Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 08/03/2007
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de financiële implicaties van de gemeentelijke zoneringsplannen voor waterzuivering
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in de beleidsbrief Leefmilieu bevestigde de minister dat de uitvoering van de richtlijn Stedelijk Afvalwater op maximale snelheid wordt gehouden. Ik citeer uit de beleidsbrief: "De gemeentelijke zoneringsplannen voor waterzuivering worden aan een openbaar onderzoek onderworpen en definitief vastgesteld. Het concept voor de uitvoeringsplannen wordt uitgewerkt en de subsidieregeling voor gemeentelijke rioleringen wordt vereenvoudigd en aangepast met het oog op een effectieve en efficiënte uitvoering van de projecten." (Parl. St. Vl. Parl. 2006-07, nr. 977/1, p.6)
De zoneringplannen werden voorgelegd aan de gemeenten. Hierover wordt ook een openbaar onderzoek voorzien. De minister erkent dat het zoneringsplan enkel een beleidsvisie is, die nog moet worden gekoppeld aan een investeringsplan, zodat zekerheid ontstaat dat het zoneringsplan ook werkelijk gerealiseerd wordt. Hiertoe heeft de minister beslist om uitvoeringsplannen op te maken, die alle investeringen vastleggen en bepalen wie welke werkzaamheden moet uitvoeren.
Voor de gemeentebesturen is het van groot belang om de financiële gevolgen van de gemeentelijke zoneringsplannen goed te kunnen inschatten. Het is niet de eerste maal dat dit thema hier wordt besproken en ik ben ervan overtuigd dat het vandaag niet de laatste keer zal zijn. Jaren geleden wees de heer Matthijs reeds op de enorme financiële consequenties van deze Europese kaderrichtlijn. Zijn woorden waren toen bijna profetisch. Ook de VVSG vraagt aan de minister om te werken met realistische uitvoeringstermijnen en wijst op de bijzonder zware financiële consequenties.
Mijnheer de minister, hoe hebben de gemeenten gereageerd op de voorgestelde zoneringsplannen? Zijn de reacties overwegend positief of negatief en hoeveel gemeenten hebben de plannen aanvaard of bezwaar aangetekend? Zijn er eventuele nuances aangebracht?
Hoeveel bedraagt de totale kostprijs op Vlaams niveau en welk deel dient door wie betaald te worden?
Is de minister ervan overtuigd dat de gemeenten vandaag over voldoende elementen beschikken om op een doordachte wijze te kunnen oordelen over de totale kostprijs van de voorgelegde plannen?
Staat de techniek op punt om de zoneringsplannen effectief te realiseren? Zijn de beste beschikbare technieken voorhanden, onder meer in verband met afvoer, leidinggrootte, pompafstand en dergelijke?
Wordt er ondertussen verder gewerkt aan een vereenvoudigde en betere subsidieregeling voor gemeentelijke rioleringen? Hoever staat het hiermee? Zullen deze subsidies toereikend zijn, in het bijzonder voor steden en gemeenten met een groot buitengebied, die relatief gezien grotere kosten zullen hebben?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, ik heb op een andere parlementaire vraag hierover al wat tekst en uitleg gegeven. Ik meen dat de zoneringsplannen in het algemeen goed onthaald worden en dat de nodige dynamiek bij de gemeenten aanwezig is om dat aan te pakken. Ik wil alle lokale mandatarissen in deze commissie en erbuiten die daartoe bijdragen, hiervoor danken.
Zoals u weet, verloopt het vaststellen van het zoneringsplan in verschillende fasen. De eerste fase is het versturen van het voorontwerp van zoneringsplan aan de gemeente. Eind februari werden de laatste voorontwerpen bezorgd aan de gemeenten. Na deze zending beschikt de gemeente over een termijn van 90 dagen om haar keuze omtrent individuele of collectieve zuivering te maken. Voor 144 gemeenten was einde februari deze termijn verstreken. 80 percent van deze gemeenten stuurden reeds hun reactie in. De rest van de gemeenten vroeg een verlenging van de termijn aan. Het merendeel van deze gemeenten reageerde conform de voorziene vrijheidsgraden.
Op basis van de ontvangen reactie, maakt de VMM nadien het ontwerp van zoneringsplan op. Dit plan moet door de gemeente onderworpen worden aan een openbaar onderzoek. Eind februari hadden 22 gemeenten hun ontwerp ontvangen en konden zij starten met het openbaar onderzoek. Na het doorlopen van het openbaar onderzoek, het verwerken van de ingediende reacties en de goedkeuring van het eventueel aangepaste plan door de gemeenteraad, kan ik overgaan tot de definitieve goedkeuring van dit plan. Geen enkele gemeente bevindt zich op dit ogenblik in deze eindfase. De eerste definitieve plannen zullen pas einde 2007 ter beschikking zijn en het zal tot medio 2008 duren voor elke gemeente over haar eigen definitief goedgekeurd plan beschikt.
Een concrete raming van de kostprijs op gemeentelijk en bovengemeentelijk niveau, zoals u vraagt, kan ik momenteel niet maken. Ze kan pas worden gemaakt na het vastleggen van het definitieve zoneringsplan. In de fase tussen de opmaak van het voorontwerp van zoneringsplan en de totstandkoming van het definitieve plan doen zich immers een aantal belangrijke verschuivingen voor, die zowel invloed hebben op de totale kostprijs als op het aandeel van zowel de gemeente als het gewest bij de realisatie van het plan.
Op de cd-rom die alle gemeenten ontvangen bij het voorontwerp van zoneringsplan, bevindt zich een overzicht van eenheidsprijzen en de lengte van de rioleringen per zone. Deze informatie laat de gemeenten toe om een eerste inschatting te maken van de kostprijs. De eenheidsprijzen werden afgeleid uit de evaluatie van de dossiers die werden goedgekeurd in het kader van het subsidiebesluit voor de gemeentelijke riolen. Indien de gemeenten beschikken over meer specifieke eenheidsprijzen, kunnen ze uiteraard ook die prijzen gebruiken om een eerste raming op te maken. Daarnaast werd op het voorontwerp van zoneringsplan al indicatief weergegeven waar zich mogelijke overnamepunten tussen het gemeentelijke en het bovengemeentelijke stelsel bevinden. De VVSG beaamde reeds dat de gemeenten over voldoende informatie beschikken om een eerste inschatting te maken van de financiële inspanningen die hun de volgende jaren te wachten staat. Een meer gedetailleerde analyse van de kostprijs zullen de gemeenten ontvangen bij de opmaak van de gebiedsdekkende uitvoeringsplannen.
Bij het opstellen van de methodologie voor de zoneringsplannen is er uitgegaan van de technieken die ter beschikking waren op de rioleringsmarkt en die in onze buurlanden reeds hun degelijkheid hebben bewezen. De technieken van de volledig gescheiden stelsels, zowel gravitair als via persleiding, gekoppeld aan pompputten, werden op dat ogenblik nog maar in beperkte mate toegepast in Vlaanderen. Met de opkomst van de volledig gescheiden stelsels, aangemoedigd door een verhoogd subsidiepercentage ingesteld via de aanpassing van het subsidiebesluit in 2002, werden ook in Vlaanderen steeds meer van dergelijke stelsels aangelegd en wordt voortdurend bijkomende ervaring opgedaan.
In 2005 werden de meest recente aanpassingen doorgevoerd aan het subsidiebesluit. Hiermee werd tegemoetgekomen aan de meest dringende en noodzakelijke vereenvoudigingsnoodzaken, zoals een significante inkorting van de procedure via de toepassing van artikel 20, indien de situatie dit vereist. Het is ook aangewezen om een fundamentele aanpassing van het subsidiebesluit te laten sporen met het concept van het gebiedsdekkend uitvoeringsplan. Mijn administratie is hier volop mee bezig.
Wat de financiering van het subsidiebesluit betreft, heb ik ervoor gezorgd dat er voldoende middelen werden vrijgemaakt om de opgelopen subsidieachterstand bij het begin van de zittingsperiode weg te werken. Ik zal in de toekomst bijkomende middelen ter beschikking stellen om de doelstelling van de Kaderrichtlijn Water te halen. Zoals u weet, is dat een heel zware en belangrijke doelstelling. In 2008 is er sprake van 25 miljoen euro extra en in 2009 van 50 miljoen euro extra. Tegen 2009 zal er recurrent ongeveer 120 miljoen euro door het Vlaamse Gewest ter beschikking worden gesteld voor de subsidiëring van de gemeentelijke rioleringen. Sommigen vinden dit nog te weinig, maar het lijkt me toch een belangrijke injectie. Het is misschien moeilijk voor gemeenten om te investeren in iets dat onder de grond zit, en niet erboven. Er zijn echter belangrijke inspanningen gedaan. Dat zal ook in de toekomst het geval zijn.
Naast de verhoogde steun van het Vlaamse Gewest heb ik het, door de reorganisatie van de watersector, ook voor de gemeenten mogelijk gemaakt om in een structurele en fiscaal voordelige financiering te voorzien, via de saneringsbijdrage op de drinkwaterfactuur. Het lijkt me belangrijk dat nogmaals te onderstrepen. Gelet op de Europese Kaderrichtlijn Water zullen de gemeenten immers voort prioriteit moeten geven aan de maximale aansluiting van het afvalwater op de collectoren die naar de zuiveringsstations leiden. Uiteraard moet dit via uitvoeringsplannen gebeuren die realistisch zijn en ook rekening houden met de opnamecapaciteit van de bouwmarkt. De Kaderrichtlijn Water laat expliciet toe dat er rekening wordt gehouden met dergelijke factoren.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de minister, u hebt gelijk als u zegt dat de zoneringsplannen op zich inhoudelijk worden geapprecieerd door de gemeentebesturen. U hebt ook gelijk als u erop wijst dat er ter zake nog een evolutie is wat de beste beschikbare technieken betreft, en dat we ons mee laten inspireren door buitenlandse ervaringen. U zult echter ook uit mijn vraag hebben begrepen dat ik genuanceerder ben wat de financiële gevolgen betreft. Ik erken dat er een belangrijke financiële inspanning wordt geleverd, maar ik ben er rotsvast van overtuigd, na gesprekken te hebben gevoerd met vele collega's in mijn eigen regio en daarbuiten, dat het geld dat morgen ter beschikking zal zijn, onvoldoende zal blijven om op een realistische wijze de vooropgestelde timing te halen. Ik vind dat we dat regelmatig duidelijk moeten maken aan de Vlaamse Regering.
De heer Patrick Lachaert: Misschien kan er een andere oplossing komen. Er zijn andere mogelijkheden dan de gesuggereerde. Als de lat iets lager wordt gelegd wat de gemeentelijke opdracht betreft, en iets hoger wat de gewestelijke opdracht betreft, rekening houdend met het feit dat het gewest zeer goedkoop kan lenen, dan zijn er misschien mogelijkheden.
Mevrouw Tinne Rombouts: Ik wil de heer De Meyer bijtreden. Sommige gemeenten hebben ook al in het verleden aanzienlijk geïnvesteerd in een rioleringsstelsel, maar worden ook nog geconfronteerd met een heel zware kostprijs wat de buitengebieden betreft, waar er heel veel IBA's moeten komen. Het is heel belangrijk dat die gemeenten, met het oog op hun berekeningen en langetermijnplanning, de zekerheid hebben dat Vlaanderen hen de komende jaren zal blijven steunen. Het kan niet dat die steun over enkele jaren zou wegvallen, omdat de nodige middelen niet kunnen worden vrijgemaakt.
De heer Patrick Lachaert: De gemeentelijke inspanning is begroot op 780 miljard oude Belgische frank.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: U herinnert zich dat ik in 2006 een vraag gesteld heb over IBA's (Hand. Vl. Parl. 2005-06, nr. C139). Ik geloof dat u daar nu mee bezig bent, want momenteel wordt er al nieuwbouw gezet.
De voorzitter: Op die vraag werd op 15 februari 2007 een antwoord geformuleerd (Hand. Vl. Parl. 2006-07, nr. C104).
Het incident is gesloten.