Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 10/10/2006
Vraag om uitleg van de heer Jan Peumans tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de aanbevelingen van het Rekenhof over de verreke?ningen bij wegenwerken
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.
De heer Jan Peumans: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, tijdens het reces hebben we kennis gekregen van een verslag van het Rekenhof over de verrekeningen bij de aannemingen van wegenwerken. Het Rekenhof trekt daaruit een aantal deprimerende conclusies. Er blijken een aantal structurele problemen te bestaan binnen de administratie over de manier waarop lastenboeken worden opgesteld, achteraf verrekeningen gebeuren enzovoort. Het Rekenhof heeft enkele dossiers onderzocht en een aantal problemen aangekaart.
Eerste probleem is de onzorgvuldige voorbereiding van de aanbesteding en de matige tot onvoldoende kwaliteit van de bestekken, en dit wegens complexere procedures, een toegenomen werklast, een gebrek aan personeel en expertise enerzijds en richtlijnen die verspreid zitten over dienstorders van LIN, AWV en OW anderzijds.
Daarnaast zijn er te weinig opvolgings- en rapporteringsmogelijkheden, onder meer doordat databanken niet aan elkaar zijn gelinkt.
De stimulans bij externe studiebureaus om verrekeningen te vermijden, ontbreekt. Ik heb u al eens gewezen op de hoge kostprijs van modules. De studiebureaus zeggen dat de prijs niet uitmaakt omdat de erelonen dan natuurlijk ook stijgen. Ik wil ze daar niet van verdenken, maar eigenlijk zit er geen rem op.
Ander probleem is dat er weinig of geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om de eenheidsprijs te herzien. Blijkt dat dit reglementair perfect kan wanneer de bijkomende werken het drievoudige overtreffen van de vermoedelijke hoeveelheden. Er wordt weinig of geen gebruik gemaakt van het procédé van ramingstaten en ambtshalve vastgestelde prijzen. Er wordt ook weinig of geen gebruik gemaakt van de stockaanbestedingsprocedure.
Ander probleem is de afwezigheid van een databank voor prijsramingen, hoewel deze databank reeds in 1997 werd uitbesteed en toegewezen door de Vlaamse overheid.
Er zijn ook verwijlinteresten door langdurende controle en verwerking van verrekeningsdossiers bij de administratie.
De wettelijk vastgelegde beginselen van de forfaitaire prijs en de mededinging worden te weinig toegepast.
Er is een gebrek aan de nodige vastleggings- of ordonnanceringskredieten. Ik verwijs naar tussenkomsten van collega Decaluwe, die hierover in het verleden al veel vragen heeft gesteld.
Mijnheer de minister, er zijn een aantal aanbevelingen opgenomen in het verslag op pagina 39 en 40 en u ging ermee akkoord om daar iets mee te doen. Kort na de audit door het Rekenhof zijn een aantal maatregelen genomen en een werkgroep moet voor het einde van 2006 extra preventieve maatregelen formuleren.
Hoe staat het met de maatregelen voor elk van de aangehaalde problemen? Bijkomend had ik graag geweten of de hervormingen in het kader van BBB deze maatregelen bevorderen dan wel afremmen. Ik denk daarbij aan de nieuwe IVA Infrastructuur.
Ik blijf deze dingen met argusogen volgen omdat er te weinig geld is. Er zijn allerlei problemen. In de provincie Limburg bijvoorbeeld zouden drie ingenieurs vertrekken. Voor alle duidelijkheid, ik viseer geen enkele directeur-generaal, maar dit rapport is wel angstaanjagend over de manier waarop met gemeenschapsgeld wordt omgegaan. Het Deurganckdok is daar hét voorbeeld van. Ik noem dit morsen met overheidsgeld en dat kan niet de bedoeling zijn.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer Peumans, ik sluit me volledig aan bij uw laatste uitspraak. Morsen met overheidsgeld is uit den boze. Daar waar het gebeurt, moeten de nodige maatregelen worden getroffen om het ongedaan te maken. Het verleden is het verleden en ik wil nogmaals onderstrepen dat ik een aantal facturen en verrekeningen aangeboden krijg die betaald moeten worden, maar dat ik er alles aan doe om ervoor te zorgen dat die in de toekomst tot een minimum worden herleid. Ik kan u verzekeren dat de verrekeningen die ik heb gekregen voor de ring en Leien fase 1 in Antwerpen voorbeelden zijn van hoe het niet moet. Er moet met andere woorden correct worden ingeschat wat werken kosten en er moeten correcte bestekken worden opgemaakt. Op die manier kan zorgvuldig worden omgesprongen met budgetten.
Vorig parlementair jaar hebben we in het parlement een discussie gehad over het Rekenhof en de aanbevelingen. Ik heb toen acties ondernomen om ervoor te zorgen dat de aanbevelingen worden toegepast. Het ene gaat natuurlijk iets sneller dan het andere, maar de problematiek is ernstig genoeg en de aanbevelingen zijn zeer pertinent.
Er zijn een aantal werkgroepen opgericht om de aanbevelingen te implementeren. U hebt in totaal een tiental problemen opgesomd. Ik heb een overzicht bij van de stand van zaken en van de verschillende oplossingen. Mijnheer Peumans, ik zal u de schriftelijke versie van mijn antwoord overmaken, waarin alles uitgebreid aan bod komt. Het gaat dan om de voorbereiding van de werken, naleving van de regels en procedures, beheersing van de verrekeningen, verwijlintresten, rapportering, beleidsinformatie en personeelsbeleid. Als u daar nog vragen over hebt, wil ik daar vanzelfsprekend later op terugkomen.
U hebt ook een vraag gesteld over de invloed van BBB op deze maatregelen. Aangezien de voormalige administratie Wegen en Verkeer, waarvan de vijf provinciale afdelingen deel uitmaakten, vrijwel integraal is opgegaan in het agentschap Infrastructuur, heeft BBB een minimale impact. Via een samenwerkingsovereenkomst tussen het agentschap Infrastructuur en de managementondersteunende diensten van het departement binnen het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken, zullen de noodzakelijke maatregelen worden verankerd. Binnen enkele weken kan ik daar meer duidelijkheid over geven.
De voorzitter: De heer Peumans heeft het woord.?
De heer Jan Peumans: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Heeft de administratie een planning opgemaakt? Wanneer zal dit worden geïmplementeerd? Het oprichten van werkgroepen kan een mogelijkheid zijn om iets te verzuipen, waardoor er uiteindelijk niets verandert. Ik geef een voorbeeld: het verhaal van de verwijlintresten bestaat al jaren en toch blijft de toestand voortduren van gebrek aan vastlegging van het ordonnanceringskrediet.
Komt er een rapportage over, en zo ja, wanneer is die te verwachten?
Minister Kris Peeters: De aanbevelingen moeten in 2006 uitgeklaard en geïmplementeerd worden. Als ze niet in 2006 geïmplementeerd worden, moet heel duidelijk zijn wanneer ze dan wel kunnen worden geïmplementeerd.
Ik kan op het einde van dit kalenderjaar in de maand december terugkomen op uw tweede vraag en u een volledige stand van zaken geven. Dat kan mogelijk ook in aanwezigheid van de betrokken leidend ambtenaar, zodat er ook bijkomende vragen kunnen worden gesteld.
De voorzitter: Het incident is gesloten.