Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 07/11/2006
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het afdwingbaar maken van zone 30
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Ongeveer twee maanden geleden stapten zo´n 300.000 jongeren opnieuw op de fiets om naar school te rijden. Vorig jaar werden 8194 fietsers het slachtoffer van een ongeval, dat is een stijging van 1,5 percent tegenover het jaar voordien. Vooral het aantal ernstig gewonden nam sterk toe. In 7 van de 10 gevallen was er een auto bij het ongeval betrokken.
Het instellen van een zone 30 in schoolomgevingen en woonkernen is en blijft daarom een zeer belangrijke en noodzakelijke maatregel. De remafstand van een goed onderhouden wagen op een droog wegdek, bedraagt 13,5 meter als de wagen aan 30 kilometer per uur rijdt en 27,5 meter als de wagen aan 50 kilometer per uur rijdt. 5 percent van de zachte weggebruikers die door een voertuig met een snelheid van 30 kilometer per uur wordt aangereden, overlijdt. Bij een snelheid van 50 kilometer per uur, bedraagt het dodental 45 percent en dit stijgt tot 85 percent als het voertuig 65 kilometer per uur rijdt. Bijgevolg lijkt de maximumsnelheid van 30 kilometer per uur in schoolomgevingen en woonwijken meer dan nodig. Maar het instellen van een zone 30 alleen, is onvoldoende.
Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid beklaagde er zich bij de aanvang van het nieuwe schooljaar over dat de zone 30 in schoolomgevingen wel vrij algemeen is ingevoerd, maar heel vaak niet wordt nageleefd. Het BIVV pleit dan ook voor structurele ingrepen aan het wegdek, zoals wegversmallingen of het verspringen van de rijweg, om de automobilist te verplichten zijn snelheid te minderen. Zeker op doorgangswegen, vaak gewestwegen, is dit wenselijk.
Daarnaast is het natuurlijk zo dat een fietsende of stappende scholier niet enkel in de woonwijk of in de directe schoolomgeving beter beschermd moet worden, maar tijdens het hele traject van en naar school. We hebben in het verleden het idee gelanceerd van beveiligde ?kindlinten´ van en naar school, vooral tussen grotere woonkernen en schoolomgevingen.
Hoe reageert u, mijnheer de minister, op de bevindingen van het BIVV dat, om de zone 30 effectief te laten naleven, het onvoldoende is om enkel een bord te plaatsen, maar dat een structurele aanpassing van de wegindeling nodig is? Bent u bereid om initiatieven te nemen?
Wat vindt u van het idee van ?kindlinten´ als verbinding tussen woonkernen en schoolomgevingen? Bent u bereid om de nodige stimulansen te geven?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, mijnheer Daems, de bevinding van het BIVV dat infrastructuur ondersteunend kan werken voor de handhaving van de regelgeving, is allesbehalve nieuw. Natuurlijk moeten alle weggebruikers de verkeersregels respecteren. Uw vraag of de structurele aanpassingen aan de infrastructuur een niet-onbelangrijke bijdrage kunnen leveren, is terecht. Daar kan niet veel discussie meer over bestaan.
De gemeenten kunnen de module 10 binnen het mobiliteitsconvenant over herinrichting van schoolomgevingen afsluiten. Die module voorziet ook in een subsidie daarvoor. Er is overleg met de gemeenten op basis van module 10. Wij doen waar mogelijk op de gewestwegen infrastructurele aanpassingen die de veiligheid kunnen verhogen. Ik heb nog niet onderstreept dat we in overleg met de betrokken actoren een vademecum voor schoolomgevingen uitwerken waarin algemene aanbevelingen en richtlijnen worden verzameld op basis van ervaringen op gelijkaardige domeinen, ook in het buitenland.
Dat brengt me bij uw vraag over het kindlint, een concept dat in Nederland wordt toegepast. Het concept kindlint is zelfs geregistreerd, en men mag die benaming en dat concept niet zonder meer toepassen. De 30 kilometerzone bevindt zich in de schoolomgeving maar in heel het traject dat schoolgaande kinderen moeten afleggen, kunnen zich risico´s in het verkeer voordoen. Vanuit die invalshoek volstaat het niet alleen om in die zone de snelheid te verlagen maar moet de veiligheid in heel het traject dat wordt afgelegd in ogenschouw worden genomen en gemaximaliseerd. Een kindlint moet ge?ntegreerd en vanuit een gebiedsgerichte visie op mobiliteit in een wijk of schoolomgeving tot stand komen. Uit bestaande voorbeelden in Nederland blijkt overigens ook dat deze linten vooral worden aangelegd op het niveau van een wijk of stadsdeel en dat de verwevenheid van de linten met typische functies binnen een wijk of een gemeente zeer sterk moet zijn.
Het is voor mij duidelijk dat het eventuele initiatief daarvoor bij de lokale overheden ligt of kan liggen, vermits het hier duidelijk over heel wat meer dan veilig verkeer langs gewestwegen gaat. Het gewest zal bij het uittekenen van woon-schoolroutes uiteraard zijn ondersteuning verlenen, bijvoorbeeld bij de opstelling of bijsturing van het gemeentelijke mobiliteitsplan of bij de uitwerking van een module schoolomgevingen in het kader van de convenants.
Kindlinten moeten we zeker in Vlaanderen in overweging nemen. De lokale overheden en gemeenten hebben daar een niet-onbelangrijke inbreng en opdracht in. Vanuit het Vlaamse Gewest wil ik de gemeenten die dat verder willen implementeren, graag ondersteunen en ik wil nagaan welke mogelijke pilootprojecten we in Vlaanderen kunnen realiseren.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Ik apprecieer dat u voor het stimuleringsbeleid het initiatief voor kindlinten in overweging wilt nemen en misschien pilootprojecten wilt opstarten. Jammer genoeg zitten we wat dat betreft nog maar in de stimuleringsfase. Ik kijk uit naar initiatieven die u in die richting wilt lanceren.
Wat het eerste deel van mijn vraag betreft, zijn we de stimuleringsfase voorbij, vrees ik. U verwijst terecht naar module 10 en naar het vademecum voor schoolomgevingen. Dat is allemaal goed, maar voor schoolomgevingen die op een zeer drukke gewestweg liggen en die misschien zelfs in het kader van uw zwartepuntenplan gedefinieerd zijn als een blackpoint, lijkt het me nuttig om de fase van de stimulering te overstijgen. Het Vlaamse Gewest moet budgettair en beleidsmatig in asverschuivingen en andere ingrepen in het wegdek voorzien om ervoor te zorgen dat het aantal kinderen dat jammer genoeg slachtoffer wordt, niet stijgt maar afneemt.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, het steunpunt Verkeersveiligheid heeft tot nu toe twee studies gepubliceerd. De laatste was: ?Zone 30 als remedie voor onveiligheid in schoolomgevingen´. Wat doet de administratie eigenlijk met de resultaten van al die onderzoeken? De rapporten die het steunpunt naar voren brengt, stellen heel duidelijk dat correcte gegevens over het effect van zone 30 ontbreken, maar anderzijds neemt men wel een aantal maatregelen. Daarom denk ik dat de administratie de gepaste conclusies moet trekken uit al die rapporten. Uiteindelijk wordt er toch gemeenschapsgeld gebruikt voor die steunpunten die zeer zinvol onderzoek doen. Hoe maakt men gebruik van de gegevens die vanuit het steunpunt naar voren komen en die vaak vrij fundamentele opmerkingen en vrij goede aanbevelingen bevatten?
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik heb de eer en het genoegen gehad de slottoespraak te mogen houden op het 27ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres over ?Mobiliteit en (Groot)Stedenbeleid´ in de VUB. Ik heb daar nog eens onderstreept dat - u verwijst naar het steunpunt Verkeersveiligheid maar er is ook ander wetenschappelijk onderzoek - we spijtig genoeg te weinig gebruik maken van het wetenschappelijk onderzoek en dat niet of onvoldoende meenemen in het beleid. Ik heb daar niet alleen namens mezelf maar namens heel de Vlaamse Regering gezegd dat wij dat wetenschappelijk onderzoek verder moeten aanmoedigen. Met het steunpunt Verkeersveiligheid zullen we onder enigszins andere voorwaarden en modaliteiten doorgaan in 2007. Het is juist dat wanneer de overheid zulke studies financiert, ze de resultaten maximaal moet vertalen in het beleid, ervan uitgaande dat de conclusies van die wetenschappelijke studies als relevant worden weerhouden.
Specifiek wat betreft de studie over de zone 30, zal ik navragen in welke mate en hoe de administratie daarop heeft gereageerd of nog zal reageren. De invoering van de zone 30 is gekomen van federaal minister Landuyt en de periode waarin dat moest worden gerealiseerd, was verschrikkelijk kort. Mijnheer Daems, infrastructurele aanpassingen zijn niet zo gemakkelijk op een paar maanden door te voeren. Maar nogmaals, vanuit Infrastructuur kunnen en moeten we een belangrijke bijdrage leveren aan de verkeersveiligheid. Waar dat kan en moet, zal dat ook gebeuren. U verwees naar de gevaarlijke punten, maar u weet ook dat - zeker bij bepaalde gewestwegen - de doorstroming een niet onbelangrijke element is. Daaruit komt de vraag naar dynamische borden die, buiten de schooltijden of een ander tijdstip waarop er geen veiligheidsprobleem rijst, naar een normale snelheid kunnen worden omgeschakeld. Wanneer er wordt gewerkt aan infrastructurele maatregelen, dan moet die doorstroming ook kunnen worden gegarandeerd. Ik zeg niet dat het ene het andere uitsluit, maar ook dit element moet in overweging worden genomen.
De voorzitter: De heer Peeters heeft het woord.
De heer Frans Peeters: Mijnheer de voorzitter, ik wou nog even inspelen op het antwoord van de minister over de meest veilige fietsroute tussen de woonomgeving en de school. Lokale besturen zijn het best geplaatst om dat uit te werken, maar het zou ook een heel belangrijk signaal zijn als de Vlaamse overheid ter zake niet alleen initiatieven neemt inzake sensibilisering, maar ook qua ondersteuning. Er zijn volgens mij immers heel wat mogelijkheden voor gemeenten om, in samenwerking met de Vlaamse overheid, oplossingen te vinden. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de recreatieve fietspaden die worden aangelegd in opdracht van de VLM, maar ook aan de trage wegen. Wat dat laatste betreft, zijn de zaken volop in ontwikkeling. Misschien moet dat nog iets daadkrachtiger worden ondersteund.
De voorzitter: Het incident is gesloten.