Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 27/02/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Jans tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de toename van het aantal abortussen bij allochtone meisjes en vrouwen
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, in 2005 ondergingen 17.314 Belgische vrouwen een abortus. Dat zijn de meest recente cijfers waarover ik beschik. We worden geconfronteerd met grote regionale verschillen ter zake. In Vlaanderen wordt één op tien zwangerschappen afgebroken, in Wallonië één op acht en in Brussel één op vijf. Nog steeds is de voornaamste oorzaak van een ongewenste zwangerschap het foutief of niet gebruiken van anticonceptie. Bij de abortuscliënten ligt vooral het aandeel allochtone vrouwen en meisjes bijzonder hoog. Een licentiaatsverhandeling van 2004 besluit dat op dat ogenblik 40 percent van alle cliënten van allochtone afkomst was. Een vierde van de totale groep cliënten verblijft minder dan vijf jaar in ons land, vaak in precaire omstandigheden. Tellen we daar nog de vrouwen en meisjes van de tweede generatie bij, dan bereiken we inderdaad dat cijfer van 40 percent.
Onderzoek toont eveneens aan dat de kans op psychologische problemen ten gevolge van een abortus afhankelijk is van heel wat factoren: een lage sociaaleconomische status, leeftijd - hoe jonger, hoe groter de kans op problemen naderhand - ,een laag opleidingsniveau, emotionele problemen in de voorgeschiedenis, een vermijdende verwerkingsstijl enzovoort. Voor vrouwen die minder dan vijf jaar in ons land verblijven en die zelf aangeven dat ze in precaire omstandigheden leven, kunnen we ervan uitgaan dat ze vaak te maken hebben met deze factoren. Dat is een conclusie die ik hier zelf uit trek.
Mevrouw de minister, de voornoemde licentiaatsverhandeling is geschreven op vraag van Sensoa, een instelling waarmee we nauw samenwerken. Hebt u kennis genomen van dit onderzoek? Welke initiatieven overweegt u om de beperkte kennis van anticonceptie bij allochtone meisjes en vrouwen te verbeteren? Er worden al goede initiatieven genomen om moeilijke doelgroepen te bereiken. Dat wil ik beklemtonen. Hoe kunnen we die bestaande initiatieven tot bij de doelgroep krijgen? Dat blijft een grote uitdaging. Welke initiatieven plant u met betrekking tot de psychologische nazorg? Abortus is een ingrijpende ervaring voor elke vrouw die deze ingreep ondergaat. Om die ingrijpende gevolgen te beperken, lijkt het me belangrijk om initiatieven te organiseren voor de psychologische nazorg. Zal er hierbij sprake zijn van gerichte acties ten aanzien van allochtonen en jonge allochtonen?
De voorzitter: De heer Strackx heeft het woord.
De heer Felix Strackx: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte leden, ik wil verwijzen naar de vraag om uitleg die ik heb gesteld op 10 oktober 2006, dus nog niet zo lang geleden. Toen is dit onderwerp ook aan bod gekomen. Ik heb toen een aantal zeer kritische bedenkingen geuit over het huidige beleid, en dan meer specifiek over de initiatieven voor allochtone vrouwen en mannen. Mevrouw de minister, u hebt toen verwezen naar de Idriss-voorlichtingskoffer en de onthaalbrochures voor nieuwkomers. De studie waarnaar nu wordt verwezen, is natuurlijk al wat ouder. Ik weet niet wanneer men is begonnen met de acties die u toen hebt aangekondigd. Misschien zijn de resultaten daarvan nog niet verwerkt. Misschien was dit nog niet operationeel toen de studie werd uitgevoerd. Ik had zeer kritische bedenkingen bij de nazorg die momenteel wordt verstrekt. Die is onvoldoende uitgewerkt. Ik vond uw antwoord toen tamelijk zwak.
Mijn collega komt er nu op terug. Kunt u ons nieuwe elementen meedelen?
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mevrouw de minister, het gaat hier om een licentiaatsverhandeling over abortus. Zwangerschapsafbreking wordt geregistreerd en om de twee jaar verschijnt het rapport van de Nationale Commissie ter Evaluatie van de wet op de Zwangerschapsafbreking. Op basis van de voorbije rapporten heeft Johan Van Bussel van het Centrum voor Relatievorming en Zwangerschapsproblemen (cRZ) in Leuven een onderzoek gedaan. Over het punt dat nu aan bod komt, kunnen we echter niet zo veel bijleren in de studie van Van Bussel. Dat is ook niet mogelijk, omdat de verplichte vragenlijsten over zwangerschapsafbreking in de centra en de ziekenhuizen daarover niet rapporteren. Ik heb er het laatste verslag op nagekeken. Alleen de woonplaats van de vrouw en het continent waaruit ze afkomstig is worden geregistreerd. Het evaluatierapport is in het leven geroepen om de regering en het parlement toe te laten de regelgeving en de preventie te evalueren. Op basis van de huidige registratie is het niet mogelijk om conclusies te trekken over het punt dat vandaag voorligt.
Komt het evaluatierapport ooit op de agenda van uw besprekingen met de federale minister van Volksgezondheid? Om een goed beleid te kunnen uitstippelen inzake preventie en nazorg is een betere registratie nodig. Hebt u dat al kunnen aankaarten of zou u dat kunnen doen?
Het lijkt me evident dat er verder onderzoek nodig is naar cijfers, middelen en beleving. Niet alleen voor de preventie is het belangrijk om te weten waarom iemand kiest voor zwangerschapsafbreking. Ook voor de nazorg is meer informatie belangrijk. Daarvoor schiet het nationale rapport tekort. Ik denk wel dat men in bepaalde centra achteraf vragen stelt. Bij mijn weten is die terugkoppeling echter heel beperkt en vrijblijvend. Verder onderzoek is dus ook nodig om de nazorg goed te kunnen organiseren. Het gaat dan om de beleving van abortus, zowel bij allochtone vrouwen als bij de Vlaamse bevolking.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Sara Vissers heeft haar licentiaatsstudie over dit onderwerp geschreven in opdracht van Sensoa. Vermits Sensoa mijn belangrijkste partnerorganisatie is voor het thema seksuele gezondheid, was ik uiteraard op de hoogte van de resultaten. Het aandachtspunt werd ook opgenomen in de jaarlijkse bespreking voor het jaarplan van Sensoa.
De preventie van ongeplande zwangerschap en het stimuleren van het juiste gebruik van anticonceptie zijn belangrijke doelstellingen voor meerdere partnerorganisaties, in de eerste plaats voor Sensoa. Die onderwerpen maken integraal deel uit van het concept 'Goede Minnaars'. Deze visie werd ontwikkeld en wordt gedragen door het werkveld dat betrokken is bij relationele en seksuele vorming van kinderen en jongeren. Dit thema vormt ook een van de belangrijkste doelstellingen van de commissie anticonceptie van Domus Medica, de vroegere Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (WVVH). Op diverse manieren blijven ze dit thema hoog op de agenda plaatsen: het integreren van modules in de opleiding huisarts, het organiseren van bijscholingen, het overleggen met CLB-artsen en het ijveren voor een zo toegankelijk mogelijke anticonceptie via sensibilisatie van artsen.
Specifiek voor allochtone vrouwen en meisjes is er de laatste jaren heel wat gebeurd. Sensoa heeft een programma 'Allochtonen en aidspreventie'. Dit programma focust op het cultuurgevoelig maken van het aanbod op het gebied van seksuele gezondheid en op het ondersteunen van specifieke interventies bij etnisch-culturele minderheden in Vlaanderen. Het bestaat vier jaar en heeft al heel wat bereikt.
Concreet resulteert dat in het opstarten van een netwerk van experten en organisaties die deze doelgroep vertegenwoordigen of die zich tot deze doelgroep richten. De doelstelling is: het thema seksuele gezondheid bij deze actoren op de agenda plaatsen en ervoor zorgen dat de dialoog hierover kan worden aangemoedigd. Om dit te realiseren organiseerde Sensoa ook een congres over 'Seksuele gezondheid en culturele diversiteit'. Daarnaast wordt er ook anderstalig preventiemateriaal ontwikkeld zoals brochures met basisinformatie. Ook anderstalige brochures die door buitenlandse partnerorganisaties ontwikkeld werden, kunnen via Sensoa besteld worden.
In samenwerking met het International Centre for Reproductive Health en met de onthaalbureaus van Oost-Vlaanderen en Brussel, ontwikkelt Sensoa een educatieve module over seksuele gezondheid voor nieuwkomers. Deze module heet de Idriss-koffer. Het doel van deze koffier is voorlichting geven over anticonceptie, vruchtbaarheid en seksueel overdraagbare aandoeningen aan nieuwkomers, bewoners van asielcentra en leerlingen in onthaalklassen. De onthaalbrochures werden in negen talen ontwikkeld. Ze worden gratis verspreid bij artsen, onthaalbureaus, asielcentra en CAW's. Ze omvat informatie over anticonceptie en vruchtbaarheid.
Sensoa heeft ook onthaalkaarten ontwikkeld om tussenpersonen te ondersteunen bij het verstrekken van informatie aan allochtonen. De onthaalkaarten hebben identiek dezelfde inhoud als de onthaalbrochure, werden vertaald in acht talen en zijn bestemd voor individueel gebruik door artsen, psychologen, maatschappelijke werkers en andere hulpverleners die een allochtone patiënten- en cliëntenpopulatie hebben. In 2006 werd deze koffer uitgebreid getest in het asielcentrum van Broechem. Dat bleek een groot succes te zijn. Daarom zal Sensoa dit materiaal in 2007 ook aan de andere asielcentra bezorgen. Het is de bedoeling dat deze module permanent deel uitmaakt van de cursussen maatschappelijke oriëntatie binnen de inburgeringstrajecten. Minister Keulen heeft hierop al gereageerd. Hij engageert zich om het materiaal dat vanuit Welzijn aangeboden wordt, te gebruiken. Opvangcentra voor asielzoekers kunnen ook een beroep doen op Sensoa voor vorming en voor specifiek preventiemateriaal. Sensoa is het 'national focal point' voor het Europese project 'Aids & Mobility'. In gesprekken met Kind en Gezin werd beslist om de Idriss-koffer te gebruiken in de inloopteams en de prenatale steunpunten. Vanaf mei 2007 kunnen tussenpersonen de onthaalkaarten over anticonceptie in acht talen downloaden van de website van Sensoa.
Eigenlijk draait het in hoofdzaak om emancipatie en 'empowerment' van moslimvrouwen. Dat is een aandachtspunt dat we opnemen vanuit Welzijn zelf. We willen dat niet alleen overlaten aan het sociaal-cultureel werk, aan zelforganisaties en aan onderwijs. Empowerment is een van de twee pijlers van het beleid van Sensoa voor allochtonen. Niet alleen moeten allochtonen in het algemeen een sterkere maatschappelijke positie innemen, maar binnen de allochtone gemeenschappen moeten bepaalde groepen ondersteund worden om zich te kunnen emanciperen. Vandaar dat het samenwerken met een organisatie zoals het Steunpunt Allochtone Meisjes en Vrouwen prioritair is voor Sensoa. In het op te richten netwerk zullen ze dan ook verder een centrale rol spelen.
Graag wil ik u er attent op maken dat cultuurverschillen traag evolueren. Waarden en normen veranderen niet zo snel. Dit programma is nu vier jaar bezig en is erg afhankelijk van andere programma's. Sensoa moet bij dit thema vooral samenwerken met andere partners zoals het onderwijs, want ook allochtonen zijn schoolplichtig. Uit onderzoek van Dokter Telidja Klaï komt de belangrijke rol van de leerkracht duidelijk naar voor: de leerkracht is de eerste 'persoonlijke' informatiebron en de derde informatiebron na de lessen biologie en de media. Hieruit blijkt nogmaals hoe belangrijk goede relationele en seksuele vorming op school is. Om dit resultaat te ondersteunen en een goede implementatie te garanderen, ontwikkelde Sensoa een vorming over relationele en seksuele vorming in multiculturele klassen. Dit houdt voornamelijk in dat zij het begrip 'Goede Minnaars' aanpassen aan de specifieke thema's en problematieken van de allochtone jongeren. Uiteraard werkt niet alleen Sensoa met deze problematiek. Er zijn ook de vzw's PASOP en Gh@pro (Gezondheidshuis voor Antwerpse prostitutie). Uiteraard ondersteunen we ook het Instituut voor Tropische Geneeskunde.
In Vlaanderen staan tal van organisaties in voor de begeleiding van vrouwen die kiezen voor het behoud van de zwangerschap. Vooraleerst is er het cRZ. Deze organisatie staat specifiek in voor de begeleiding van allochtone en autochtone tienermoeders en tienervaders bij hun keuze voor behoud of voor abortus. Het zorgt ook voor de verdere ondersteuning. Vrouwen met vragen over ongeplande zwangerschap kunnen bij het cRZ terecht op een telefonische hulplijn: de cRZ-luistertelefoon. Dit initiatief is anoniem, gratis en laagdrempelig, wat voor deze doelgroep stimulerend kan werken. Deze organisatie kreeg recent een projectsubsidie van 75.000 euro.
Ook de abortuscentra hebben de specifieke opdracht allochtone en autochtone vrouwen met een ongeplande zwangerschap te begeleiden bij hun keuze. En ik wil ook de Centra voor Algemeen Welzijnswerk niet vergeten die in het kader van hun drieledige opdracht, met name onthaal, begeleiding en preventie, een opvang bieden voor allochtone en autochtone vrouwen met een ongeplande zwangerschap. Ook de Centra voor Leerlingenbegeleiding hebben een opvang-, begeleidings- en preventieopdracht met betrekking tot ongeplande zwangerschap.
Het evaluatierapport wordt niet besproken met de federale regering. Een betere registratie is ook geen voorwerp van deze bespreking. We proberen wel om de registratie die verloopt via het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid, expliciet als aandachtspunt op te nemen in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst die dit jaar zal worden afgesloten.
Het gaat om een heel belangrijke problematiek, die we ook heel ernstig nemen en waarvoor we verschillende initiatieven genomen hebben. We moeten echter goed beseffen dat we maar een beperkte impact hebben. Niettemin zijn er heel wat zaken in beweging gezet, bijvoorbeeld de netwerken die opgericht worden om de dialoog aan te gaan en de emancipatie te bevorderen. Zo hopen we vanuit Welzijn een positieve bijdrage te kunnen leveren.
Mevrouw Vera Jans: Mevrouw de minister, ik dank u voor dit uitgebreide antwoord, dat een mooi overzicht biedt van alle reeds bestaande initiatieven. Ik vind het zeer positief dat er een link wordt gelegd met de sector van de inburgering. Daarvoor is er natuurlijk een aanbod nodig, maar daaraan is binnen Welzijn hard gewerkt. Er zijn de koffers, de uitgewerkte pakketten. Ik ben blij dat alle asielcentra daar nu gebruik van kunnen maken en dat dit thema nog sterker de nadruk zal krijgen in de lessen maatschappelijke oriëntatie. Maar het is een moeilijke opdracht en een werk van lange adem, want men moet een cultuurverschil overbruggen en dat ligt niet voor de hand. Verschillende sectoren zullen hiervoor doorgedreven aandacht moeten hebben. Ik denk dat die moeilijke doelgroep op dit moment op de juiste manier wordt benaderd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.