar te maken? Waarom houdt de regering geen rekening met de schorsing van de Raad van State van het gewestplan inzake Doel? Ik zou wel eens willen weten wat de houding van de regering op dit ogenblik is na de uitspraak van de rechter in Dendermonde vorige maand. Worden de sloopvergunningen ingetrokken of niet? In hoeverre kan de regering de afbraakpolitiek in de polders verantwoorden?
Inzake de woonproblematiek zijn er nog geen bijkomende investeringen voor het dorp Doel. Welke plannen heeft de regering met Doel op het ogenblik dat alle woningen plat zullen liggen en alle bewoners verhuisd zullen zijn?
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, de bedoeling van een interpellatie is het in vraag stellen van het beleid van een regering. Misschien tegen beter weten in zal ik nog eens mijn uiterste best doen om u te doen inzien dat u beleidsmatig op een dood spoor zit. Ik zal dat doen door aan de ene kant te wijzen op wat altijd onze positie is geweest in dit dossier over het Deurganckdok, Doel, de ontwikkeling van de Linkeroeverhaven en van Antwerpen. Aan de andere kant zal ik het ook hebben over wat ik meen dat uw positie is inzake het voorliggende dossier.
Wat is al vanaf 1995 ons standpunt geweest, het moment dat het dossier op tafel werd gelegd en de eerste haalbaarheidsstudie werd gemaakt over het Deurganckdok? Omdat het Deurganckdok voor bijna 100 percent gebouwd zou worden op terreinen die in de loop van de jaren zeventig al waren opgespoten en het dus puur een inbreidingsdossier betrof - het was al industriegebied - gingen we akkoord met de bouw van het Deurganckdok, mits een aantal maatregelen zouden worden genomen voor het behoud van Doel.
Aan de andere kant wisten we ook dat het Deurganckdok werd gebouwd voor de behandeling van 3 miljoen containers. Ondertussen is er sprake van het drievoudige, want er werden sindsdien heel wat nieuwe technieken ontwikkeld. We wisten dat een aantal begeleidende maatregelen nodig zouden zijn voor de afwikkeling van containers via vrachtwagen, spoor en binnenvaart. En we wisten dat op termijn waarschijnlijk een nieuwe sluis nodig zou zijn om de Linkeroeverhaven toegankelijk te maken.
Dat is altijd ons standpunt geweest. Tussen september 1995 en vandaag heeft Agalev of Groen! zowel vanuit de meerderheid als vanuit de oppositie, altijd dezelfde lijn aangehouden: het Deurganckdok kan mits aan een aantal voorwaarden werd voldaan. Daarom hebben we het Nooddecreet mee goedgekeurd. We hebben zelfs mee onderhandeld en we hebben geholpen om het door het parlement te jagen. Daarom ook hebben we een aantal natuurcompensaties mee op de sporen gezet en daarom staan we achter de ontwikkeling ervan en achter een aantal investeringen die nodig zijn in de Linkeroeverhaven. We hebben altijd al gezegd dat het Deurganckdok eigenlijk het grote sluitstuk is van de haven van Antwerpen, zowel op de rechter- als op de linkeroever. In al onze communicatie hebben we dit steeds gezegd. Uit berekeningen bleek dat het mogelijk was om nog een dikke 2,5 miljard euro te investeren in de haven. Met het Deurganckdok, een treintunnel en een tweede sluis zitten we al bijna aan dat bedrag. Die investering kan voor ons, maar daarna bereiken we de grens van wat de regio aankan op het vlak van de ontwikkeling van de containers, van het vrachtverkeer en van de milieuontwikkeling. Het draagvlak is niet groter.
Dat is altijd onze politieke stelling geweest. We wisten dat het een minderheidsstandpunt was, dat geen enkele partij ons volgde. Dat is altijd ons standpunt geweest, 12 jaar lang. Dat maakt ons ook sterk.
Welke positie neemt u, samen met een aantal anderen, in? U bent van mening dat het Deurganckdok gebouwd moet worden. We zijn het daarmee eens. Het ligt er ondertussen. Een aantal mensen hebben hun verantwoordelijkheid genomen. We zijn daar vrij ver in gegaan. Ik durf u, de mensen die aan havenontwikkeling doen en de mensen van het Havenbedrijf recht in de ogen kijken. We hebben gedaan wat nodig was.
U en een aantal andere mensen zeggen echter ook dat het dorp Doel in de weg ligt van verdere ontwikkeling van de haven op Linkeroever. U gaat ervan uit dat het dorp in de weg ligt, wat er daarna ook komt: een Saeftinghedok of een andere ontwikkeling. Het ligt in de weg van verdere groei.
Hiermee heb ik de standpunten kort samengevat. Wij zeggen dat er grenzen zijn aan de groei. Wij weten wat het slot van het verhaal is. Er kan nog veel gebeuren, er zijn nog veel investeringen mogelijk en de haven kan nog verder worden ontwikkeld, maar binnen deze grenzen. Dat is onze stelling. U wilt verder gaan en spijtig genoeg voor Doel ligt het dorp in de weg. De heer Wymeersch merkte al op dat een aantal instanties - om de maatschappij en de intercommunale niet te noemen - een beleid hebben gevoerd dat haaks staat op het tijdelijke behoud van Doel.
Wat is het verschil tussen 1995, 1999 en nu? Een aantal barometers tonen aan dat onze positie steeds meer door feiten onderbouwd wordt. Welke cijfergegevens men ook neemt, er kan niet ontkend worden dat de ontwikkeling van het Deurganckdok trager loopt dan voorspeld. Uit eerste cijfergegevens bleek dat het dok al gebouwd had moeten zijn en dat men toen al met het tweede dok had moeten beginnen omdat er al een tekort was aan containerkades. We zijn nu 7, 8, 9 jaar nadat de eerste beslissing werd genomen om de zaak te bouwen en er is nog geen tekort aan kaaimuren, integendeel. Er rijzen heel wat twijfels over de prognoses die in de tijd werden gemaakt. Het minste wat we kunnen zeggen is dat ze achterhaald worden door de feiten. Het gaat trager dan eerst werd voorspeld. Dat is één kant van de zaak.
Een andere kant van de zaak is dat, of men het nu graag heeft of niet, er een verschuiving is van de rechteroever naar de linkeroever. Daardoor komen op de rechteroever een aantal kaaimuren achter de sluizen leeg te staan. Dat gebeurt ten voordele van het Deurganckdok. Het is een verschuiving, geen nieuwe trafiek. Dat is al een barometer waardoor twijfels ontstaan of de lijn die u gekozen hebt, namelijk dat Doel moet verdwijnen omdat we verder willen ontwikkelen, de juiste is.
De andere barometer is dat een aantal mensen - en dat zijn geen groene ideologen, maar bijvoorbeeld de heer Noels op kop - zich vragen stellen bij de investering van het Deurganckdok, iets wat wij zelfs nooit in twijfel hebben getrokken. Ze vragen zich af of dit op macro-economisch vlak wel een zinvolle en duurzame investering is geweest. Hadden we het bedrag van een dikke 600 miljoen euro niet beter voor iets anders gebruikt? Wij zijn nooit zo ver gegaan. We hebben altijd gezegd dat het Deurganckdok er mocht komen, maar dat we daarmee wel op een grens zitten. De heer Noels twijfelt eraan of het wel een goede investering is geweest. Dat is een tweede parameter die op zijn minst twijfels doet rijzen.
In maart 2007 is hier een interpellatie gehouden. Ik heb bij het nalezen van het verslag vastgesteld dat er op zijn minst een aantal vraagtekens zijn bij de ontwikkeling van het dossier en dat de hoeraberichten over de bouw van het Saeftinghedok in twijfel worden getrokken. Het beleid dat u altijd hebt voorgestaan, namelijk de bouw van het Deurganckdok enerzijds en het verdwijnen van Doel voor de verdere ontwikkeling anderzijds, wordt in vraag gesteld door een aantal parameters. Of u dat graag hoort of niet, de feiten geven ons steeds meer gelijk. We zitten op het einde van de ontwikkeling van de haven in Antwerpen met de bouw van het Deurganckdok en alles wat daarbij hoort zoals de sluis en de nieuwe treintunnel.
Om die redenen staat wat u doet zo haaks op de feiten. U bent een no-nonsense mens die uitgaat van feiten. Ik begrijp dan ook niet dat u blijft zitten. Ik noem u daarom een rabiate havenman die oogkleppen op heeft en niet kijkt naar de feiten. Die tonen aan dat u zich op zijn minst vragen moet stellen over de verdere ontwikkeling. U blijft volhouden dat het dorp moet verdwijnen en houdt vast aan het beslist beleid dat stelt dat het dorp eigenlijk al weg is. Dat is quatsch. Dat is een politieke term. Ondertussen wijzen de feiten in de andere richting.
Naast de uitspraken van de heer Noels, heeft een rechter beslist dat wat u als grote baas van de Vlaamse Regering en als rabiate havenman wilt doen, namelijk het afbreken van zoveel mogelijk huizen in Doel op zo kort mogelijke termijn, niet kan doorgaan. Dat heeft mij ertoe gebracht om vandaag deze interpellatie te houden. U zult daar waarschijnlijk weer half mee lachen. Ik heb hetzelfde meegemaakt met voormalig minister Stevaert en anderen op het moment dat de rechter het gewestplan had geschorst. Ook toen is meewarig gelachen. We hebben echter een truc moeten toepassen die democratisch bijna ontoelaatbaar was, namelijk het Nooddecreet. Misschien gebeurt dit straks opnieuw. U zit muurvast wat Doel betreft. Doel is ondanks alles nog altijd woongebied. Dat heeft de rechter zo beslist en u hebt dat nog nooit ongedaan kunnen maken met uw beleid. Anderzijds heeft de rechter beslist dat er van die huizen moet worden afgebleven omdat er een lukraak beleid wordt gevoerd dat totaal niet is onderbouwd.
Onze visie is altijd geweest dat er grenzen zijn aan de ontwikkeling van de haven. U hebt een ander beleid gevoerd maar de beslissingen van de rechters zeggen iets totaal anders. Ik merk ook dat collega´s van spirit en uit een andere hoek ons gelijk geven. Mijnheer de minister-president, ik zal hierover op geregelde tijdstippen vragen blijven stellen. Ik blijf de ijdele hoop koesteren dat we er u van kunnen overtuigen dat uw beleid uitzichtloos is. U kunt niet blijven doen alsof het dorp niet meer bestaat, alsof de haven daar verder kan blijven ontwikkelen.
Mijnheer de minister-president, een ernstige mens als de heer Noels, die normaal wordt gevraagd om een aantal cijfers te onderbouwen en te interpreteren, vraagt zich af of dit een goede investering is geweest. Wij hebben dat nog nooit gedaan. Wat is uw reactie daarop? Ik voel mijn geweten knagen omdat we misschien 600 miljoen euro hebben ge?nvesteerd in iets wat dom is geweest. We kunnen die vraag ook stellen over iets wat nog veel meer geld zal kosten en nog veel meer impact zal hebben op de omgeving, namelijk de bouw van het Saeftinghedok. Daardoor moet Doel en een heel stuk van de polder verdwijnen. Houdt u er nog altijd rekening mee dat er een nieuw getijdendok komt bovenop Doel? Daar draait alles om, al antwoordt u daar niet graag op. Als u daar ?waarschijnlijk niet´ op antwoordt, dan komt er een totaal ander dossier op tafel. Bestaat er een economische verantwoording voor de bouw van nog vijf of zes kilometer getijdenkaai? Kunt u het concept van beslist beleid, namelijk dat Doel in de feiten eigenlijk al weg is, blijven hanteren gezien de afbraak van een aantal woningen via kortgeding is verboden? Aan de hand van welke argumenten, economische of andere, kunt u het verdwijnen van Doel blijven verdedigen? Dat zijn mijn politieke vragen.
We kunnen detailvragen stellen, maar dat zijn voor mij de kernvragen. Aan de hand waarvan verdedigt u het beleid dat u er vandaag nog op nahoudt en dat erop neerkomt dat u doet alsof Doel weg is en dat de haven voort wordt ontwikkeld, los van alle economische parameters?
De voorzitter: De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte leden, u weet dat ik ook in het verleden steeds het woord heb genomen over de problematiek van Doel. Ik wil heel even recapituleren. Het Deurganckdok is er gekomen op de wijze waarop het er is gekomen. We kennen die geschiedenis voldoende. Ik heb daar geen problemen mee. Alleen belast dit dok de mobiliteit in het Waasland wel heel intens. Wanneer het Deurganckdok volledig in exploitatie zal worden genomen, en er worden geen bijkomende maatregelen genomen, hetzij met betrekking tot de wegen, hetzij met betrekking tot de spoorwegen, hetzij met betrekking tot andere mobiliteitsvormen, dan lijkt het me dat er een saturatie zal optreden in het noorden van het Waasland, en er sprake zal zijn van een onontwarbare knoop. Het volstaat niet die containers op de weg te zetten opdat ze ook zouden wegraken. Dit alleen nog maar wat de mobiliteit betreft.
In de streefbeeldstudie van Doel die de Vlaamse Regering in 1999 heeft besteld en die in 2000 werd afgerond, staat duidelijk dat we qua mobiliteit daar zo ongeveer de limieten hebben bereikt wanneer het Deurganckdok volledig in exploitatie zou komen. Het Saeftinghedok zou bijkomend heel wat problemen veroorzaken, die we niet kunnen overzien. Moeten we dan de uitbreiding van de Antwerpse haven beknotten? Ik denk niet dat we dat doen. De capaciteit van het Deurganckdok is nog ruim voldoende om de haven totaal te gerieven. U moet goed weten dat ook in de omliggende havens de containercapaciteit duchtig wordt uitgebouwd. We kunnen natuurlijk niet verwachten dat elk schip een containerschip zal worden. Na verloop van tijd zal er misschien veel meer containeroverslagcapaciteit komen in heel Noord- en West-Europa, en dan zal Antwerpen daar met het Deurganckdok zeker zijn deel van hebben.
Doel ligt boven op het geplande traject van het Saeftinghedok. Wanneer dat dok er komt, moet Doel weg. Niemand heeft ooit gezegd dat dat niet waar is. De havenkapitein van Antwerpen heeft 2 à 2,5 jaar geleden echter verklaard dat het Saeftinghedok in eerste instantie vooralsnog geen prioriteit is, dat het er niet meteen moet komen. Hij had het zelfs over het jaar 2020 als jaar waarvoor dit zeker niet zou worden gerealiseerd. Dan vind ik dat we even een adempauze voor dat dorp kunnen inlassen. Als we dan zien hoe door de havenmaatschappij en hoe bij het industrialisatiebeleid en het grond- en pandenbeleid van het Waasland wordt omgegaan met het verworven goed van de woningen van Doel, dan moet er heel wat worden bijgespijkerd. Van die woningen is 97 percent in overheidshanden, in handen van het Vlaamse Gewest. Ik vind dat daar inderdaad onoordeelkundig zaken zijn afgebroken en dat er veeleer een beleid is gevoerd van ontmoediging dan van woonrecht, iets waarop we ons tot nu toe hadden gebaseerd.
De rechter in Dendermonde heeft opgemerkt dat we moeten oppassen, daar het dorp Doel nog steeds woongebied is, en geen industriegebied. Hij zegt met andere woorden dus dat er moet worden gestopt met het afbreken van die woningen, dat het woonbeleid in Doel niet mag worden ontmoedigd. Ik meen te weten dat er een grote vraag naar industriegrond is in het Waasland. In het havengebied liggen heel wat gronden die geen industriegebied zijn, maar wel verbonden zijn aan de haven. De honger van de Intercommunale Waasland naar industriegronden is eigenlijk de oorzaak van de houding van die Maatschappij voor het Haven-, Grond- en Industrialisatiebeleid van het Linkerscheldeoevergebied tegenover de woningen en het woonrecht in Doel, dat toch nog gegarandeerd is tot 2009.
Mijnheer de minister-president, komt dat Saeftinghedok er? Kan er niet een komma worden geplaatst na dat beleid, dat inderdaad veeleer in het teken van de havenuitbreiding staat dan van het behoud van Doel? Ik denk niet dat de havenbelangen worden geschaad. Ik weet ook wel dat de haven zorgt voor een groot deel van de economische welvaart van Vlaanderen, maar de beide lijken me niet tegenstrijdig. Doel is volkomen leefbaar, als u het mij vraagt. Er is natuurlijk sprake van totaal gewijzigde omstandigheden, maar als mensen in die omstandigheden in Doel willen wonen, wie zijn wij dan om te zeggen dat dit niet kan?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, geachte leden, in het verleden hebben we hier al veel gedebatteerd over de leefbaarheid van Doel, over het tijdelijke woonrecht, maar uiteraard ook over het Saeftinghedok. Daarom zal ik me beperken tot een korte opsomming van enkele vragen die ik ook al in het verleden heb gesteld.
De kernvraag in dit dossier blijft, zoals diverse leden als stelden, de vraag of de havenuitbreiding er al dan niet komt op de plaats waar Doel momenteel ligt, en of die er al dan niet komt in de vorm van het Saeftinghedok. Daarbij zijn verschillende zaken van belang: een plan-MER, een haalbaarheidsstudie enzovoort.
Ik wil echter een kanttekening maken bij de woorden van de heer Stassen. Hij verwijst naar bronnen en cijfers, maar uit verschillende bronnen blijkt dat de baggerwerken voor het Deurganckdok zeker in 2008 afgerond zullen zijn. Het dok zal volledig gevuld en operationeel zijn tegen 2012-2013. Volgens pessimisten zal dat pas later het geval zijn, optimisten hebben het over 2010-2011. Mijnheer Stassen, dat is de normale ontwikkeling van een dergelijke trafiek die via rederijen zijn weg moet vinden naar een infrastructuurwerk van die omvang. In die zin zijn de resultaten normaal. In 2010 zullen we dan ook, of we dat nu graag horen of niet, worden geconfronteerd met een volledig gevuld dok.
Om die reden is het heel belangrijk dat het Havenbedrijf of de Vlaamse Regering, of beide samen, een haalbaarheidsstudie laat uitvoeren. Daarmee zeg ik niet dat het Saeftinghedok er niet moet komen. Ik stel alleen vast dat de beslissing voor dossiers als de Schelde-uitdieping, niet op twee, drie of vier jaar wordt genomen. Dat duurt veel langer. Verschillende vooraanstaande prominente figuren uit de Antwerpse havenwereld spreken zich uit voor zo´n haalbaarheidsstudie. Daarin moet worden nagegaan of er een maatschappelijk draagvlak is en of een tweede dok economisch verantwoord is. Dat verklaarde zowel de vorige als de huidige schepen van de Antwerpse haven, alsook de directeur van het Havenbedrijf.
Uiteraard kunnen we die extra containers niet zonder inspanningen op de baan jagen voor modal shift en voor de ontsluiting van de haven. De Vlaamse Regering is dan ook bezig met de verdere ontsluiting van de Antwerpse regio. Ik denk daarbij aan het Masterplan, het sluiten van de ring enzovoort. Daar is dus wel degelijk aandacht voor. Wanneer deze prioriteiten zijn ingevuld, dan is het pad geëffend voor een haalbaarheidsstudie.
En zo kom ik bij de tweede kernvraag, met name de rechtszekerheid van de huidige en vroegere bewoners van Doel. Ik kan begrijpen dat het voor mensen die enkele jaren geleden hun huis hebben verlaten, pijnlijk is wanneer zij nu vaststellen dat het woonrecht al meermaals is verlengd. Zij vragen zich af wat de uitkomst zal zijn van het dossier en of ze hun huis niet tevergeefs hebben verlaten. Dan brengt ons terug bij de eerste vraag, met name de haalbaarheid en de wenselijkheid van het Saeftinghedok.
Mijnheer de minister-president, tijdens vorige discussies hebt u gezegd dat de bouw van het Saeftinghedok zal afhangen van een verdere groei van de containeroverslag in de haven van Antwerpen. Ik heb in de zomervakantie het genoegen gehad een toer te maken langs de havens van Houston, New Orleans en Oakland. Men rekent daar op een serieuze groei, zeker met de verbreding van het Panamakanaal. De discussies die wij voeren, worden daar ook gevoerd, maar men trekt daar wel volop de kaart van de groei van de containertrafiek in de havens.
Vandaar mijn concrete vraag, mijnheer de minister-president: zult u of het Havenbedrijf, of beide samen, het initiatief nemen voor een haalbaarheidsstudie? Is er al een kader gecreëerd voor het uitvoeren van zo´n studie?
De voorzitter: De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris: Ik ben het gedeeltelijk eens met mevrouw De Ridder. Zij heeft de essentie van het verhaal weergegeven. Ook de heer Wymeersch heeft dat gedaan.
De vraag die we ons vandaag stellen, gaat over de mogelijke voortzetting van het tijdelijke woonrecht van een aantal gerechtigde bewoners en de toekomst van een aantal historische monumenten in de dorpskern van Doel. Mijnheer de minister-president, het lijkt erop dat uw meerderheid het daar onderling niet altijd over eens is. U hebt in het verleden een aantal standpunten ingenomen die mogelijk verdedigbaar zijn en die u vandaag misschien zult herhalen met nieuwe of oude argumenten. De linkerzijde van uw ploeg volgt u daar echter niet in. Ik verwijs dan onder meer naar de heer De Cock. De ministers uit uw regering op wie hij een invloed zou kunnen hebben, hebben u echter braaf gevolgd.
Als oppositiepartij hebben wij het recht om duidelijkheid te vragen aan u en aan diegenen uit uw meerderheid die doen alsof ze kritisch zijn maar op het kritische moment slikken en jaknikken.
Ook Groen! behoort tot de oppositie en heeft dus meer recht om kritisch te zijn. Mijnheer Stassen, u hebt de minister-president een rabiaat havenman genoemd. Ik wil u er even aan herinneren dat het de taak is van de oppositie om oppositie te voeren en niet om met complimenten te gooien. ?Rabiaat´ is in dezen een versterkt epitheton. U geeft de minister-president dan ook een compliment zonder weerga. Mijnheer Stassen, ik vraag u dan ook om een volgende keer een beetje kritischer te zijn over de man die u op de rooster denkt te moeten leggen.
Twee, u hebt de heer Noels aangehaald als een gezaghebbende havenbron. Ik ken de heer Noels en ik heb met hem een aantal interessante gesprekken gehad op het moment dat hij kandidaat was om een aantal van de nieuwste haventerminals te mogen uitbaten. Ik heb toen een heel enthousiaste mijnheer Noels ontmoet. Het feit dat hij zich vandaag tegenover u een beetje teleurgesteld toont, verbaast me. Het heeft misschien met zijn omzetcijfers te maken. Ik weet alleszins dat zijn concurrenten aan de overkant op dit moment enthousiaster zijn dan hij. Maar het zou kunnen dat zijn tegenvallende cijfers te maken hebben met het feit ?
De heer Bart Martens: Ik denk dat er een persoonsverwisseling is. U hebt het over de heer Roels, en niet over de heer Noels.
De heer Jan Penris: Dan trek ik mijn woorden in en houd ik mij bij het eerste argument van een rabiate havenman.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, naar aanleiding van die drie interpellaties ga ik nog even blijven stilstaan bij het belang van de logistieke sector in de ontwikkeling van onze economie en de ontwikkeling van onze regio.
In deze commissie hebben we al eerder besproken dat de kosten van het Deurganckdok geëxplodeerd zijn door het ontbreken van een goed risicobeheersysteem bij de aanvang van het werk. Ik denk dat we daaruit lering aan het trekken zijn. We hebben trouwens met de meerderheid een voorstel van resolutie ingediend om te komen tot een beter risicobeheer van dergelijke grote werken.
Maar wat me nog meer verontrust dan de kostenexplosie is het feit dat een belangrijke topeconoom uit ons land, de heer Noels, kanttekeningen heeft geplaatst bij de maatschappelijke baten die we van investeringen in de logistieke sector kunnen verwachten. De heer Noels zegt in Knack dat ?specialiseren in logistiek vanuit ecologisch en economisch oogpunt niet evident is in een langetermijnpolitiek. Logistiek biedt weinig toegevoegde waarde, bemoeilijkt het halen van de Kyotonorm en vereist grote investeringen in infrastructuur.?
Men zou kunnen denken dat dit een slip of the tongue is van een topeconoom, die eigenlijk onvoldoende weet heeft van het belang van de logistieke sector en de voor- en achterwaartse effecten die daaruit voortvloeien. Maar dat blijkt toch niet zo te zijn, want op de website van Agoria lezen we dezelfde kritiek, misschien zelfs nog scherper. Agoria heeft een opiniestuk op haar website gezet dat over ?het verplaatsen van lege dozen? gaat. In dat stuk is sprake van het feit dat de creatie van toegevoegde waarde van die logistiek minimaal te noemen is, dat onze bedrijven er niet genoeg aan verdienen, dat volgens Nederlandse berekeningen de toegevoegde waarde van logistieke activiteiten nauwelijks een zesde bedraagt van die van industriële activiteiten, dat het hoe dan ook lucratiever is om homemade producten uit te voeren in plaats van goedkope producten in te voeren, enzovoort.
Agoria zegt dus dat we niet alleen voor de bedrijven maar ook voor de jobcreatie op de verkeerde paarden wedden. Meer welvaart voor iedereen is dan niet het eindresultaat. Ik vind dat sterke woorden van een bedrijfsfederatie van wie ik dacht dat ze achter ?Vlaanderen in Actie´ stond waarin investeringen in de logistieke sector een speerpunt zijn. Ik merk dus dat gezaghebbende economen en gezaghebbende bedrijfsfederaties hoe langer hoe meer kanttekeningen maken bij de prioriteit die wij willen geven aan de uitbouw van onze logistieke poort.
In het verleden is hier in discussies vaak gezegd dat we niet meer in tonnen moeten denken maar in toegevoegde waarde. Er komen dan altijd dure woorden bij zoals ?customizing´, ?postponed manufacturing´, ?strippen en stuffen van containers´ en de ?value added logistics´ enzovoort. Het kan allemaal wel waar zijn, maar in de praktijk zie ik daar niet veel van.
Vandaag las ik in De Tijd het interview van de gedelegeerd bestuurder van Performance Systematix Inc., het containeroverslagbedrijf met een monopoliepositie dat 80 percent van de containers doorzet. Hij heeft het over meer groei en over in 2012 Rotterdam kloppen. Hij spreekt dan niet in termen van toegevoegde waarde, maar van tonnen. Het gaat over het aantal 20 voetscontainers die men zal kunnen doorzetten. Ik vraag me dan af, mijnheer de minister-president, of we in ons beleid werkelijk zoveel aandacht schenken aan het creëren van toegevoegde waarde. Het Deurganckdok is in volle ontwikkeling maar de eerste hectare van het logistiek park Waaslandhaven - een logistiek park dat net die containers zou moeten omdelen naar andere containers en daar toegevoegde waarde zou moeten creëren - moet ik nog zien verschijnen. De eerste spadesteek moet nog gezet worden.
Als we er niet in slagen om die trafiek te gaan veredelen, zal onze regio uitgroeien tot de koelie van West-Europa. Zoals de koelies ten tijde van de Oost-Indische Compagnie in Indië met de valiezen van de westerlingen zeulden, zijn onze transportbedrijven nu bezig met het versleuren van containerdozen zonder er iets mee te doen, zonder er toegevoegde waarde mee te creëren. Integendeel, het kost enorm veel aan de rest van onze economie. Ook de heer Noels zegt dat als er straks, ten gevolge van onze specialisatie in logistieke activiteiten, die zeer wegtransportgericht is, een zodanige congestie is dat heel onze economie vastzit, het een kosten- en tijdverlies betekent voor alle andere economische sectoren die gebruik maken van onze infrastructuur.
Ik denk dat we dringend eens moeten nadenken over de opportuniteitskost van de specialisatie in die logistieke activiteiten. Want als we het geld daar niet in hadden gestoken - in het Deurganckdok zit heel wat overheidsgeld - maar ge?nvesteerd in andere sectoren, dan had het misschien veel meer toegevoegde waarde opgeleverd. Hetzelfde geldt voor onze schaarse ruimte aan bedrijventerreinen en aan terreinen voor economische activiteiten. Als het waar is wat Agoria zegt, namelijk dat die logistieke activiteiten maar een zesde van de toegevoegde waarde creëren van de industriële activiteiten, dan is het misschien beter om onze schaarse industrieterreinen - Voka slaakte al een noodkreet over het realiseren van de beloofde 7000 hectaren bijkomende industrieterreinen in het Structuurplan Vlaanderen - voor te behouden voor industriële activiteiten.
Het is misschien zinvol om naar aanleiding van de uitspraken van de heer Noels en de uitspraken van Agoria en de Nederlandse studie waar zij naar verwijzen, toch eens een degelijk debat te voeren over de ontwikkeling van de logistieke sector in Vlaanderen en over de plaats die wij die sector willen gunnen in de rest van de economie.
Ik zou willen afsluiten met te pleiten voor de opmaak van een nieuwe maatschappelijke kosten-batenanalyse over het project van het Deurganckdok. We hebben er een gehad voor het project van start ging. Ondertussen weten we dat de kosten zwaar onderschat zijn en dat er hoe langer hoe meer vraagtekens geplaatst worden bij de baten. Het zou leerzaam kunnen zijn voor de verdere ontwikkeling van dat gebied om nu eens terug te blikken en te bekijken op welke manier we fout waren bij de inschatting van die kosten en baten. Een geactualiseerde maatschappelijke kosten-batenanalyse zou ons veel kunnen leren.
Men bestudeert al vele jaren de verdere ontwikkeling van de Waaslandhaven. Men bekijkt welke ruimte er nodig is om te beantwoorden aan de natuurinstandhoudingsdoelstellingen, want het gebied is beschermd door Europese natuurbehoudwetgeving. We moeten voor die vogel- en habitatrichtlijnen richtlijngebieden en instandhoudingsdoelstellingen opmaken en vertalen in instandhoudingsactiviteiten, in areaal en natuurgebieden die moeten worden ingericht en gevrijwaard.
Bovendien moeten we in het kader van het strategisch plan voor de Waaslandhaven uitmaken voor welke economische activiteit we nog in ruimte gaan voorzien. Naast het instrument van een plan-MER dat op de verschillende varianten is losgelaten, moeten we ook een maatschappelijke kosten-batenanalyse op die verschillende inrichtingsvarianten loslaten, zodat we op een oordeelkundige manier de toekomstige inrichting van heel dat gebied kunnen vastleggen en beslissen.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte collega´s, een aantal hier aanwezige collega´s zijn met dit dossier al heel lang bezig. Het dossier van het Deurganckdok is een heel delicaat dossier, waar de gevoeligheden niet nieuw zijn.
Ik ga op een paar zaken antwoorden, want er zijn hier dingen gezegd die onvolledig zijn en die de zaken verkeerd voorstellen. Het ruimer debat dat hier even werd aangeraakt door de heren Penris en Martens, gaat over onze logistieke ambities en de logistieke toppositie die we op dit moment innemen. Ik wil daar graag verder over discussiëren en ik ben ervan overtuigd dat we in ?Vlaanderen in Actie´ een aantal initiatieven nemen voor de logistieke sector. Ik wil onderstrepen dat het belang van onze havens en in het bijzonder de haven van Antwerpen, niet onderschat mag worden: niet naar werkgelegenheid - direct en indirect - en niet naar toegevoegde waarde, want dat is enorm. En ik neem aan dat dit een zorg is van ons allemaal.
Ik heb aan andere academici gevraagd om te antwoorden op de ?goedkope´ reactie en argumentatie van onder meer de heer Noels. Ik heb er geen enkel probleem mee om het debat te voeren. Ik wil enkel het belang van de havens en van de haven van Antwerpen in het bijzonder onderstrepen. Ook een studie van de Nationale Bank heeft bewezen dat het belang van de havens verschrikkelijk groot is. Men moet dus zeer goed weten waarover men het heeft als men over de haven van Antwerpen spreekt.
Maar ik wil graag het debat voeren over het logistieke, over de postponed manufacturing, over de value added logistics, waar er wel serieuze stappen zijn gezet en worden gezet. We nemen een toppositie in wat het logistieke betreft. En als we bovendien inzetten op duurzame logistiek, dan kunnen we daar verder de vruchten van plukken. In het kader van ?Vlaanderen in Actie´ worden er initiatieven genomen, en ik wil het debat verder voeren met iedereen die betrokken is, ook met Geert Noels. Maar als u Geert Noels nu zult vragen of hij dezelfde mening heeft als toen, dan kan ik u verzekeren dat hij nu toch een aantal zaken anders bekijkt omdat hij andere informatie heeft gekregen.
Ik zal proberen om op alle vragen te reageren. Mijnheer Stassen, ik probeer sinds 2004 duidelijke taal te spreken, ook al is dat niet aangenaam en krijg ik daar veel reacties op. Het is in elk geval duidelijk.
Mijnheer De Meyer, we hebben in het verleden al over het Deurganckdok gesproken en over een aantal elementen die u naar aanleiding van het artikel van Geert Noels terug op een rijtje zet. Over de totale kostprijs van de realisatie van het dok, inclusief de onteigening, is door de heer Freddy Aerts van de administratie MOW hier tekst en uitleg gegeven. Rekening houdend met het gegeven dat er onmogelijk een scherpe lijn kan worden getrokken tussen welke werkzaamheden volledig, gedeeltelijk of geenszins het gevolg zijn van de aanleg van het Deurganckdok, kan de totale kostprijs becijferd worden op 664.799.112 euro, waarvan het aandeel van het Vlaamse Gewest 518.106.790 euro bedraagt. Ik had begrepen dat dat cijfer destijds aan bod is gekomen in de discussie wat er allemaal moet worden bijgeteld. De totale kostprijs van dat dok situeert zich rond de 660 miljoen euro, zoals daarstraks al door een van de leden is aangehaald.
De directe en indirecte tewerkstelling voor het Deurganckdok zijn rechtstreeks verbonden aan de gerealiseerde trafiek op de terminals. Uit eerdere studies is gebleken dat bij een volledige operationaliteit van het Deurganckdok mag worden verwacht dat ongeveer 3000 directe arbeidskrachten noodzakelijk zijn om de trafiek te kunnen behandelen. Dat aantal wordt onderverdeeld in technici, bedienden en havenarbeiders. De directe tewerkstelling moet worden aangevuld met een belangrijke hoeveelheid aan indirecte tewerkstelling. De ratio directe-indirecte tewerkstelling wordt in de meeste gevallen bepaald op 1 tot 1,1. Dat impliceert dat de totale tewerkstelling minstens het dubbele bedraagt van de directe tewerkstelling en geraamd kan worden op ongeveer 5600 of minimaal 4500 tot maximaal 6600 arbeidsplaatsen.
In het meest recente rapport van de Nationale Bank over het economische belang van de Belgische zeehavens wordt bovendien nog een hogere multiplicator in de maritieme cluster gebruikt. In de studie wordt uitgegaan van een verhouding van 1 tot 1,35 tussen directe en indirecte tewerkstelling. Een toepassing van deze factor zou resulteren in een totale verwachte rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling van ongeveer 7000 arbeidsplaatsen, 3000 rechtstreekse en 4000 onrechtstreekse, bij volledige operationaliteit van het Deurganckdok.
De meest recente studie van de Nationale Bank van België geeft een overzicht van de toegevoegde waarde tot en met 2005. Hieruit blijkt dat de laatste jaren de toegevoegde waarde binnen de maritieme cluster in Antwerpen sterk is gestegen, mijnheer Martens. Zo is er bijvoorbeeld een stijging met 21 percent tussen 2004 en 2005. Dit is voor een belangrijk deel te danken aan de goederenbehandeling en aan de evolutie van de trafiek in de haven van Antwerpen. In 2005 werd een jaarlijkse directe toegevoegde waarde van 2912 miljoen euro opgetekend. Deze moet nog worden aangevuld met een indirecte toegevoegde waarde binnen de maritieme cluster van 3120 miljoen euro of een totale toegevoegde waarde van 6034 miljoen euro per jaar. De exacte bijdrage van de containerbehandeling en van het Deurganckdok wordt door de Nationale Bank niet verschaft en is ook moeilijk exact te bepalen gezien de belangrijke netwerkeffecten. Een indicatie dat de sterke stijging van de toegevoegde waarde binnen de maritieme cluster toe te schrijven is aan goederenbehandeling van containers, kan wel worden gevonden in het feit dat in de top 10 van de creators van toegevoegde waarde Port of Singapore Authority/Hesse-Noord Natie, afgekort PSA HNN, op een zesde plaats staat en als eerste van de maritieme cluster en goederenbehandeling, volgend op partijen uit handel en industrie, welke niet onder de maritieme cluster worden beschouwd.
U verwijst naar Agoria en dergelijke. We moeten opletten voor de discussie: waarom niet in de industrie en waarom in de logistiek? Ik denk dat we ook in de industrie kunnen en moeten investeren. U kent echter ook de problematiek van emissierechten en dergelijke, mijnheer Martens. Investeren in industrie moet op een duurzame wijze gebeuren. Vorige vrijdag kreeg Flanders´ DRIVE II 28 miljoen euro om de autoassemblage-industrie in Vlaanderen op een internationaal niveau te houden en verder te ontwikkelen, wat nog eens aantoont dat we investeren in industrie en er de nodige middelen voor uittrekken.
De vraag is wat de benuttingsgraad is. Vorig jaar realiseerde het Deurganckdok 810.000 TEU, Twenty Feet Equivalent Unit, wat hoog is bij het begin van ingebruikname. Dit jaar werd tot en met juli 2007 reeds 830.000 TEU overgeslagen. Ook het aantal TEU dat maandelijks behandeld wordt, stijgt gestaag. Indien de cijfers geëxtrapoleerd worden naar een volledig jaar, blijkt dat een trafiek van 1,5 miljoen TEU mag worden verwacht en dat volgend jaar een maandelijks behandeld volume van 165.000 TEU mag worden verwacht. Dat zit dus goed. De globale ontwikkelingscijfers liggen in lijn met wat verwacht werd in eerdere studies. Op die manier verwachtte de in het kader van het Strategisch Plan Haven van Antwerpen uitgevoerde Economische Ontwikkelingsstudie, afgekort EOS, dat tegen eind 2007 er 172,6 miljoen ton in Antwerpen zou worden gerealiseerd. Raming van de cijfers voor 2007 levert een trafiek van nagenoeg 179 miljoen ton op, of ongeveer evenveel als geraamd voor 2008 in de EOS. Een zelfde verhaal kan specifiek voor containers worden opgesteld, waarin voor 2007 in een totaal tonnage van 91,1 miljoen ton werd voorzien. Raming van de reële cijfers geeft op basis van de gegevens tot juli 2007 aan dat ongeveer 93,5 miljoen ton mag worden verwacht.
Hierbij moet nog opgemerkt worden dat uiteraard verwacht mag worden dat de volgende jaren de productiviteit op de containerterminals nog verder zal stijgen en dat het Deurganckdok volledig operationeel zal worden. Vanaf dat moment zal de volledige capaciteit van het dok ter beschikking zijn.
In deze studie werd eveneens de spanning tussen de vraag en het aanbod aan infrastructuur voor containeroverslag bepaald. Om te kunnen bepalen vanaf welk jaar bijkomende containerbehandelingscapaciteit noodzakelijk is, moet rekening worden gehouden met een maximale commerciële capaciteitsgebruiksgraad van 80 percent. Boven deze grens treedt congestie op en kan de terminal niet langer optimaal renderen. Ernstige congestie kan slechts op korte termijn worden aangehouden. Op lange termijn zullen trafieken verdwijnen naar havens met minder of zonder congestie, indien er geen vooruitzichten op korte termijn voor de ingebruikname van nieuwe capaciteit zijn.
Ondanks het feit dat een groot aantal aspecten van commerciële aard bij de toekomstige evolutie van de trafiek meespelen, kan op basis van de bestaande inzichten toch een inschatting gegeven worden van de periode waarin een volledige, dus commercieel haalbare invulling mag worden verwacht. Gebaseerd op de EOS, op inzichten in de evolutie van trafiekstromen en op een zicht op trafieken waarvan vaststaat dat ze Antwerpen gaan aanlopen, mag verwacht worden dat de overschrijding van de hoge EOS-prognoses zich in de toekomst doorzet. Er wordt verwacht dat de overschrijding van de 80 percent-capaciteitsgrens zal gebeuren tussen 2013 en 2014. Optimaal dient op dat moment bijkomende containerbehandelingscapaciteit ter beschikking te zijn.
Met betrekking tot de effecten van de groei van de trafiek in het dok op de mobiliteit in de regio, zijn reeds verschillende studies opgesteld. We zijn rijk aan studies, mijnheer Martens. Het is altijd goed om te studeren, maar op een bepaald moment worden daar alleen de studiebureaus beter van. Mobiliteit is een ernstig element dat grondig moet worden bekeken. In de eerste plaats is er de zogenaamde quickscan Mobiliteit opgesteld in het kader van het strategisch plan voor de haven van Antwerpen. De quickscan heeft als voornaamste bijdrage het detecteren van mogelijke capaciteitsproblemen doordat de studie nagaat of de te verwachten groei van de haven kan worden opgevangen door de verschillende modi. Hierbij wordt uitgegaan van een prognose van de toekomstige vraagzijde en anderzijds van een haalbare maximale capaciteit aan aanbodzijde. Verder wordt er ook ingespeeld op een verdere positieve evolutie van de modal shift ten bate van spoorvervoer en binnenvaart.
Ondanks het feit dat door de studie diverse knelpunten worden erkend, is een belangrijke conclusie uit deze mobiliteitsstudie dat de vrees voor fundamentele mobiliteitsproblemen, die leeft bij verschillende partijen, op termijn kan worden opgelost mits al de geplande infrastructurele maatregelen daadwerkelijk en tijdig worden uitgevoerd. Dat heeft alles te maken met een ander heel belangrijk dossier, namelijk het BAM-dossier (Beheersmaatschappij Antwerpen Mobiel) en de Oosterweelverbinding.
In het kader van de opstelling van het plan-MER voor het strategisch plan voor de haven van Antwerpen, werd gedetailleerd mobiliteitsonderzoek en modellering uitgevoerd. Ook hieruit blijkt voorlopig dat een ambitieus investeringsprogramma met betrekking tot transportinfrastructuur moet worden uitgevoerd, wil men fundamentele mobiliteitsproblemen in de haven en omliggende regio in belangrijke mate vermijden. Eens de studie van het plan-MER beëindigd is, zal het totaal plaatje in beeld zijn gebracht, waarna hierover nieuwe conclusies kunnen worden getrokken. Momenteel worden met de verdere uitwerking van de verschillende projecten van het Masterplan, zoals de Oosterweelverbinding, en de voorbereiding van de Liefkenshoekspoortunnel belangrijke stappen gezet.
Collega´s, de mobiliteit is bekeken in de twee studies die ik heb aangehaald en er zijn belangrijke knelpunten aan bod gekomen. Als we uitvoeren wat we gezegd hebben dat we zullen uitvoeren, met als twee belangrijkste projecten de Oosterweelverbinding en de Liefkenshoekspoortunnel, dan zijn de problemen beheersbaar en voor een groot deel opgelost.
De heer Jos Stassen: Het gaat hier toch over de ontwikkeling van het Deurganckdok?
Minister-president Kris Peeters: Het gaat over de effecten op de mobiliteit?
De heer Jos Stassen: ? van de cijfers gegenereerd door het Deurganckdok?
Minister-president Kris Peeters: Ja.
De heer Jos Stassen: Dat is belangrijk.
Minister-president Kris Peeters: We komen bij het Saeftinghedok. In het kader van het plan-MER van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving, worden een aantal planalternatieven en planvarianten onderzocht voor een toekomstige ontwikkeling van de haven van Antwerpen. De planalternatieven onderscheiden zich door hun fundamenteel ander toekomstperspectief, waarbij op verschillende wijze met de verwachte economische groei wordt omgegaan.
In het planalternatief A blijft de ruimtelijke uitbouw van de haven beperkt. In planalternatief B vindt een ruimtelijke groei van de haven plaats, binnen de grenzen die vanuit de lokale leefbaarheid en de inpassing van de haven in haar omgeving worden gesteld. Om de effecten van de verschillende mogelijke invullingen binnen deze planalternatieven met elkaar te kunnen vergelijken, worden in voormeld plan-MER verschillende planvarianten onderscheiden. Voor planalternatief A, ?ruimtelijke havenconsolidatie´, zijn dit planvariant A1a ?ruimtelijke consolidatie zonder herconfiguratie, bij lage economische groei´, planvariant A1b ?ruimtelijke consolidatie zonder herconfiguratie, bij hoge economische groei´ en planvariant A2 ?ruimtelijke consolidatie met herconfiguratie van Waaslandhaven, bij hoge economische groei´.
Voor planalternatief B ?ruimtelijk ingepaste haven´, zijn dit planvariant B1 ?maximale getijafhankelijke noordelijke uitbreiding van de Waaslandhaven´, planvariant B2 ?minimale getijafhankelijke noordelijke uitbreiding van de Waaslandhaven´ en planvariant B3 ?getijonafhankelijke noordelijke uitbreiding van de Waaslandhaven´. De planvarianten B1 en B2 voorzien, met andere woorden, respectievelijk in de aanleg van een lang en een kort Saeftinghedok.
De relatie tussen de plan-MER´s en de project-MER´s en de eventuele verplichting om een project al dan niet uit te voeren, vormen het voorwerp van besprekingen die voor elk individueel project met de voor de MER´s bevoegde administratie worden gevoerd. Alle projecten die momenteel in de verschillende scenario´s in het plan-MER aan bod komen, vormen het voorwerp van een beslissing van de cel MER. Ik heb de volledige lijst van projecten bij me, maar het lijkt me zinloos die hier allemaal voor te lezen. Ik zal de lijst, samen met mijn antwoord op deze interpellaties, aan de commissiesecretaris bezorgen. Met betrekking tot de door de heer Martens aangehaalde projecten ?tweede maritieme toegang tot de Waaslandhaven´, ?westelijke ontsluiting Waaslandhaven´, ?parallelwegen N49´ en ?logistiek park Waasland´ is het opmaken van een project-MER reeds aangevat.
De wenselijkheid en de noodzaak van het Saeftinghedok worden momenteel in het kader van het reeds vermelde MER onderzocht. Hierbij worden alle relevante MER-disciplines op planniveau in beeld gebracht. Op deze wijze trachten we een ge?ntegreerde beoordeling van de verschillende planvarianten mogelijk te maken.
De beslissing om al dan niet in de aanleg van het Saeftinghedok te investeren, is afhankelijk van de lopende en nog aan te vatten studies op plan- en projectniveau. Rekening houdend met de timing betreffende de plan-MER van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving mag een afbakenings-GRUP (Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan) voor de haven van Antwerpen ten vroegste medio 2009 worden verwacht. Deze timing is het gevolg van de verschillende procedures. Ik ga er bijgevolg van uit dat een definitieve beslissing over de eventuele aanleg van een tweede containergetijdedok op de Linkerscheldeoever niet meer in de loop van deze legislatuur aan de Vlaamse Regering zal kunnen worden voorgelegd. Ik kan geen ijzer plooien dat met de blote handen niet te plooien valt.
De totale kostprijs van de natuurcompensatiewerken en van de aanverwante werken op de Linkerscheldeoever en in het Waasland bedraagt 80 miljoen euro. Voor de realisatie van de natuurcompensaties zal één historisch waardevolle hoeve, met name de Sint-Antoniushoeve, worden gesloopt. Voor de realisatie van het toekomstige intergetijdengebied Prosperpolder zal niet aan de woongehuchten Ouden Doel en Prosperpolder worden geraakt. Nader onderzoek inzake de leefbaarheid van Ouden Doel en Prosperpolder past in het kader van de opmaak van het plan-MER voor het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving.
Er is overleg met de gemeente Beveren over de toegankelijkheid en de recreatieve invulling van het toekomstig intergetijdengebied Hedwigepolder. Daarnaast wordt de gemeente Beveren tevens nauw betrokken bij het hele proces aangaande het plan-MER van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving.
Over de gemeente Doel zijn mij in het verleden al meermaals vragen gesteld. Het ten behoeve van de opmaak van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen haar omgeving in de richtlijnen van de cel MER gevraagde onderzoek naar Doel als een site met een beperkte niet-verblijfsgerichte functie is lopende. Het afronden van het plan-MER van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving is voorlopig gepland voor het einde van dit jaar. Dit is afhankelijk van de centrale besprekingen onder voorzitterschap van de gouverneurs Paulus en Denys. Als ik me niet vergis, zal hun volgende bijeenkomst op 6 november 2007 plaatsvinden. Rekening houdend met de timing betreffende het plan-MER van het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen en haar omgeving mogen we ons ten vroegste medio 2009 aan een afbakenings-GRUP voor de haven van Antwerpen verwachten.
Dit dossier moet steeds in een ruimere context worden beschouwd. In de titel van een in het tijdschrift Knack verschenen artikel wordt het Deurganckdok als de vergissing van de eeuw omschreven. Ik ben er evenwel van overtuigd dat het nalaten de Waaslandhaven op de Linkerscheldeoever in het algemeen en het Deurganckdok in het bijzonder uit te werken een nog grotere vergissing zou zijn geweest.
De heer Wymeersch en de heer Stassen hebben in het verleden al eerder gevraagd wie de opdracht of de toestemming heeft gegeven om een aantal panden in Doel onbewoonbaar te maken. Ik zal hier straks dieper op ingaan. Het gaat hier om vrijwillige onteigeningen en acties die hieruit voortvloeien. Het is het een of het ander.
De Maatschappij Linkeroever is, op een tiental panden na, eigenaar van alle woningen die in Doel privébezit waren. Al die woningen zijn opgekocht. Veel woningen zijn van slechte kwaliteit en voldoen niet aan de normen die in de Vlaamse Wooncode worden opgelegd. Aangezien de voormalige eigenaars in het licht van de uiteindelijke bestemming geen grote onderhouds- of herstellingswerken meer hadden uitgevoerd, was de toestand van deze woningen op het ogenblik van de verwerving door de Maatschappij Linkeroever reeds ondermaats. De plannen tot verdere ontwikkeling van de zeehaven waren op dat ogenblik immers al jaren aan de orde. Die discussie is hier, in het Vlaams Parlement, alvast gedurende lange tijd gevoerd. Wie hier geen rekening mee houdt, doet de waarheid geweld aan.
De Maatschappij Linkeroever heeft deze woningen op verzoek van de Vlaamse Regering voor openbaar nut verworven. Het oogmerk van deze verwerving is uiteraard nooit het herbevolken van Doel geweest. Het is steeds de bedoeling geweest de haven verder te ontwikkelen. Het verwerven en het afbreken van de woningen maken deel uit van het in 1998 goedgekeurd sociaal begeleidingsplan Doel.
Aangezien de omvangrijke infrastructuurwerken die voor een havenuitbreiding vereist zijn, niet in een ijltempo zouden plaatsvinden, heeft de Vlaamse Regering in mei 2000 beslist de minnelijk onteigende Doelenaars tot eind 2006 een tijdelijk woonrecht toe te staan. Woningen die niet aan de Vlaamse Wooncode voldeden, kwamen evenwel niet voor bewoning in aanmerking. Een feitelijke sloop van de woningen was op dat ogenblik niet aan de orde.
Deze situatie heeft tot leegstand, kraak, vandalisme en spontane verkrotting geleid. Hieruit is de vergelijking met de Bronx voortgevloeid. In de loop van 2006 zijn een aantal woningen om redenen van veiligheid en/of hygiëne op bevel van de burgemeester van Beveren gesloopt. Vrijwel dagelijks stellen de medewerkers van de Maatschappij Linkeroever vast dat de ramen van de leegstaande woningen worden ingegooid en dat de deuren worden ingebeukt. Dit versnelt het verkrottingsproces.
De Maatschappij Linkeroever heeft niet de opdracht of de toestemming gegeven om een aantal panden onbewoonbaar te maken. De vragen die hierover zijn gesteld, vloeien allicht voort uit een aantal onjuiste berichten die hierover in de pers zijn verschenen. Ik heb een rapport ontvangen waarin de juiste toedracht wordt toegelicht. Tijdens de voorbereidingen van de indiening van de nodige sloopvergunningsaanvragen is de toenmalige toestand van bewoonbaarheid van een aantal onbewoonde panden nagegaan. Een bevoegd inspecteur van de Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen (AROHM), vergezeld van twee medewerkers van de Maatschappij Linkeroever en van twee technische helpers, heeft deze inspectie op 6 juli 2007 uitgevoerd. De meeste deuren stonden open, waren verwijderd of konden met een sleutel worden geopend. Bij een viertal woningen bleek het onmogelijk de deur te openen, waarna de aanwezige arbeiders de toegang hebben geforceerd.
Na de inspectie zijn deze deuren dichtgetimmerd. Tijdens het bezoek aan Doel is het team onafgebroken gevolgd, ge?ntimideerd en uitgescholden. Ik ga ervan uit dat het verslag dat ik heb ontvangen een volledige weergave van de feiten omvat.
Wat de schorsing van het gewestplan door de Raad van State betreft, wil ik hier verwijzen naar de beslissing van de Vlaamse Regering van 8 september 2000. Op die datum heeft de Vlaamse Regering het besluit houdende de definitieve vaststelling van het plan tot gedeeltelijke wijziging van het gewestplan Sint-Niklaas-Lokeren op het grondgebied van de gemeenten Beveren, Sint-Gillis-Waas en Stekene goedgekeurd. Wat Doel betreft, voorziet dit besluit in een herbestemming van het woongebied tot industriegebied. Op 30 juli 2002 heeft de Raad van State dit besluit in het arrest met het nummer 109.563 geschorst. De grond voor deze schorsing is de onduidelijkheid op het eerste gezicht of de compenserende maatregelen wel degelijk een volwaardige compensatie inhouden. De schorsing van het gewestplan van 2000 houdt evenwel geenszins in dat alle eerdere beslissingen van de Vlaamse Regering, met inbegrip van het sociale begeleidingsplan Doel en de beslissing woningen te Doel te verwerven, niet langer van toepassing zouden zijn. De Maatschappij Linkeroever is, in uitvoering van eerdere beslissingen van de Vlaamse Regering, dan ook woningen te Doel in der minne blijven verwerven. Tot op heden is ongeveer 95 percent van het voormalige privé-woningpatrimonium te Doel aangekocht. Momenteel bereidt de Maatschappij Linkeroever de afbraak voor van 120 gebouwen in de dorpskern van Doel. Deze gebouwen zijn in een dergelijk slechte staat dat ze niet langer bewoonbaar zijn en dat de renovatiekosten onverantwoord hoog zouden oplopen.
De afbraakwerken zijn niet in strijd met de huidige, in het gewestplan van 1978 beschreven, bestemming van het gebied. Een planologische bestemming is een noodzakelijke voorwaarde om een stedenbouwkundige vergunning te kunnen aanvragen en bekomen. Een overheid is evenwel niet verplicht de bestemming te realiseren. Het gaat hier enkel om een toetsingskader voor vergunningsaanvragen. De bestemming houdt in dat de voorschriften worden opgemaakt over het al dan niet toegelaten zijn van functies en activiteiten op bepaalde percelen of in een bepaald gebied.
De volgende vraag luidde: ?Wat is de houding van de regering na de uitspraak in kortgeding van de rechtbank in Dendermonde?? De Vlaamse Regering wijkt niet af van het eerder ingenomen standpunt. De woonfunctie van Doel moet uitdoven als direct gevolg van de uitvoering van beslist beleid. De regering blijft dus bij de beslissing dat het tijdelijke woonrecht beëindigd wordt en dat de onteigening van de resterende percelen in Doel wordt gerealiseerd. Het gaat om de beslissing van 23 maart 2007. Over die beslissing werd hier gediscussieerd een dag of twee dagen voor de beslissing werd genomen. Ik herhaal nog even wat erin staat. Er werd beslist om: één, na 31 december 2006 geen leegstaande of leeg komende woningen en constructies meer voor bewoning of welkdanig gebruik ter beschikking te stellen, twee, de termijn voor de bestaande contracten van zakelijk recht van tijdelijke bewoning eenmalig te verlengen tot 31 augustus 2009, en drie, het afbraakplan operationeel te maken beginnende met de woningen die niet meer in overeenstemming zijn met de Vlaamse Wooncode. Die beslissing hebben we op 23 maart 2007 genomen.
In het verzoekschrift werd geen enkele vermelding gemaakt van een regeringsbeslissing. Het was een beslissing van een rechter in Dendermonde over een eenzijdig verzoekschrift. Als mijn informatie klopt, zal morgen, 3 oktober 2007, derdenverzet worden aangetekend tegen de uitspraak. Typisch aan een eenzijdig verzoekschrift is dat er geen wederwoord is van de tegenpartij. De tegenpartij, in deze de Maatschappij Linkerscheldeoever, zal daartoe de mogelijkheid krijgen.
U vroeg of de sloopvergunningen zullen worden ingetrokken. In het kader van wat reeds werd voorzien in het sociaal begeleidingsplan Doel en van de beslissing van de Vlaamse Regering van 23 maart 2007, werden en worden aan de Maatschappij Linkerscheldeoever, of LSO, op een geldige wijze sloopvergunningen verleend. De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde heeft bij bevelschrift van 3 september 2007 bij voorlopige maatregel en op eenzijdig verzoekschrift verbod opgelegd aan de Maatschappij LSO in uitvoering van de verleende vergunning slopingswerken uit te voeren of te laten uitvoeren op straffe van een dwangsom. De maatschappij heeft in dat geding niet de kans gehad om zich te verdedigen, maar zal dat doen via het derdenverzet dat werd aangetekend. In afwachting zal zij natuurlijk het bevelschrift eerbiedigen. Er is dus geen enkele aanleiding tot intrekking van de sloopvergunningen. De nietigverklaring ervan voor de bevoegde rechtsmacht is overigens niet gevorderd. De Maatschappij LSO zal de nodige stappen zetten. Natuurlijk zal ze de beslissingen eerbiedigen.
Er werd gevraagd wat er in de plaats komt van Doel als de regering haar plannen toch uitvoert. Ik heb al verwezen naar het plan-MER dat wordt opgemaakt voor het strategische plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen. Dit plan-MER zal op basis van het onderzoek voor de verschillende MER-disciplines uitspraken doen met betrekking tot de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden voor de haven van Antwerpen. Ik heb de timing reeds meegedeeld. Op basis van de inzichten van het plan-MER zal de Vlaamse Regering vervolgens een principieel programma van het afbakenings-GRUP vastleggen. Dit GRUP zal duidelijkheid geven over de toekomstige bestemming van het gehele Linkerscheldeoevergebied, en dus ook voor Doel.
Op de vraag over het nemen van bewarende maatregelen voor historische gebouwen te Doel, heb ik al geantwoord.
Ook werd gevraagd in hoeverre de afbraakpolitiek in de polders te verantwoorden is. De Vlaamse overheid werd in de loop der jaren eigenaar van heel wat, al dan niet bebouwde, percelen in de ruime omgeving van het Linkerscheldeoevergebied. Een aantal van deze gebouwen is gelegen in gebieden die in 2001 door het Vlaams Parlement bij decreet aangeduid werden als natuurcompensatiegebied voor het Deurganckdok. De realisatie van deze natuurcompensatiegebieden werd, net zoals het Deurganckdok zelf, van groot algemeen belang verklaard. Het spreekt voor zich dat, naarmate het Deurganckdok zijn voltooiing nadert, de nodige stappen gezet worden om ook de natuurcompensatiegebieden, waarvan de inrichtingswerken voor het overgrote deel reeds gerealiseerd zijn, te finaliseren. Dit houdt onder meer in dat de nodige stappen gezet worden om de aldaar gelegen gebouwen af te breken.
Een aantal andere gebouwen die eigendom zijn van de Vlaamse overheid, zijn gelegen in natuurgebieden, zoals aangegeven in het ruimtelijk uitvoeringsplan ?Waaslandhaven fase 1 en omgeving´, dat definitief vastgesteld werd door de Vlaamse Regering in 2006. Deze natuurgebieden zijn bovendien gelegen in het vogelrichtlijngebied ?Schorren en polders van de Beneden-Schelde´. De geplande afbraak van de gebouwen in deze natuurgebieden zal bijdragen aan de realisatie van een gunstige staat van instandhouding binnen het vogelrichtlijngebied, zoals ons wordt opgelegd door Europa. Het is belangrijk om te benadrukken dat alle gebouwen waarvan sprake is, in der minne verworven werden door de Vlaamse overheid, en dat uitdrukkelijk met het oog op de afbraak ervan.
De Vlaamse Landmaatschappij heeft, als beheerder van de gebouwen, in het najaar van 2006 de nodige sloopvergunningen aangevraagd. In januari 2007 werden de eerste van in totaal tien sloopvergunningen verleend door RO Oost-Vlaanderen. De laatste twee vergunningen werden in juli 2007 afgeleverd. Alle sloopvergunningen betroffen gebouwen gelegen in natuurgebieden of natuurcompensatiegebieden. Teneinde de zich ontwikkelende natuurwaarden in de genoemde gebieden niet te verstoren, werd gewacht met de eigenlijke afbraakwerken tot na het broedseizoen 2007 - in de praktijk tot na het bouwverlof. De uiteindelijke afbraak zal gebeuren in verschillende fases, in functie van het vrijkomen van de gebouwen.
Mijnheer Stassen, u hebt verwezen naar de stelling van Geert Noels over de economische noodzaak van het Deurganckdok en naar het artikel van de heer Chris De Stoop. Ik heb al gezegd dat we dat grondig hebben laten onderzoeken. Ik heb er met de heer Noels ook een gesprek over gehad. Een aantal uitgangspunten en conclusies moeten toch in een ander kader worden geplaatst. Ik zou het lijstje kunnen overlopen, maar ik stel voor om het aan de commissiesecretaris te bezorgen. Ik geef u de essentie ervan mee. In de eerste plaats verwart de heer Noels, een heel groot econoom, in zijn uitgangspunten de zuivere transportactiviteiten met de hoogwaardige logistieke activiteiten. De uitspraak ?logistiek biedt weinig toegevoegde waarde? is niet correct en toont aan dat de heer Noels de logistiek verwart met een deelaspect ervan, met name transport. Door de gunstige geografische positie en landinwaartse ligging kan Antwerpen zich gunstig profileren op het vlak van de logistiek, die een toenemende bron van welvaart voor onze bevolking betekent. Ik heb daar al naar verwezen, het hoeft niet meer herhaald te worden.
Mijnheer Martens, de recent uitgevoerde verkeerstelling van het vrachtverkeer geeft aan dat slechts 18 percent van alle verkeer op de hoofdwegen richting Antwerpen, zwaar vrachtverkeer is. Hiervan is 23 percent het verkeer van en naar de haven. Uiteindelijk heeft van al het zware vrachtverkeer dus slechts 4 percent een herkomst of bestemming die havengebonden is. Vooral het doorgaand of transitverkeer is belangrijk. Dat verkeer bestaat bijvoorbeeld bijna voor de helft uit Nederlandse vrachtwagens die geen economische bijdrage in Vlaanderen leveren en niet financieel bijdragen aan de externe schade. Dit zijn een aantal elementen die het debat verder kunnen stofferen.
Het artikel en de stellingen van Geert Noels werden grondig bekeken. Ik kan u verzekeren dat er een aantal belangrijke nuanceringen en elementen aan toegevoegd moeten worden.
Er werd gesteld dat de bedenkingen inzake het Deurganckdok a fortiori gelden voor het sterk betwiste Saeftinghedok en er werd gevraagd of de Vlaamse Regering nog altijd rekening houdt met een nieuw getijdendok boven op Doel. Ik heb die vraag al beantwoord aan de hand van de verschillende planvarianten. Hopelijk is alles duidelijk.
Ook werd gevraagd of ik nog altijd het concept ?beslist beleid´ kan hanteren nu een rechter in kortgeding de afbraak van een aantal woningen in Doel heeft verboden. Ik heb ook op deze vraag al geantwoord. In het verzoekschrift werd gevraagd om de Maatschappij Linkerscheldeoever een verbod op te leggen om sloopwerken uit te voeren of te laten uitvoeren te Doel. Het ging om een eenzijdig verzoekschrift en dus kreeg de maatschappij geen kans om zich te verdedigen voor de rechtbank. Op 23 maart 2007 hebben we de beslissingen genomen die ik reeds heb voorgelezen. Morgen wordt er derdenverzet aangetekend. Ik kijk samen met u uit naar de uitspraak ten gronde.
Het dossier over het Deurganckdok is een heel delicaat dossier. Ik heb alle elementen nog eens op een rijtje gezet. Onteigenen gebeurde voor 95 percent op vrijwillige basis. De woningen waren al in slechte staat op het moment dat ze werden verworven en natuurlijk zijn ze er niet beter op geworden. Dat ze worden gesloopt, wijst op een heel logische en verantwoorde aanpak. We zullen de problematiek van de historische gebouwen verder bekijken. Ik heb gezegd wat het tijdschema is.
Op de vraag of het Deurganckdok een wijze investering was, is mijn antwoord dat het pas een historische vergissing zou zijn geweest indien we niet hadden ge?nvesteerd. Het dok ligt er. Het zit goed op schema, op basis van de studies die vooraf werden gemaakt.
Over het Saeftinghedok zijn de nodige discussies aan de gang en de nodige onderzoeken worden gedaan. Ik heb al gezegd dat de capaciteit van het Deurganckdok in 2013-2015 zijn top bereikt zal hebben. Tegen dan moet er wel of geen nieuwe capaciteit aanwezig zijn, maar vooruitlopen op die beslissing zou onverstandig zijn. De beslissing over het Saeftinghedok zal - niet om mij ervan af te maken, maar gezien de nodige procedures en de tijd - pas na deze legislatuur en niet binnen deze legislatuur worden genomen.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we hebben gediscussieerd over twee fundamentele vragen. De eerste vraag was: ?Willen we tonnen en volumes of willen wij jobs en toegevoegde waarde?? De tweede vraag luidde: ?Wat zijn de consequenties voor de mobiliteit en de leefbaarheid van de regio??
Ik dank de minister voor zijn uitgebreid antwoord, maar ik ben ervan overtuigd dat de economische realiteit van vandaag en morgen nog sterker zal zijn dan het antwoord en het zal bevestigen of ontkrachten. Hetzelfde geldt ook voor de mobiliteit - hopelijk wordt het geen immobiliteit.
Mijnheer de minister, uw antwoord over het Saeftinghedok was heel duidelijk. Er komt geen beslissing tijdens deze legislatuur. Dit is een terecht antwoord.
Ik noteer dat we de beslissing over de historische gebouwen in de woonkern van Doel zullen kennen tegen het einde van het jaar. Ik wil er nogmaals op wijzen dat we worden geconfronteerd met geklasseerde en gerestaureerde gebouwen. Bijvoorbeeld voor het Hooghuis moeten er dringend instandhoudingswerken gebeuren. Ik ga ervan uit, mijnheer de voorzitter, dat we er in de loop van het jaar in deze commissie zeker op terugkomen.
Wat de woonkernen Ouden Doel en Prosperpolder betreft, noteer ik dat ze blijven bestaan.
Ik wil mijn bezorgdheid uitdrukken. Ik denk dat de haven vandaag en morgen structuren moet hebben om efficiënt te kunnen besturen, maar ik benadruk ook een bezorgdheid. Het is nodig dat het Waasland in het algemeen en de gemeente Beveren in het bijzonder voldoende worden betrokken bij de Waaslandhaven en bij de Antwerpse haven.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, vanuit de CD&V-fractie komt geen echte politieke stellingname over dit dossier. Dat zijn we gewend.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer Wymeersch, ik heb daarnet gehoord dat uw visie niet dezelfde is als die van de heer Penris. Er is toch wel een duidelijk verschil.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer De Meyer, u hebt niets gehoord. U hebt vandaag enkel geprobeerd om het echte debat te verdrinken in een aantal schriftelijke vragen die door het Bureau zijn bestempeld als interpellatie. Tot daar aan toe. (Opmerkingen van de heer Jos De Meyer)
Mijnheer de minister-president, het is hallucinant dat eigenlijk nog niets zeker is, behalve één ding: de woningen in Doel moeten verdwijnen. Doel is nog altijd ingekleurd als woongebied, maar u zegt dat er in woongebied niet moet worden en niet moet kunnen worden gewoond. Dat is de samenvatting van uw antwoord. U zegt dat er nog moet worden gestudeerd, dat u het nog niet weet of er een nieuw dok komt, dat u nog niet kunt antwoorden wat er bovenop Doel zal komen. Uit uw antwoord blijkt ook zeer duidelijk dat de toekomst van Ouden Doel en Prosperpolder absoluut niet is gegarandeerd.
U hebt het ook over de verkeersafwikkeling en zegt dat, als alle plannen op het vlak van mobiliteit worden uitgevoerd, we tegemoet zullen kunnen komen aan de problemen die er rijzen ten gevolge van de volledige benutting van het Deurganckdok. Ik vraag me dan af welke plannen u nog in het vizier hebt om eventueel in de verdere toekomst te kunnen tegemoetkomen aan problemen als er een bijkomend dok wordt aangelegd. Als u ziet welke problemen de afwikkeling van de dossiers inzake mobiliteit vandaag al kennen, dan vraag ik me af welke problemen er dan zullen ontstaan.
Ik stel - sarcastisch gezegd - met genoegen vast dat de maatschappij derdenverzet aantekent. U betwijfelt dat omdat u informatie van de maatschappij zelf hebt gekregen. Ik blijf erbij dat het uitgerekend de maatschappij is die verantwoordelijk is voor de slechte toestand van de woningen. De maatschappij heeft haar job niet goed gedaan en heeft doelbewust Doel laten verkommeren om nadien de huizen uit de losse pols zo snel mogelijk plat te leggen, met alle gevolgen van dien.
Ten behoeve van natuurcompensaties moeten een aantal waardevolle hoeves verdwijnen. Over compensatie voor de bewoners is weinig sprake.
Mijnheer de minister-president, wat is beslist beleid? Als u morgen beslist om een andere beslissing te nemen of om een beslissing op te heffen, is dat ook beslist beleid. U kunt elk beslist beleid opnieuw evalueren en een nieuwe beslissing nemen. Ik reken erop en hoop erop, maar voel met een visadem dat het niet aan u en deze meerderheid is besteed, dat u doet wat u zou moeten doen, namelijk oog hebben voor de mensen die er wonen en niet enkel voor het beton.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister-president, u hebt een heel uitgebreid antwoord gegeven, maar een met gaten. In de mobiliteitsstudie zit een serieus gat. Er zit een gat in de planning op termijn. Er zitten ook zeker gaten in uw lezing van de geschiedenis van het Doeldossier en in de economische argumentatie voor een Saeftinghedok. Ik verklaar me nader.
Er is een mobiliteitsstudie gemaakt na de haalbaarheidstudie van 1995 met betrekking tot het Deurganckdok. Dat was nog onder voormalig minister Baldewijns en dateert van 1996 of 1997. Uit die mobiliteitsstudie bleek dat het Deurganckdok kon worden gebouwd zonder dat er bijkomende infrastructuur nodig was dan de aansluiting die nu is gerealiseerd, de E17 en de expresweg. Dat is een korte samenvatting van die studie. Twaalf jaar later blijkt echter dat er een treintunnel moet worden gebouwd van ongeveer 750 miljoen euro, dat de oosterweelverbinding moet worden gerealiseerd ten belope van 1,85 miljard euro of meer en dat er waarschijnlijk nog een aantal andere infrastructuurwerken moeten gebeuren. Destijds werd gezegd dat de mobiliteitseffecten van de ontwikkeling van de haven opgevangen konden worden met de toenmalige infrastructuur mits een aantal kleine correcties die vandaag reeds zijn gerealiseerd. Nu blijken er miljarden investeringen nodig te zijn op het vlak van mobiliteit. Dat is één vaststelling. Het zegt ook nog altijd niets over de toekomst. U geeft een antwoord waarin een gat zit met betrekking tot de mobiliteitseffecten naar de toekomst, zeker als de plannen voor het Saeftinghedok blijven doorgaan.
Het tweede gat zit in de selectieve lezing van de geschiedenis van het Doeldossier. Dat doet me denken aan wat is gebeurd in de Sovjet-Unie toen een aantal mensen opzij werden gezet ten tijde van Chroesjtsjov. Toen werd er gegomd op een foto en verdween iemand uit het Politburo. U doet nu hetzelfde. U spreekt met geen woord over het tijdelijk woonrecht. Er zijn verschillende mogelijkheden: ofwel vertrekken mensen en krijgen ze de nodige sociale begeleiding, ofwel blijven ze tot eind 2006, ofwel komen er nieuwe mensen wonen. Dat stond er ook in. U spreekt daar met geen woord over. U spreekt met geen woord over het feit dat er een serieuze tegenwerking is gebeurd en dat er uiteindelijk maar vier of vijf mensen zijn kunnen komen wonen. Dat is een selectieve lezing van de effecten op het terrein.
Mijnheer De Meyer, u zult straks waarschijnlijk een persmededeling doen waarin u zegt dat u Ouden Doel en Prosperpolder hebt gered. U moet echter goed luisteren naar wat de minister-president heeft geantwoord. Hij heeft gezegd dat vandaag, zoals de plannen nu liggen, Ouden Doel en Prosperpolder niet bedreigd zijn. Hij verwijst echter ook naar het plan-MER en de varianten en zegt daarbij dat we dan zullen zien. Vertel alstublieft geen leugens. De minister-president heeft duidelijk gezegd dat hij niets uitsluit als er naar de B-varianten wordt gegaan in het plan-MER. Dan kan serieuze gevolgen hebben voor Ouden Doel en Prosperpolder. Ik hoop dat we er samen voor kunnen zorgen dat die B-plannen niet kunnen worden gerealiseerd.
Er zit ook een gat in uw argumentatie voor het Saeftinghedok. Ik heb geen economische argumenten van u gehoord. Ik heb gehoord dat de cijfers uitwijzen dat de beslissing voor de bouw van het Deurganckdok verantwoord was, en daar ben ik blij om. Ik vind het goed dat het geld dat we erin hebben gestopt, terug wordt verdiend. Ik verwijs echter ook nog eens naar de cijfers van de heer Delwaide tijdens het debat over het Nooddecreet. Dat waren andere dan de huidige cijfers. Ik neem het dus wel met een korreltje zout. Ik ben blij dat er gebruik wordt gemaakt van het Deurganckdok. U hebt in uw antwoord geen enkele economische argumentatie gegeven voor het Saeftinghedok. U hebt wel de planontwikkeling toegelicht. U hebt niet gezegd waarom er op termijn een bijkomend dok zou moeten worden gebouwd.
Om al deze elementen aan bod te brengen en ter stemming te leggen, kondig ik een met redenen omklede motie aan. Ik hoop dat een aantal mensen die vandaag hebben gesproken over de economische effecten, die mee zullen ondersteunen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, uit het antwoord van de minister-president blijkt dat we een toppositie bekleden op het vlak van logistiek. Ik ben daar bijzonder verheugd over. De minister-president zegt ook dat er zal moeten worden ingezet op duurzame logistiek om die toppositie verder te kunnen uitbouwen of te kunnen consolideren. Ik ben het daar ook mee eens. Dat debat is ook gevoerd tijdens de discussie over ?Vlaanderen in Actie´. Er moeten flankerende maatregelen komen die ervoor zorgen dat de logistiek op een duurzame leest kan worden geschoeid. Ik ben er niet van overtuigd dat we al vergevorderd zijn in het nemen van dergelijke flankerende maatregelen.
Wat hebben we nodig om ervoor te zorgen dat we de goederenstromen op een meer milieuvriendelijke manier naar het achterland krijgen? Er moet een betere bundeling komen van de stromen zodat we op een rendabele manier spoor- en binnenvaartshuttles kunnen inzetten naar knooppunten in het achterland in plaats van alles via vrachtwagens af te handelen. De Nikeschoenen komen dan wel met de boot naar Meerhout/Laakdal, maar worden van daaruit naar het hele Europese continent met de vrachtwagen vervoerd. De producten die in de Decathlonwinkels in heel Europa hangen, worden afgemeerd in de Antwerpse haven en gaan met de boot van de rechteroever naar de linkeroever om dan van bij Fernand Huts in zijn Loghidden City te worden verspreid. Vanuit Loghidden City gebeurt die verspreiding van de Decathlongoederen naar alle winkels in Europa met de vrachtwagen.
Als we tot een verschuiving willen komen van het wegtransport naar spoor- en binnenvaart moeten we de activiteiten kunnen clusteren en de exploitanten van Europese distributiecentra kunnen samenbrengen zodat ze samen de logistiek kunnen organiseren. Ik hoor veelbelovende dingen van het Vlaams Instituut voor de Logistiek, maar die moeten zich nog concretiseren. Ruimtelijke clustering en gezamenlijke organisatie van de logistiek is essentieel, maar ook onvoldoende.
We zullen ook een kilometerheffing voor vrachtvervoer nodig hebben. We hebben in deze commissie de discussie gevoerd over de eersteklas begrafenis van het Vlaamse wegenvignet. Toen is gezegd dat een aansluiting bij het Duitse systeem van kilometerheffing voor het vrachtvervoer een uitweg biedt. Die uitweg is veel sneller realiseerbaar dan het wegenvignet waarbij we op eigen houtje met een compleet nieuw systeem voor de pinnen zouden zijn gekomen. Ik raad u aan om daarin het voortouw te nemen en er werk van te maken. Dat heeft de commissie voor Financiën trouwens ook voorgesteld in haar laatste rapport. U geeft zelf aan dat een aanzienlijk deel van het vrachttransport op onze wegen transittransport is van vrachtwagens met Nederlandse nummerplaten die hier alleen maar kosten en geen baten creëren. Volgens mij is er dan ook geen enkele reden om nog langer te wachten met het ontvouwen van de plannen voor een kilometerheffing voor vrachtverkeer. Dergelijke kilometerheffing zal de beladingsgraad van vrachtwagens alleen maar doen toenemen. Nu rijden veel vrachtwagens leeg. De heffing zal er ook voor zorgen dat spoor en binnenvaart op kleinere afstanden rendabel worden en dat we effectief werk kunnen maken van een verschuiving van vracht via de weg naar het spoor en de binnenvaart.
Ik hoor u ook met veel plezier de cijfers citeren op de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid binnen de sector van de logistiek en de havencluster. Die cijfers zeggen echter weinig of niets over de marginale opbrengsten en marginale kosten van bijkomende activiteiten in de sector. U kent de wet op de afnemende meeropbrengsten wel. We moeten dus elke nieuwe uitbreiding - het Saeftinghedok en noem maar op - grondig tegen het licht houden. We moeten er grondig alle maatschappelijke kosten en baten van onderzoeken. Die toegevoegde waarde die u nu aanhaalt, verbergt immers die enorme externe milieukosten, de enorme externe kosten van het fileleed dat wordt veroorzaakt. Nu is misschien een paar percent van het vrachtvervoer van onze wegen afkomstig van de Antwerpse haven, maar een verdubbeling van de containeroverslag zal dat natuurlijk voort doen toenemen.
We moeten ook kijken naar de opportuniteitskosten. We kunnen een euro maar eenmaal uitgeven, dus wat zal de opbrengst zijn als we die euro niet in die sectoren, maar in andere inzetten? We kunnen een hectare maar eenmaal een bestemming geven. Welke toegevoegde waarde zou een industriële bestemming - en dan ben ik het met u eens dat het over duurzame industrie moet gaan - opleveren?
Ten slotte moeten we ons ook afvragen wat het effect is van het voort versterken van onze logistieke poort op de desindustrialisering van ons continent. Vandaag komen die schepen uit het Verre Oosten vooral vol toe, met Chinese goederen die in onze winkelrekken komen te liggen tegen prijzen waar geen enkele Europese producent nog tegenop kan. In een GB of een Carrefour kunnen we dvd-spelers van 60 euro kopen. Ik daag u uit om een Europese producent te vinden die tegen die kostprijs bij ons een dvd-speler op de markt kan brengen. Ik stel alleen maar vast dat die schepen vol aankomen, maar vrijwel leeg opnieuw vertrekken. Met andere woorden, de productiviteitswinsten als gevolg van de schaalvergroting, van de automatisering van het containergebeuren, van de verdieping van de Westerschelde enzovoort, maken vooral de import goedkoper. Ze zorgen er vooral voor dat we nog goedkoper producten van buiten Europa kunnen importeren. Professor Claessens, transporteconomist aan de Universiteit Antwerpen, heeft ooit gezegd dat we op die wijze investeren in de verarming van ons continent. We hebben dit onderwerp hier vandaag niet volledig kunnen uitputten. Ik kom terug op mijn suggestie om hier eens een grondige hoorzitting over te organiseren. Daarop kan dan wat mij betreft iemand als Geert Noels worden uitgenodigd, maar ook de mensen van het Vlaams Instituut voor de Logistiek. Dan kunnen we dit debat uitputtend behandelen.
Mijnheer de minister-president, ik heb geen antwoord gekregen op mijn vraag dat ook die toekomstige ontwikkelingsvarianten, die verschillende planalternatieven voor het strategisch plan voor de haven van Antwerpen, die nu het onderwerp uitmaken van een plan-MER, ook zouden worden onderworpen aan een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Als we dat doen voor de Westerschelde, voor de ontwikkelingsschets voor het Schelde-estuarium, en als we dat doen voor het Masterplan voor Antwerpen, dan vraag ik me af waarom we dat niet zouden doen voor de verdere uitbouw van ons havengebied.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de minister-president, ik heb de aangename vaststelling gemaakt dat er toch al ernstig wordt nagedacht over en aanzienlijk wat studiewerk wordt verricht naar dat Saeftinghedok. Het is enkel jammer dat, gezien de besluitvorming, die afbakenings-GRUP pas midden 2009 zal kunnen worden opgesteld. Daardoor zullen we deze zittingsperiode geen beslissing meer kunnen nemen. Dat is jammer, maar ik begrijp het, voor alle duidelijkheid. Ik kijk dan ook met aandacht uit naar het strategisch plan voor en de afbakening van de haven van Antwerpen.
Mijnheer Martens, ik wil even reageren op uw betoog. Er is sprake van dubbelzinnigheid. Iedereen juicht toe dat bijvoorbeeld Nike hier een distributiecentrum heeft. Iedereen is blij, met het oog op de tewerkstelling in Antwerpen, dat we dit binnenhalen. U moet echter dan ook begrijpen dat, gezien de economische realiteit, er geen riviertransport kan worden gebruikt voor het echt fijnmazige netwerk. Of jullie dat nu graag horen of niet, we zullen daarvoor de transportsector nodig hebben. Dat is nu eenmaal de realiteit en zal dat ook blijven, tenzij we met onze regio plots een andere richting willen inslaan. Ik ben ervan overtuigd dat we dat niet willen.
Dan is er het element van het rekeningrijden. U geeft het betoog van uw minister. Dat begrijp ik ook. U gaat echter voorbij aan het feit dat in de transportsector momenteel alles vanaf 12 ton - in de toekomst zal dat 3,5 ton zijn - nog steeds gebonden is aan het verdrag inzake het eurovignet.
Een Vlaams minister op zich of de Vlaamse Regering kan wel grote verklaringen afleggen, maar u moet beseffen dat Vlaanderen niet uit dat eurovignetverdrag kan stappen. Dat is ook iets dat federaal gebeurt. Het is dan ook een beetje misplaatst om als minister, en dan nog op het Vlaamse niveau, uitspraken te doen die de indruk wekken dat we ons daar op eigen houtje aan kunnen onttrekken. Het was de bedoeling een dubbele belasting in te voeren, maar u weet maar al te goed dat dit niet mogelijk is.
Ik volg u wel als u vraagt dat de minister-president met een alternatief voor de dag zou komen. We hebben dat in het verleden steeds gevraagd. Het is aan de minister-president om, na het afschieten van het wegenvignet in het buurland, nu met een volwaardig alternatief voor de dag te komen. We zijn nog steeds in blijde verwachting daarvan. We kijken ernaar uit.
De voorzitter: Minister-president Peeters heeft het woord.
Minister-president Kris Peeters: Ik heb er geen enkel probleem mee om het grote debat over logistiek te voeren. Nogmaals, in het kader van ?Actie in Vlaanderen´ zullen terzake zeker bijkomende discussies worden gevoerd en acties worden genomen. De heer Martens verwees naar het grote debat over de geglobaliseerde economie. Wat mij betreft, kan daar rustig over worden gediscussieerd, met de nodige experts rond de tafel.
Wat de slimme kilometerheffing betreft, heb ik het initiatief genomen om dat te co?rdineren met de bevoegde collega´s. Ik zal de nodige stappen zetten ten aanzien van Nederland, om een maximale afstemming te verkrijgen tussen de Nederlandse plannen en wat wij kunnen doen. Zoals de commissieleden hebben gevraagd, zal ik de verbintenis van mijn voorganger terzake gestand doen. Ik zal de volgende weken en maanden bekijken hoe dat kan verlopen.
De heer Jan Penris: Heel het debat over de kilometerheffing hadden we vandaag kunnen en moeten voeren, maar uit hoffelijkheid, omdat een aantal van onze collega´s er niet zijn, heb ik mijn interpellatie daarover uitgesteld. Ik vind het niet correct dat mevrouw De Ridder een erg zijdelings argument aanhaalt om het debat te voeren, en nog minder correct dat de minister nu al antwoordt. (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
Wegens de agenda van sommige parlementsleden van de meerderheid heb ik afgesproken om hier vandaag geen initiatief over te nemen. Ik vind het niet ernstig dat dit debat nu wordt gevoerd. Het debat zal volgende week worden gevoerd, hoop ik.
De voorzitter: U hebt gelijk. Dat is ook de afspraak die werd gemaakt met de leden die vandaag verontschuldigd zijn.
Minister-president Kris Peeters: Ik zwijg daar dus over. Mogelijk volgende week zal ik of een van mijn collega´s het daarover hebben.
Wat Ouden Doel en Prosperpolder betreft, daar wordt niet aan geraakt. Mijnheer Stassen, ik kan nogmaals bevestigen dat in de huidige stand van het plan-MER, met alle varianten die dat bevat, er geen enkele variant is waarin de woongehuchten Ouden Doel en Prosperpolder niet zouden blijven bestaan. In alle varianten wordt ervan uitgegaan dat ze blijven bestaan.
Mijnheer Wymeersch, u kunt - zoals mevrouw Vogels het noemt - dit op flessen trekken. In 1998 heeft de regering beslist dat mensen vrijwillig zouden kunnen vertrekken, en dat we daar ook voor zouden betalen. Die beslissing is over diverse zittingsperiodes heen uitgevoerd. Van alle woningen is 95 percent eigendom van de Vlaamse overheid. Een aantal mensen hebben hun woonrecht volledig uitgeput. Ze wonen daar dus nog. De vorige beslissing was dat ze konden blijven tot 2006. Wij hebben die termijn verlengd tot 31 augustus 2009. Ik vind het dan zeer kras te beweren dat we met hen geen rekening houden.
U verschilt met ons van mening over de vraag hoe die krotwoningen zijn ontstaan en wie de verantwoordelijkheid daarvoor draagt. We zullen daar nu niet uitkomen. Ook de vorige maal is dat niet gebeurd. Ik heb u de informatie gegeven die ik heb gekregen. U zegt dat dit eenzijdig is. Ik vind dat we het als overheid niet kunnen maken om woningen die niet meer bewoonbaar zijn, gewoon te laten staan waar ze staan, met alle gevolgen van dien. Dat zorgt voor onveilige situaties, die me veel zorgen baren.
We hebben hier dus zeer duidelijk onze verantwoordelijkheid genomen. We zullen die blijven nemen. Bepaalde uitspraken staan haaks op datgene waarvoor we hebben gezorgd. Dit loopt tot 31 augustus 2009. Er zijn een aantal procedures en plan-MER´s lopende. Die moeten een aantal zaken ophelderen, zodat erover kan worden beslist. Mijnheer Martens, ik kan u verzekeren, voor een maatschappelijke kosten-batenanalyse moeten we eerst weten van welke variant er sprake is. Dat komt uit dat plan-MER en uit die discussie. Dan kan worden gekeken of er een maatschappelijk draagvlak is, en hoe het met die kosten zit. Dat kan niet voordien gebeuren. U vraagt of we niet nog eens een studie kunnen laten uitvoeren over het Deurganckdok. Daar sta ik wat huiverachtig tegenover. We hebben lessen genoeg getrokken uit wat we zoal hebben meegemaakt met het Deurganckdok. Ik ben niet wild enthousiast over nog een nieuwe studie. We moeten er alleen goed voor zorgen dat we nu zeer zorgvuldig te werk gaan. Dat vraagt natuurlijk de nodige tijd. Ik heb dat belicht. We bekijken deze zaak in al haar facetten.
Mijnheer Stassen, wat die mobiliteit betreft, begint u de zaken ook verkeerd voor te stellen als u het hebt over de Oosterweelverbinding en het Deurganckdok. De Antwerpse mobiliteitsproblematiek is indrukwekkend. Er wordt al maanden en jaren aan gewerkt. Dat moet nu worden uitgevoerd. Natuurlijk wordt ook een oplossing gegeven aan de bijkomende mobiliteitsproblemen door het Deurganckdok. In het plan-MER zullen ook de mogelijke effecten van het Saeftinghedok worden opgenomen. Dat heb ik u gezegd. Zeggen dat er daar sprake is van een blinde vlek, is wat kort door de bocht. U moet toch eens lezen wat ik daarover allemaal heb gezegd.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de meerderheid, door het Vlaams Belang en door Groen! werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.