Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 20/04/2006
Vraag om uitleg van de heer Hubert Brouns tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de eengemaakte waterfactuur
De voorzitter: De heer Brouns heeft het woord.
De heer Hubert Brouns: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, sinds 1 januari 2005 kwam via decretale weg de eengemaakte waterfactuur tot stand. Daardoor werd de afvalwaterheff?ng afgeschaft en omgevormd tot een kostenbijdrage, althans voor wie is aangesloten op de drinkwatervoorziening.
Sedert enige tijd is de organisatie en de structuur van de rioleringssector in sterke evolutie. Een aantal gemeenten hebben hun rioleringsopdracht en het beheer van de riolen aan intercommunales overgedragen. Die intercommunales rekenen daarvoor uiteraard een zogenaamd rioolrecht aan dat eveneens als aparte post op de eengemaakte waterfactuur wordt aangerekend. De samenwerkingsovereenkomsten van de gemeenten bevatten ook afspraken over de berekeningswijze van de rioleringskosten, de berekeningswijze van de bijdrage die aan de burgers en bedrijven wordt aangerekend, maar ook het gewenste investeringsritme en de eigen rol die de gemeente bepaalt in de uitbouw van het rioleringsnet.
Heel wat inwoners die niet zijn aangesloten op een rioleringsnet, hebben na het ontvangen van hun eerste eengemaakte waterfactuur vragen over het feit dat er toch een riooltaks werd aangerekend. Een aantal gemeentebesturen heeft gereageerd op de klachten van de inwoners. Ze nemen de klachten ernstig en denken eraan om een gemeentelijk reglement goed te keuren waardoor aan deze burgers een toelage kan worden uitgekeerd waarmee de aangerekende riooltaks wordt gecompenseerd.
Mijnheer de minister, in de gemeenteraden komen hierover heel wat vragen aan bod. Vandaar deze vragen aan u. Kan de juiste aard van de riooltaks worden bepaald? Gaat het om een algemene kostenbijdrage in het gemeentelijke of intercommunale rioleringsstelsel of gaat het om een gesolidariseerde bijdrage? Dat is een eerste belangrijke en essentiële vraag. Kan de aard van de bijdrage verschillen per intercommunale, want die blijkt niet overal dezelfde te zijn?
Ik heb zelf minder moeite met de factuur zoals ze nu is opgesteld, want ik vind ze heel helder. Uit de klachten blijkt echter dat vooral het laatste punt, de omschrijving?bijdrage voor de afvoer van drinkwater´, heel wat vragen oproept, vooral bij mensen die geen riolering hebben. Wij weten allemaal waar de omschrijving op slaat, maar wellicht zou meer uitleg op de factuur een goede zaak zijn en zouden er minder klachten te noteren vallen.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: In december heb ik bij de bespreking van het decreet dit probleem aangekaart. U hebt het probleem ook erkend. Het is immers niet logisch en oneerlijk dat mensen die zelf instaan voor de zuivering en voor het leegmaken van hun beerput of septische put, ook riooltaks moeten betalen. Ik hoop dat u ondertussen een oplossing hebt uitgewerkt.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, dit probleem werd hier inderdaad al eens aangehaald tijdens een gedachtewisseling over het rioleringsbeleid. Ik heb toen gevraagd om juridisch te onderzoeken of het wel mogelijk is om een rioolbijdrage te innen bij inwoners die conform de zoneringsplannen nooit gerioleerd zullen worden en die bij nieuwbouw of vernieuwbouw verplicht zullen worden om een eigen individuele afvalwaterbehandelingsinstallatie te plaatsen. Hetzelfde verhaal kan ook worden gedaan voor burgers die via hun verhaalbelasting de kosten van de riolering voor hun deur al hebben betaald. Moeten die burgers een tweede keer betalen voor de rioleringswerken in hun straat?
De vraag van de heer Brouns is zeker terecht en vereist minstens een juridische opheldering. Kan het juridisch dat aan die mensen nog een rioolheffing wordt opgelegd? En zo ja, is het dan wel wenselijk om mensen die worden verplicht tot een individuele afvalwaterbehandeling of die al een riool hebben gefinancierd via een verhaalbelasting, nog eens te belasten via een rioolbijdrage?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de heer Brouns merkt op dat de factuur in Limburg helder en duidelijk leesbaar is, maar dat gaat zeker niet op voor alle facturen. In sommige regio´s is de factuur helemaal niet transparant. Ik wil u daarom vragen of het niet mogelijk is om vanuit Vlaanderen minstens enkele richtlijnen uit te vaardigen naar alle drinkwaterbedrijven om de transparantie inzake de manier van aanrekenen te verhogen.
Ik val misschien in herhaling, maar ik zou graag vernemen hoe ver het staat met de oprichting van de reguleringsinstantie voor drinkwaterbeleid. Die oprichting werd decretaal vastgelegd. Werd er al enige vooruitgang geboekt?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega´s, dit is een belangrijk dossier voor ons allemaal. Het is misschien goed om even in herinnering te brengen dat het gaat om een implementatie van de kaderrichtlijn water, een Europese richtlijn van 2000. Ik benadruk dat de kaderrichtlijn het principe hanteert dat de vervuiler betaalt en het terugwinnen van de kosten van de waterdiensten, inclusief de milieukosten, vooropstelt. Heel belangrijk is dat ook de schade aangebracht aan het milieu, bijvoorbeeld door het ongezuiverd of onvolledig gezuiverd lozen van afvalwater, aan de gebruikers van waterdiensten moet worden aangerekend.
U weet dat de drinkwatermaatschappijen nu decretaal belast zijn met de sanering van het geleverde water en dit met het oog op het behoud van de kwaliteit van het geleverde water. De drinkwatermaatschappijen zijn dus ook saneringsplichtig geworden, zowel op gemeentelijk als op bovengemeentelijk vlak. Ter financiering van de kosten die gepaard gaan met die saneringsverplichting, kunnen de drinkwatermaatschappijen een gemeentelijke en bovengemeentelijke bijdrage aanrekenen aan hun abonnees.
Gebruikers van leidingwater die niet aangesloten zijn op de riolering, lozen noodgedwongen hun vervuild afvalwater rechtstreeks of onrechtstreeks in het oppervlaktewater of het grondwater. Ze veroorzaken een vervuiling van het grondwater en/of het oppervlaktewater, of met andere woorden milieuschade, wat het aanrekenen van een bijdrage rechtvaardigt.
Een ander belangrijk element dat reeds aan bod is gekomen, is de gemeentelijke autonomie. De gemeente beslist immers autonoom of de gemeentelijke saneringskosten al dan niet aan de abonnee worden doorgerekend. De gemeente heeft, gezien haar autonomie, de keuze. De gemeente kan beslissen om de kosten gedeeltelijk of geheel zelf te dragen of kan een overeenkomst afsluiten met de drinkwatermaatschappij en de saneringsplicht op zich nemen.
Mijnheer Brouns, vrijstellingen zijn mogelijk voor degenen die werken met privé-zuiveringsinstallaties, zeker voor wat de bovengemeentelijke bijdrage betreft, mits de installatie aan bepaalde voorwaarden voldoet. Omwille van de duidelijkheid en doorzichtigheid heb ik de gemeenten aanbevolen om dezelfde vrijstellingen en sociale correcties te verlenen. De bovengemeentelijke vrijstellingen werden decretaal vastgelegd. We stellen dus voor dat de gemeenten de vrijstellingen en sociale correcties die het Vlaamse Gewest oplegt aan de drinkwatermaatschappijen, volledig overnemen. Het is een aanbeveling, want natuurlijk spelen hier twee niet onbelangrijke elementen een rol: de kaderrichtlijn en wat het Vlaamse Gewest doet enerzijds en de gemeentelijke autonomie anderzijds. Het staat de gemeenten dus vrij om boven op de bovengemeentelijke vrijstelling ook andere correcties of vrijstellingen toe te kennen.
Uw tweede vraag sluit ook aan bij het uitgangspunt dat de gemeenten over autonomie beschikken. Hoe een gemeente zich in het hervormde waterlandschap organiseert, is natuurlijk een beslissing van de gemeente zelf. De gemeente kan opteren voor een overeenkomst tussen de gemeente en de drinkwatermaatschappij of eventueel met een rioolbeheerder.
De gemeentelijke bijdrage wordt in zo´n overeenkomst vastgelegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de kosten voor de sanering per kubieke meter, de financiële bijdrage door de gemeente en de vrijstellingen opgelegd door de gemeente. Een schommeling van het eenheidstarief tussen de verschillende gemeenten is dus niet uitgesloten, maar is inherent verbonden aan de gemeentelijke autonomie.
Mijnheer Brouns, mijnheer Daems, het gaat om een ge?ntegreerde waterfactuur en dus zowel over het leveren van water als over het saneren van water. Er zijn een aantal belangrijke uitgangspunten. We willen in de eerste plaats maximaal informeren. De informatie op de factuur moet dus zo uitgebreid mogelijk zijn zodat iedereen duidelijk kan lezen vanwaar de bedragen komen. Lang geleden hebben we gediscussieerd over de vraag of de factuur zou stijgen of niet. Dat hangt onder meer af van de inspanningen die de gemeenten al dan niet leveren of van het al dan niet doorrekenen van de rioolbijdrage. Wat mij betreft, is het belangrijk dat op de facturen duidelijk vermeld staat welke bijdrage er wordt gevraagd.
De facturen verschillen van regio tot regio, bij de heer Brouns is dat naar ieders voldoening, bij de heer Daems is er blijkbaar een gebrek aan transparantie. De heer Daems vraagt om al die verschillende facturen eens naast elkaar te leggen en eens na te gaan hoe transparant het een en het ander is. Ik wil die oefening zeker eens maken, zeker waar er problemen zijn, maar ik wil nogmaals benadrukken dat ten eerste de informatie die erop staat heel belangrijk is en ten tweede dat het ge?ntegreerd is en dat we de opmaak van die factuur ook moeten bekijken met de BTW-problematiek, die we hebben opgelost, in het achterhoofd.
Ten slotte is het natuurlijk zo dat, rekening houdend met de autonomie en de afspraken die zijn gemaakt tussen de gemeenten en de drinkwatermaatschappijen, we er alle belang bij hebben dat de informatie op een bevattelijke wijze op die factuur wordt gezet. Volgens de heer Daems is dat niet overal het geval. Zijn suggestie om de informatie met enige klantvriendelijkheid te formuleren, wil ik zeker even verder bekijken.
De voorzitter: De heer Brouns heeft het woord.
De heer Hubert Brouns: Bedankt voor het heldere antwoord, mijnheer de minister. Ik denk dat de logische opbouw van uw antwoord heel veel duidelijkheid schept, vertrekkende uiteraard van de kaderrichtlijn water, die stelt dat waterdiensten ook de milieukosten moeten dragen. Ik heb nog eens even de factuur bekeken zoals die in Limburg door Interaqua wordt verspreid. Ik denk dat heel veel ergernis had kunnen worden vermeden indien er ergens het woord?milieuschade´ vermeld zou staan. Het is namelijk niet duidelijk voor mensen die niet zijn aangesloten op een riolering dat ze ook milieuschade aanrichten wanneer ze geen eigen zuiveringsinstallatie hebben. Ik denk dat de begripsverwarring is ontstaan doordat er soms op de factuur staat dat mensen moeten bijdragen voor de afvoer van drinkwater terwijl ze geen afvoer hebben. Zoiets leidt uiteraard tot ergernis en vragen waarom ze daaraan moeten bijdragen. Indien er bij zou staan dat die bijdrage eveneens moet worden betaald wanneer er geen afvoer is en dat het dan de milieuschade is die moet worden vergoed, dan zou daarmee heel veel kunnen worden opgelost. We zullen aan de betrokken maatschappij meedelen dat ze, als ze die facturen iets aanpast in die zin, dan veel minder klachten zal krijgen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik ben het ermee eens dat er veel verduidelijkt zou kunnen worden als er inderdaad een bijdrage voor de milieuschade zou worden gevraagd, alleen is dat dansen op een slappe koord, want we mogen natuurlijk ook niet in de problemen komen met de BTW-overheid. Het is nog altijd zo dat die eengemaakte waterfactuur de bedoeling had om een soort retributie te laten innen door de drinkwatermaatschappijen voor hun saneringsplicht, zodat ze dat soort kosten in hun waterdiensten kunnen incorporeren en zodat bijgevolg ook die lagere BTW kan worden verkregen. Dus als we het effectief als een soort regulerende heffing formuleren, dan zouden we wel eens in de problemen kunnen komen met de BTW-overheid, ondanks het feit dat we natuurlijk veel aan duidelijkheid zouden winnen.
Mijnheer de minister, u hebt terecht verwezen naar dat kostenterugwinningsbeginsel uit de kaderrichtlijn water. Dat kan uiteraard worden aangehaald om ook aan mensen die rechtstreeks, ongezuiverd, op het oppervlaktewater lozen, een bijdrage te vragen, ook al hebben ze geen riool voor hun deur liggen. De zaak ligt natuurlijk anders voor mensen die zelf individueel hun afvalwater zuiveren: zij veroorzaken geen milieuschadekost. Als deze mensen door de gemeente toch zouden worden opgezadeld met een rioolbijdrage, dan betalen ze eigenlijk een kost die ze niet veroorzaken. Ik denk dat het niet conform het kostenterugwinningsbeginsel is om mensen op te zadelen met kosten die ze niet veroorzaken, waarvoor ze zelf inspanningen hebben geleverd om die kosten te vermijden. U zou nog kunnen zeggen dat ze kosten moeten betalen voor de milieueffecten die worden veroorzaakt door hun resteffluent, maar die kosten worden ook niet gedragen door mensen die op het collectieve systeem lozen, omdat Aquafin is vrijgesteld van de heffing voor lozers op oppervlaktewater. Ik denk dus dat het een vorm van discriminatie zou zijn om die zelfzuiveraars dergelijke kosten aan te rekenen.
Mijnheer de minister, u hebt nu gezegd dat u de gemeenten hebt aanbevolen om de ecologische en sociale correcties die van toepassing zijn op de bovengemeentelijke bijdrage ook toe te passen op de gemeentelijke bijdrage. Met alle respect voor de gemeentelijke autonomie, maar ik denk toch dat, mocht die aanbeveling niet worden nageleefd, we toch minstens moeten overwegen om daar die nadere regels te stellen die het programmadecreet ons ook toelaat te stellen. Ik denk dat we de gemeenten dan maar moeten verplichten om die sociale en ecologische correcties die van toepassing zijn op de bovengemeentelijke bijdrage ook effectief toe te passen op die rioolbijdrage.
Ten slotte is er nog een punt waarover geen opheldering is verkregen, namelijk de mensen die hun verhaalbelasting al hebben betaald voor de riool voor hun deur. Het is uiteraard zo dat de Europese kaderrichtlijn water dat kostenterugwinningsbeginsel invoert en dat het principe van?de vervuiler betaalt´ ook in ons milieubeleid is opgenomen, maar het is evenzeer zo dat er een?non bis in idem´-principe is. Als iemand effectief al de kosten heeft opgehoest voor de riolering van zijn afvalwater, dan rijst de vraag of een bijkomende rioolbijdrage op die eengemaakte waterfactuur geen schending inhoudt van dat?non bis in idem´-beginsel. Wat dat aspect betreft, had ik dus toch graag wat bijkomende opheldering gekregen.
De heer Erik Matthijs: De vraag van de heer Martens is terecht. Zoals u weet, kan men de verhaalbelasting in een keer betalen of met annu?teiten. Ik denk dat men die mogelijkheid moet afschaffen. Natuurlijk zijn de personen die dan gedupeerd zijn diegenen die alles in een keer hebben betaald, maar dat gebeurt ook wanneer bepaalde gemeentebesturen de verhaalbelastingen afschaffen: dan hoeven de personen die in een keer hebben betaald ook niet op een teruggave te rekenen. Ik denk echter dat?non bis in idem´ moet blijven gelden en dat de gemeente, als ze een rioleringsbijdrage int, dan de lopende verhaalbelastingen op de riolering - niet op de andere wegaanhorigheden - moet afschaffen.
De heer Patrick Lachaert: Ik denk dat die twee redeneringen niet kloppen, omdat de verhaalbelasting de terugbetaling is aan de gemeenschap van de gedane infrastructuurkost en geen vergoeding voor het gebruik van de riolering inhoudt. Dat is een essentieel verschil. Dat geldt ook voor een voetpad of een baan, maar er zijn natuurlijk weinig gemeenten die daar een belasting op heffen, want electoraal is dat niet erg interessant. In de jaren zeventig, voor de fusie van de gemeenten, was dat gebruikelijk, maar sindsdien zijn er bij mijn weten niet veel gemeenten meer die dat nog hebben gedaan. De verhaalbelasting is alleen een terugbetaling van de belastingplichtige, van degene die retributie moet betalen aan de gemeenschap, voor de uitgevoerde infrastructuurkosten, niet voor het gebruik van de infrastructuur.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, u verwijst heel terecht naar de gemeentelijke autonomie wat de bijdragen die aangerekend worden aan de burger betreft. Zelfs u zult daar niet veel aan kunnen veranderen, denk ik.
Ik denk echter wel - en dat is onlangs nogmaals gebleken uit een studie van Test-Aankoop - dat er enorme verschillen zijn wat betreft het doorrekenen van de drinkwaterprijs aan de burger. Uit dat onderzoek bleek dat inwoners van Hove het meest moesten betalen en inwoners van Koksijde er het goedkoopst van afkwamen, als ik het me goed herinner. De autonomie in gedachten houdend, denk ik dus dat het inderdaad terecht is dat iedere gemeente of drinkwatermaatschappij die tarieven bepaalt, maar dat het zeker om die reden extra nodig is om de mensen uit te leggen waarom ze zoveel moeten betalen en wat dan juist de opbouw is van die factuur. Mijnheer de minister, ik wil u op uw woord nemen. U zegt dat u een vergelijking wilt maken tussen de prijzen, de manier waarop die tot stand komen en de manier waarop daarover wordt gecommuniceerd met de burger. Als we het nog eens hebben over dit thema, zou ik graag eens op die oefening terugkomen.
Een tweede vraag, mijnheer de minister, gaat over de drinkwaterreguleringsinstantie. Is daar ondertussen enige vooruitgang geboekt of maakt u daar geen werk van?
Minister Kris Peeters: Mijnheer Daems, ik had begrepen dat u zei dat een aantal facturen duidelijk waren en een aantal facturen minder duidelijk. Ik zou dus de opdracht geven om alle facturen eens naast elkaar te leggen om na te gaan welke duidelijk zijn en welke niet.
Nu haalt u echter een ander facet aan, namelijk het verschil in prijs. De waterproductie verschilt van regio tot regio, in Limburg is dat anders dan in andere delen van Vlaanderen. De prijs kan dus door de verschillende liggingen en mogelijkheden verschillen.
De heer Rudi Daems: Die verschillen kunnen toch niet zo groot zijn?
Minister Kris Peeters: U zou daarvan versteld staan. U moet maar eens bij uw collega´s in Limburg te rade gaan, mijnheer Daems, de situatie is daar toch wel enigszins verschillend. Ik engageer me om de facturen eens naast elkaar te leggen, wat uw eerste vraag was. U zult dan het verschil in prijs voor de productie van water bemerken, maar dat zijn andere elementen dan de transparantie van de factuur zelf.
Wat de regulator betreft, daarin is voorzien en we zullen dat ook uitvoeren, maar die is nog niet gerealiseerd. U weet dat we in heel het Aquafin-gebeuren nog een hele weg af te leggen hebben, maar ik zal u daarover berichten en u zult dat waarschijnlijk ook zelf opvolgen. We zullen daar later dus zeker nog op kunnen terugkomen.
Mijnheer Martens, wat de verhaalbelasting betreft, denk ik dat de heer Matthijs en de heer Lachaert terecht hebben gereageerd. Een verhaalbelasting is een belasting die men moet betalen voor het aanleggen van de riolering. Hier gaat het eigenlijk over een dienst die wordt aangeboden. U hebt daarstraks terecht verwezen naar de BTW-problematiek. Het aanbrengen van milieuschade, wat op de factuur zou kunnen worden vermeld, is natuurlijk geen dienst. Ik denk dat het wel een interessante gedachte is dat die drinkwatermaatschappijen die grondwater gebruiken, er ook voor moeten zorgen dat het grondwater niet wordt vervuild en daardoor de milieuschade moeten beperken. Ik denk dat dit aspect in die filosofie van dienst kan worden meegenomen. Mijnheer Brouns, we moeten echter ook opletten dat we niet in onze eigen voet schieten, de filosofie van?dit is een dienst die we aanbieden´ moeten we dan ook blijven volgen.
De vraag ging ook over het?non bis in idem´-principe. Gezien de aard van de belastingen - en ik vraag me af welke gemeenten die situatie hebben ingevoerd waarnaar u verwijst, namelijk een bijkomende verhaalbelasting - denk ik dat beide van een andere aard zijn, een ander voorwerp hebben. Ik denk dus dat hetzelfde voorwerp of dienst geen twee keer wordt getaxeerd.
Er was ook de vraag of de ecologische en sociale vrijstellingen die we voor het bovengemeentelijke niveau decretaal hebben vastgelegd, kunnen worden doorgetrokken op gemeentelijk niveau. Het is natuurlijk de vraag of een gemeente haar autonomie te buiten gaat door aan mensen met een privé-waterzuiveringsinstallatie die aan de voorwaarden voldoet, nog een bijdrage te vragen. Maakt zo´n gemeente misbruik van haar autonomie? Uit de vraagstelling meen ik te begrijpen dat dat volgens sommigen onder u het geval is. Als dat zo is, dan moet het worden aangevochten. De autonomie kan dus zelfs zover gaan dat er misbruik van wordt gemaakt. Het is natuurlijk de vraag wie de gemeenten zal terechtwijzen. De ingezetenen kunnen natuurlijk stellen dat het niet kan om zo´n bijdrage in te voeren.
Mijnheer Martens, uw suggestie om verder te gaan dan een aanbeveling, hangt samen met de omvang van het probleem. Bij mijn weten hebben we nog niet veel klachten binnengekregen over gemeenten die hun autonomie zouden misbruiken. Als u meent gemeenten te kennen die misbruik maken van hun autonomie, moeten we misschien optreden. Hopelijk gaat het over een heel beperkt probleem en zijn we academisch bezig over een probleem dat in de praktijk al opgelost is.
Mijnheer de voorzitter, over de factuur en de regulator zullen we later nog van gedachten wisselen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.