Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 09/01/2007
Vraag om uitleg van mevrouw Katleen Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de knelpunten inzake de mogelijkheden voor methaangaswinning in het Kempisch bekken
De voorzitter: Mevrouw Martens heeft het woord.
Mevrouw Katleen Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, in het Kempisch bekken is een grote reserve aan aardgas aanwezig. Er is daar een ongebruikt energiepotentieel. Het gaat concreet om mogelijkheden voor koollaag- en koolmijnmethaangaswinning. De ontwikkeling van koollaagmethaangaswinning zou volgens onderzoek van VITO zelfs perspectieven openen voor een reductie van de CO2-uitstoot.
Sinds 2000 heeft VITO in opdracht van de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie verschillende studies uitgevoerd naar de haalbaarheid van onder andere deze methaangaswinning. VITO wees er toen al op dat de concessiewetgeving een van de grootste obstakels vormde, want vroeger verleende concessies werden immers als eeuwigdurend uitgereikt.
De LRM bezit, als opvolger van de Kempische Steenkoolmijnen, nog altijd concessies voor een groot deel van het Kempisch bekken via de nv Mijnen. Ten gevolge van haar historische activiteiten beschikt nv Mijnen over een aantal passiva die kunnen worden gevaloriseerd. Methaangas is daar één van.
Om de mijnwet te actualiseren, heeft de afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE) in 2001 een onderzoeksopdracht aan de Universiteit Gent uitbesteed voor een juridische analyse van de mijnwet. Uit het onderzoeksrapport blijkt dat de huidige wetgeving niet geschikt is om concessieaanvragen voor mijngaswinning te behandelen, onder andere omwille van de eeuwigdurende eigendomstitel van de concessies.
De ANRE nam, zoals in de beleidsbrief van 2003 werd aangekondigd, het initiatief tot de voorbereiding van een nieuw decreet over de diepe ondergrond. Het decreet zou voorzien in overgangsmaatregelen om de rechten van de huidige concessiehouders te vrijwaren. Als concessiehouder is LRM eigenaar van de gassen die in de ondergrond zitten. Bedrijven die hier met gaswinning willen starten, moeten eerst een toelating krijgen van LRM, maar die was gedurende lange tijd niet sterk geïnteresseerd in nieuwe ondergrondse activiteiten.
Eind juli 2003 ondertekende een Zwitserse joint venture echter een intentieverklaring voor methaangaswinning in de Limburgse mijnen met de nv Mijnen. De intentieverklaring creëerde een kader waarbinnen de partijen verder zouden onderhandelen om tot een contract te komen waarbij zowel de exploratie als de eventuele exploitatie zou worden vastgelegd.
Begin vorig jaar bleek dat nu ook een niet-Europees bedrijf was opgedoken. Het bedrijf diende een dossier in bij de LRM, de concessiehouder van het Kempens Bekken. Zeer recent nog bleek dat er interesse was van een Spaans en een Australisch bedrijf.
De LRM heeft nu opdracht gegeven aan VITO om te onderzoeken hoeveel mijngas er nog aanwezig is in de Limburgse bodem. Maar vooraleer privébedrijven tot exploitatie kunnen overgaan, moet eerst een oplossing worden gevonden voor de juridische knooppunten.
Het Vlaamse Gewest is principieel bevoegd voor de natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van het bepalen van de voorwaarden en het regelen van de concessies voor de exploitatie ervan. De winning van grondstoffen, met inbegrip van olie en gas, is dus een gewestelijke bevoegdheid. Maar de ondergrondse opslag is een federale bevoegdheid. Het verlenen van een vergunning op grond van de nog steeds onaangepaste juridische gronden, zal onvermijdelijk onvoldoende rechtszekerheid verschaffen aan de houder ervan. De kans is dan reëel dat deze vergunningen met succes worden bestreden door derde belanghebbenden.
Een ander aspect is natuurlijk de rentabiliteit. De VITO-studie uit 2004 berekende tevens de verwachte rentabiliteit van conventionele koollaagmethaangaswinning. Het rapport stelt: "Monte Carlo-simulaties voor het inschatten van de haalbaarheid van conventionele koollaagmethaangaswinning tonen aan dat er een reële kans bestaat dat economisch rendabele CBM-projecten opgezet kunnen worden in het Kempens Bekken. Een grondige macro-economische analyse van de gasmarkt en bijkomende evaluatie middels een CBM-testveld, zijn echter noodzakelijk om de onzekerheid omtrent een aantal cruciale parameters te verminderen."
De resterende onzekerheid over het welslagen van conventionele koollaagmethaangaswinning in de Kempen is vooral toe te schrijven aan de onzekerheid over de hoeveelheid gas die men in de vooropgestelde periode van 25 jaar uit de koollagen van het Kempens Bekken zou kunnen winnen en aan de prijs die men voor dit gas zou kunnen krijgen. De voornaamste bronnen van onzekerheid zijn dus verbonden met geologische productieparameters - de kwaliteit van het gewonnen gas die gerelateerd is aan de locatie van de inwinning - en de evolutie van de gas- of elektriciteitsprijs.
Het advies van VITO, op ons voorstel van resolutie, stelt dat meer duidelijkheid over de onzekere geologische parameters - de gasinhoud van de lagen, de recovery factor en de kwaliteit van het gas - enkel kan worden bekomen door nieuwe exploratieboringen en een CBM-testveld. De onzekerheid over de economische parameters kan verkleind worden door een grondige economische analyse van de markt. Men besluit dat op basis van de actuele inzichten en kennis investeringen in onderzoek naar de economische haalbaarheid van CBM-projecten in het Kempens Bekken verantwoord worden geacht.
De Vlaamse overheid heeft altijd gesteld dat voorbereidend onderzoek met betrekking tot de ligging, grootte en eigenschappen van de reservoirs door de Vlaamse overheid moest worden gefinancierd omwille van het algemeen belang. In januari 2005 meende de Vlaamse Regering dat, als het technisch mogelijk was om methaangas in de Limburgse of Vlaamse bodem te ontginnen, dat een positieve zaak zou zijn. Vlaanderen diende wel eerst te beschikken over een wetenschappelijk gefundeerde kennis van de mogelijkheden van zijn eigen ondergrond.
In de beleidsbrief Energie 2005-2006 werd gesteld dat voor 2006 een onderzoeksproject was gepland voor het inventariseren en opstellen van een databank betreffende de karakteristieken van de Vlaamse delfstoffen, maar ook de afwerking van een programma voor de berekening van de gasinhoud in de steenkoollagen werd voorgesteld.
Het Vlaamse Gewest heeft de voorbije jaren gesteld dat het aan VITO de opdracht zou geven om haar expertise op het gebied van ondergrondse gasopslag, CO2-opsIag en koollaagmethaangaswinning verder uit te breiden. De gevraagde kennisopbouw heeft onder andere betrekking op het gedrag van gassen in diepe reservoirs en steenkoollagen. Men probeert ook de bergingscapaciteit beter in te schatten.
Mijnheer de minister, welke initiatieven zijn er al genomen om de concessiewetgeving aan te passen, waarbij de Kempense Steenkoolmijnen in deskundige handen komen en de niet-werkende mijnconcessies worden afgeschaft? De huidige eigenaars zijn hier trouwens vragende partij voor.
Gaat u ermee akkoord dat controle op de ondergrondse gaswinning en -opslag door dezelfde overheid dient te worden behandeld en zal men dit meenemen bij de volgende communautaire onderhandelingen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aangekondigde onderzoeksprojecten in de beleidsbrief Energie 2005-2006? Welke concessiehouders van het Kempens Bekken zijn er nog buiten de LRM? Wat houden die concessies precies in?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mevrouw Martens, mijn administratie is al een tijd bezig met het uitwerken van de herziening van de mijnwetgeving. Er is een voorontwerp van koolwaterstoffendecreet alsook een voorontwerp van uitvoeringsbesluit in voorbereiding, om toe te laten dat het Vlaamse Gewest op een meer rechtszekere en meer overzichtelijke wijze concessies verleent of aanpast, overigens niet alleen voor steenkool, maar ook voor andere koolwaterstoffen. Op die manier zullen we richtlijn 94/22/EG betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen, omzetten. We zijn er dus mee bezig.
Mevrouw Martens, misschien beschikt u over meer informatie dan ik, maar tot op heden heb ik weet van één eigenaar die afstand wenst te doen van een concessie.
Op uw tweede vraag kan ik twee keer ja antwoorden. Volgens de huidige bevoegdheidsverdeling is de federale overheid bevoegd voor de ondergrondse opslag van energetische gassen, in zoverre dit grote infrastructuren voor stockering betreft, terwijl het Vlaamse Gewest bevoegd is voor de ondergrondse gaswinning. Dit komt uiteraard de duidelijkheid en de efficiëntie niet ten goede. Ook op andere punten inzake natuurlijke rijkdommen en energie treffen we dit soort - en ik druk me voorzichtig uit - diffuse regelingen aan, waarbij twee verschillende overheden bevoegd zijn, terwijl het logischer is dat zaken die zo nauw verwant zijn best bij eenzelfde overheid zouden zitten.
Het is dus aangewezen dat de huidige bevoegdheidsverdeling inzake natuurlijke rijkdommen en energie grondig herbekeken wordt, zodat - ook voortbouwend op de resoluties van het Vlaams Parlement inzake een verdere staatshervorming - logisch samenhangende en duidelijk afgelijnde bevoegdheidspakketten ontstaan, zowel voor de federale als de Vlaamse overheid.
In de beleidsbrief Energie 2005-2006 werd gemeld dat in de loop van 2006 een programma voor de berekening van de gasinhoud in de steenkoollagen zou worden afgewerkt door het Vlaams Kenniscentrum voor de Ondergrond, afgekort VLAKO, dat opereert binnen de VITO.
De methodologie die aan de basis ligt van het programma, werd voorgesteld op drie internationale studiedagen en vervolgens gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift International Journal of Coal Geology, waarvan ik u de referenties zal bezorgen.
Op basis van de methodologie werd vervolgens een programma ontwikkeld dat het mogelijk maakt om, uitgaande van modellen over de lagenopbouw van de ondergrond, de gasgeneratie en de evolutie van de druk en de temperatuur doorheen de geologische geschiedenis, de huidige gasinhoud van steenkoollagen te berekenen. Het programma werd uitgetest op basis van een generaliserend model voor het Kempisch bekken en de resultaten van de berekening werden getoetst aan de gegevens afkomstig uit de boring te Peer. De rapportering is in voorbereiding en zal me worden bezorgd. Mijnheer de voorzitter, als de commissie dat wenst, zal ik het rapport ook bezorgen.
U stelde een vraag over de concessies en wat ze precies inhouden. Ik heb dat voor u opgezocht. Momenteel blijven er in het Kempisch bekken nog vier steenkoolconcessies over. Ten eerste is er de concessie van het Kempisch bekken met als huidige concessiehouder de NV Limburgse Reconversiemaatschappij. Ten tweede is er de concessie Les Liégeois, Zwartberg, met als huidige concessiehouder Arcelor. Ten derde is er de concessie Neeroeteren-Rotem met als huidige concessiehouder de NV Steenkolenmijnen van Noordoost-Limburg. Deze concessie werd evenwel nooit in productie genomen. Ten vierde is er de Kempense Staatsconcessie, waarvan de Belgische Staat concessiehouder was. We moeten aannemen dat samen met de bevoegdheidsoverdracht inzake natuurlijke rijkdommen naar aanleiding van de staatshervorming van 1980, ook de eigendom van de Kempense Staatsconcessie aan het Vlaamse Gewest werd overgedragen. Momenteel wordt echter nog onderzocht of er ook een expliciete eigendomsoverdracht plaatsvond.
Daarnaast werden er in het Kempisch bekken momenteel nog drie federale concessies voor de opslag van energetisch gas uitgereikt. Het betreft ten eerste de concessie van Loenhout met als huidige concessiehouder de NV Fluxys. Het betreft een exploitatievergunning en een opsporingsvergunning met een voorrecht op uitbating voor het omliggende gebied. Ten tweede is er de concessie Zuidwest-Turnhout, met als huidige concessiehouder de NV Fluxys. Het betreft een opsporingsvergunning met een voorrecht op uitbating. Ten derde is er de concessie Noordoost-Limburg met als concessiehouder de NV VITO. Het betreft een opsporingsvergunning zonder voorrecht op uitbating.
Mevrouw Katleen Martens: Mijnheer de minister, ik heb nog een bijkomend vraagje. In uw antwoord op mijn eerste vraag stelt u dat u volop met de voorbereiding bezig bent. Hetzelfde antwoord werd al gegeven in een commissievergadering van 2003. Toenmalig minister Gabriels stelde dat er een decreet op komst was. We zijn nu 2007. De voorbereidingen duren wel erg lang.
Minister Kris Peeters: Mevrouw Martens, ik neem enkel akte van wat vorige regeringen en toenmalig bevoegde ministers hebben gezegd. Ik kan u enkel zeggen dat ik ermee bezig ben. U suggereert dat ik de zaak niet zou afronden met een voorontwerp van koolwaterstoffendecreet en een uitvoeringsbesluit, maar ik ga ervan uit dat ik er wel in zal slagen om dat te doen voor het einde van deze legislatuur, voor 2009 dus.
De voorzitter: Het incident is gesloten.