Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 09/05/2006
Vraag om uitleg van de heer Eloi Glorieux tot mevrouw Kathleen Van Brempt, Vlaams minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen, over jeugd en mobiliteit
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, mijn vraag gaat inderdaad over jeugd en mobiliteit.
Minister Kathleen Van Brempt: Het is toch geen machovraag? (Gelach)
De heer Eloi Glorieux: Had u dat dan verwacht van een watje zoals ik?
Minister Kathleen Van Brempt: Nee hoor. Het is trouwens een zeer mooie vraag.
De heer Eloi Glorieux: Mevrouw de minister, net zoals de andere parlementsleden van deze commissie, en waarschijnlijk ook de leden van het kabinet, heb ik zowat een jaar geleden een bundel gekregen van de Vlaamse Jeugdraad. Daarin schoof de raad een aantal punten naar voren betreffende jongeren en mobiliteit. Het uitgangspunt was drieërlei. Hij stelde dat het tijd werd dat ook in het mobiliteitsbeleid rekening wordt gehouden met jongeren, dat ze, net als alle andere maatschappelijke groepen, aanzien zouden worden als actoren in de samenleving en dus recht hebben op mobiliteit. Daarom moet de overheid een kader creëren, zodat jongeren die zich te voet, met de fiets of bromfiets, met de trein verplaatsen, dat op een veilige, snelle en autonome manier kunnen doen. Voor het opstellen van dit beleid, is het, ten slotte, belangrijk dat de jongeren zelf worden betrokken bij de beleidsvoorbereiding.
De nefaste gevolgen van onze toenemende drang naar mobiliteit, de files, ongelukken, vervuiling enzovoort, hebben ook, en niet in het minst, een effect op deze groep van jonge mensen. Daarnaast is het huidige mobiliteitsbeleid nog steeds onvoldoende gericht op jongeren die zich willen verplaatsen naar zowel de school of het werk, het jeugdwerk en andere vrijetijdsactiviteiten. Meer nog, jonge mensen zijn heel vaak slachtoffer van het verkeer.
Mevrouw de minister, ik zal een greep doen uit hun voorstellen. De jeugdraad vraagt een mobiliteitsbeleid voor jongeren gemaakt door jongeren, of minstens met inspraak van die groep. Jongeren verplaatsen zich vaak samen met vrienden. Dat moet op een veilige manier kunnen gebeuren. Ze zijn vaak zachte weggebruikers. Ze hebben behoefte aan meer fysieke plaats in het verkeer en extra aandacht voor tochten in groep. Het openbaar vervoer moet aangepast zijn aan de specifieke noden van jongeren, ook op het vlak van reistijden, reisformules, aansluitingen, bereikbaarheid van kampplaatsen enzovoort. De raad vraagt ook een Vlaams initiatief voor ondersteuning van gemeenten waar NMBS-loketten dreigen te moeten sluiten om boekhoudkundige redenen, en van doorstroming en toegankelijkheid van bussen en trams. Mevrouw de minister, de vragen zijn dus niet specifiek gericht op jongeren. De oplossingen kunnen de mobiliteit in het algemeen ten goede komen.
De jeugdraad vraagt ook aandacht voor opvoeding, sensibilisering en promotie, onder meer om jongeren en de mensen in het algemeen te doen nadenken over de keuze voor een vervoersmiddel, de correcte kostprijs. De mensen zouden ook correcte informatie moeten krijgen over wangedrag en dergelijke. Hij stelt dat de jongeren vaak worden gestigmatiseerd, terwijl de statistieken aantonen dat het de dertigers zijn die het vaakst dronken achter het stuur zitten!
Mevrouw de minister, op welke van deze voorstellen bent u sinds maart 2005 ingegaan? Van welke extra maatregelen hebt u de Vlaamse Jeugdraad op de hoogte gebracht? Werd hij sindsdien bij de zaak betrokken? Op welke manier hebt u jongeren als ervaringsdeskundigen uitgenodigd bij de voorbereiding van uw mobiliteitsbeleid?
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Ik sluit me graag aan bij de vraag van de heer Glorieux. Het is een heel belangrijke vraag omdat jongeren inderdaad een heel specifieke plaats innemen in de mobiliteitsproblematiek. Voor hen is mobiliteit ook meer dan zich verplaatsen van punt a naar punt b. De straat is een ontmoetingsplaats, een plaats waar ze zich voortbewegen met vrienden. We moeten daar dan ook de nodige aandacht aan besteden.
De heer Glorieux heeft geciteerd uit het advies van de Vlaamse Jeugdraad. Een misschien nog belangrijker document is het tweede Vlaams Jeugdbeleidsplan 2006-2009, dat eind vorig jaar door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd. Daarin staan een aantal engagementen over de beleidsdomeinen heen. Ook mobiliteit komt daarin aan bod. Een van de zaken die voor mij belangrijk is in de zogenaamde beleidsrotonde inzake het jeugdbeleidsplan, is het aanzetten van de jongeren tot duurzame mobiliteit, tot het gebruik maken van de fiets en, vooral, van het openbaar vervoer.
Mevrouw de minister, een paar weken geleden heeft de kinderrechtencommissaris ons een bezoek gebracht. Ze heeft onder andere onderzoek gedaan naar de manier waarop jongeren omgaan met mobiliteit. Ondanks de stijging in de verkoop van het aantal BuzzyPazz-vervoersbewijzen, bleek dat De Lijn, en het openbaar vervoer in het algemeen, met een imagoprobleem kampt bij de jongeren. Wat hebt u tot nu toe gedaan of wat denkt u te doen om het imago van De Lijn en van het openbaar vervoer op te krikken?
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, als niet-lid van deze commissie waag ik het toch om me aan te sluiten bij deze vraag, vooral omdat ik bekommerd ben om de invulling van de beleidskruispunten, zoals ze door minister Anciaux worden genoemd. Vanuit het jeugdwerk worden vaak vragen gesteld over de mobiliteit ´s nachts. Mevrouw de minister, wellicht hebt u al initiatieven genomen. Ik ben benieuwd te vernemen wat u nog plant en wat er al bestaat.
De suggestie om de jeugdraad hierbij te betrekken, is interessant, al mag die betrokkenheid niet leiden tot een verlenging van de procedure of tot het ingewikkelder maken van het goedkeuren van de regelgeving. Het is goed om eens op een creatieve manier te bekijken hoe jongeren zelf bij het mobiliteitbeleid kunnen worden betrokken. Ik denk hierbij ook aan het kindereffectenrapport, dat binnenkort JOKER zal heten.
De voorzitter: Minister Van Brempt heeft het woord.
Minister Kathleen Van Brempt: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, dit is een belangrijke vraag en daarom zal ik een wat uitgebreider antwoord geven. Dit is immers het uitgelezen moment om de verwezenlijkingen van het Vlaams mobiliteitsbeleid op te sommen.
Om goed te antwoorden, is het belangrijk om het advies van de Vlaamse Jeugdraad enigszins te situeren. Het decreet op het Vlaams Jeugdbeleid legt de co?rdinerende minister voor het jeugdbeleid, de heer Anciaux, op om ten laatste voor het einde van het eerste volledige legislatuurjaar een jeugdbeleidsplan voor te leggen aan de Vlaamse Regering. Tijdens de vorige legislatuur werd een eerste Vlaams jeugdbeleidsplan uitgewerkt.
Voor het tweede jeugdbeleidsplan heeft de Vlaamse Jeugdraad op 23 maart een preadvies geformuleerd. Dat werd in belangrijke mate vertaald in het tweede jeugdbeleidsplan. Zowel over het gehele jeugdbeleidsplan als over het onderdeel mobiliteit, werd nauw overleg gepleegd met de actoren uit het jeugdwerk, uit de kinderrechtenwereld en uit het brede jeugdbeleid. De Vlaamse Jeugdraad werd dus nauw betrokken bij de volledige uitwerking ervan. In juli werd een voorontwerp van het jeugdbeleidsplan voorgelegd aan de Vlaamse Jeugdraad. Hierop heeft de Vlaamse Jeugdraad opnieuw adviezen geformuleerd die aanleiding gaven tot een aantal wijzigingen in het jeugdbeleidsplan.
Specifiek voor het hoofdstuk mobiliteit van het jeugdbeleidsplan werden drie strategische doelstellingen geformuleerd: meer autonome mobiliteit, meer duurzame mobiliteit en veiligere mobiliteit. Die voor de hand liggende strategische doelstellingen werden uitgewerkt in operationele doelstellingen die van belang zijn voor de Vlaamse jeugd. Ze gaan over veilige en kwaliteitsvolle infrastructuur, meer openbaar vervoer, een grotere verkeersvaardigheid van kinderen en jongeren, maatschappelijk verantwoord rijgedrag, ordehandhaving, een grotere betrokkenheid van de jeugd en de opvang en ondersteuning van verkeersslachtoffers. Het merendeel van de voorstellen uit het advies van de Vlaamse Jeugdraad van 23 maart 2005 wordt dus opgenomen in zowel de strategische als de operationele doelstellingen en wordt uitgewerkt in de daaraan gekoppelde acties.
Ik overloop de belangrijkste beleidsinitiatieven die verband houden met het jeugdbeleidsplan.?Cool maar niet stoer´ is een demonstratieproject over jongeren en verantwoord verkeergedrag. Het liep van juli 2004 tot december 2005. Dit experimentele demonstratieproject werd uitgevoerd door Mobiel 21 en had als doelstelling om bij jongeren van 12 tot 18 jaar - een heel moeilijk voor verkeersveiligheid te sensibiliseren leeftijdscategorie - een positieve dynamiek te creëren inzake het thema?verantwoord jong zijn in de verkeerswereld´. Er werden vijf projecten uitgevoerd.
In het projectenboek komen activiteiten in het kader van de?Dag zonder auto mobiel in de stad´ en?Open Straatdag 2004´ aan bod. Het projectenboek moet ervoor zorgen dat de creativiteit van gemeenten en steden niet verloren gaat. De gemeenten die in het projectenboek aan bod komen zijn Menen, Zwijndrecht, Herzele, Lanaken, Tremelo, Oostende, Wijnegem, Brugge, Geel, Vilvoorde, Ieper en Wetteren. Voor de samenstelling van het boek werd gelet op een mix van grote, middelgrote en kleine gemeenten.
In april 2005 waren er de mobiele verkeersparken. Naar aanleiding van de?Dag zonder auto mobiel in de stad´ en de?Open Straatdag´ van september 2004 nam de Vlaamse overheid het initiatief om zes mobiele verkeersparken ter beschikking te stellen. Een mobiel verkeerspark bestaat uit verkeerseducatieve middelen die praktijkgerichte verkeers- en mobiliteitseducatie bevorderen in de scholen.
Sinds 1 september 2005 geldt in alle schoolomgevingen een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. De Vlaamse overheid heeft niet alleen maatregelen genomen om te voldoen aan de federale wetgeving inzake de zone-30 in schoolomgevingen, maar voorziet ook in 13,2 miljoen euro. Ze voert hiermee een prioriteit van het Vlaamse regeerakkoord uit.
Gekoppeld aan de maximumsnelheid werd de campagne?Veilig naar School´ opgestart. Dit instrument ondersteunt de scholen in hun verkeerseducatieve opdracht.
We boden ondersteuning bij de?Week van vervoering´ in september 2005. Tijdens de?Week van Vervoering´ organiseert de Vlaamse Overheid samen met KOMIMO, de Koepel Milieu en Mobiliteit, talloze acties die het duurzaam vervoer promoten.
We ondersteunen ook de campagne 2005-2006 van het Levenslijn Kinderfonds of LFK. Dat gebeurt voor de derde keer op rij. We hebben hiervoor 180.000 euro uitgetrokken. Ook dit keer zal het LKF veiligheidsmateriaal verdelen aan jongeren. Aan de campagne is er ook een belangrijk inhoudelijk project gekoppeld dat door Mobiel 21 vzw zal worden uitgewerkt. Het betreft een?Draaiboek schoolbereikbaarheidsplannen´ en werd opgestart in 2006.
Het Levenslijn-Kinderfonds richt de actie deze keer ook op de moeilijkere doelgroep van plus 12-jarigen.
De doorstroming van het openbaar vervoer kwam ook expliciet aan bod in het Jeugdbeleidsplan. Kind en Samenleving organiseert een coachingproject voor lokale overheden inzake kinderparticipatie bij mobiliteit.
Het leerlingenvervoer is een belangrijk breder beleidsinitiatief. Op 24 februari besliste de Vlaamse Regering om 12 proefprojecten te selecteren. Daar is een bedrag van 1,2 miljoen euro mee gemoeid. Samen met de minister van Onderwijs zal ik, in samenspraak met de gemeenten, de proefprojecten uitwerken, met als doel om in de toekomst in heel Vlaanderen gratis leerlingenvervoer te organiseren.
Vanaf februari 2006 werd de campagne?Mobiel4real´ opgestart. Het is een uitgebreide mobiliteitscampagne voor en door jongeren. Jongeren kunnen hun mening en visie kwijt over mobiliteit, verkeersveiligheid en openbaar vervoer. Er wordt daarbij heel veel aandacht besteed aan de betrokkenheid van de jongeren. Zoals we mogen verwachten, ligt de nadruk op duurzaam vervoer. In de laatste fase van de campagne zullen jongeren door TMF worden opgeroepen om ideeën en filmpjes voor een mobiliteitscampagne in te sturen.
Vanaf mei 2006 hanteert De Lijn een nieuw systeem van toegankelijkheid en werd tegelijkertijd een nieuw stedelijk toegankelijkheidsnet geopend, meer bepaald Antwerpen. Het is de bedoeling om in de toekomst heel wat bijkomende stedelijke gebieden toegankelijk te maken.
Met deze projecten wordt ingegaan op een aantal voorstellen. Zo is er de vraag naar een mobiliteitsbeleid voor en met jongeren. Jongeren verplaatsen zich vaak samen met vrienden. Dat moet veilig kunnen gebeuren. Jongeren zijn vaak zachte weggebruikers, ze hebben behoefte aan meer fysieke plaats in het verkeer. Er wordt ook gevraagd naar een openbaar vervoer dat aangepast is aan de specifieke behoeften van jongeren. Verder zijn doorstroming, opvoeding, sensibilisering en promotie belangrijk.
Inzake de overige voorstellen omtrent openbaar vervoer en jongeren verwijs ik ook naar de geëigende overlegstructuren tussen De Lijn en de NMBS. Waar mogelijk, bijvoorbeeld voor de uurregeling en de opstapplaatsen, wordt gestreefd naar afstemming. Verder is er de bereidheid te werken aan de ticketintegratie van de verschillende openbaarvervoermaatschappijen. Ook voor jongeren is dat heel belangrijk, want zij zijn vaak op zoek naar aangepaste tickets en tariefstructuren.
Mijnheer Glorieux, ik wil vooral verwijzen naar de vele overlegmomenten die georganiseerd werden voor het tweede Vlaamse Jeugdbeleidsplan. Op 23 april werd een discussiedag georganiseerd, waar de tussentijdse teksten werden teruggekoppeld naar het brede jeugdwerkmiddenveld. Begin juli werd een volgende versie doorgestuurd naar de Vlaamse Jeugdraad. In augustus werd specifiek over het hoofdstuk mobiliteit een overleg georganiseerd tussen de Vlaamse Jeugdraad en mijn kabinet. De Vlaamse Jeugdraad heeft het hele traject van zowel het Jeugdbeleidsplan als het specifieke hoofdstuk mobiliteit nauwgezet kunnen volgen. De communicatie over het definitieve Jeugdbeleidsplan werd uitgewerkt door de co?rdinerende Vlaamse minister van Jeugd. Hij heeft onder meer een beknopte samenvatting van het jeugdbeleidsplan als brochure laten verspreiden. Bovendien zullen de doelstellingen van het Jeugdbeleidsplan elk jaar worden gemonitord. De eerste monitoring is gepland voor het najaar van 2006. Ook op het vlak van mobiliteit zullen we dan zien hoever we staan.
De betrokkenheid van de jongeren is duidelijk gebleken uit de opgesomde projecten:?Cool maar niet stoer´ en?Mobiel4real´.
Ik wil ook de staten-generaal voor opvang van verkeersslachtoffers en hun nabestaanden vermelden. Op 26 april werd de stuurgroep van de staten-generaal voor het eerst samengeroepen. Deze vergadering betekende het startschot voor de werking van de verschillende werkgroepen die de staten-generaal voorbereiden, die ik samen met minister van Welzijn Vervotte organiseer. Ook in dat kader vonden verschillende overlegvergaderingen plaats met de drie verenigingen die zich actief inzetten voor verkeersslachtoffers: Ouders van Verongelukte Kinderen, ZEBRA vzw en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk.
Het imago van het openbaar vervoer, zeker voor jongeren, is een van mijn belangrijke bekommernissen. Mijnheer Glorieux, u hebt zelf al verwezen naar het succes van de Buzzy Pazz, maar ik denk dat we verder kunnen gaan dan een ruimer aanbod van het openbaar vervoer. Binnen het netmanagement en het nieuwe beleid inzake openbaar vervoer, willen we veel aandacht besteden aan schoolvervoer. We willen het regulier vervoer uitbreiden voor de ontsluiting van secundaire scholen. Voor het basisonderwijs werken we met pilootprojecten volgens het STOP-principe. Voor het secundair onderwijs moeten we vooral kijken naar de ontsluiting. Een andere uitdaging is het organiseren, vooral voor iets oudere jongeren, van het nachtvervoer, in het bijzonder het weekendnachtvervoer. Op dat vlak is een veel betere afstemming mogelijk tussen het openbaar vervoer en het taxibeleid.
De voorzitter: De heer Glorieux heeft het woord.
De heer Eloi Glorieux: Mevrouw de minister, ik merk dat er heel wat positieve projecten gestart zijn of in de pipeline zitten. Het is belangrijk om ook in de toekomst projecten te blijven ontwikkelen, samen met de verschillende jeugdorganisaties.
De opmerkingen van de Vlaamse Kinderrechtencommissaris inzake jongeren en mobiliteit moeten zeker in het beleid worden opgenomen. Ik denk dan in het bijzonder aan de kindlinten, die kinderen in staat moeten stellen om op een autonome en veilige manier de plaatsen te bereiken waar veel kinderen en jongeren samenkomen: scholen, jeugdclubs en speel- en sportpleinen. Bij het uittekenen van het mobiliteitsbeleid moeten we zeker verder aandacht besteden aan de jongeren, maar ik merk dat u dat al doet.
De voorzitter: Mevrouw Poleyn heeft het woord.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de minister, zijn de verschillende projecten die u hebt genoemd en die klinkende namen hebben, structurele projecten of worden ze jaarlijks gesubsidieerd? Dat is belangrijk in het licht van een duurzaam beleid.
Minister Kathleen Van Brempt: De projecten met de klinkende namen waar u naar verwijst, zijn niet structureel. Dat is ook niet de bedoeling. Ze worden ingediend bij het mobiliteitsbeleid, waarbij we extra willen focussen op jongeren. De meeste van die projecten zijn eenmalig, maar ze kunnen uiteraard worden herhaald. We willen daar meer uit leren en betrokkenheid organiseren.
Projecten over leerlingenvervoer en openbaar vervoer zijn structurele projecten.
Mevrouw Sabine Poleyn: Mevrouw de minister, zult u dan geregeld overleg hebben met minister Anciaux om de projecten te evalueren en bij te sturen?
Minister Kathleen Van Brempt: Ik bekijk ze als hefboomprojecten om er beleidsmatig zaken uit te halen. Ik verwijs naar de moeilijke doelgroep, 12- tot 18-jarigen, voor wie we inzake verkeerseducatie nog een tandje moeten bijsteken. Voor de leeftijdscategorie van 6 tot 12 jaar doen we al heel wat. Die kinderen zijn ook gemakkelijk bereikbaar, je kunt ze bij wijze van spreken nog bij het handje nemen en ze leren de straat over te steken en verkeersveilig te fietsen enzovoort.
De groep 12- tot 18-jarigen is moeilijker bereikbaar. Met een aantal mooie projecten zijn we nu op zoek naar goede hefbomen, die moeten worden vertaald in een structureler beleid om te komen tot sensibilisering en educatie.
De voorzitter: Het incident is gesloten.