Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 09/11/2006
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de uitvoeringsbesluiten van de wijziging van artikel 25 van het Jachtdecreet
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, op 31 mei werd het voorstel van decreet houdende wijziging van het Jachtdecreet van 24 juli 1991 goedgekeurd. Met deze wijziging van artikel 25 was het de bedoeling om de wildschade niet langer via de kostelijke en stroeve weg van de gerechtelijke procedures te vergoeden, maar via een administratieve procedure, die uiteraard garanties moet bieden voor een correcte behandeling van de schadeclaim. Dat veronderstelt onder meer dat over deze claims een gemotiveerde beslissing wordt genomen, op basis van de inbreng of de adviezen van technisch onderlegde ambtenaren, zowel voor wat betreft het vaststellen van de oorzaak van de schade als het ramen van de schade, na kennis te hebben genomen van het standpunt van de schadelijder.
Mijnheer de minister, wanneer mogen we de uitvoeringsbesluiten verwachten die de uitvoering van de wijziging van het Jachtdecreet operationeel maken?
Moet nog overleg worden gepleegd met de betrokken instanties en organisaties? Zijn er nog knelpunten die opgelost moeten worden? Welk bedrag is in de begroting 2007 ingeschreven voor de schadevergoeding?
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, aangezien ik indertijd ook het voorstel van decreet heb gesteund, sluit ik me graag aan bij deze vraag.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer De Meyer, mijnheer Callens, het is ook mijn zorg om, op basis van het nieuwe artikel 25 van het Jachtdecreet, snel te komen tot een billijke, effectieve en efficiënte procedure ter remediëring van de schade veroorzaakt door wild waarop de jacht het afgelopen jaar niet geopend werd, wild waarvan de bestrijding niet werd toegelaten en op wild afkomstig uit reservaten waarop de jacht om die reden niet geopend is. Ik verwacht deze regeling vast te stellen in de loop van het voorjaar 2007. De schade door winterganzen - kol- en rietgans - en zomerganzen - grauwe gans - is hierbij het centrale aandachtspunt.
Met een aantal instanties is al overleg gepleegd, meer in het bijzonder met de onmiddellijk onder mij ressorterende agentschappen: het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, afgekort INBO, en het Agentschap voor Natuur en Bos, afgekort ANB. Ik heb hun gevraagd om in overleg te treden met hun collega's van het wetenschappelijk landbouwinstituut ILVO.
Kennelijk werd er al herhaalde malen gepoogd om tot dit overleg te komen, maar tot dusverre heeft men nog niet rond de tafel gezeten. Eenmaal deze instanties de bakens gezet hebben, hoort het overleg verruimd te worden tot de betrokken landbouw-, natuur- en jachtorganisaties, evenals tot de provincie West-Vlaanderen, die in verband met de ganzenschade al tal van initiatieven ontplooid heeft.
In essentie moeten de vermelde overheidsinstanties samenzitten om een reeks conceptuele en praktische vragen op te lossen, vooraleer er een uitvoeringsbesluit kan worden opgesteld dat de basis kan vormen voor een objectieve procedure. Die vragen zijn de volgende. Wat is 'belangrijke' wildschade? In welke mate kan schade redelijkerwijze worden voorkomen? Hoe wordt de eventuele schade in concrete gevallen bepaald en hoe worden onvolkomenheden in de metingen of in de schattingen weg gefilterd? Hoe wordt er vastgesteld dat de schade wel degelijk afkomstig is van de relevante wildsoorten, met name de soorten die op dat moment niet bejaagbaar zijn of die afkomstig zijn uit reservaten? Bij wie dient de aangewezen ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos het advies in te winnen? Wie betaalt de inschattingskosten?
Het oplossen van deze vragen veronderstelt ook de behandeling van meer algemene problemen. In principe kan men het totale aantal ganzen dat gemiddeld per jaar onze contreien bestrijkt, begroten. Het moet ook mogelijk zijn om de maximumdraagkracht van afzonderlijke deelgebieden in te schatten op basis van statistieken van de afgelopen jaren. Deze gegevens moeten ons in de eerste plaats in staat stellen om te komen tot een beleid ter voorkoming en geleiding van bijvoorbeeld de ganzenschade. In de tweede plaats moeten ze ons in staat stellen om te voorspellen waar de belangrijkste schade zal optreden. Ten derde moeten ze ons in staat stellen om een begroting op te maken en om te zien wat voor de overheid de meest kosteneffectieve manier is om op te treden.
Op dit moment is er weliswaar al een afzonderlijk begrotingsartikel gecreëerd, maar werd er nog geen concreet bedrag ingeschreven in de ontwerpbegroting van 2007. Zolang de betrokken decreetswijziging nog niet in werking is gesteld door een uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering, geldt de oude regeling. Ter dekking van de schade die uitbetaald wordt op basis van de oude regeling is er een bestaand begrotingsartikel dat daartoe wel gespijsd is.
De voorzitter: De heer de Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, ik heb met bijzonder veel aandacht naar de minister geluisterd.
Mijnheer de minister, u mag het me niet kwalijk nemen, maar ik betreur dat het zo lang duurt eer de uitvoeringsbesluiten voor een dergelijk eenvoudig decreetje klaar zijn. De appreciatie over de belangrijkheid van het decreet laat ik uiteraard aan u over. Ik wil wel duidelijk zeggen dat de beperkte doelgroep van mensen die erdoor wordt gevat, verwacht dat de uitvoeringsbesluiten binnen een redelijke termijn klaar zijn. De administratie zou de attitude moeten hebben om binnen een redelijke termijn na het goedkeuren van decreten de uitvoeringsbesluiten klaar te hebben. Voor een dergelijk decreet bedraagt een redelijke termijn volgens mij drie maanden.
U verwees terecht naar de provincie West-Vlaanderen. Daar is de voorbije jaren inderdaad al heel wat voorbereidend werk gebeurd.
Ik heb met aandacht naar het antwoord geluisterd en ik wil erop wijzen dat het niet de taak is van de administratie om opnieuw een eigen interpretatie aan dit decreet te geven. Ze moet de interpretatie hanteren die de decreetgever heeft gewenst.
De voorzitter: Het incident is gesloten.