Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 14/12/2006
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de bescherming van unieke poldergraslanden aan de kust
Vraag om uitleg van de heer André Van Nieuwkerke tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur over paardenfokkerijen in de kustpolders
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, geachte collega´s, op zondag 12 november werd voor de zoveelste keer een reliëfrijk poldergrasland van maar liefst 5 hectare omgezet tot akker, ditmaal in Klemskerke. De kustpolders vormen een gevarieerd eeuwenoud cultuurlandschap van historische graslanden, sloten, poelen en laaggelegen hooilanden. Ze herbergen een unieke rijkdom aan fauna en flora. Het perceel in Klemskerke ligt in een belangrijk overwinteringsgebied voor de kleine rietgans en de kolgans, vogels die omwille van hun grote aanwezigheid aan de Oostkustpolder een Europese bescherming kregen. Volgens een persbericht van Natuurpunt is het niet de eerste keer dat het provinciebestuur van West-Vlaanderen in beroep - tegen gemeentebesturen als De Haan en Zuienkerke in - het scheuren van deze historische graslanden toelaat. Men verwijt de bestendige deputatie deze beslissing, maar ze is natuurlijk autonoom om deze beslissing te nemen.
Natuurpunt dringt aan op actie van de Vlaamse overheid. Want ook de landbouw is de dupe van de historie, stelt Natuurpunt, omdat zij riskeren subsidies mis te lopen vanuit de Europese subsidiepot voor ?cross compliance´-maatregelen. Bovendien is er een bijkomend risico van wildschade omdat de graslanden gescheurd worden en een aantal vogels dus op akkers terechtkomen.
Op 31 maart 2006 zei de Vlaamse Regering bij de afbakening van het buitengebied in de regio Kustpolders-Westhoek dat ?een effectieve bescherming van de poldergraslanden gerealiseerd zal worden? en ?dit op korte termijn?.
Welke beleidsmaatregelen zijn er intussen genomen? Onderneemt de minister bijkomende maatregelen om dergelijke betreurenswaardige beslissingen van het provinciebestuur in de toekomst te vermijden? Ik heb een decreetsvoorstel van sp.a, gesteund door CD&V en de N-VA, gelezen dat een bijkomende bescherming voor de polders voorstelt. Ik vind het een lovenswaardig initiatief. Ik vraag de minister om dat voorstel eens te bekijken.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de minister, geachte collega´s, in het verleden hebben we hier al een aantal toestanden aangeklaagd, zoals de scheuring van de waardevolle graslanden van Lampernisse. Dat zorgde ook voor veel beroering en kan een beetje vergeleken worden met wat nu aan de hand is in Klemskerke.
Mijnheer de minister, mijn vraag gaat over een ander fenomeen in de kustpolders en in waardevolle graslanden, met name de paardenfokkerijen. In de polders, waar vroeger charmante boerderijtjes stonden, verschijnen nu paddocks, hangars en rijpistes met paardenfokkerijen errond. Ik heb het meer bepaald over het gebied Speien in het vogelrichtlijngebied Poldercomplex, de grens tussen Zuienkerke en Sint-Pieters bij Brugge.
Ik heb niks tegen paardenfokkerijen, maar ze moeten wel op de gepaste plaatsen worden ingeplant. Nu grazen en lopen paarden op waardevol grasland, zowel winter als zomer, waardoor heel het gebied verandert in een modderpoel. Vogels kunnen, zelfs in een beschermd gebied, niet meer landen. Door het intense gebruik zijn de gronden niet meer geschikt voor het overwinteren van ganzen en weidevogels.
Ook andere fenomenen bedreigen de polders: een van de prachtigste stukken open ruimte die we hebben. We hebben jarenlang strijd gevoerd voor het Duinendecreet, het verwerven van de duinen en het tegengaan van de bebouwing langs de kust. Ik vrees dat de druk, die zich nu verplaatst naar bepaalde kernen in de gemeenten, zich langzamerhand naar het open gebied zal verplaatsen.
Mijnheer de minister, kunt u aangeven of deze activiteiten in het kader van een aanvraag van een milieuvergunning effectief onderworpen worden aan de noodzakelijke passende beoordeling? Wat was in het concrete geval de uitspraak in het kader van de passende beoordeling en wat was het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos?
De vergunningen worden afgeleverd door gemeenten en provincies. Mijnheer de minister, hoe ziet u erop toe dat geen zaken vergund worden die kunnen leiden tot een betekenisvolle aantasting van speciale beschermingsgebieden?
Plant u een initiatief om de Vlarem-regelgeving beter af te stemmen op de Europese vogel- en habitatrichtlijnen? Kunt u een omzendbrief sturen naar gemeenten en provincies, om de toepassing van het Natuurdecreet in het kader van het verlenen van milieuvergunningen toe te lichten?
De heer Patrick Lachaert: Mijnheer de minister, zonder me met uw bevoegdheid te willen bemoeien, wil ik toch een kleine opmerking maken. Wat ruimtelijke ordening en stedenbouw betreft, kunnen de activiteiten in het agrarisch gebied op het gewestplan - geel met of zonder streepjes - voor iemand met hoofdberoep in de land- of tuinbouw vergund worden. Een fokkerij van paarden, bizons of koeien is nog altijd een landbouwkundige activiteit.
Het houden van renpaarden in landbouwzone is geen activiteit die aanleiding geeft tot een vergunning op stedenbouwkundig vlak.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we zouden de landbouw dankbaar moeten zijn voor het gebruik van de grond. Door het landbouwgebruik in het verleden te verdedigen, werden er geen appartementsgebouwen en woningen gebouwd.
Mijnheer Daems, u verwijst naar het scheuren van gronden. Als een stuk grond wordt gescheurd en met andere zaken wordt beplant - ik denk dan aan ma?s, koolzaad en bieten, maar vooral aan aardappelen in het begin van het jaar -, gebeurt onmiddellijk daarna het inzaaien van groen. Dat groen blijft meestal gedurende de winter staan. De ganzen kunnen misschien wel meer gebruik maken van dat jonge verse groen dan van oud groen dat ze niet lusten.
Mijnheer de voorzitter, we zijn nog altijd bezig met onze plattelandsontwikkeling, waarbij de poelen beschermd moeten worden. Het is niet de bedoeling dat de landbouw de poelen, nadat de grond is gescheurd, zou vernietigen of vervuilen.
We hebben natuurlijk ook een Mestdecreet en een Waterdecreet. Ik denk niet dat er veel meer vervuiling kan komen dan er vandaag zou zijn, maar volgens mij is er zelfs geen sprake van vervuiling. De landbouwer zal de poelen op een deftige manier verzorgen via de plattelandsontwikkeling. Ik zie niet in waarom de landbouwer niet zou mogen genieten van de economische meerwaarde, zelfs als het om een polderland gaat.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, ik vind het nogal eigenaardig dat een specifiek dossier over een paardenfokkerij wordt aangegrepen om een bepaalde discussie op gang te trekken. Ook ik kom vaak in de kustpolders, maar ik heb niet de indruk dat de kustpolders vol staan met paardenfokkerijen.
De heer Daems verwees er al naar dat we een voorafname doen van de discussie die we ongetwijfeld zullen voeren naar aanleiding van het voorstel van decreet van de heren Van Nieuwkerke, Loones en Maes, dat werd aangekondigd op 29 november. Wij hebben het voorstel nog niet kunnen inkijken en het valt me op dat het enkel door twee meerderheidspartijen wordt gesteund.
Ik waarschuw voor een zwart-witverhaal waarin landbouw en natuur tegen elkaar worden opgezet. De laatste jaren erkennen landbouwverenigingen en natuurverenigingen dat er een trendbreuk is en dat ook de landbouwsector de laatste jaren heel wat inspanningen heeft geleverd op het vlak van natuurbehoud. Voor onze fractie blijft de landbouwsector een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste gebruiker van open ruimte. De landbouw heeft, zeker in West-Vlaanderen, nood aan geschikte ruimte en aan voldoende ruimte om zich te handhaven en verder te ontplooien.
We zijn sowieso niet de facto gekant tegen de bescherming van de kustpolders, maar net zoals de heer Daems wil ik ook verwijzen naar de beslissing van de Vlaamse Regering van 31 maart over de afbakening van een natuurlijke en agrarische structuur van de zone Kust-Polders-Westhoek. Het hele proces duurde ongeveer anderhalf jaar en kwam er na intensief overleg en participatie met alle belangengroepen en besturen. Onze fractie is van mening dat ter zake heel wat inspanningen werden geleverd op het vlak van natuur. Ik denk bijvoorbeeld aan de poldergronden van de Waleweiden-schorre en de komgronden van Lampernisse. Daarbij werd beslist om van grote delen van deze waardevolle zones verwevingsgebied te maken.
Nieuwe, extra maatregelen om de kustpolders beter te beschermen, zijn voor mijn fractie een stap te ver. Ze beknotten immers de verdere ontplooiingsmogelijkheden van de landbouwsector.
Mijnheer de minister, heeft de Vlaamse Regering zich bij de beslissing van 31 maart ook geëngageerd om op korte termijn een voorstel uit te werken dat aangeeft op welke wijze de kustpolders beter en effectief beschermd kunnen worden?
Wat bedoelt de Vlaamse Regering met ?concrete maatregelen´? Werd er al een concreet initiatief genomen? Ik bekommer me hierover.
Mijnheer de minister, ik stel vast dat collega´s van de meerderheid, meer bepaald van sp.a en de N-VA, weinig vertrouwen in u hebben, want ze hebben zelf een voorstel uitgewerkt. Ik hoop in elk geval dat uw voorstel niet zo ver gaat als dat van hen, want dan ziet het er niet goed uit voor de landbouwsector.
De voorzitter: Mijnheer Van Nieuwkerke, ik heb u de vraag laten stellen omdat ik dacht dat u het over ?fokkerijen´ zou hebben, niet over één fokkerij. Als ervaren parlementslid weet u dat u het niet over één specifiek dossier mag hebben. Dat is niet voor herhaling vatbaar.
Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik ben al uitgebreid op deze materie ingegaan naar aanleiding van een parlementaire vraag van de heer Maes.
Mijnheer Daems, u vraagt me hoe het staat met de beslissing van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006. Ik zou me ervan af kunnen maken door te antwoorden dat u naar mijn intenties vraagt, maar uit respect voor deze commissie zal ik dat niet doen.
De Vlaamse Regering heeft op 31 maart 2006 beslist om een voorstel te formuleren over de wijze waarop al dan niet via de sectorale regelgeving een effectieve bescherming van de poldergraslanden kan worden gerealiseerd. Ondertussen werden door de administraties al verschillende stappen gezet in dit dossier. Verschillende beleidsopties zijn nu volop in uitwerking.
Mijnheer Sintobin, misschien is het vertrouwen van sommigen in de minster van Leefmilieu wat kleiner dan dat van anderen, maar ik wil onderlijnen dat de beleidsopties worden genomen in nauwe samenwerking met de minister-president, die bevoegd is voor landbouw. Beide administraties werken aan de concrete uitwerking.
Elke beleidsmaatregel moet worden gekaderd in een integraal pakket van maatregelen op het vlak van regelgeving, handhaving en ondersteuning via beheersovereenkomsten en natuurherstel.
Ik kan bijkomend meegeven dat maatregelen ten aanzien van de kustpolders evenwichtig en evident moeten zijn en volledig in de lijn moeten liggen van het gebiedsgericht natuurbeleid in het algemeen. Ik bedoel daarmee dat de natuur- en landschapswaarde van de poldergraslanden onbetwist is. Er wordt niet getwijfeld aan de heel grote waarde ervan.
Dit mag er evenwel niet toe leiden dat er een specifiek strenger regime wordt toegepast voor één regio dan voor andere gebieden in Vlaanderen met even grote natuurwaarden. Het gebiedsgericht natuurbeleid in Vlaanderen moet vooral gericht zijn op die gebieden waar de potenties voor natuurbehoud en -ontwikkeling het grootst zijn. Dit zijn de speciale beschermingszones, de VEN-gebieden, de herbevestigde agrarische gebieden met taakstelling natuurverweving en de ruimtelijk kwetsbare gebieden.
De bestaande gebiedscategorieën, die voor heel Vlaanderen van toepassing zijn, en waarvan de verdere afbakening conform het decreet betreffende het natuurbehoud en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen prioritair wordt opgenomen, moeten onzes inziens de basis vormen voor het gebiedsgericht natuurbeleid. De initiatieven die we thans overwegen om de regelgeving te optimaliseren, om zo een betere bescherming van de waardevolle graslanden te verzekeren, hebben dan ook betrekking op die bestaande gebiedscategorieën.
Om de kwalitatieve instandhouding te verzekeren en de natuurwaarden te vergroten, zal ik ook, nog sterker dan nu het geval is, de beheerovereenkomsten aanwenden en gedifferentieerd inzetten, met een duidelijke prioriteit voor die gebieden die voor natuur belangrijk zijn. We zijn daar dus mee bezig, op basis van de beslissing van 31 maart 2006. Dat gebeurt door mijn administratie, samen met die van Landbouw. De natuur- en landschapswaarde van die poldergraslanden wordt niet betwist. We geven dat beleid voort gebiedsgericht vorm. Hoe sneller dat is afgerond, des te beter, maar ik kan nu nog niet zeggen wanneer dat zal zijn.
De problematiek aangekaart in de tweede vraag werd eveneens onderzocht door mijn administratie. De verplichting voor het aanvragen van een natuurvergunning biedt geen volledige garantie dat waardevolle graslanden niet worden omgeploegd. Aanvragen voor een natuurvergunning voor vegetatiewijziging waarbij het Agentschap voor Natuur en Bos een ongunstig advies geeft en het college van burgemeester en schepenen dit advies volgt, kunnen in beroep toch worden toegekend door de bestendige deputatie. U hebt dat voorval daarnet aangehaald. De twee beleidsopties die kunnen worden overwogen bij deze procedure, namelijk ofwel het advies van het Agentschap voor Natuur en Bos bindend maken, ofwel aan deze administratie een schorsingsbevoegdheid toekennen, bleken na onderzoek niet mogelijk. Bindende adviezen en de schorsingsbevoegdheid zijn immers gericht op de toetsing van de verenigbaarheid van een beslissing met een bestaand juridisch kader. Het is cruciaal dat de beslissing bij de vergunningverlenende overheid blijft en niet, door het instellen van bindende adviezen, naar de Vlaamse overheidsadministratie verschuift.
Wel wil ik benadrukken dat ook zeker inzake natuurbehoud aan de lokale en provinciale overheden een zekere verantwoordelijkheid is toegewezen, en dat eveneens vanuit het oogpunt van de subsidiariteit. Ik verwijs in dit verband naar artikel 16, paragraaf 1, van het decreet met betrekking tot het natuurbehoud. Ik zal dan ook de nodige initiatieven nemen om die lokale overheden nogmaals te wijzen op hun verantwoordelijkheden ter zake.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Mijnheer Sintobin, het is helemaal niet onze bedoeling om hier landbouw en milieu tegen elkaar op te zetten. Ik heb dat duidelijk gemaakt in mijn vraag. Bepaalde gebieden zijn echter nu eenmaal waardevoller dan andere. Daar horen de polders zeker ook bij. Zelfs de minister heeft daarnet gesteld dat de natuur- en landschapswaarde van die gebieden zeer groot is. Niettemin stellen we vast dat de bescherming van dat soort gebieden niet even groot is als, bijvoorbeeld, de bescherming die wordt geboden aan speciale beschermingszones.
Mijnheer de minister, u stelt dat u niet wilt of kunt ingaan op bindende adviezen of schorsingsbevoegdheden. Ik kan dat zelfs nog principieel volgen als het gaat over opportuniteitsafwegingen. Dit is echter een extra argument om te pleiten voor het gebruiken van de sectorale regelgeving waarover we beschikken. In dit geval is dat het decreet betreffende het natuurbehoud. We moeten die regelgeving gebruiken om ervoor te zorgen dat de polders, die toch wel heel mooi zijn en moeten worden beschermd, eenzelfde beschermingskwaliteit krijgen. Anders zullen we gelijkaardige toestanden als die waarvan we getuige zijn in dit dossier, met de bestendige deputatie van West-Vlaanderen, blijven meemaken.
Mijnheer de minister, ik zal u niet vragen een standpunt in te nemen over een voorstel van decreet dat u misschien nog niet hebt gezien. Ik wil u echter vragen om die weg te volgen van het bieden van een bijkomende bescherming via de sectorale wetgeving. Anders vrees ik dat we hier volgend jaar, of misschien al over enkele maanden, opnieuw een gelijkaardige toestand zullen moeten aanklagen.
De voorzitter: De heer Van Nieuwkerke heeft het woord.
De heer André Van Nieuwkerke: Mijnheer de voorzitter, misschien was de titel van mijn vraag ongelukkig geformuleerd. Misschien had ik moeten gewagen van ?paardenfokkerijen en dergelijke´. Ik merkte al op dat er allerlei dingen verschijnen in de polders. Recent is er een paardenfokkerij opgericht in een waardevol grasgebied. Bij die procedure hebben we vragen. We vroegen ons af of dit zomaar kan en of we daar niets tegen kunnen doen, of we die graslanden, die in habitatrichtlijngebied liggen, niet beter kunnen beschermen. Het gaat hier immers niet over gewoon grasland, maar over waardevol grasland dat onder de Europese vogel- en habitatrichtlijn valt.
Minister Kris Peeters: We zijn daarmee bezig. Ik kan het ongeduld van sommigen begrijpen. Ik hoop dat, wanneer de regering daar een voorstel over zal formuleren, niet alleen de meerderheid, maar ook de oppositie zich daarin zal kunnen vinden.
De voorzitter: Het incident is gesloten.