Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 02/05/2006
Vraag om uitleg van de heer PieterHuybrechts tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over ongevallen op op- en afritten van autosnelwegen
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, bepaalde op- en afritten van autosnelwegen zorgen voor een zeer groot aantal van de ongevallen. Volgens Luc Van Hoof van de verkeerspolitie in Grobbenkonk gebeurt meer dan 30 percent van de ongevallen op de E313 precies op deze op- en afritten.
Recent aangelegde op- en afritten bestaan uit een flauwe langere bocht, terwijl vroeger aangelegde op- en afritten vaak korte in- en uitvoegstroken hebben en korte bochten waardoor chauffeurs moeilijker hun snelheid kunnen aanpassen. Volgens de heer Van Hoof zouden die gevaarlijke op- en afritten opnieuw moeten worden aangelegd. Rechte stukken moeten eruit worden gehaald, en de bochten moeten minder scherp worden gemaakt.
Ook de verlichting zou een niet onbelangrijke rol spelen. Uit de resultaten van een onderzoek uitgevoerd door professor Luc Beaucourt zou blijken dat er veel minder ongevallen gebeuren in onverlichte gebieden. Waar het zicht door de wegverlichting goed is, wordt sneller gereden. Duisternis daarentegen zou de bestuurder langzamer en voorzichtiger doen rijden en ervoor zorgen dat de bestuurder zich beter concentreert. Zo zien we weer dat het niet mogelijk is voor iedereen goed te doen. Is er geen verlichting op de op- en afritten, dan zal er wel iemand klagen dat dat onverantwoord is; is die er wel, dan wijst een studie weer uit dat er sneller wordt gereden en dat het dus gevaarlijker is.
Mijnheer de minister, hebt u reeds initiatieven genomen om de gekende gevaarlijke op- en afritten te laten heraanleggen? Uiteraard zal aan die werken een aanzienlijk kostenplaatje hangen. Ze zullen bovendien heel wat hinder met zich meebrengen, maar ongetwijfeld zullen ze ook de veiligheid sterk ten goede komen. Is er reeds onderzoek gedaan naar de invloed van de wegverlichting op het rijgedrag van chauffeurs? Wat zijn daar dan de resultaten van?
De voorzitter: De heer Vandenbroucke heeft het woord.
De heer Joris Vandenbroucke: Ik sluit me graag aan bij deze vraag, meer bepaald waar het gaat om het aspect verlichting. De mate waarin onze autosnelwegen moeten worden verlicht, moet niet alleen worden getoetst aan verkeersveiligheidsgegevens, maar ook aan de milieu-impact ervan. Die is zoals u weet niet altijd positief, integendeel. De Vlaamse overheid heeft een aantal jaren geleden op de nieuw aangelegde rechte stukken verschillende types verlichting getest. Ze zouden leiden tot een even grote zichtbaarheid, maar een veel minder grote impact hebben op het milieu door lichtvervuiling. Ook wordt de verlichting om die reden op bepaalde tijdstippen gedoofd.
Mijnheer de minister, kunt u een stand van zaken geven van zulke nieuwe toepassingen?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer Huybrechts, uw vraag gaat over de E313.
De heer Pieter Huybrechts: Onder meer, ja. Het gaat om alle gevaarlijke op- en afritten van autosnelwegen, maar van de E313 heeft een politiek hoofd gezegd dat meer dan 30 percent van de verkeersongevallen op de op- en afritten gebeurt.
Minister Kris Peeters: Ik zal zeker ingaan op de E313, maar uw tweede vraag is algemener en is bijgetreden door de heer Vandenbroucke.
In verband met de initiatieven die op de gevaarlijke op- en afritten zijn genomen, onderstreep ik vooreerst dat het aantal ongevallen er veeleer beperkt is in vergelijking met het totale aantal op gewestwegen - gelukkig maar. Bovendien moet het rijgedrag van de weggebruiker in alle omstandigheden aangepast zijn aan de omstandigheden die zich voordoen. Dat hoeft eigenlijk niet meer gezegd worden.
De situatie op een aantal op- en afritten langs de E313 is echter inderdaad niet ideaal. Mogelijk zijn er trouwens nog andere zulke gevallen. Om die reden is op die op- en afritten signalisatie geplaatst die op mogelijk gevaar wijst. Het gaat daarbij onder meer over bochtpanelen of bochtschilden. Momenteel bestaan er plannen om twee op- en afrittencomplexen van de E313 te heraanleggen. Zo zullen de op- en afritten van het complex Geel-West mee worden heraangelegd in het kader van de werken aan de noord-zuidverbinding. De bochtstralen van de op- en afritten van het complex Massenhoven zullen worden aangepast in het kader van de werken aan de N14 te Zandhoven. Dit project moet nog wel worden opgenomen in een investeringsprogramma. Daar zijn we mee bezig.
Tot slot kan ik u ook nog meedelen dat de Adviesgroep voor Verkeersveiligheid op Gewestwegen, afgekort AVVG, zich momenteel beraadt over de problematiek van de veilige op- en afritten. Zo wordt onder meer onderzocht welke signalisatie het best wordt geplaatst per type bocht. Het probleem is ons dus bekend en we zijn er heel concreet mee bezig, met de zonet vernoemde projecten.
Er zijn me geen onderzoeken bekend naar het rijgedrag van chauffeurs bij wegverlichting. Er is, zoals de voorzitter terecht stelt, wel sprake van een oude studie, uitgevoerd in opdracht van het Vlaamse Gewest door professor Rombouts. Daaruit blijkt dat wegverlichting een veiligheidsverhogend effect heeft. De wegverlichting doet het aantal ongevallen en het aantal nachtelijke zwaargewonden en doden in ons drukke verkeer afnemen. Chauffeurs op verlichte wegen reageren sneller en accurater op potentieel gevaarlijke situaties dan automobilisten die op onverlichte wegen rijden, aldus de studie.
Aan de andere kant kan verlichting automobilisten een vals gevoel van veiligheid geven, waardoor ze sneller gaan rijden. Verlichting speelt ook geen aantoonbare rol in het voorkomen van indommelen achter het stuur. Ik citeer uit de studie: 'Vermoeidheid kent maar één remedie: slapen.' De jongste jaren spitst het onderzoek zich voornamelijk toe op de invloed van licht op de hersenen. De kleur en hoeveelheid licht hebben duidelijk een invloed, en recent boekt men successen door, bijvoorbeeld bij nachtarbeid, via licht het bioritme aan de werkomgeving aan te passen. In tests inzake wegverlichting is op dit ogenblik niet voorzien. Dat is ook niet prioritair binnen het beperkte budget waarover ik beschik.
De voorzitter: De heer Huybrechts heeft het woord.
De heer Pieter Huybrechts: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Uiteraard ben ik het met u eens dat chauffeurs hun rijgedrag moeten aanpassen aan de omstandigheden. Anderzijds kunnen chauffeurs ook wel eens worden verrast doordat ze een bepaalde op- en afrit minder goed kennen. Laten we hopen dat er in die specifieke gevallen zo snel mogelijk verbetering kan komen.
De heer Jan Peumans, waarnemend voorzitter: Mijnheer de minister, ik veronderstel dat u naderhand nog zult antwoorden op de vraag van de heer Vandenbroucke.
De heer Joris Vandenbroucke: Mijn vraag ging niet over verkeersveiligheid, maar over de negatieve impact van verlichting op het milieu. De Vlaamse overheid heeft daar onderzoek naar verricht. Op de N49 Antwerpen-Knokke werd een meer milieuvriendelijke verlichting uitgetest. Wat is de stand van zaken daar?
De heer Jan Peumans, waarnemend voorzitter: Ik dacht dat de minister daar al op had geantwoord naar aanleiding van een vraag van de heer De Meyer.
Minister Kris Peeters: Dat debat is inderdaad gevoerd naar aanleiding van besparingen en het effect van de nieuwe belichting. Mocht dat antwoord niet volstaan, wil ik u vragen dat u die vraag opnieuw zou stellen. Dan zal ik nagaan of er ondertussen nog bijkomende elementen aan toe te voegen zijn.
De heer Joris Vandenbroucke: Ik zal me informeren aan de hand van die eerdere vraag. Ik wist niet dat die was gesteld. Ik zal waarschijnlijk niet aanwezig zijn geweest.
De voorzitter: Het incident is gesloten.