Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 22/06/2006
Vraag om uitleg van de heer John Vrancken tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de toegankelijkheid van de reguliere containerparken voor bedrijfsafval
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de minister, het milieuaspect van onze woon- en werkomgeving verdient steeds meer aandacht en wordt in uw beleidsnota dan ook duidelijk omschreven als een aandachtspunt. Er staat: ´De voorbije jaren zijn grote inspanningen geleverd om ook afvalpreventie bij bedrijven te bevorderen. Het preventiebeleid moet echter nog verder ontwikkeld worden in een geïntegreerd afvalbeleid.´ Onder punt 2.4 zet u het afvalstoffenbeleid uiteen, met de nadruk op kwalitatieve en kwantitatieve preventie van bedrijfsafval.
In de afvalstoffenproblematiek speelt de industrie een niet te onderschatten rol, aangezien deze sector een grote producent is van zowel industrieel als minder gevaarlijk afval. Volgens de OVAM is de industrie verantwoordelijk voor 90 percent van onze afvalberg. De afvalstromen van de bedrijfswereld worden doorgaans goed georganiseerd via de geëigende ophaal- en verwerkingsbedrijven.
Binnen de industrie zijn het vooral de KMO´s die als grote vervuiler worden aangewezen. Niet altijd terecht, aangezien een aanzienlijk deel van hun afval is samengesteld uit gewoon huishoudelijk afval of restafval, dat via de industriële ophaling of verwerking zijn weg vindt naar de bewuste afvalberg. Dat geeft natuurlijk een vertekend beeld van die afvalberg.
De OVAM zette eind 2005 het eco-efficiëntiescanprogramma voor de KMO´s op punt. Ik heb begrepen dat het intussen bij 30 bedrijven getest wordt, om later geëvalueerd en verder geïmplementeerd te worden.
In de zwarte afvalzakken voor de KMO´s en in de afvalcontainers komt nogal wat rest- en ander afval terecht, wat de kostprijs van de verwerking voor de bedrijven aanzienlijk de hoogte injaagt, maar tegelijk ook de statistieken van particulier huishoudelijk afval − 150 kilogram per jaar − beïnvloedt. Dat kan niet de bedoeling zijn, maar door deze KMO´s wordt dat ook zeker niet met die bedoeling gedaan. Het is veeleer een gemakkelijkheidsoplossing.
Bij de KMO´s zijn er natuurlijk heel wat bouw- en afbouwbedrijven. In die sector bestaat doorgaans een vrij goede regeling voor het milieubeheer. Het veiligheidscertificaat voor aannemers wordt, onder druk van de opdrachtgevers, maar ook onder invloed van de grote aannemingsbedrijven die de reflex hebben tot duurzaam ondernemen, steeds meer gebruikt. In het VCA-systeem wordt belangrijke aandacht besteed aan preventie ter vrijwaring van het milieu en aan de nauwgezette toepassing van het beheer van het industrieel afval. De sector reguleert hier zichzelf. Er worden regelmatig interne en externe audits uitgevoerd − die de bedrijven trouwens veel geld kosten − en men legt vrij strenge regels op om de wetgeving in de bedrijfsvoering te implementeren en te doen toepassen. Een bedrijf dat zichzelf respecteert en op de markt wil meespelen, implementeert het VCA-certificaat.
Voor de meeste KMO´s is een van de prioriteiten dat zij tegen marktconforme tarieven toegang kunnen krijgen tot het containerpark, weliswaar niet voor het chemisch of gevaarlijk afval, maar voor een belangrijk deel van het afval dat vergelijkbaar is met regulier huishoudelijk afval. Bedrijven toelaten te selecteren op het containerpark zou een win-winsituatie zijn voor gemeenten, bedrijven en milieu. Hierdoor kunnen schaalvoordelen ontstaan, wat voor de gemeenten bijkomende inkomsten kan creëren en voor de bedrijven welkome besparingen.
Op gemeentelijk niveau zou het aanstellen van een deskundig milieuambtenaar een toegevoegde waarde betekenen in de begeleiding van bedrijven met het oog op het verkrijgen van een milieuvergunning. Hij zou het bedrijf kunnen begeleiden van bij de opmaak van de aanvraag tot bij de goedkeuring van de milieuvergunning. De administratieve afhandeling en de begrijpbaarheid van de regelgeving zijn immers problemen die het meest voorkomen bij de aanvraag van een milieuvergunning. Deze ambtenaar is het eerste aanspreekpunt voor de ondernemer tijdens de vergunningsprocedure en zal hem dan ook begeleiden bij het bekomen van zijn milieuvergunning. Dat betekent dat de milieuambtenaar over de nodige kennis en deskundigheid terzake moet beschikken.
Mijnheer de minister, in mei 2005 verklaarde u, naar aanleiding van een vraag om uitleg in de commissie, dat een overlegplatform met vertegenwoordigers van de belangrijkste bedrijfsorganisaties voor KMO´s de initiatieven en acties met betrekking tot het uitvoeringsplan gescheiden inzameling van bedrijfsafval van kleine ondernemingen van nabij opvolgt. Gebeurt dat nog steeds op gezette tijdstippen? Wat is de frequentie van de bijeenkomsten en wat zijn de resultaten?
In diezelfde commissie stelde u dat het rapport bedrijfsafvalstoffen van de OVAM als eerste doel heef om enkele frappante cijfers in de kijker te zetten, maar dat er misschien wel enige verwarring mogelijk is, zodat het nodig is om een en ander uit te klaren en u in de toekomst op een andere manier moet communiceren. Is dat intussen gebeurd en op welke manier gebeurde dat?
Mijnheer de minister, hoe staat u tegenover het voorstel om ook bedrijven tot het containerpark toe te laten voor niet-gevaarlijk afval? Hierdoor is er een grotere controle over de afvalstromen en tegelijk wordt ook de kost voor afvalophaling en -verwerking voor de bedrijven aanzienlijk verlaagd. Overweegt u deze maatregel uit te werken en desgevallend de gemeentelijke overheden hierover in te lichten, in het licht van uw eigen stelling dat op een andere en betere manier moet worden gecommuniceerd?
Denkt u eraan om op gemeentelijk niveau de aanstelling van een deskundig milieuambtenaar voor te stellen en in voorkomend geval voor de nodige opleiding van deze en de reeds aangestelde milieuambtenaren te zorgen, wat tot de vereiste deskundigheid moet leiden om de KMO´s in hun afvalbeheer te begeleiden?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer Vrancken, het overlegplatform dat het uitvoeringsplan ´Gescheiden inzameling van bedrijfsafval van kleine ondernemingen´ opvolgt, in het kort het KMO-plan, vergadert viermaal per jaar. In dit overlegplatform zijn zowel de gemeenten en intercommunales, de afvalbedrijven als de producenten van bedrijfsafval vertegenwoordigd. De leden van het platform werkten samen aan een informatiebrochure over de voor de KMO´s belangrijkste elementen van het Vlarea. Er wordt samengewerkt aan het sensibiliseren van KMO´s voor selectieve inzameling van bedrijfsafvalstoffen. In het kader van dit overleg werd een rapport opgesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de lokale besturen. De voortgang van dit uitvoeringsplan wordt tweejaarlijks geëvalueerd.
Over het rapport over bedrijfsafvalstoffen is geen verdere externe communicatie gevoerd. In het rapport over de productie van bedrijfsafvalstoffen over het jaar 2003 - van 15 december 2005 - is wel rekening gehouden met de opmerkingen en is de nodige duiding gegeven bij de cijfers. Het rapport werd ook besproken in het overlegplatform KMO-plan. Het verstrekken van cijfers over de afvalinzameling bij kleine en gewone KMO´s met voldoende duiding van de context is ook een aandachtspunt voor de voortgangsrapportage van het KMO-plan.
De gemeentebesturen hebben volgens het afvalstoffendecreet alleen een zorgplicht voor huishoudelijke afvalstoffen, niet voor bedrijfsafvalstoffen. De lokale besturen beslissen autonoom om een afvalinzameling van bedrijfsafvalstoffen uit te voeren voor de kleine ondernemingen en instellingen op hun werkingsgebied. In het KMO-plan vragen de acties 15, 16 en 17 dat de gemeenten voor de inzameling van vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen hun huis-aan-huisinzameling en/of hun containerpark open stellen voor kleine ondernemingen.
Het KMO-plan bepaalt de voorwaarden waaraan de inzameling van bedrijfsafvalstoffen moet beantwoorden: de bedrijven moeten de effectieve kostprijs van de inzameling vergoeden, de capaciteit van het gemeentelijke inzamelcircuit mag niet overbelast worden waardoor de dienstverlening naar de burger in het gedrang zou komen, de bij bedrijven ingezamelde hoeveelheden afval moeten kunnen worden losgekoppeld van de cijfers voor de huishoudelijke afvalstoffen en tot slot, de scheidingsregels vervat in het Vlarea, artikel 5.2.2.1, moeten door de bedrijven worden nagevolgd.
In het overlegplatform KMO-plan van 7 juni 2006 is een consensus bereikt over de inzameling van met huishoudelijk afval vergelijkbare afvalstoffen van KMO´s door gemeenten. Een belangrijk punt hieruit is dat alleen bedrijfsafval dat in vergelijkbare hoeveelheden als in een normaal huishouden wordt aangeboden, via het normale gemeentelijke inzamelcircuit kan worden meegenomen of via het containerpark kan worden ingezameld. Een aparte inzameling heeft geen meerwaarde, vooral omwille van mobiliteitsredenen. Andere belangrijke punten zijn dat dit bedrijfsafval wel apart wordt geregistreerd en dat lokale besturen die toch bedrijfsafval in grotere hoeveelheden willen inzamelen, dit doen met een aparte bedrijfstak en volledig aan marktconforme voorwaarden.
De OVAM en de VVSG zullen de gemeenten hiervan op de hoogte brengen. Dit zal ook opgenomen worden in het nieuwe uitvoeringsplan voor huishoudelijke afvalstoffen dat op dit ogenblik in voorbereiding is.
De gemeenten, de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, de provincies, de OVAM en het Vlaams Agentschap Ondernemen leveren inspanningen om de bedrijven in te lichten over de mogelijkheden voor de inzameling en het verwerken van hun bedrijfsafvalstoffen. Vandaag zijn de milieuambtenaren van veel Vlaamse gemeenten al het aanspreekpunt voor verschillende aspecten van het milieubeleid van de bedrijven, ook wat betreft afval. De Vlaamse afvalbedrijven hebben hun dienstverlening uitgebreid naar het verstrekken van advies over logistiek en beheer van afvalstoffen en bieden een service voor de afvaladministratie aan. Zo werd vrij recent in de Antwerpse haven de Econatie opgericht.
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord dat zeer volledig was op alle vragen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.