Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 24/04/2007
Interpellatie van de heer Frans Wymeersch tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de regeringsbeslissing om het tijdelijk woon?recht in het dorp Doel eenmalig te verlengen tot 31 augustus 2009
Interpellatie van de heer Jos Stassen tot de heer Yves Leterme, minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelands?beleid, en tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de ontwikkeling van de Antwerpse haven in het Waasland en de toekomst van het dorp Doel
Interpellatie van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, en tot de heer Marino Keulen, Vlaams minister van Binnen?lands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, over de bestem?ming van Doel op korte en lange termijn
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, het onderwerp van deze interpellatie gaat over wonen. Daarom had ik deze interpellatie aan minister Keulen gesteld. Het verwondert me dan ook dat ze naar deze commissie is verwezen, en dat u, mijnheer de minister, zult antwoorden over alle finesses van de woonproblemen. We zijn tevreden dat we binnen de maand na de regeringsbeslissing de regering hierover kunnen interpelleren. Aan de overkant (in de Kamer) gaat het wat trager, daar kan dat binnen de 48 uur.
Mijnheer de minister, u hebt vorige maand samen met minister Keulen een beslissing genomen in verband met het woonrecht in en de toekomst van Doel. Die beslissing van eind maart is volledig in tegenspraak met de regeringsbeslissing van 19 mei 2000. Die luidt als volgt: ?De regering heeft beslist met betrekking tot Doel, dat in de woonkern Doel de woonkwaliteit en woonzekerheid via tijdelijk bewoningsrecht bestendigd worden tot de datum van aflevering van een bouwvergunning van een tweede getijdendok in het kader van de gefaseerde ontwikkeling van het havengebied in het Linkerscheldeoevergebied. Op basis van de verklaringen van het Autonoom Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen is de aflevering van een bouwvergunning voor een tweede getijdendok ten vroegste noodzakelijk in het jaar 2007. (?) de Vlaamse minister bevoegd voor Huisvesting te gelasten de nodige initiatieven te nemen om de woonkwaliteit en de woonzekerheid te bestendigen.?
Mijnheer de minister, dat was de regeringsbeslissing van 19 mei 2000. Ondertussen is er wel wat water door de Schelde naar zee gevloeid. We worden nu geconfronteerd met een regeringsbeslissing van minister Keulen en uzelf, die totaal in tegenstrijd is met de zopas geciteerde beslissing.
Op voorstel van minister Keulen en uzelf wordt een duidelijke beslissing genomen betreffende het uitdoofbeleid van de woonkern van Doel. U zegt dat u steeds helder hebt gecommuniceerd over dit dossier. Voor de bewoners met een zakelijk recht van tijdelijke bewoning wordt de termijn eenmalig verlengd tot 31 augustus 2009. Die datum is heel bewust gekozen vanuit menselijk oogpunt, voor schoolgaande kinderen enzovoort. Men kan niet om de feitelijke toestand heen dat samen met de afname van de bevolking ook het verenigingsleven en de lokale middenstand uit het dorp verdwenen zijn en dat de woonkwaliteit aanzienlijk is afgenomen.
Mijnheer de minister, als u dit zegt, dan breekt mijn klomp. Want wat is er tussen de regeringsbeslissing van 2000 en vandaag gebeurd? Minister Keulen heeft gelijk als hij zegt dat Doel niet tot een spookdorp mag verworden, en dat dit op dit ogenblik jammer genoeg dreigt te gebeuren. Maar hoe komt het dat heel wat bewoners zijn weggetrokken uit Doel, dat het verenigingsleven en de middenstand niet meer aanwezig zijn, dat de woonkwaliteit is wat ze vandaag is, vaak beneden alle peil? Wie is daarvoor verantwoordelijk, wie is schuldig?
In de persmededeling van 19 mei 2000 wordt de regeringsbeslissing verduidelijkt: ?De Vlaamse Regering zal vanaf dat ogenblik optreden als goed huisvader voor het behoud en het beheer van de bestaande woningen.? We hebben op het terrein gezien dat dit niet het geval was. Sinds 2001 heb ik verschillende ministers over het woonrecht en de invulling ervan ondervraagd: minister Van Grembergen verschillende keren, minister Gabriels en minister Keulen over het woonrecht en het fameuze retrocessierecht. Uit het dossier blijkt dat de overheid, weze het de Vlaamse Regering, degenen die de regeringsbeslissing moeten uitvoeren op het terrein, de intercommunale of de gemeente Beveren, zwaar in gebreke is gebleven.
Heel wat kandidaat-huurders, in het verleden meer dan vandaag, kwamen voor grote hinderpalen te staan, zowel in tijd als financieel. Het duurde minstens zes maanden voor men wist of men in aanmerking kwam om een woning te huren. Men moest op voorhand soms bedragen tot 2500 en zelfs 3000 euro neertellen voor men een woning kon kuren. Heel wat mensen zijn hier dan ook van afgestapt en hebben de huur gelaten voor wat het was.
Zowel minister Van Grembergen als minister Gabriels - u kunt er de Handelingen van de commissie op nalezen - hebben geantwoord op vragen van mij en van mijn collega´s Stassen en De Cock, dat het alibi van het inroepen van het retrocessierecht geen enkele reden was om geen woningen te verhuren. Ik citeer graag uit een antwoord van minister Gabriels op een bevraging in de commissie in 2003: ?Uit het juridisch advies van de administratie van 4 oktober 2002 blijkt dat er geen nood is aan het verzaken aan het recht op retrocessie. Dit advies zal op de volgende vergadering van de begeleidingsgroep worden voorgelegd. Het volgen van het advies zal de procedure versnellen.? Bedoeld is de procedure om een woning te kunnen huren en te betrekken. Na opnieuw een vraag te hebben gesteld, hebben wij moeten vaststellen dat de mensen op het terrein, de intercommunale, de maatschappij, de gemeente Beveren en noem maar op, zich absoluut niets aantrokken van het juridische advies ingewonnen door de Vlaamse Regering en van het advies dat de Vlaamse Regering op basis van dat advies op het terrein heeft gegeven dat het alibi retrocessierecht niet hard kon worden gemaakt.
Dan plotseling zegt minister Keulen, ondervraagd over hetzelfde thema, dat het advies er wel is, dat het nog eens werd bevestigd en dat er ook een advies is van de federale overheidsdienst Financiën ter zake. Hij zegt dat dat allemaal is meegedeeld via de regeringsvertegenwoordiger op het terrein, maar dat de maatschappij het voorzichtigheidsprincipe hanteert. Minister Keulen volgt dus niet de lijn van zijn voorganger minister Gabriels en diens voorganger minister Van Grembergen. Ik had vandaag graag van minister Keulen geweten waarom hij zijn voorgangers niet volgt. Waarom legt hij een juridisch advies van de eigen Vlaamse administratie naast zich neer en waarom maakt hij via de Vlaamse regeringsvertegenwoordiger op het terrein deze adviezen niet hard? Men heeft de mensen op het terrein, namelijk de maatschappij, de intercommunale en de gemeente Beveren, vrij spel gelaten met alle gevolgen van dien. Het dorp Doel loopt leeg, huizen werden en worden niet verhuurd en op dit ogenblik gaat de gemeente Beveren volgens mijn indruk zeer graag over tot het slopen van een aantal zogezegd niet meer bewoonbare woningen. Die zijn niet meer bewoonbaar omdat alle geledingen van de overheid hebben nagelaten om op te treden als goede huisvader en het patrimonium in stand te houden.
Mijn slecht karakter zegt me dat het misschien wel daarom is dat de burgemeester van Beveren nu plotseling uitzicht krijgt op een zitje aan de overzijde van de straat, uit dankbaarheid voor de vlotte medewerking, de collaboratie en als handlanger in dezen. (Opmerkingen van minister Kris Peeters)
U kent hem goed genoeg, mijnheer de minister.
Dit is natuurlijk volledig hij de haren gesleurd: u baseert uw uitspraak en uw beslissing op het feit dat er inderdaad heel wat huizen leeg zijn komen te staan. Ik heb u daarnet enkele redenen geschetst hoe dat komt. U zegt dat er geen verenigingsleven meer is. Natuurlijk niet, als er nog maar tweehonderd mensen wonen. U zegt dat er geen middenstand meer is. Het lijkt me nogal evident dat de middenstand niet kan bloeien in een kleine dorpsgemeenschap van tweehonderd mensen. Ik zou ze de kost niet willen geven, in Vlaanderen maar ook aan de andere kant van de taalgrens en in het buitenland, de kleine dorpsgemeenschappen van minder dan tweehonderd mensen, die wel perfect leefbaar zijn, zonder verenigingsleven, zonder middenstand, zonder horeca en noem maar op. Als dat al een criterium is, dan heb ik daar mijn vragen bij. Trouwens, wie zijn wij, wie bent u, wie is de regering, om te beslissen of een dorp al dan niet leefbaar is? Ik dacht dat het vooral de bewoners waren die voor zichzelf moeten uitmaken of hun dorp of leefgemeenschap leefbaar is of niet.
Mijnheer de minister, er stellen zich ook nog een aantal problemen. Ik grijp terug naar de regeringsbeslissing van 19 mei 2000, die door uw voorgangers geduid is met de nodige persmededelingen en alles erop en eraan. Daarin staat duidelijk - deze discussie wens ik vandaag niet te voeren - dat het woonrecht zou blijven tot de aflevering van een bouwvergunning van een eventueel tweede dok. Bij mijn weten is er geen bouwvergunning afgeleverd. De regeringsbeslissing van 19 mei 2000 kon dus perfect overeind blijven en moest niet worden herroepen op basis van drogredenen die men zelf heeft uitgelokt.
Ik wil wel eens weten van u of van minister Keulen, wat er de echte reden van is dat men heeft toegelaten dat op het terrein het woonrecht is uitgehold en waarom men heeft toegelaten dat men op het terrein dingen niet heeft gedaan die men wel had moeten doen. Op welke basis zal men handelen tegenover een aantal eigenaars die indertijd niet instemden met de verkoop in der minne? Ik zou wel eens willen weten op welke wettelijke basis ze onteigend zullen worden.
Hoe zal men de discriminatie wegwerken tussen de Doelenaars die in het verleden gebruik hebben gemaakt van het sociaal begeleidingsplan en degenen die nu geen gebruik kunnen maken van een sociaal begeleidingsplan? Wordt er misschien een nieuw, een tweede, een alternatief sociaal begeleidingsplan in het leven geroepen?
Kan men huurders zomaar verplichten om een woning te verlaten, zonder dat er een beslissing werd genomen over een verdere havenontwikkeling of -uitbreiding? Als er geen beslissing wordt genomen, welk nut heeft het dan om het woonrecht te ontzeggen aan mensen die nu nog op een ordentelijke manier wonen in het dorp Doel? Welk nut heeft het om die mensen te verplichten om op 31 augustus 2009 het dorp te verlaten? Als we dat doen, ontstaat er een spookdorp zoals in de Far West - met alle gevolgen van dien.
Mijnheer de minister, geeft u mij nu eens de echte reden waarom Doel leeg moet komen te staan en moet worden platgewalst, als er nog geen visie is op een eventuele toekomstige havenuitbreiding.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, laat me vooraf opmerken dat het me blijft frapperen hoe de beslissing van 19 mei 2000, die toentertijd door een aantal mensen politiek werd verguisd, nu door dezelfde mensen als een voorbeeldbeslissing wordt gezien. Na 7 jaar krijgt een beslissing misschien meer bestaansrecht. Het blijft me verrassen en verbazen dat de beslissing van toen, die tot enige contestatie heeft geleid, nu als een paal boven water staat. Iedereen grijpt ernaar terug: het dorp blijft bestaan tot er een bouwvergunning wordt afgeleverd voor een eventueel dok bovenop Doel. Dat was de essentie van de beslissing.
Ik heb nog een voorafgaande opmerking. De discussie over het woonrecht wil ik graag voeren, maar is in feite maar een nevendiscussie. Het is een afgeleide van de discussie die eraan voorafgaat, namelijk die over de vraag wat we willen doen met het gebied en welke plaats Doel erin krijgt. Wat het woonrecht betreft, wil ik heel duidelijk zijn. De beslissing van 19 mei 2000 stond ook als een paal boven water. Ook die beslissing was heel duidelijk: het woonrecht wordt gegarandeerd binnen die bepaalde periode. (Opmerkingen van minister Kris Peeters)
In dezelfde beslissing stond dat de leefbaarheid en een aantal andere zaken zouden worden gegarandeerd. Het kader werd gevormd door het woonrecht dat zou worden gegarandeerd tot aan de aflevering van de bouwvergunning voor het dok bovenop Doel.
Die beslissing was heel duidelijk, maar ik heb vastgesteld dat zowel een aantal mensen binnen de Vlaamse administratie, als een aantal ondergeschikte of nevengeschikte besturen zoals de Maatschappij voor Grond- en Industrialisatiebeleid voor het Linkerscheldeoevergebied, de Intercommunale Vereniging Land van Waas, en voor een stuk ook de gemeente Beveren er alles aan hebben gedaan om de beslissing onderuit te halen. Zo zien we maar dat een beslissing die Brussel neemt, die politiek werd gedragen door de toenmalige meerderheid, in de feiten werd uitgehold door een aantal mensen in de administratie, door de intercommunale, door de maatschappij en door de gemeente Beveren. Ik heb vastgesteld dat er soms niets tegen te doen was. Een gewezen voorzitter van de Intercommunale Vereniging Land van Waas zei ooit tegen mij dat er geen enkele liter verf zou worden verspild aan het verven van een deur in het dorp Doel, omdat het dorp toch zou moeten verdwijnen. Dat was de sfeer. Het is logisch dat een aantal jaren later de huizen verkommeren en de mensen er verdwijnen. Het is feitelijk een wonder dat er nog mensen wonen. Het woonrecht is heel erg belangrijk, maar vormt niet het voorwerp van de discussie, het is slechts een afgeleide van de beslissing van 19 mei 2000.
Ik wil ook teruggrijpen naar de discussie die we hebben gevoerd in de maand maart, naar aanleiding van mijn interpellatie over de toekomst van het dorp Doel. We hebben toen een discussie gevoerd over wat er diezelfde week zou gebeuren. Ik heb toen een interkabinettennota bovengehaald en erop gewezen dat de regering diezelfde vrijdag zou beslissen dat de bulldozers zouden uitrukken. U zei dat u geen antwoord gaf op vragen over een nota die niet bestaat. Ik heb ondertussen vastgesteld dat mijn voorspelling van toen is uitgekomen. Diezelfde vrijdag werd beslist wat ook in de interkabinettennota stond. Ik heb de nota toen voorgelezen en rondgedeeld. Wat in de nota stond, is de basis geworden van de beslissing. Ik weet niet of de nota bestaansrecht heeft, maar de vergadering vond in elk geval plaats. De besluiten ervan hebt u gebruikt om de beslissing van die vrijdag op te baseren. Er werd beslist om het woonrecht in Doel maar tijdelijk te verlengen en tegelijkertijd om een aantal woningen af te breken. Mijn voorspelling dat de bulldozers zouden uitrukken onder Peeters en Leterme, is uitgekomen. Dat is trouwens de reden voor mijn interpellatie vandaag.
Wat me tijdens mijn vorige interpellatie opviel, was de veranderde sfeer ten opzichte van een aantal jaren eerder. In de maand maart werden de havenontwikkeling, de afwikkeling en de containers op een andere manier bekeken als een aantal jaren geleden. Jaren geleden werd ervan uitgegaan dat het Deurganckdok snel gebouwd moest worden en dat we ons snel daarna moesten voorbereiden op de bouw van een bijkomend dok, want daar zou snel nood aan zijn. In maart heb ik in alle antwoorden en tussenkomsten van sprekers een heel andere sfeer opgemerkt. Iedereen was het erover eens dat het een goede zaak is dat het Deurganckdok er is en verder ontwikkeld kan worden, maar dat nog niet geweten is of er daarna nog een grootschalig dok nodig is. Dat is een totaal andere sfeer. Dat is een discussie met een totaal andere inhoud. Die verandering ten opzichte van een aantal jaren geleden is erg belangrijk. Het is goed dat er een bepaalde tijd over een beslissing gaat. In 2000 dacht men dat de havenontwikkeling steeds zou blijven doorgaan en er op korte termijn een nieuw getijdendok nodig zou zijn: het Saeftinghedok. Ondertussen wordt dat bijkomend dok door veel meer mensen in vraag gesteld dan alleen door Groen!.
Het is bovendien in de feiten ontzettend duidelijk geworden dat het dorp Doel heel goed samen kan bestaan met het Deurganckdok. Om mijn conditie wat te trainen ga ik heel regelmatig fietsen in de omgeving van Doel, want daar kan men mooie fietstochtjes maken. Tijdens mijn fietstochtjes merk ik veranderingen op, maar ik merk vooral op dat het er minder druk is dan in de andere woonkernen van het Waasland. Vele woonkernen zijn immers druk ten gevolge van de E17, de N60 en de andere wegen, en kampen met veel lawaai. Doel is veel minder druk en lawaaierig. De drukte en het lawaai ten gevolge van het Deurganckdok zijn heel draaglijk. Het enige waarover kan worden gediscussieerd is het licht ´s nachts. Er is inderdaad meer licht dan op andere plaatsen, maar dat is geen argument om een dorp af te breken. De druk van het Deurganckdok op de woonomgeving van Doel is zeker niet van aard dat het dorp niet kan blijven bestaan. De twee kunnen perfect samengaan mits een aantal milderende maatregelen die tijdens de vorige regeerperiode werden genomen.
We stellen ook duidelijk vast dat de containerontwikkeling en het lawaai dat daarmee gepaard gaat, niet naar het noorden zal verschuiven, maar eerder naar het zuiden, naar de expresweg en de Liefkenshoektunnel.
We stellen ook in de feiten vast dat het aantal containers dat kan worden behandeld in het Deurganckdok veel groter is dan werd ingeschat in 1995 en bij de bijsturing in 1999, en dan werd voorspeld in 2000. Het is heel goed dat op een kleinere oppervlakte een veel groter aantal containers kan worden behandeld, want dat betekent dat de druk voor een verdere ontwikkeling ook afneemt.
Ondertussen is ook duidelijk geworden dat de druk op de mobiliteit in het Waasland en in en rond de Antwerpse haven ten gevolge van het Deurganckdok, veel groter is dan in 1995 werd voorspeld. Toen stelde men dat er geen bijkomende tunnel nodig was voor de spoorwegen en dat de bestaande infrastructuur alles aan zou kunnen. Ondertussen is duidelijk geworden dat we door de bouw van het Deurganckdok op of over de grens zitten van wat de mobiliteit aankan in de omgeving, in het Waasland en in de omgeving van de Antwerpse haven. Dat is een belangrijke vaststelling.
Ik herhaal dat de twee perfect samen kunnen bestaan. De ontwikkeling is niet van die aard dat er snel een nieuw dok nodig is. De mobiliteitsknoop is duidelijk groter dan eerder werd ingeschat en daarvoor moeten oplossingen worden gevonden voor er ook maar kan worden gedroomd van een verdere ontwikkeling van de haven, zeker voor wat containers, een nieuwe infrastructuur en een nieuw getijdendok betreft.
De druk op het milieu is bovendien groter geworden. Elke dag komen een aantal voorspellingen uit, bijvoorbeeld inzake de uitstoot. Ook op dat vlak hebben we een grens bereikt.
Door al deze factoren en omdat we met het bestaande Deurganckdok al voldoende katten te geselen hebben op het vlak van milieu en mobiliteit, begrijpt niemand de beslissing dat het dorp Doel zal worden afgebroken, ook al is nog niet geweten wat er met het dorp moet gebeuren. Niemand begrijpt dat, noch de mensen die voor het behoud van het dorp Doel zijn, noch degenen die de haven alle kansen willen geven. Niemand begrijpt dat u al beslist dat het dorp moet verdwijnen. Zo´n beslissing is onherroepelijk. Er kunnen weinig beslissingen worden genomen met gevolgen voor eeuwig en altijd, maar dit is er een. Eenmaal het dorp verdwenen is, komt het nooit meer terug. Niemand begrijpt dat u die beslissing neemt of uitvoert op een moment dat alles erop wijst dat ze niet nodig is. (Opmerkingen van minister Kris Peeters)
Alles wijst erop dat het zo´n vaart niet zal lopen met de uitbreiding van de haven, dat het misschien niet nodig is dat Doel verdwijnt en dat er andere oplossingen voorhanden zijn. Ik begrijp dit niet. Als ondertussen alles een andere richting uit zou gaan, als het Deurganckdok volgend jaar al vol zou zitten, als de mobiliteitsknoop al aangepakt zou zijn en als er vrij snel aan de nieuw dok begonnen diende te worden, dan konden we de discussie voeren over de grenzen aan de groei. In dat geval zouden we een ideologische discussie kunnen voeren over de uitdagingen en de milieugrenzen. Vandaag moeten we echter discussiëren over de onherroepelijke beslissing over het verdwijnen van een dorp. De signalen duiden er echter op dat het verdwijnen van het dorp niet nodig is, dat het veel minder nodig is dan in 2000 of in 1995 werd gedacht. Ik zou hier graag een antwoord op krijgen.
In 1999 hebben we de zaken ook gewijzigd. Toen was al beslist om de zaak te sluiten. De leefbaarheidsstudie en de beslissing van 2000 hebben de zaak vertraagd. We hebben daardoor minstens vijf jaar en in de feiten zeven jaar gewonnen. In die zeven jaar tijd is een en ander duidelijk geworden. Ik vraag u om daar uw conclusies uit te trekken en om alstublieft niet te doen wat u eerder hebt beslist, namelijk om het woonrecht te verlengen tot augustus 2009 en om ondertussen huizen af te breken, want dan is het verdwijnen van dorp Doel onherroepelijk.
Mijnheer de minister, wat is uw argumentatie, gegeven de nieuwe situatie in vergelijking met zeven jaar geleden? Wat is uw argumentatie, gegeven de signalen die er allemaal op wijzen dat het dorp niet hoeft te verdwijnen voor de bouw van een nieuw dok? Waarom hebt u de beslissing genomen? Het woonrecht is natuurlijk een afgeleide van heel deze discussie.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, collega´s, mijnheer de minister, u hebt vele dossiers geërfd, waaronder een paar moeilijkere. Ik heb het al eens plastisch uitgedrukt door te stellen dat er een aantal vergiftigde geschenken bij zijn. De moeilijkere dossiers zijn onder meer het BAM-dossier en zeker ook het Doel-dossier.
We ondervragen u vandaag, maar in feite moeten we een schare ministers ondervragen, zeker ook voorgangers van u van eerdere legislaturen - en ik leg de nadruk op het meervoud. Bij de regeling van de werkzaamheden hebben we het er reeds over gehad dat het evident is om hierover minister Keulen meer te ondervragen dan dat we u ondervragen. Maar uiteraard bent u ook minister en dus mede politiek verantwoordelijk. Eigenlijk ondervragen we hier veel ministers in dit dossier.
Het is niet de eerste keer dat ik over dit dossier een uiteenzetting houd, en ik vermoed dat het ook niet de laatste keer zal zijn. De collega´s hebben al gewezen op de geschiedenis, maar ik wil kort toch nog even enkele belangrijke data op een rij zetten.
De beslissing van de Vlaamse Regering van 20 januari 1998 betreffende de bouw van een containergetijdendok op de Linkerscheldeoever was zeer ingrijpend voor het polderdorp Doel.
Op 24 juli 1998 werd een sociaal begeleidingsplan goedgekeurd voor alle inwoners van Doel die ingeschreven waren in Doel op 20 januari 1998.
De beslissing van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 inzake de evolutie van de leefbaarheid van de woonkern Doel in de gefaseerde ontwikkeling van het havengebied, bevestigde de uitvoering van het sociaal begeleidingsplan tot uiterlijk 31 december 2003.
De beslissing van de Vlaamse Regering van 27 april 2001 inzake het verlenen van een tijdelijk bewoningsrecht ter garantie van de woonzekerheid en van de woonkwaliteit in Doel, regelde het tijdelijk bewoningsrecht door middel van een zakelijk recht van bewoning, en dit tot 31 december 2006.
Op 23 maart 2007 besliste de Vlaamse Regering dat er geen nieuw zakelijk recht van bewoning meer zal worden verleend in Doel. Voor de huidige houders van een zakelijk recht van bewoning wordt de termijn eenmalig verlengd tot slechts 31 augustus 2009.
Mijnheer de minister, een beslissing die de Vlaamse Regering terecht nog niet heeft genomen, is de aanleg van het Saeftinghedok, gezien onder meer de huidige benuttingsgraad van het Deurganckdok.
Dit kort als geschiedenis.
Mijnheer de minister, welke bestemming wenst de Vlaamse Regering op korte en lage termijn aan het polderdorp Doel te geven? Welk onderscheid maakt men tussen de woningen die wel verworven zijn en de woningen die niet verworven zijn? Maakt men in de toekomstvisie op lange termijn een onderscheid, en zo ja welk, tussen een scenario met en een scenario zonder Saeftinghedok?
Welke ruimte voorziet men voor het behoud van de historische kern en gebouwen in Doel? Ik noem onder andere de kerk, de pastorie, de begraafplaats, de dorpsschool, de molen en het Hooghuis, met andere woorden het cultureel erfgoed.
Welke van haar beslissingen wenst deze regering zelf te implementeren gedurende deze legislatuur en welke laat ze aan de volgende regeringen?
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ik heb een klein déjà-vugevoel. Als ik me niet vergis, hebben we deze discussie amper enkele weken geleden ook gevoerd. Mijnheer de minister, ik zal me daarom beperken tot een herhaling van mijn argumenten en mijn vraag van toen.
Collega´s, anno 2007 is Doel natuurlijk niet meer wat het is geweest. Mijnheer de minister, u hebt zelf ook cijfers aangehaald. Als ik me niet vergis, is de vergelijking tussen 2000 en 2007 een vergelijking tussen 645 oorspronkelijke bewoners en 77 huidige bewoners. De context is dus volledig veranderd, ook wat betreft het verenigingsleven, de middenstand en dergelijke.
Ik vind het goed dat de Vlaamse Regering het gebruiksrecht heeft verlengd, want er is inderdaad nog geen beslissing genomen over een eventuele toekomst van het Saeftinghedok. De kernvraag in dit dossier is of de havenuitbreiding er op die locatie al dan niet komt, en al dan niet in de vorm van een Saeftinghedok. Verschillende zaken zijn daarbij van belang: plan-MER, eventuele haalbaarheidsstudies enzovoort.
Uit verschillende bronnen blijkt dat de baggerwerken voor het Deurganckdok zeker in 2008 afgerond zullen zijn. Het dok zal volledig gevuld en operationeel zijn in 2012-2013. Collega Stassen, dat is een normale ontwikkeling van een dergelijke trafiek, die toch haar weg moet vinden naar een infrastructuurwerk van die grootte. In die zin zijn de resultaten normaal en zal men kort na 2010 met een volledig gevuld dok geconfronteerd worden.
Ik spreek me niet uit in de ene of de andere richting, pro of contra een Saeftinghedok, omdat ik daar simpelweg niet de studies voor heb. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de Vlaamse Regering, of het havenbedrijf, of beide in samenwerking, gaan naar een haalbaarheidsstudie.
Voor dossiers zoals de Scheldeverdieping wordt de beslissing niet op twee, drie of vier jaar genomen, maar men is daar meer dan tien jaar mee bezig. Collega Stassen, dat is een genuanceerdere weergave dan te zeggen dat ik niet zo enthousiast zou zijn. Ik vraag gewoon een haalbaarheidsstudie, met de pro´s en de contra´s.
We zien dat de directeur van het havenbedrijf en de Antwerpse schepen zich uitspreken pro een dergelijke haalbaarheidsstudie. Zij zeggen dat we zullen moeten kijken of er een maatschappelijk draagvlak is en of het economisch verantwoord is om een tweede dok daar te plaatsen.
Dan zijn we bij de werkelijke kern aanbeland, dat is hier de rechtszekerheid. Ik kan begrijpen dat degenen die er wonen, rechtszekerheid willen. Men zit inderdaad met de pijnlijke situatie van een groot aantal personen die vier of vijf jaar geleden hun huizen hebben verlaten en zien dat er nu keer op keer een verlenging komt. Zij vragen zich af wat uiteindelijk de uitkomst is van het dossier en of zij indertijd hun woning voor niets verlaten hebben. Maar dat hangt allemaal samen met de cruciale vraag naar de haalbaarheidsstudie van het Saeftinghedok.
Mijnheer de minister, u hebt vorige keer gezegd: ?Wat betreft het Saeftinghedok zal de vraag naar de bouw van het dok afhangen van de verdere groei? - die er ongetwijfeld zal zijn - ?van de containeroverslag in de haven van Antwerpen. Daaromtrent zullen, tenzij het havenbedrijf zelf initiatieven neemt, door ons te gepasten tijde initiatieven worden genomen en de noodzaak voor nieuwe infrastructuur zal op dat moment met de nodige kennis van zaken overwogen worden.? Mijnheer de minister, wanneer ziet u dat kaderen in een langetermijnvisie?
Collega´s, het spreekt voor zich dat we niet, zonder extra inspanning voor de ontsluiting en de modal shift, nogmaals 7 miljoen extra containerunits over de weg gaan jagen. Het spreekt voor zich dat dat de prioriteit nummer één moet zijn voor de regering en de overheid, maar nadien lijkt het pad geëffend voor een haalbaarheidsstudie over een tweede dok.
De voorzitter: De heer De Cock heeft het woord.
De heer Dirk De Cock: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega´s, ook ik heb vorige keer een omstandige uiteenzetting gehouden in dit dossier.
Het moet me van het hart dat de verlenging tot augustus 2009, indien ze inderdaad gepaard gaat met wat gezegd wordt, namelijk de afbraak van de panden die niet meer vatbaar zijn voor bewoning, in feite de ontmanteling van het dorp Doel betekent. Daar wil ik toch wel een paar vraagtekens bij plaatsen.
Ik kan me niet indenken dat men een dorp laat verdwijnen indien het Saeftinghedok er niet moet komen. De consensus van 19 mei 2000 was dat het dorp Doel kon blijven bestaan tot de bouwvergunning voor het Saeftinghedok zou worden afgeleverd.
Alle tekenen wijzen erop dat het Saeftinghedok niet voor de eerste jaren zal zijn. Dan rijst natuurlijk de vraag of we nu al het dorp Doel moeten laten verdwijnen, als het Saeftinghedok er nu nog niet komt.
De onderliggende vraag is of het Saeftinghedok er ooit komt. Er wordt gevraagd naar een studie daaromtrent. Ik ben daar zeker niet tegen, maar ik vermoed niet dat die studie uitsluitsel zal geven of het Saeftinghedok er moet komen of niet.
Als we alle gegevens nu bij elkaar leggen, is de containertrafiek in het Deurganckdok bijlange na niet geoptimaliseerd. Men schat het einde van de werkzaamheden aan het Deurganckdok voor 2013, maar voor zulke werken tel ik er gemakkelijk al eens vier of vijf jaar bij, omdat het gigantische megaprojecten zijn, die heel wat uitstel en vertraging oplopen.
Het is hier al ten overvloede gezegd dat de mobiliteitsproblematiek niet volledig wordt gevolgd in het Waasland. De containertrafiek die ontstaat omwille van het Deurganckdok, dreigt alle verkeersaders te doen dichtslibben. Daar moet dringend aan gewerkt worden. De capaciteit van het Deurganckdok is bijlange na niet volkomen bereikt.
In de leefbaarheidsstudie van het dorp Doel van 2000, die uitvoerig werd besproken in dit parlement, stond dat het Deurganckdok wel voor enige hinder zou zorgen voor het dorp en de leefbaarheid in het dorp. Maar alle elementen die een impact hebben op de leefbaarheid van het dorp Doel, zijn nu eigenlijk al gerealiseerd in het Deurganckdok. Wat nu nog gerealiseerd wordt, gaat steeds verder van het dorp weg, zodanig dat we mogen aannemen dat de hinder nu al maximaal is. Die maximale hinder is niet van dien aard dat mensen er niet meer willen of kunnen wonen. Vandaar dat ik de beslissing van de Vlaamse Regering niet echt goed begrijp, om Doel eigenlijk op te geven. Dat is wat Jan met de pet ook niet begrijpt.
Er is een consensus in dit parlement dat, indien het Saeftinghedok er komt, Doel weg moet. Maar indien het Saeftinghedok er niet of nog niet komt, waarom moet Doel dan wel al weg?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega´s, eerst misschien een aantal voorafgaande opmerkingen. Ik heb begrepen dat het Bureau maandag heeft beslist om al deze interpellaties naar deze commissie te brengen en dat ik in deze commissie als bevoegd minister op al die vragen mag antwoorden. Ik doe geen uitspraken over beslissingen van het Bureau, dat - zoals ik al voor andere dossiers heb ondervonden - autonoom en volledig onafhankelijk beraadslaagt. (Opmerkingen van de heer Jan Penris)
Ik vermoed dat men het volste vertrouwen heeft gehad in deze commissie en dat men dat ook behoudt.
Ik moet uitdrukkelijk onderstrepen dat dit natuurlijk een heel gevoelig dossier is, voor iedereen van ons en ook voor de inwoners en ex-inwoners van Doel. Dit is een dossier waarbij het heel gemakkelijk is om te polariseren en waar heel veel emotionaliteit bij aanwezig is. In dit dossier moet met de nodige voorzichtigheid en duidelijkheid gecommuniceerd en beslist worden. Ik denk dat niets zo erg is als mensen een rad voor de ogen te draaien, onduidelijkheden te laten bestaan of beslissingen te nemen die niet duidelijk worden gecommuniceerd.
Met uitzondering van onze collega´s van het Vlaams Belang heeft elke partij, over de verschillende legislaturen heen, in dit dossier beslissingen genomen. Het is natuurlijk gemakkelijk om, als men er niet meer bij is, te verwijzen naar beslissingen die genomen zijn toen men er wel bij was.
Ik denk dat dit een grote verantwoordelijkheid van heel dit parlement vereist en dat het iets te gemakkelijk is te zeggen dat op een bepaald moment een bepaalde beslissing is genomen. Ik denk dat ik - sinds 2004 deel uitmakend van deze regering en niet gehypothekeerd door beslissingen die vroeger zijn genomen en waarover ik mogelijk tegenstrijdige verklaringen zou hebben afgelegd - streef naar duidelijkheid. Ik heb altijd heel duidelijk gecommuniceerd en heel duidelijk de lijnen geschetst waarbinnen ik dit dossier tot een goed eind wil brengen. Ik hoop dat dat niet enkel geapprecieerd wordt maar ook de mogelijkheid biedt om daarover te discussiëren, en dat gebeurt hier nu voor de tweede keer.
Mijnheer Stassen, u had het geluk een voorbereidende nota te pakken te krijgen en daar staat u nu als grote overwinnaar mee te zwaaien. Dat is wat ongewoon.
De heer Jos Stassen: Uw fractieleider in de Kamer heeft dat al heel vaak gedaan. Ik heb dat van hem afgekeken.
Minister Kris Peeters: ?The only duty´ van de oppositie is om oppositie te voeren.
Dit is een heel gevoelig dossier. Ik zal trachten een aantal heel concrete zaken die hier vandaag aan bod zijn gekomen, verder toe te lichten. Ik ga ervan uit dat ik niet hoef te herhalen wat ik de vorige keer al heb gezegd en dat de stukken dus zijn nagelezen.
Wat het behoud van de historische gebouwen in Doel betreft, staat in de richtlijnen van de plan-MER met betrekking tot de studie naar de effecten op mens en ruimtelijke aspecten op bladzijde 18: ?De mogelijkheid kan worden onderzocht of Doel niet voorbehouden en uitgebouwd kan worden als een site met beperkte niet-verblijfsfuncties. Conform die richtlijnen zal in de plan-MER onderzocht worden of en onder welke voorwaarden een dergelijke beperkte niet-verblijfsfunctie voor Doel mogelijk is, uitgaande van het onderzoek met betrekking tot de verschillende MER-disciplines en voor zover relevant op planniveau. Op basis van onder meer de resultaten van de plan-MER kan dan bij de goedkeuring door de Vlaamse Regering van de afbakenings-GRUP al dan niet ruimte voor behoud van historische kern en gebouwen in Doel met beperkte niet-verblijfsfunctie worden voorzien. In afwachting zijn er bewarende maatregelen voor de windmolen op de dijk, de kerk, het Hooghuis, de pastorij en de begraafplaats genomen.?
Een volgende vraag betreft het verwerven van niet in der minne verworven gebouwen. De nieuwe GRUP zal de juridische basis leveren voor de opmaak van een onteigeningsplan voor de resterende percelen en gebouwen te Doel die op dat moment nog niet in der minne verworven zijn.
Op 24 juli 1998 keurde de Vlaamse Regering het sociaal begeleidingsplan Doel goed. De beslissing van de Vlaamse Regering van 19 mei 2000 inzake de evolutie van de leefbaarheid van de woonkern Doel in een gefaseerde ontwikkeling van het havengebied in het Linkerscheldeoevergebied bevestigt de uitvoering van het sociaal begeleidingplan Doel tot uiterlijk 31 december 2003. Vanaf 1 januari 2004 zal worden overgegaan tot de gedwongen onteigeningen. Met de schorsing van het gewestplan van 2000 door de Raad van State verdween de rechtsgrond voor die onteigeningen. Tot op heden verworven gebouwen in het woongebied Doel werden dan ook enkel in der minne verworven. Het betreft 94 percent van de gebouwen in de woonkern Doel die voorheen eigendom waren van particulieren.
Het sociaal begeleidingsplan beoogde gezinnen die Doel wensten te verlaten, de mogelijkheid te geven zich op een evenwaardige manier elders te vestigen. Tot 31 december konden alle inwoners van Doel ingaan op het aanbod van het sociaal begeleidingsplan. Er kan dan ook moeilijk worden gesproken van discriminatie in hoofde van de inwoners van Doel die uiteindelijk beslisten niet in te gaan op dit aanbod.
Wat het tijdelijk woonrecht betreft, heeft de Vlaamse Regering op 19 mei 2000 gesteld dat de woonkwaliteit en de woonzekerheid van de woonkern Doel via het tijdelijk bewoningsrecht werd bestendigd. De beslissing van de Vlaamse Regering van 27 april 2001 inzake het verlenen van een tijdelijk bewoningsrecht ter garantie van de woonzekerheid en de woonkwaliteit in Doel regelde het tijdelijk bewoningsrecht door middel van een zakelijk recht van bewoning. De beslissing stelde dat het zakelijk recht van tijdelijke bewoning inhoudt dat de bewoners geen klassieke huurders zijn en geen vergoeding kunnen eisen voor het feit dat ze uiteindelijk de woning moeten verlaten. Het zakelijk recht van tijdelijke bewoning werd verleend aan inwoners van de woonkern Doel tot 31 december 2006. Wanneer je een zakelijk recht van tijdelijke bewoning toekent met als einddatum 31 december 2006, dan vervalt dat recht zodra die datum is overschreden. Als we niets hadden gedaan en dus geen beslissing hadden genomen, dan was dat tijdelijk zakelijk recht zonder voorwerp geweest.
Mijnheer Wymeersch, het zakelijk recht van tijdelijke bewoning werd binnen de voorwaarden van het tijdelijk bewoningsrecht en de wettelijke regels zoals de Wooncode en het recht op retrocessie ten volle uitgevoerd door het intergemeentelijk samenwerkingsverband Land van Waas. De huidige situatie is sinds de beslissing van de vorige regering zodanig geëvolueerd dat het nu niet anders kan dan die beslissing te nemen. Dat suggereert u. U legt bepaalde verantwoordelijkheden bij dat intergemeentelijk samenwerkingsverband.
De heer Frans Wymeersch: Ik suggereer dat niet, ik zeg dat.
Minister Kris Peeters: Ik drukte me wat voorzichtiger uit.
Volgens de beslissing van de Vlaamse Regering van 27 april 2001 ?kon een zakelijk recht enkel worden verleend aan de inwoners van Doel die binnen het toepassingsgebied van het sociaal begeleidingsplan Doel vallen. Omwille van het behoud van de woonkwaliteit in de woonkern van Doel werd echter beslist om tot 31 december 2006 ook nieuwe bewoning toe te laten in niet-bewoonde woningen.?
We hebben inderdaad vastgesteld dat heel wat kandidaat-bewoners vaak lang en soms tevergeefs op de behandeling van hun aanvraag moesten wachten. Een van de redenen hiervoor was dat heel wat woningen niet voldeden aan de Wooncode. Na onderzoek werd zowat de helft van de woningen in de categorie zware renovatiewerken of krot ondergebracht. Het intergemeentelijk samenwerkingsverband Land van Waas renoveerde en renoveert de woningen die deze minimale kwaliteit niet halen en waarvan de renovatiewerken binnen het bestek van een tijdelijke bewoning gerechtvaardigd en haalbaar zijn. Heel wat woningen werden gekraakt en/of geplunderd en nadien in een niet meer bewoonbare staat achtergelaten. Daarnaast kon een aantal woningen in het begin niet ter beschikking worden gesteld omdat voormalige eigenaars niet bereid waren te verzaken aan hun recht van retrocessie. Bovendien werden in het voorjaar 2006 heel wat krakers geregulariseerd, waardoor de kandidaten op de reguliere lijst niet langer meer aan bod kwamen.
Intussen is het duidelijk dat er geen tweede bouwvergunning voor een tweede getijdendok op de Linkerscheldeoever zal worden afgeleverd in 2007. Een nieuwe beslissing van de Vlaamse Regering over de problematiek van het tijdelijk woonrecht te Doel was dan ook vereist en is genomen op 13 maart 2007. Bij deze beslissing werd afgewogen of een verlenging van het tijdelijk woonrecht opportuun is gelet op de beslissingshistoriek en het tijdspad dat ik heb geschetst, zeker wat het strategisch plan voor de haven van Antwerpen en de opmaak van de plan-MER en in 2008 het GRUP betreft. Het is dat GRUP dat definitief een nieuwe ruimtelijke bestemming zal geven in functie van de voorziene ontwikkelingen.
De beslissing die we hebben genomen om te verlengen tot 1 september 2009 houdt rekening met heel het tijdspad en met alle elementen die in de loop van de jaren zijn beslist en uitgevoerd. We geven de huidige bewoners de nodige tijd om zich daarnaar te schikken.
Dit is een moeilijk dossier, waarin ook minister Keulen heel duidelijk heeft gecommuniceerd zodra de beslissing van de Vlaamse Regering was genomen. Deze beslissing is in consensus genomen door alle partijen die deel uitmaken van de Vlaamse Regering.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de minister, u hebt me de afgelopen drie jaren nog niet vaak ontgoocheld maar uw antwoord van vandaag compenseert dat ruimschoots. Het merendeel van mijn vragen hebt u niet beantwoord. Een deel van uw antwoorden is u ingefluisterd door precies diegenen die verantwoordelijk zijn voor de huidige gang van zaken in Doel. Ik heb ze daarnet de handlangers en de collaborateurs genoemd.
Ik herhaal mijn vraag. Waarom is er geen rekening gehouden met de regeringsbeslissing van 19 mei 2000? Er zijn ook nog andere beslissingen genomen, maar u schermt met de regeringsbeslissing van 27 januari 2001 inzake het zakelijk recht voor tijdelijke bewoning. Het ene spreekt het andere niet tegen. De beslissing van 19 mei 2000 was een principebeslissing. Daarin staat duidelijk dat voor de woonkern Doel, de woonkwaliteit en de woonzekerheid bestendigd worden tot de datum van aflevering van een bouwvergunning van een tweede getijdendok. Dat hebben uw voorgangers in de Vlaamse Regering beslist. Als u op 27 januari overging tot het vastleggen van een zakelijk recht van tijdelijke bewoning dat afloopt op 31 december 2006, dan had u perfect op 31 december 2006 op basis van de beslissing van 19 mei 2000, dit zakelijk recht kunnen verlengen. Dat gaat u nu doen tot 2009. U gaat me nu toch niet vertellen dat u dat recht eind 2009 nog eens voor twee jaar zult verlengen.
U hebt niet geantwoord op mijn vraag waarom een uitholling van het woonrecht werd toegelaten. U schermt met de antwoorden die u zijn ingefluisterd door de uithollers van het woonrecht zelf. Ik heb u daarnet de problematiek van het retrocessierecht geschetst. Uw voorgangers, minister Van Grembergen en minister Gabriels, zwaaiden destijds met een juridisch advies van de federale belastingdienst om te beslissen dat de paraplu van het retrocessierecht niet opgaat. Nu komt u daar zelf terug mee aanzetten. U gaat daarmee regelrecht in tegen de uitlatingen van twee van uw voorgangers.
Mijnheer de minister, u hebt ook niet geantwoord op de vraag op welke wettelijke basis men een aantal eigenaars, die er nu nog zijn, zal onteigenen. Men gaat een juridische procedure uitwerken, daar bent u dus mee bezig. Hoe zult u de discriminatie tussen de Doelenaars die gebruik hebben gemaakt van het sociaal begeleidingsplan en degenen die blijven wonen, wegwerken? U zegt dat het uw zaak niet is, maar in feite zegt u: ?Het is mijn zaak niet, ze hadden ook maar moeten verhuizen, ze hadden ook maar moeten gebruikmaken van het sociaal begeleidingsplan.?
Ze hadden maar in de wortel die u voor hun neus hebt gehangen, moeten bijten. Of er nu één is, of twee, of 75, dat maakt niet uit, er wordt gediscrimineerd. De hamvragen die ik heb gesteld, maar die ook door de heer De Cock prachtig werden verwoord, zijn: hoe is het mogelijk dat, gebaseerd op de beslissing van 19 mei 2000, er op dit ogenblik nog geen zicht is, laat staan een aanvraag, laat staan een aflevering van een bouwvergunning voor een eventueel bijkomend dok? Hoe is het mogelijk dat men nu beslist om het dorp in Doel af te breken en de bewoners die er nu nog zijn, weg te jagen? Op welke basis doet men dat?
Dat gaat heel wat mensen hun petje te boven. Dit kan niet. Mijnheer De Cock, het is jammer, maar ook verhelderend, als de minister zegt dat die beslissing wordt gedragen door de voltallige regering, waarin alle meerderheidspartijen zijn betrokken, dat ook uw partij solidair met de regering, met de ministers Peeters en Keulen heeft beslist om tot afbraak en evacuatie van het dorp Doel over te gaan.
Mijnheer de minister, u hebt me zwaar ontgoocheld. U hebt een beslissing genomen die u nog altijd kunt herroepen. U kunt met de regering nog altijd de beslissing van 23 maart herroepen. Dat kunt u perfect. Maar u hebt nu beslist dat er een dorp van de aardkloot moet verdwijnen. Een aantal zogenaamd waardevolle gebouwen, monumenten en relicten zullen worden bewaard, in welke hoedanigheid moet nog worden bekeken.
De heer De Meyer heeft daar al op gealludeerd. Niet dat we tegen ons cultureel erfgoed zijn, integendeel. Wie zou ons dat durven verwijten? Maar mijnheer De Meyer, u hebt toch ooit de slogan gebruikt: ?Omdat mensen belangrijk zijn.´ Op dit ogenblik maakt dit geen opgeld meer, voor de CD&V zijn stenen en relicten veel belangrijker dan mensen.
Mevrouw De Ridder, u geeft ons in feite gelijk met uw vraag. U zegt: ?De regeringsbeslissing is wat ze is, en er is nog geen aanvraag voor een bijkomend dok, laat staan dat er een bouwvergunning zou zijn, maar we moeten bestuderen of zo´n bijkomend dok wel nodig is.? Goed, u gaat studeren. Vroeger gebeurde dat in de kandidatuur en de licentie, dat duurde minstens vier jaar. Dan nog een bouwaanvraag, een aflevering enzovoort. Terwijl u aan het studeren bent, maar dat is nu nog niet, wordt in elk geval al het dorp afgebroken.
Als dan uit de studie zou blijken dat het dok niet nodig of niet opportuun is of dat er bijkomende maatregelen moeten worden genomen voor de havenuitbreiding, dan hebben we toch al het voldongen feit dat Doel historie is geworden.
Mevrouw Annick De Ridder: Het lijkt me logisch dat als we een dergelijk infrastructuurwerk bouwen, daar studiewerk aan voorafgaat. Ik verwacht van een Vlaams Belangfractie niets anders dan dat ze dat bevestigt. Mijn enige bekommernis is, als het Deurganckdok in 2012 verzadigd is, dat we in 2007 en 2008 moeten beginnen nadenken over de eventuele haalbaarheid en wenselijkheid van een Saeftinghedok. Dat heb ik gezegd, niet meer en niet minder.
De heer Frans Wymeersch: Mevrouw De Ridder, ofwel wilt u, ofwel kunt u me niet begrijpen. Ik vrees het tweede.
Mevrouw Annick De Ridder: Dat zal veeleer aan u liggen dan aan mij.
De heer Frans Wymeersch: De discussie gaat over het afbreken van het dorp Doel. Maar waarom moet dat nu, op het moment dat er nog moet worden bestudeerd of het wel nodig zal zijn? Daar komt het op neer.
We discussiëren niet over de mobiliteit of de noodzaak. In de regeringsbeslissing wordt verwezen naar de hypothetische datum van 2007 als de vroegste datum dat er een eventuele bouwaanvraag zou kunnen worden ingediend. Het is nu 2007, en u moet nog beginnen studeren. Dat is de realiteit. Als u in 2000 zegt dat er in 2007 mogelijk een bouwvergunning wordt afgeleverd, dan kunnen we nu perfect zeggen dat dat ten vroegste in 2014 zal zijn.
We vragen ons af, en mijnheer De Cock met ons, als er ten vroegste in 2014 een bouwvergunning wordt afgeleverd, waarom in 2007 de beslissing wordt genomen dat eind 2009 Doel het spookdorp zal zijn, waarvan minister Keulen zegt dat hij het niet wil. Maar hij heeft wel mee beslist dat het een spookdorp zal worden.
De voorzitter: De heer Stassen heeft het woord.
De heer Jos Stassen: Mijnheer De Cock, u hebt een straffe uitspraak gedaan toen u zei dat u deze beslissing betreurt. Ik hoop dat u de nodige conclusies trekt als er een motie wordt voorgelegd om een aantal zaken te veranderen. Ik weet wat het is om in de meerderheid te zitten met een heel moeilijk dossier. In het verleden hebben we bewezen dat we in dat moeilijke dossier belangrijke beslissingen kunnen nemen. Ik verwijs naar het Nooddecreet, waarmee we een aantal zaken hebben opgelost. Daarin hebben we onze politieke verantwoordelijkheid genomen. Ik blijf verdedigen wat we toen hebben gedaan. Ik blijf ook de beslissing van 19 mei 2000 in al haar aspecten verdedigen, ook al waren er zaken bij waar ik niet zo gelukkig mee was. Ik heb altijd correct verdedigd wat we toen hebben beslist.
Mevrouw De Ridder, voor mij mag die studie er komen. Dat zou zelfs goed zijn. Is er noodzaak aan een bijkomend getijdendok? Het gaat over miljoenen extra containers. Daarmee kunnen we de zaken wat scherper stellen. Maar het opstarten alleen al van zo´n studie vergt een bepaalde tijd. Dan is het niet nodig om nu te beslissen over Doel.
Mijnheer de minister, het tijdelijke bewoningsrecht liep inderdaad tot 31 december 2006. De reden ervoor was, gegeven de basisbeslissing, dat zolang er geen bouwvergunning voor een nieuw dok was afgeleverd, de woonzekerheid en -kwaliteit zouden worden gegarandeerd, dat ten laatste tegen eind 2006 duidelijk zou zijn of er een nieuw dok nodig is of niet. Dat was toen de filosofie. Ik ben mee verantwoordelijk voor wat toen is beslist, maar we moeten ook de context bekijken. Er was de bouwvergunning, er waren enkele zaken uitgevoerd zoals de ontwikkeling van de Linkeroeverhaven, maar ook het tijdelijk bewoningsrecht. Toen was gezegd, en toenmalig minister-president Dewael heeft dat verklaard in het parlementair debat, dat we ten laatste in 2006 zouden weten of het Saeftinghedok wel of niet nodig zou zijn. Het lijkt dan ook logisch om in die filosofie een andere beslissing te nemen, maar blijkbaar bent u aan die kant doof. Ik blijf dat betreuren en ik hoop dat we via een motie een andere beslissing kunnen krijgen. Ik wil hierbij een motie aankondigen.
De voorzitter: De heer Cordeel heeft het woord.
De heer Marc Cordeel: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, 40 jaar geleden is de opvulling op de Linkeroever gebeurd. Ik veronderstel dat de studies 50 jaar geleden al waren gepland. Voor zulke zware infrastructuurwerken is wel wat vooruitzicht nodig. Tijdens de rit kan dat nog worden bijgestuurd, maar normaal gebeuren studies vooraf.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, er waren al twee beslissingen genomen v??r deze interpellatie: dat het Saeftinghedok voorlopig niet wordt gerealiseerd en dat het zakelijk recht voor bewoning, dat werd verlengd tot 31 december 2006, nu is verlengd tot 31 augustus 2009.
Mijnheer de minister, u hebt een belangrijke mededeling gedaan over de historische kern, het culturele erfgoed van Doel. U wilt onderzoeken hoe u dat kunt behouden en een nieuwe functie kunt geven. Daar zullen mensen bij betrokken zijn, mogelijk in andere functies dan vandaag. U wilt onderzoeken hoe u de resterende percelen kunt onteigenen, welke juridische procedures u daarvoor moet volgen. Dat probleem vergt een debat op zich. Dat kunnen we vandaag niet voeren. Juridisch zal het een moeilijke zaak zijn, maar is dat wel absoluut noodzakelijk? Moeten we dat niet behouden, zodat mensen een nieuwe rol kunnen spelen in de kern die u wenst te behouden? Dat kan op cultureel, toeristisch of recreatief gebied zijn. We moeten daarover nu niet improviseren, maar we moeten het wel onderzoeken.
De voorzitter: De heer Penris heeft het woord.
De heer Jan Penris: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, mevrouw De Ridder was sceptisch over de noodzaak van het Saeftinghedok. Haar partijgenoot, de heer Delwaide, ging ervan uit dat het Saeftinghedok nuttig en noodzakelijk was.
Mevrouw Annick De Ridder: U legt me woorden in de mond die niet correct zijn. Ik spreek me niet pro of contra uit zolang ik geen studie heb. Ik dring dus aan op het spoedig opstarten van een haalbaarheidsstudie. Als u daaruit afleidt dat ik sceptisch ben over het Saeftinghedok, dan is dat voor uw rekening. Het is zeker geen verwoording van wat ik hier nu of in de voorbije weken heb gezegd.
De heer Jan Penris: De heer Delwaide ging ervan uit dat het Saeftinghedok er moest komen. Hij had daarvoor studiemateriaal dat toen aantoonde dat het nuttig en noodzakelijk was. De huidige generatie politici trekt oude studies in twijfel, en maar goed ook. Ze vraagt om nieuwe studies. Ik steun hen daarin. Ik wil wel weten wie uiteindelijk die studie gaat betalen. Is de Vlaamse Regering van oordeel dat een studie nodig is? En zo ja, zal de regering die uitvoeren? Zo neen, wordt er gesproken met het havenbedrijf om dat bedrijf de studie te laten uitvoeren?
De heer Jos De Meyer: Het is me niet duidelijk of de heer Wymeersch en de heer Penris inzake het Saefthingedok op dezelfde golflengte zitten. Kunt u dat verduidelijken?
De heer Jan Penris: Het is eerder de vraag of de heer Van Peel en u op dezelfde golflengte zitten.
De heer Jos De Meyer: Dat is zeker en vast zo.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega´s, de heer Stassen zei het al: het zal wellicht niet de laatste keer zijn dat we over dit dossier van gedachten wisselen. Ik wil nog even benadrukken dat 94 percent van alle woningen niet langer in handen zijn van de mensen die er vroeger woonden. Veel mensen zijn op de voorwaarden van het sociaal begeleidingsplan ingegaan.
Ik kan niet antwoorden op vragen over de beslissingen van de vorige regering en onze houding ter zake. Ik ben lid van deze regering, en kan niet antwoorden op vragen over de beslissingen van de vorige regering. Ik houd me niet bezig met uit te vlooien wat daarover door de ene of de andere is gezegd. Ik wil enkel benadrukken dat de beslissing over het tijdelijk zakelijk recht tot 31 december 2006 geldig was. We hebben dat verlengd.
Mijnheer Wymeersch, het is me niet duidelijk wat u wilt aanvangen met een woning die niet beantwoordt aan de Wooncode.
De heer Frans Wymeersch: Er zijn dan twee mogelijkheden: saneren of afbreken. Het is natuurlijk gemakkelijk om onmiddellijk voor de tweede oplossing te kiezen.
Minister Kris Peeters: Afgezien van de vraag of dat gemakkelijk is of niet, wordt er duidelijk voor geopteerd om woningen die niet beantwoorden aan de Wooncode, af te breken. Dat sluit aan bij het beleid dat we vroeger en vandaag ook elders voerden en voeren.
Ik wil dit debat niet heropenen. Ik heb duidelijk begrepen welke vragen en knelpunten in deze commissie leven. Zoals de vorige keer heb ik daarop geantwoord.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door de heer Wymeersch, de heer Stassen en de heer De Meyer werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.