Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 06/06/2006
Vraag om uitleg van de heer Jos De Meyer tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de categorisering van wegen
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in het Structuurplan Vlaanderen worden de wegen gecategoriseerd. Aan de wegen wordt een bepaalde functie toegekend volgens een hiërarchisch model. De beleidsnota van de minister stelt de categorisering van ons wegennet in het vooruitzicht. Ik citeer de beleidsnota Openbare Werken van 2004 op pagina 26:?Om de beleidsaandacht te kunnen leggen op een zo efficiënt en effectief mogelijk beheer en gebruik van de bestaande infrastructuur is het belangrijk om een duidelijke categorisering door te voeren tussen de hoofdtransportnetten die een verbindende functie hebben op internationaal en regionaal niveau en de onderliggende netten die eerder een ontsluitende of toegangsverlenende functie hebben. De basisprincipes en hoofdlijnen van deze categorisering zijn uitgetekend in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en dienen op het terrein te worden uitgevoerd volgens duidelijke inrichtingsprincipes en ondersteund door een coherente bewegwijzering. De aandacht zal hierbij in eerste instantie naar de hoofd- en primaire wegen gaan. Tot slot zullen stappen gezet worden naar aanbieders van routebegeleidingssytemen om ook de principes van deze categorisering in hun systemen mee op te nemen. Dit moet vermijden dat ongeschikte wegen als alternatieve wegen gebruikt worden.´
De categorisering heeft verschillende deelfacetten. Er moet eerst en vooral een coherente classificatie gebeuren. Vervolgens moeten de wegen ook effectief worden ingedeeld, en ten slotte moeten de wegen dan ook overeenkomstig hun categorisering op het terrein zelf worden ingericht. Het resultaat zou moeten zijn dat eenieder aan de inrichting merkt op welk type weg hij of zij zich bevindt, met een verhoopt overeenkomstig gedrag van de weggebruiker.
Mijnheer de minister, welke wegen zijn er en op welke wijze werden ze reeds gecategoriseerd? Welke types en categorieën worden er onderscheiden? Is de indeling eenvormig? Welk inrichtingsprof?el wordt er aan de respectieve categorieën toegekend? Zijn de bestekken ook uniform? Passen de AWV en de gemeentebesturen ze toe? In welke mate is het beperken van snelheden langs autosnelwegen verenigbaar met de toegedeelde categorie? Wanneer wordt deze operatie van categorisering van wegen afgerond? Hoe ver staan de gesprekken met de aanbieders van routebegeleidingssystemen? Wat zijn hiervan de resultaten?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, bij de categorisering van de wegen wordt een onderscheid gemaakt naargelang de gewenste functie enerzijds en naargelang het gewenste niveau waarop deze weg dient te functioneren anderzijds. Wat de functie betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen verbinden, verzamelen en toegang geven. Wat niveau betreft, wordt een onderscheid gemaakt tussen Vlaams en internationaal, regionaal en lokaal. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelt inderdaad een categorisering voor op Vlaams niveau, waarbinnen heel wat gewestwegen gevat zijn. De verbindende wegen op Vlaams niveau zijn de hoofdwegen, de verzamelende wegen zijn de primaire wegen I, en de wegen die meer toegang geven tot hoofd- en primaire wegen I zijn de primaire wegen II. De selectie van hoofdwegen, primaire wegen I en een aantal primaire wegen II is gebeurd binnen dit Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.
De meeste andere gewestwegen zijn gecategoriseerd binnen de ruimtelijke structuurplannen van de verschillende provincies. Hier spreekt men van secundaire wegen I met een hoofdzakelijk verbindende functie op regionaal niveau, de secundaire wegen II met een verzamelende functie op regionaal niveau en de secundaire wegen III, die hoofdzakelijk toegang geven en ook wel eens getypeerd worden als dragers voor openbaar vervoer. De selectie van deze verschillende secundaire wegen en een aanvullende selectie van primaire wegen II is gebeurd binnen de provinciale ruimtelijke structuurplannen.
De resterende gewestwegen behoren tot het lokale wegennet, waarbij eveneens een onderscheid wordt gemaakt tussen verbinden of lokale weg I, verzamelen of lokale weg II, en toegang geven of lokale weg III. De selectie hiervan gebeurt binnen de lokale ruimtelijke structuurplannen en de mobiliteitsplannen. Door deze categorisering toe te passen op de verschillende subsidiaire niveaus, namelijk gewest, provincie en lokale overheid, verkrijgt men een eenvormige indeling van alle wegen in Vlaanderen.
Er werden geen definitieve inrichtingsprofielen toegekend aan de verschillende categorieën van weg. De vraag dient ook te worden gesteld of dit echt nodig is. Belangrijker is dat voor de verschillende categorieën wel een aantal principes worden vastgelegd zoals de ontwerpsnelheid, de filekans, het type kruispunt, enzovoort. Deze principes dienen dan te worden gehanteerd als randvoorwaarde voor projecten op bepaalde categorieën van wegen.
Voor het hoofdwegennet - dat zijn de autosnelwegen - en de grote primaire wegen wordt gebruik gemaakt van de internationaal bestaande ontwerpnormen voor autowegen. Voor de secundaire wegen werd een studie uitgevoerd door externe studiebureaus, waarvan de resultaten echter nog niet aanvaard werden, omdat de doorvoering van de categorisering op het terrein nooit een louter theoretische oefening kan zijn. Binnen mijn administratie is wel een project lopende om bij ontwerp en uitvoering van delen van het secundaire wegennet de resultaten van de studie uit te testen. Deze ontwerpstudies dienen, uitgaande van de hiervoor al geciteerde randvoorwaarden, op maat te worden toegepast op de verschillende wegontwerpen voor de Vlaamse gewestwegen. Een ondersteunend instrument om deze randvoorwaarden en principes om te zetten naar de werkelijkheid, zijn de streefbeelden, die echter eveneens omzichtig dienen te worden toegepast, teneinde bij de betrokken bevolking geen onterechte verwachtingen te scheppen.
Wat de gemeentebesturen betreft: ik kan geen uitspraken doen over wegen waar ik niet bevoegd voor ben en die dus tot andere functionele niveaus behoren. Ik ben daar heel voorzichtig in. Ik doe dus geen uitspraken over het al dan niet uitvoeren door de gemeentebesturen. Bij mijn weten is daarover trouwens geen informatie beschikbaar.
Wat het ontwerp van autosnelwegen betreft, moet rekening worden gehouden met ontwerpsnelheden van 120 kilometer per uur, wat vandaag ook als ontwerpsnelheid wordt gehanteerd. Deze ontwerpsnelheid kan echter verschillen van de toegelaten snelheid, omdat ze rekening dient te houden met verschillende factoren die het werkelijke functioneren van de weg bepalen, met name het veiligheidsaspect, het economische aspect of de kosten en het routekeuzegedrag: lage toegelaten snelheden op de autosnelweg kunnen aanleiding geven tot verdrijven van het autosnelwegverkeer naar andere categorieën van wegen met de verplaatsing van problemen naar andere types van wegen tot gevolg. Al deze elementen kunnen dus een rol spelen bij de ontwerpsnelheid.
Concreet betekent dit dat de Vlaamse wegbeheerder, krachtens de bijzondere wet, de bevoegdheid heeft een andere snelheid op te leggen in functie van bovenvermelde factoren en specifieke beleidsmaatregelen.
De operatie van de categorisering van het gewestelijk wegennet is reeds afgerond, maar kan worden aangepast indien dit wenselijk of nodig is, bijvoorbeeld om rekening te houden met gewijzigde omstandigheden.
De Vlaamse overheid plaatst routegeleidingssystemen, zowel statische als dynamische, op strategisch goed gekozen trajecten met als doel het garanderen van de verkeersveiligheid en de doorstroming bij incidenten of bij capaciteitsproblemen op het wegennetwerk. De systemen hebben hun nut al bewezen, zeker in de regio´s Antwerpen en Gent, en zullen in functie van de beschikbare middelen verder worden uitgebreid. Zo loopt er momenteel in samenwerking met het Brusselse Gewest een onderzoek naar een dynamisch verkeersbeheer op de ring rond Brussel en de aansluitende invalswegen. Ik heb het onderzoek samen met mijn collega van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in gang gezet. Buiten dit onderzoek, zijn er momenteel geen andere projecten in ontwikkeling.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, uiteraard bent u bedankt voor uw antwoord. Structuurplanning en categorisering van wegen zijn natuurlijk niet uw uitvindingen. Ze stammen niet uit deze legislatuur, maar zijn een erfenis uit vorige legislaturen. We hebben al bijzonder veel theorie gekregen en het antwoord op uw eerste vraag was bijzonder duidelijk, maar in de praktijk vraagt men zich soms af of het theoretische concept ons helpt om de uiteindelijke doelstelling, een zo efficiënt en effectief mogelijk beheer en gebruik van de infrastructuur, te halen. Ik verwijs ook naar recente discussies in deze commissie. Wie met mensen uit ondergeschikte besturen spreekt, ervaart dat er een probleemsituatie is. Ik hoop dat u er tijdens deze legislatuur als minister van Openbare Werken in zult slagen om een model te ontwikkelen waarmee in de praktijk wel iets te doen valt. Ik hoop dat het niet blijft bij grote theorieën. We zouden hier heel uitgebreide discussies over kunnen houden, maar ik houd het hierbij, want met het formuleren van dit verwachtingspatroon heb ik de essentie weergegeven van een aantal gesprekken die we hier reeds hebben gevoerd.
De voorzitter: Het incident is gesloten.