Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 05/06/2007
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de wijziging van de criteria, voorwaarden en refertebedragen van de tus?senkomsten bij rolstoelen voor personen met een handicap
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, dames en heren, dit is een merkwaardige werkweek. We mogen ons niet laten inpakken door de federale logica. We moeten ons werk zo goed mogelijk voortzetten. Mijn vraag gaat gedeeltelijk over de federale ?onlogica´.
De mobiliteitshulpmiddelen voor rolstoelgebruikers zijn pas sinds 1997 opgenomen in de
nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen bij het RIZIV. Daarv??r konden rolstoelen alleen worden terugbetaald via het Rijksfonds voor Sociale Reclassering van de Mindervaliden. Dat fonds was een parastatale, gegroeid vanuit Tewerkstelling, en een verre voorloper van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Dat was een complexe zaak. Het systeem zat vol eigenaardigheden en inconsequenties waar de gebruikers het slachtoffer van werden. Toenmalig federaal minister Vandenbroucke gaf aan de Raad Chronische Zieken de opdracht om een nieuwe ?beslissingsboom´ te maken om een betere terugbetaling te regelen voor de rolstoelen.
Dat bleek geen simpele opdracht te zijn. Pas in 1991, toen het Vlaams Fonds werd ingeschakeld, werden enkele hiaten ingevuld. Tot dan ging het RIZIV conservatief en traditioneel te werk. In 2005 - met intussen een nieuwe minister - werden enkele aspecten van rolstoelgebruik nog altijd niet terugbetaald. Het ging om kosten voor onderhoud, rolstoelen voor personen met cardiorespiratoire aandoeningen, personen met zuurstofafhankelijkheid en personen met een restfunctie van de onderste ledematen. Personen die niet over de volledige functie van de bovenste ledematen beschikten, konden geen ?actieve rolwagen´ terugbetaald krijgen. De logische doelgroep ?scooter´ was uitgesloten alsook de individueel aangepaste rolwagens voor personen in een instelling.
Na een heleboel klachten nam de Vlaamse Regering op 17 juni 1997 het besluit om elektronische rolwagens aan factuurprijs ten laste te nemen, mits een attest van een revalidatiearts. Dat besluit werd twee keer bijgestuurd, een keer in 2000 en een keer in 2002. Voor de details daarover verwijs ik naar de schriftelijke versie van mijn vraag.
Op 31 maart 2003 hebben de federale instanties en de gemeenschappen en gewesten een protocol ondertekend. De rolstoelgebruikers kregen één loket, één meldpunt voor het indienen van de tegemoetkomingsaanvraag. Er werd een nieuw orgaan opgericht bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV), namelijk de Technische Raad voor Rolstoelen. Er werd een multidisciplinaire evaluatie ingeschreven die niet alleen aan medische, maar ook aan functionele criteria aandacht moest besteden. Een werkgroep van vertegenwoordigers van de sector en van het RIZIV werkte de praktische voorwaarden uit. De adviserende arts van het ziekenfonds moet een uitvoerig gemotiveerde beslissing nemen en deze beslissing wordt als bindend beschouwd voor de fondsen. Dat resulteerde op 12 januari 2005 in de langverwachte nieuwe nomenclatuur. Het RIZIV nam een groter pakket op; als tegenprestatie zouden de fondsen onderhoud en herstellingen betalen voor alle rolstoelen, en zouden ze specifieke tussenkomsten doen.
Van de drie gemeenschappen - de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige - werd een uitgebreide reglementering verwacht, in navolging van dat protocol. Bepaalde tegemoetkomingen van het VAPH blijven mogelijk.
Ondanks alle goede intenties van de nieuwe beslissingsboom, blijven er echter knelpunten bestaan. Er zijn er tien: de supplementen op de door het RIZIV terugbetaalde items, de supplementen buiten de nomenclatuur, de niet-erkende producten, het gebrek aan motivering in de verslagen, de tegenstrijdigheden in de nomenclatuur, de onduidelijkheid omtrent het bindende karakter van de beslissingen van de adviserende arts van het ziekenfonds, de verwarring rond duwwagens voor kinderen, de voorwaarden voor voortijdige vernieuwing, de functionele indicaties voor ?scooters´ bij het RIZIV en de optie voor een forfait. Een aantal maatregelen kan leiden tot een praktische oplossing. Ik doe zelf enkele voorstellen. Daar kunnen we straks nog op ingaan.
Ik wil het nu hebben over de terugbetaling van de elektronische rolstoel en de rol daarin van het VAPH. Vandaag gaat het nog steeds om veel geld. De Bijzondere Bijstandscommissie van het VAPH betaalt meer dan 25 percent terug van de kosten die bovenop de tussenkomsten van het RIZIV moeten worden betaald. Voor de andere dossiers gaat het zelfs om meer dan 30 percent.
Om een lang verhaal kort te maken: in een nota stelt het VAPH dat het een aantal tussenkomsten wil stopzetten en dat het zich strikt zal beperken tot wat in het protocol is bepaald: herstellingen, onderhoud en een tweede rolstoel. Klopt het dat het VAPH vanaf 1 juli 2007 geen andere terugbetalingen meer zal doen? Of is dat een gerucht? Indien dat klopt: wat zijn de concrete gevolgen voor de mensen die daardoor niet meer in aanmerking komen voor een tussenkomst of die hun aanpassingen gedeeltelijk of zelfs helemaal niet terugbetaald krijgen? Welke oplossingen wilt u hiervoor aanreiken? Klopt het dat het Agence Wallonne pour l´Intégration des Personnes Handicapées (AWIPH) blijft tussenkomen voor individuele aanpassingen en voor mensen die voor de aankoop van hun rolstoel geen aanspraak kunnen maken op terugbetaling door het RIZIV?
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: De heer Caron heeft dit probleem uitvoerig geschetst, ik denk niet dat ik er nog veel kan aan toevoegen. Ik sluit me evenwel graag aan bij zijn vraag omdat allerlei verenigingen de aandacht van verschillende commissieleden op dit probleem hebben gevestigd.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, de heer Caron heeft hier terecht een van de vele ongerijmdheden in het federale verhaal onder de aandacht gebracht. Misschien zal de minister daar vanaf volgende week iets aan doen?
Het systeem werkt in de praktijk heel moeilijk, het is echt niet gemakkelijk toepasbaar. Het stoort me vooral dat dit op het terrein tot onlogische toestanden leidt: sommigen ontvangen een tegemoetkoming voor de aankoop van een rolstoel, anderen niet. Vaak valt de beslissing op basis van onduidelijke, verwarrende criteria. Vaak bevatten de verslagen van de deskundige arts geen motivatie of zijn ze contradictorisch. In de ene provincie is de beslissing positief, in de andere negatief. Dat leidt tot verwarring.
Als het RIZIV een dossier afkeurt, dan kunnen de betrokkenen niet bij het VAPH aankloppen. Als ze bij de rechtbank in beroep gaan tegen de beslissing van het RIZIV, dan blijft het afwachten, want de rechtspraak is ter zake niet uniform. Ik zou daarom willen vragen dat uzelf of uw opvolger in het overleg met het federale niveau zou aandringen op een eenvoudigere, gemakkelijker toepasbare en vooral eenvormigere regelgeving.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, ik hoop dat u vanaf volgende week het probleem kunt oplossen. Zo ver zijn we echter nog niet.
Ik heb enkele bijkomende vragen. In uw beleidsbrief 2007 zegt u dat een nieuwe en/of aangepaste regelgeving voor de terugbetaling van de hulpmiddelen in voorbereiding is. In elk geval moet dat leiden tot aanpassingen aan de nieuwe federale wetgeving van 1 oktober 2005. Is er op dat vlak al iets gebeurd? Wat staat er in de steigers? En wat betekent dat voor de Vlaamse regelgeving?
Een laatste puntje betreft de Vlaamse ALS-Liga (Amyotrophische Lateraal Sclerose). Het project van de liga over hulpmiddelen is mijns inziens zeer goed. Een persoon met een handicap die zijn hulpmiddelen niet meer kan gebruiken, levert ze terug in, zodat iemand anders ze kan gebruiken. In opdracht van het VAPH heeft de ALS-Liga een studie verricht waaruit blijkt dat dit een enorme besparing oplevert, zowel voor het VAPH als voor de personen met een handicap. Ik maak bijgevolg van deze gelegenheid gebruik om hiervoor nogmaals de aandacht te vragen. Dergelijke projecten verdienen dat.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega´s, het is inderdaad mijn bedoeling om de wetgeving op rolstoelen te wijzigen. Het RIZIV heeft de nomenclatuur reeds aangepast. Het is de bedoeling dat het RIZIV het aanspreekpunt wordt voor de eerste rolstoel en dat het de kosten ervan volledig zal dragen. Daarbij aansluitend is een ontwerp van regelgeving uitgewerkt over het onderdeel VAPH.
Wat zijn nu de grote lijnen van de nieuwe regelgeving van het VAPH? We hebben inderdaad met het federale niveau afgesproken dat de eerste rolstoel een bevoegdheid is van het RIZIV, met uitzondering van de omgevingsbediening, het onderhoud en het herstel; dat de tweede rolstoel een bevoegdheid is van het VAPH; dat de maximale tegemoetkoming vanuit het VAPH 750 euro bedraagt voor volwassenen en 1000 euro voor kinderen, plus het onderhoud en herstel; en dat duidelijk is afgebakend wat de doelgroep is voor de tweede rolstoel: personen die in een semiresidentiële of residentiële voorziening verblijven, personen die in hun woonomgeving een stoellift of een voor een rolstoel onaangepaste lift gebruiken, personen die tewerkgesteld zijn en personen die van het RIZIV of het ziekenfonds een tussenkomst krijgen bij de aankoop van een elektrische rolstoel.
Gelet op het feit dat de wijzigingen binnen het RIZIV tot nog toe geen voldoende antwoord bieden op alle vragen, wordt de wijziging van de regelgeving van het VAPH nog in beraad gehouden.
De situatie van personen met een handicap mag niet verslechteren door de afspraken tussen twee overheden. Dat is altijd mijn uitgangspunt geweest. Het is voor ons essentieel dat die afspraken coherent kunnen worden uitgevoerd en dat ook het RIZIV rekening moet houden met de omstandigheden. Indien men het principe hanteert dat het RIZIV de eerste rolstoel financiert, is het dus ook belangrijk - en die boodschap heb ik gegeven - dat het RIZIV zijn regelgeving en nomenclatuur zodanig aanpast dat de situatie er niet op achteruitgaat voor de betrokkenen.
Het zou onaanvaardbaar zijn dat de situatie van deze mensen verslechtert door het uitklaren van de bevoegdheidsverdeling. Ik pleit dan ook voor een overgangsregeling om ervoor te zorgen dat wij nog voldoende druk op het RIZIV kunnen blijven zetten, zodat het duidelijk is waar de bevoegdheden liggen. De mensen mogen daar niet het slachtoffer van worden.
De voorgestelde aanpassingen volgen op de wijziging van de RIZIV-nomenclatuur met betrekking tot de mobiliteitshulpmiddelen. Het RIZIV heeft 7,5 miljoen euro extra gekregen om bijkomende inspanningen te leveren voor mobiliteitshulpmiddelen. Uit de cijfers blijkt dat maximaal 3,5 tot 4 miljoen euro is uitgegeven. Er is dus nog voldoende ruimte, ook binnen het RIZIV zelf, om de gevolgen van de wijziging van de regelgeving op te vangen.
De vooropgestelde aanpassing aan de rolstoelwetgeving zal gevolgen hebben. Sommige personen komen nu bijvoorbeeld bij het VAPH terecht voor een eerste rolstoel omdat ze kiezen voor een rolstoel die niet op de nomenclatuurlijst staat. Dat moet verder worden uitgeklaard.
Ondertussen werd een aantal concrete knelpunten duidelijk in kaart gebracht. Vanuit het VAPH hebben we het RIZIV daarvan op de hoogte gebracht. Er werd ook contact opgenomen met minister Demotte om die zaken aan te kaarten. Daarbij werd geprobeerd dezelfde stellingen te verdedigen. Ik ga er van uit dat de RIZIV-nomenclatuur nog verder moet worden verfijnd om de gevolgen tot een minimum te beperken.
Als er zou worden beslist om het ontwerpbesluit van het VAPH door de Vlaamse Regering te laten agenderen - dat is nog niet beslist omdat we daarover nog verder willen overleggen met het RIZIV -, zal er zeker ook moeten worden gezorgd voor een overgangsregeling. Ik blijf de stelling verdedigen dat de mensen niet het slachtoffer mogen worden van het feit dat we naar heldere afspraken gaan. Het is in eerste instantie de bedoeling dat het RIZIV zijn aanpassingen doorvoert en zijn nomenclatuur verfijnt om de huidige situatie ten volle te kunnen uitvoeren.
De huidige werkwijze bij het AWIPH is volgens mijn informatie, die gebaseerd is op een besluit van de Waalse regering, de volgende:
Het AWIPH baseert zich volledig op de criteria en de terugbetalingsvoorwaarden van het RIZIV. Om in aanmerking te komen voor een terugbetaling, moet de rolstoel voorkomen op de nomenclatuurlijst van het RIZIV. Er is een aanvullende tegemoetkoming mogelijk als het gaat om rolstoelen, scooters of manuele lichtgewichtrolstoelen. Een tweede rolstoel is mogelijk als de betrokkene in zijn woning een stoeltjeslift heeft of als zijn wagen niet is aangepast aan het vervoer van de rolwagen. Onderhoud en herstel zijn bij onze Franstalige collega´s ook mogelijk. Het AWIPH zegt ook formeel dat het van plan is om de regelgeving aan te passen zodat er geen aanvullende tegemoetkomingen meer zullen kunnen worden gegeven bovenop de items die zijn opgenomen in de RIZIV-nomenclatuur.
Er is dus inderdaad overleg geweest om tot een duidelijke uitklaring te komen. In eerste instantie moeten de aanpassingen gebeuren bij het RIZIV. Zolang wij het RIZIV daarvan niet kunnen overtuigen - hoewel het daartoe de ruimte heeft -, zullen wij voor een overgangsregeling zorgen zodat de mensen niet het slachtoffer worden van deze uitklaring van bevoegdheden.
Wat de ALS-Liga betreft: ook daar moeten een aantal zaken juridisch worden uitgeklaard. Wij blijven dat een belangrijk spoor vinden en wij zullen dat verder blijven onderzoeken.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mevrouw de minister, bedankt voor het antwoord. Het is correct om ervoor te zorgen dat de mensen niet het slachtoffer worden van een onduidelijke nomenclatuur. Ik ben het er ook helemaal mee eens dat het RIZIV onder druk gehouden moet worden om deze kwestie uit te klaren. Dat vormde trouwens de achtergrond van mijn vraag. De verschillende overheidsniveaus hebben alle belang bij helderheid.
Ik ben blij dat u het voorstel in beraad houdt. We zijn er allebei van overtuigd dat er heldere en coherente bevoegdheden moeten zijn bij de overheden en dat de individuele burger niet het slachtoffer mag zijn.
Ik hoop dat u straks in uw nieuwe opdracht - wat die ook moge zijn - kunt bijdragen tot het verfijnen van de nomenclatuur bij het RIZIV ten bate van personen met een handicap.
De voorzitter: Het incident is gesloten.