Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 29/05/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Greet Van Linter tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de gelijkstelling van erkenning voor de Brusselse bicommunautaire instellingen in het kader van de toepassing van de zorgverzekering
De voorzitter: Mevrouw Van Linter heeft het woord.
Mevrouw Greet Van Linter: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, we hebben het al meermaals gehad over het probleem van de bicommunautaire instellingen. Deze instellingen moeten, als ze gelijkgeschakeld willen worden in het kader van de zorgverzekering, een overeenkomst sluiten met het Vlaams Zorgfonds waarin ze zich in staat en bereid tonen om bij de door hun verstrekte niet-medische hulp- en dienstverlening, op verzoek van de gebruiker, de Nederlandse taal te gebruiken. In de praktijk blijkt echter dat deze instellingen de taalvereiste vaak niet naleven en dat verzorging in het Nederlands zeer moeilijk ligt. Het is algemeen geweten dat, op dagen dat de inspectie komt, al het Nederlandstalige personeel wordt opgetrommeld.
Veel rusthuizen blijken niet in orde te zijn met die voorwaarde. Mevrouw de minister, op 10 maart 2006 antwoordde u op een schriftelijke vraag dat aan 38 van de 64 bicommunautaire residentiële voorzieningen ten tijde van de gelijkstelling met erkenning bijkomende inspanningen werden gevraagd om de tweetaligheid van de dienstverlening te garanderen. De controle die in januari 2006 werd uitgevoerd, wees uit dat 24 van deze 38 voorzieningen nog niet volledig volgens verwachting functioneerden.
Deze 24 voorzieningen werden op 26 mei 2006 door het Vlaams Zorgfonds aangeschreven om zich tegen 30 juni 2006 in orde te stellen. Mevrouw de minister, u richtte op 12 mei 2006 ook een schrijven aan minister Huytebroeck van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, met de vraag te willen toezien op het taalgebruik in die voorzieningen. Aldus uw antwoord op een schriftelijke vraag over de stand van zaken.
Deze vraag naar toezicht klinkt heel wat zwakker dan wat u antwoordde op mijn vraag van 10 maart 2006, waar u stelt dat u de vaststellingen aan de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zult signaleren en de commissie zult verzoeken maatregelen te treffen in verband met het taalgebruik in de door u erkende instellingen.
Mevrouw de minister, u stelt in uw antwoord dat u tot op heden geen reactie ontving. Hebt u nu al antwoord gekregen van uw collega Huytebroeck? Het zou me niet verwonderen als dat niet zo was. Ik veronderstel dat u contact hebt opgenomen met uw bevoegde collega. Welke maatregelen nam u met het oog op overleg over dit dossier? Overweegt u maatregelen tegen de instellingen die in gebreke blijven? Kan dat? Op welke manier? Welke maatregelen nam u reeds om minister Huytebroeck, die duidelijk in gebreke blijft, aan te sporen tot het uitwerken van een oplossing voor deze problemen? Indien er geen overleg komt of indien dat onmogelijk blijkt, overweegt u dan andere maatregelen? Zo ja, welke?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Vooreerst wil ik stellen dat de Vlaamse overheid een overeenkomst afsluit met de bicommunautaire voorzieningen omdat we het cruciaal vinden dat Vlaamse Brusselaars in deze instellingen terecht kunnen, dat ze er een kwaliteitsvolle zorg krijgen en dat ze er rechten kunnen opnemen, zoals de Vlaamse zorgverzekering. Bicommunautaire voorzieningen worden geacht zich te richten tot de beide taalgemeenschappen. In die zin ondersteunen de voorwaarden die opgenomen zijn in de overeenkomst houdende gelijkstelling in het kader van de zorgverzekering, slechts de kwaliteitscriteria en erkenningsvoorwaarden die door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) dienen te worden bewaakt. Daarom heb ik in mei 2006 de GGC aangeschreven om een aantal lacunes in de bicommunautaire voorzieningen te signaleren. Er zijn inderdaad lacunes. Ik kan niet anders dan dat te erkennen. Tot op heden heb ik in verband met dit dossier geen antwoord ontvangen van minister Huytebroeck.
Zoals ik reeds eerder heb gemeld, voert de Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin tot eind mei hernieuwde inspectiebezoeken uit bij de 24 instellingen waar eerder een aantal tekortkomingen werden vastgesteld. Het lijkt mij zinvol het opvolgingsonderzoek van de inspectie af te wachten om op basis van recente gegevens de bevoegde collega van de GGC opnieuw te contacteren. Het Vlaams Zorgfonds bevestigt mij dat de resultaten van dat onderzoek in de komende weken worden verwacht.
Als er zich problemen blijven voordoen inzake taalgebruik, dan is het in het belang van de Vlaamse Brusselaars die in deze voorzieningen verblijven dat er in overleg een aanvaardbare oplossing wordt gevonden. Bij het intrekken van de gelijkstelling van een voorziening, verliezen de betrokken Vlaamse Brusselaars immers hun tenlasteneming van de zorgverzekering. De negatieve gevolgen van een intrekking zijn dus volledig ten laste van de bewoners en niet van de voorzieningen. Dat is eigenlijk de zwakte van ons uitgangspunt in dit dossier.
Daarom is het in de eerste plaats nodig om, als er nog tekortkomingen worden vastgesteld - en dat zal wel zo zijn -, in dialoog te treden met de GGC en de betrokken voorzieningen om druk uit te oefenen via de bewoners en de bewonersgroepen. Zo niet dreigen ze de Vlaamse zorgverzekering te verliezen. Als dit zonder resultaten blijft, moet ik natuurlijk de noodzakelijke conclusies trekken en de gelijkschakeling met de erkenning stopzetten. Maar dat is natuurlijk de finale fase en niet de meest wenselijke. Ik probeer al het mogelijke te doen om de mensen er, via de bewonersraden, op te wijzen dat de gevolgen alleen maar ten laste zijn van de bewoners zelf. Tussen de administraties wordt er wel op geregelde tijdstippen overleg gepleegd.
Samenvattend: ik heb inderdaad contact opgenomen, maar ik heb nog geen positief resultaat. Op basis van de evaluatieronde zal ik opnieuw aandringen op de nodige initiatieven. We proberen vooral bewoners en bewonersgroepen te sensibiliseren voor het feit dat de consequenties voor hen alleen zijn. Dat is het grootste probleem. Op basis van die opvolging zullen we niet nalaten om opnieuw aan te dringen op dialoog, om ervoor te zorgen dat deze voorzieningen hun erkenning kunnen blijven behouden en de betrokkenen hun zorgverzekering.
Mevrouw Greet Van Linter: Ik dank u voor uw antwoord, maar ik heb toch enkele bemerkingen. Dat er met de Franstaligen moeilijk te overleggen valt, is een understatement. De eerste slachtoffers zijn de Vlamingen in Brussel en in die optiek doet u het wat rustig aan, maar mevrouw Huytebroeck zal dat ook weten. Als u nog altijd voor overleg en dialoog opteert, hoe gaat u het dan aanpakken? Het blijft tot op heden immers een monoloog. Als er geen reactie komt van de overzijde, hebt u dan in een timing voorzien?
Minister Inge Vervotte: We moeten de resultaten van het opvolgingsonderzoek afwachten. Dat zal nog enkele weken vergen. Op basis daarvan kunnen we oordelen of er sprake is van een positieve dan wel van een eerder negatieve evolutie. Pas dan kunnen we een stelling innemen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.