Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 03/05/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de resultaten van een onderzoek naar de werking van de bijzondere jeugdzorg in het arrondissement Leuven
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mevrouw de minister, geachte collega's, ik heb hier wat cijfers over het arrondissement Leuven. In dat arrondissement moet een gezin dat de stap naar de hulpverlening heeft gezet, gemiddeld een jaar op die hulp wachten. De wachttijd geldt zowel voor wie een beroep doet op thuisbegeleiding als voor wie gebruik wil maken van residentiële hulpverlening.
Men heeft als ijkdatum van het onderzoek 1 oktober 2006 genomen. Men stelt vast dat er 281 aanmeldingen zijn voor 290 residentiële plaatsen. Voor de thuisbegeleiding zijn er 114 aanmeldingen voor 52 plaatsen. Dat blijkt uit het onderzoek dat het regionale Platform Bijzondere Jeugdbijstand van het arrondissement Leuven zelf heeft uitgevoerd. Er zijn nog regionale platforms die dit doen. Ik denk dat de regio Waasland dit in 2006 heeft gedaan. Ik heb er toen ook vragen over gesteld want ik denk dat het toch belangrijk is dat die regionale platforms bijzondere jeugdzorg - en bij voorkeur zou het nog moeten uitgebreid worden naar de integrale jeugdzorg - zich erbij betrokken voelen. Ze proberen samenwerkingsverbanden op te starten en proberen de zorg voor de doelgroep op elkaar af te stemmen en te verbeteren.
In dit kader is dat onderzoek opgezet. Het pretendeert zeker niet wetenschappelijk te zijn, maar het probeert wel om de resultaten zo exact mogelijk weer te geven door onder meer dubbeltellingen uit te sluiten. Het toont aan dat de hulpvrager erg veel geduld moet hebben vooraleer hij of zij geholpen wordt. De hulpverleners merken ook op dat de problematische situatie van de jongeren die niet worden geholpen, tijdens die wachttijd soms escaleert, waardoor er nog meer gespecialiseerde hulp nodig is. Dit fenomeen is ons bekend. De verwijzing op maat is al te dikwijls een verwijzing naar waar er een plaats open is.
Ondanks de bijzondere inspanningen en de grondige denkoefening die het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg de komende jaren teweegbrengt, kan de sector niet anders dan constateren dat de wachtlijst blijft bestaan. Hoe kan dat worden opgelost? Is dat nu een typisch fenomeen in het arrondissement Leuven of kampen ook andere arrondissementen met dergelijke lange wachtlijsten? Welke cijfers zijn er beschikbaar?
Uit het onderzoek blijkt dat sommige groepen meer met de wachtlijstproblematiek te maken hebben dan andere. Vooral de jongeren van meer dan vijftien jaar - en in het bijzonder de meisjes - die residentiële opvang zoeken, vormen een probleemgroep. Er zijn 176 aanmeldingen voor 144 plaatsen. Een andere groep zijn de jonge gezinnen die vragen naar thuisbegeleiding: daar zijn er 114 aanmeldingen voor 52 plaatsen. De gezinnen met zeer jonge kinderen komen zelfs niet in de cijfers voor, maar de verwijzers geven aan dat ze met deze kinderen in onze regio nergens terecht kunnen. Voor kinderen van minder dan twaalf jaar is er blijkbaar in heel Vlaams-Brabant een probleem.
Waarom zien precies die groepen zich geconfronteerd met een langere wachttijd? Doet dat fenomeen zich ook voor in andere regio's? Welke oplossingen kunnen er hiervoor worden geboden? Er is sprake van een cascade, net als in de scholen. Doordat mensen niet snel genoeg de hulp krijgen waarop ze recht hebben, escaleert de situatie soms en is de gevraagde hulp niet meer geschikt wanneer ze beschikbaar wordt. Zo zijn er jongeren die, door een gebrek aan hulp, van een POS-situatie in een MOF-situatie terechtkomen. Hoe kunnen we daar wat beter op inspelen?
De langetermijnrichting die in de vorige zittingsperiode werd ingeslagen en die we nu verder willen volgen, is die van de integrale jeugdzorg. De bijzondere jeugdzorg is daarbij uiteraard maar een van de sectoren. Ook de andere betrokken sectoren zullen inspanningen kunnen leveren. De betere afstemming en coördinatie en het stelselmatig opzetten van diverse netwerken, geven hoop op verbetering. Ik twijfel niet aan de richting die we uitgaan, maar het blijft een feit dat mensen die eenmaal de stap hebben gezet naar de hulpverlening, nog gemiddeld een jaar moeten wachten op hulp. Vóór mensen er zich bewust van worden dat ze hulp moeten vragen, zijn ze daar al een tijdje mee bezig. Veel laagdrempelige vormen van hulpverlening, bijvoorbeeld de buurtwerking of het lokaal sociaal beleid, hebben dan al inspanningen gedaan om die mensen daarvoor te sensibiliseren. Ik wil u zeker niet vastpinnen op het aantal maanden, maar we kunnen niet ontkennen dat er een probleem is. Daarom wil ik er uw aandacht op vestigen.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Ik wil me aansluiten bij deze vraag en al een deel van het antwoord geven. Dit probleem beperkt zich niet tot het arrondissement Leuven. De voorbije maanden horen we geregeld noodkreten vanwege regionale platforms. Er werd verwezen naar het Waasland. Een jaar geleden was dat ook het geval in Antwerpen. Daar lijkt de zaak niet opgelost te zijn. Mevrouw de minister, deze ochtend hoorden we het nieuwsbericht dat u en minister Onkelinx worden gedagvaard. Ik beschouw dat als een soort noodkreet. Het toont aan dat er inderdaad nog steeds een groot probleem is. Men zegt me dat de gemiddelde wachttijd in Antwerpen voor bepaalde opvangvormen ondertussen twee jaar bedraagt, en erger nog, dat er nu ook al steeds langere wachttijden zijn voor de onthaal-, oriëntatie- en observatiecentra. Daar slibben de zaken dicht. Kinderen gaan erheen voor een oriëntatie, normaal voor drie tot zes maanden, maar vermits er geen doorstroming is, blijven ze er negen maanden tot een jaar zitten. Zolang men niet weet wie waar op welke zorg wacht, kunt u eigenlijk moeilijk ingrijpen en krijgen we een dovemansgesprek. Aan de ene kant komen de regionale platforms met cijfers, aan de andere kant komt u met de cijfers van het Globaal Plan.
Maar een en ander klopt niet. Blijkbaar ziet men de gevolgen van het Globaal Plan nog altijd niet op het terrein. Dat heeft volgens mij te maken met het feit dat men nog altijd geen cijfers heeft over wie waar wacht op welk soort hulpverlening. Ik denk dat dat de sleutel is om systematisch die wachtlijsten aan te pakken.
Mevrouw de minister, indertijd was er hoop dat het elektronisch dossier ook dat zou weergeven, maar de laatste keer dat ik u heb ondervraagd, bleek dat niet meer het geval te zijn. Ik vind dat heel erg, want zo kan men geen structureel beleid voeren.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Een van de redenen waarom men op het terrein het uitbreidingsbeleid nog niet volledig kan voelen, is dat het nog in volle uitvoering is. Laten we proberen eerlijk te blijven ten opzichte van elkaar.
We hebben inderdaad eerst geïnvesteerd in de ambulante ondersteuningsvormen, omdat we daar een snelle realisatie wilden. We hadden ook gehoord vanuit het overleg dat dat noodzakelijk was, aangezien mensen door het tekort soms in verkeerde vormen terechtkwamen. Daarom hebben we geprobeerd om daar een zo efficiënt mogelijk beleid te voeren.
Mevrouw Vogels, u weet dat ik versneld maatregelen heb doorgevoerd, zodat de uitbreidingen die gepland waren voor 2008, er zullen zijn vanaf 1 juli 2007. We zijn vandaag 3 mei, dus de uitbreidingen die gepland zijn voor 1 juli 2007, voelt men nog niet. Het gaat over aanzienlijke investeringen, over een aanzienlijk aantal bijkomende plaatsen, ook residentieel. Dus hoop ik dat men dat niet zal minimaliseren.
Het is correct dat het niet alleen gaat over het arrondissement Leuven. Het is een algemeen bekend probleem dat er momenteel geen uniforme veralgemeende registratie bestaat in de verschillende regio's. In een aantal regio's zijn registratiepraktijken ontstaan, maar niet op een uniforme manier. Daardoor is het moeilijk om te vergelijken.
Het werken met wachtlijsten toont mijns inziens aan dat consulenten en voorzieningen behoefte hebben aan een beter zicht op de beschikbare plaatsen en op het matchen van vraag en aanbod. Daarom gaf ik ook de opdracht om een uniform beheersproces en een uniform systeem uit te werken betreffende de beschikbaarheid van plaatsen. Momenteel ligt het resultaat van die analyse ter bespreking voor en worden de mogelijkheden inzake ontwikkeling, implementatie en ingebruikname bepaald.
Het moet duidelijk blijven dat, zelfs met dit geüniformiseerde systeem, er nog altijd een menselijke tussenkomst nodig zal zijn bij het matchen van de individuele vraag en het concrete aanbod. De opname van de cliënt moet immers passen in het gehanteerde opnamebeleid. Een dergelijk beheersysteem verkleint de zoektijd van de consulenten naar een geschikte plaats. Minder tijd en energie-investering in het beheer van de plaatsen is tevens de meerwaarde voor de voorzieningen.
De bestaande registratiesystemen laten nog niet toe om uitspraken te doen over kenmerken van groepen die proportioneel meer op wachtlijsten voorkomen. De verdere implementatie van het elektronische dossier in de bijzondere jeugdbijstand, DOMINO, zal het mogelijk maken om hierover gerichte uitspraken te doen. Ook een vergelijking met andere regio's is moeilijk omdat de wachtlijsten niet vergelijkbaar zijn.
Bij de uitbreiding van het aanbod is er in de arrondissementen gekeken naar de verhouding van het aantal ambulante plaatsen en het aantal residentiële plaatsen tegenover de programmatorische capaciteit. Zo werd bijkomende ambulante capaciteit alleen ingezet in die arrondissementen, waar de verhouding tussen de erkende ambulante capaciteit en de programmatorische capaciteit kleiner is dan 25 percent. Op die manier wordt geïnvesteerd in arrondissementen die over een eerder beperkt ambulant hulpaanbod beschikken.
Binnen deze arrondissementen werd bij de uitbreiding van het ambulante aanbod maximaal de kloof tot 25 percent weggewerkt. Zo hebben we voorrang gegeven aan het uitbreidingsbeleid. Door de geplande uitbreiding in Leuven krijgen we een verschuiving van 22,17 percent naar 23,91 percent. Het gemiddelde in Vlaanderen wordt door de uitbreiding opgetrokken van 21,65 percent naar 23,46 percent. Leuven blijft dus boven het gemiddelde van Vlaanderen zitten.
De situatie voor vijftienjarige meisjes zou voorzichtig kunnen worden verklaard door de aanwezigheid van de voorziening De Wissel, die uiteraard een aanzuigend effect heeft. Bovendien neemt De Wissel niet alleen meisjes op vanuit het gerechtelijke arrondissement Leuven, maar ook vanuit Turnhout, Antwerpen, Brussel en Halle-Vilvoorde.
Ten slotte vermeld ik nog dat het Agentschap Jongerenwelzijn in samenwerking met de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg een project heeft opgestart dat tot doel heeft om te komen tot een uniform registratiesysteem voor de private voorzieningen, zoals trouwens geformuleerd in het Globaal Plan voor de Bijzondere Jeugdzorg. Dit projectplan voorziet in eerste instantie in de uitwerking van het project in een pilootwerkvorm. Het hele projectplan wordt binnenkort ter goedkeuring voorgelegd aan een stuurgroep, waarna we van start kunnen gaan met de werkgroep registratie thuisbegeleidingsdiensten.
U vroeg ook naar het opzetten van crisisnetwerken. Binnen de integrale jeugdhulp zijn ze een cruciaal instrument om tot betere afspraken te komen. Deze regionale netwerken moeten toelaten om cliënten op zeer korte tijd een crisisaanbod te doen. Het is de opdracht van het netwerk om een programma crisishulp te realiseren, waaronder de verbinding van vier opdrachten: crisispermanentie en -interventie en indien nodig crisisbegeleiding en -opvang. Het is een zoektocht om het engagement van zoveel mogelijk voorzieningen in dit programma crisishulp in te passen. Met de diensten Crisishulp aan huis en de Onthaal-, Oriëntatie- en Observatiecentra (OOOC) werden duidelijke afspraken gemaakt over hun inzet in het netwerk. De OOOC's zijn enorm uitgebreid, dat zit in het uitbreidingsbeleid. Er zijn 63 plaatsen gerealiseerd in de OOOC's. Deze centra moeten zorgen voor een goede diagnostiek en een verdere oriëntatie. Verharding en escalatie van de POS-problematiek kan immers ook voorkomen worden door een correcte tijdige inschatting van de problematiek.
We proberen dus het probleem aan te pakken met een systematisch uitbreidingsbeleid. Daarnaast blijven we ook inzetten op de beheersinstrumenten, met geüniformiseerde systemen zoals een registratiesysteem. Nu is er vaak nog heel wat tijdverlies waardoor er ook geen goede matching is tussen vraag en aanbod. Daarnaast zijn ook de ontwikkelingen in de integrale jeugdhulp cruciaal om tot meer regie te komen.
Ik vind dat er soms oneerlijke informatie verspreid wordt. Sommige mensen vragen inderdaad naar een bepaalde ondersteuningsvorm maar intussen worden ze wel verder geholpen, vaak met meerdere zware hulpvormen. Ze worden dus niet in de kou gezet. Ik denk dat we moeten proberen om correct met deze informatie om te gaan.
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Ik zal zeker het antwoord van de minister nog eens minutieus bekijken. Het klopt dat in deze cijfers nog geen rekening is gehouden met het uitbreidingsbeleid dat op de sporen is gezet. De minister zegt dat Leuven nog boven het gemiddelde ligt voor het ambulante aanbod. Ik zou echter liever in cijfers willen redeneren dan in percenten. Misschien zijn er op andere plaatsen relatief grotere noden. Als men op basis van die programmatiecijfers blijft doorgaan, dan vrees ik echter dat de regio Leuven nog steeds karig bedeeld zal blijven.
We zullen het opzetten van de crisisnetwerken van nabij volgen. Ik verwacht daar veel van en hoop ook snel een effect te zien. Ik denk dat het goed zou zijn om het geloof in de aanpak van de bijzondere jeugdzorg en van de integrale jeugdzorg te herbevestigen en engagementen te blijven nemen. We kunnen er misschien niet aan doen dat de problemen in de samenleving alsmaar zwaarder worden omdat de druk op de gezinnen en op de jongeren groot is. Hoe meer crisishulp aan huis we kunnen bieden, wat het meest laagdrempelige is, en hoe beter de doorstroming is in de OOOC's, des te meer kunnen we besparen in de residentiële opvang. Ik ga niet zover om te zeggen dat we dan ook kunnen besparen in de opvang voor MOF'ers, ik ben niet van het Vlaams Belang. Maar het is toch goed om de vinger aan de pols te houden en dit van nabij te volgen.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Ik kan u de cijfers geven. Voor Vlaams-Brabant komen er twaalf plaatsen thuisbegeleiding bij en is er voorzien in de omzetting van een gezinstehuis naar een categorie 1-voorziening met tien plaatsen. Bovendien komt er in Halle-Vilvoorde een belangrijke residentiële uitbreiding met twintig residentiële plaatsen en negen OOOC-plaatsen. Zo zal de druk op de Leuvense voorzieningen met jongeren vanuit dat aangrenzende arrondissement afnemen. Uit de cijfers van de wachtlijst voor de regio Leuven blijkt immers dat vooral jongeren uit die regio er worden geplaatst.
De beslissingen over het herstelgericht werken zijn eind maart genomen. De 14 diensten krijgen daarvoor bijkomend 78 voltijdse medewerkers. Voor Leuven komt dat neer op een stijging met zes VTE.
De voorzitter: Het incident is gesloten.