Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 16/03/2006
Vraag om uitleg van de heer Jacky Maes tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de noodzaak aan een betere bescherming van onze kustpolders
De voorzitter: De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, in de vorige zittingsperiode hebben we al heel wat vragen gesteld over de bescherming van de kustpolders. Het is dan ook nuttig om regelmatig eens de stand van zaken met betrekking tot die bescherming te bekijken. In tegenstelling tot wat velen denken, stellen we die vragen niet alleen om die bescherming af te dwingen in functie van de natuurwaarde. Als Vlamingen en kustbewoners vinden we vooral ook dat die bescherming er moet komen om economische redenen. Dat het hinterland zo druk wordt bezocht door zoveel toeristen, heeft vooral te maken met het uitzicht van die kustpolders. Een niet-bescherming zou economisch niet echt verantwoord zijn. Het zou betekenen dat toeristen geen reden meer zouden hebben om af te zakken naar die kustpolders, om er te wandelen en te fietsen.
Onze kustpolders vormen inderdaad een uniek en erg waardevol landschap. Achter de Atlantic Wall van onze kust strekken zich duizenden hectaren kustpolders uit, die moeten worden beschermd. De polders vormen een eeuwenoud cultuurlandschap van historische graslanden, grachten, veedrinkpoelen, en laaggelegen hooilanden, en herbergen een unieke rijkdom aan fauna en flora. Onder druk van de intensifiëring van de landbouw, de vele eenzijdige ruilverkavelingen uit het verleden, ontwateringswerken, enzovoort, gingen echter vele historische graslanden verloren.
Uit onderzoek van de kustwerkgroep van Natuurpunt blijkt dat op geen twintig jaar tijd minimaal 3000 hectare historisch permanent grasland verdween. Het resultaat is er dan ook naar. Niemand wint daarbij. De populatie van weidevogels kreeg rake klappen. Overwinterende ganzen hebben minder ruimte en zoeken dan ook hun toevlucht tot akkers. Landbouwers zijn daar terecht niet blij mee, daar ze er schade van ondervinden.
Mijnheer de minister, wat is uw strategie om de verdere inkrimping van de historische graslanden in de West-Vlaamse polders tegen te gaan? Welke middelen wilt u inzetten om in de poldergebieden te zorgen voor een betere handhaving van de regelgeving? Zijn er wetenschappelijke gegevens beschikbaar over de evolutie in het scheuren van historische poldergraslanden? Wat zeggen de instandhoudingsdoelstellingen over de actuele toestand van de kustpolders? Welke projecten plant u inzake natuurherstel in de kustpolders? Via een koppeling van de Europese?cross compliance´ aan de Europese habitat en -vogelrichtlijnen kunnen de landbouwers een actieve bijdrage leveren aan de uitbouw van Natura 2000. Welke stappen zult u zetten om daar in dit geval gebruik van te maken? Is er op het gebied van een duurzaam beheer en herstel van de kustpolders overleg met de betrokken polderbesturen en de milieubeweging?
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op de achtergrond van het verhaal van de heer Maes, die nu al jaren tevergeefs probeert een meerderheid van het Vlaams Parlement achter zijn voorstel van polderdecreet te krijgen, is er natuurlijk de lopende afbakening tussen de natuurlijke en de agrarische structuur. Belangrijk hierbij is de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van die afbakening.
Per buitengebiedregio loopt momenteel nog steeds een overlegproces met gemeenten, provincies en maatschappelijke belangengroepen. Het doel hiervan is het vormen van een ruimtelijke visie, maar ook het selecteren van actiegebieden waar via gewestelijke RUP´s de natuurlijke en agrarische structuur worden afgebakend. Het gaat dus om een stapsgewijs, continu proces. Belangrijk hierbij is dat uit de overlegprocessen blijkt dat voor een belangrijk deel van de agrarische structuur weinig discussie bestaat over de huidige in de gewestplannen vastgelegde bestemming. Mijn fractie was dan ook tevreden dat de Vlaamse Regering op 17 december 2004 heeft beslist tot een inhaalbeweging voor de aanduiding van de agrarische gebieden, na het VEN-verhaal van de periode 2001-2004.
Op 3 juni 2005 legde de Vlaamse Regering in die context de methodiek vast voor de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor deze landbouwgebieden. De regering heeft enkele maanden geleden voor een aantal gebieden in Limburg de agrarische bestemming herbevestigd. Hoe zit het met de buitenregio Kust-Polders-Westhoek, die naast Haspengouw toch ook een pilootproject was?
We weten dat de pogingen van de heer Maes om een kustpolderdecreet erdoor te krijgen eigenlijk een aanvulling of een wijziging inhouden van het decreet betreffende het natuurbehoud. In dat decreet staan al beperkingen voor de landbouw met betrekking tot historisch permanente graslanden. Ik wil ervoor waarschuwen LIFE-natuurprojecten zoals het bekende project?Zilte graslanden in de Vlaamse kustpolders´, dat tussen 1999 en 2003 in de Uitkerkse Polder liep, niet als onschuldig voor de landbouwsector voor te stellen.
De landbouwsector en de natuursector claimen in de kustpolders vaak dezelfde gronden. Voor nogal wat landbouwers is de expansie van natuurreservaten een gegeven dat moeilijk went. Het natuurreservaat Uitkerkse Polder is inmiddels al bijna 500 hectare groot. Het is blijkbaar de ambitie van de natuursector om daar 1500 hectare van te maken. Landbouwers uit de streek die vasthouden aan hun gronden en ze dus niet verkopen, worden geconfronteerd met nulbemesting. Deze nulbemesting is natuurlijk slechts een drukkingsmiddel opdat de boeren hun gronden zouden verkopen. Uitdrukkelijk kiezen voor steeds meer graslanden of het herstel ervan zorgt er trouwens voor dat het hele probleem inmiddels geëscaleerd is. De dieren rusten uit in natuurgebied, maar komen wel eten op de akkers.
Door het vegetatiebesluit kan in de Uitkerkse Polder trouwens al jaren niet meer worden gescheurd. Is de permanente uitbreiding van het natuurreservaat dus wel nog nodig? Het reservaat heeft de zogenaamde milieuschade door de intensivering van de landbouw in dit gebied al ruim gecompenseerd. De landbouwers - en mijn fractie staat daar volledig achter - hebben trouwens elke morzel grond nodig, omdat er in de wijde regio steeds meer druk ontstaat om steeds minder weilanden te scheuren. In de gemengde veebedrijven in deze regio zullen de boeren echter altijd akkers nodig hebben. Sommige maatregelen tot natuurherstel hebben al geleid tot een overpopulatie van ganzen, kauwen en houtduiven. Een standstill en verfijning van de reeds verwezenlijkte projecten lijkt me dus veeleer aangewezen.
Wat gebeurt er bovendien met de natuurverwevingsgebieden, agrarische gebieden waar ten aanzien van de landbouw stimulerende maatregelen voor natuurontwikkeling kunnen worden uitgewerkt? Belangrijk voor ons is dat dit enkel op vrijwillige basis kan gebeuren. Mijnheer de minister, bij landbouwers heerst momenteel heel wat ongenoegen over de precieze status van die verwevingsgebieden. Dat lijkt me trouwens een reden waarom de afbakening in West-Vlaanderen niet zo vlot verloopt.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer Maes, ik ben geen West-Vlaming, maar een Oost-Vlaming, maar deze regio is inderdaad heel mooi. In een vroeger leven ben ik er actief geweest. Ik beaam dat het een heel mooie regio is. We moeten de zaak echter realistisch bekijken. Dat de regio mooi is, is vooral te danken aan de zorgen uit het verleden van de landbouwsector.
We zijn nu bezig met het afbakenen van de agrarische en natuurlijke structuur. Dat staat in het regeerakkoord. Die structuren moeten liefst gelijktijdig en gelijkwaardig zijn. Ik hoop dat men ook daarvoor respect heeft.
Polders zijn inderdaad heel goede landbouwgronden. Ze zijn belangrijk voor onze voedselvoorziening. Die mogen we immers niet uit handen geven. Ook de landbouw heeft rechten in de kustpolders. Ik zou heel voorzichtig zijn met het nemen van bijkomende maatregelen.
Ik stel ook vast dat historisch permanent grasland niet mag worden gescheurd als het er meer dan 5 jaar ligt. We moeten realistisch zijn en zowel de natuur- als de landbouwsector kansen geven. Vooral de vruchtbare bodem moet maximaal benut worden. Maatregelen kunnen beter worden genomen in minder interessante gebieden.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, we moeten rekening houden met wat werd beslist door het provinciebestuur van West-Vlaanderen. Twee serieuze plannen werden immers goedgekeurd. Het eerste is het plan?Plattelandsbeleid West-Vlaanderen´. Daarin komen alle punten aan bod die hier worden besproken. Ze liggen voor een stuk al vast. Het tweede plan werd 3 tot 4 weken geleden goedgekeurd. Het is het plan in verband met land- en tuinbouw voor de hele provincie. Daarin wordt onder meer duidelijk gesteld wat de bedoelingen zijn, wat de beperkingen zijn en wat de mogelijkheden zijn voor de landbouw. Het is niet onze taak om daarbovenop nog reglementeringen of beperkingen in te voeren.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, natuurlijk is het zo dat een goed beleid een evenwichtig beleid is. Alle elementen moeten een juiste plaats krijgen en alle actoren moeten zich er min of meer in kunnen vinden. U maakte een aantal bedenkingen over de afbakeningen. Minister Van Mechelen houdt zich daar heel intensief mee bezig, samen met de minister van Landbouw en met mij als minister van Natuur. Ik hoop dat we terzake ook voor West-Vlaanderen vooruitgang kunnen boeken, want dat is de bedoeling.
Mijnheer Maes, ik wil het driesporenbeleid voortzetten. Het houdt in de eerste plaats in dat er moet worden opgetreden tegen niet-vergunde omzettingen van weilanden in akkers. Ten tweede kan het herstel en/of behoud van graslanden ten dele gerealiseerd worden door de beheersovereenkomsten weidevogel- en/of botanisch beheer. Ten derde zal ik de lopende natuurherstelprojecten blijvend ondersteunen. Het is verstandig om dit driesporenbeleid voort te zetten. Ik zal dat doen, maar natuurlijk altijd met het evenwicht in het achterhoofd.
Inzake de middelen voor handhaving en dergelijke verwijs ik naar het besluit van 23 juli 1998 van de Vlaamse Regering tot vaststelling van nadere regels ter uitvoering van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
Daarin werd de bescherming van poldergraslanden uitgewerkt. In groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden is het wijzigen ervan verboden, in andere relevante bestemmingen of zones is het wijzigen ervan onderworpen aan een vergunningsplicht. Ik onderstreep dat de bevoegde natuur- en boswachters met de nodige zorg toezien op de naleving van de bestaande regelgeving. Ook de regeling inzake de mid-term review stelt dat het areaal permanent grasland op Vlaams niveau behouden dient te blijven.
U vroeg naar wetenschappelijke gegevens. Voor een aantal gebieden is er gedetailleerd cijfermateriaal voorhanden over de evolutie van historisch permanente graslanden. Het gaat om de poldergebieden te Klemskerke-Vlissegem, Kwetshage in Jabbeke, Lissewege-Dudzele, de Meetkerkse Moeren en het Oostends Krekengebied. Voor deze vijf steekproefgebieden werd vastgesteld dat vermoedelijk 600 hectare of 56 percent van het oorspronkelijke oppervlak aan graslanden verloren ging tussen 1980 en 2000. 50 tot 70 percent van deze 600 hectare werd omgezet in akkers, de rest veranderde grotendeels in ingezaaid soortenarm grasland en in enkele gevallen werd het gebruikt voor agrarische gebouwen of infrastructuur. In de resterende graslanden bleef de natuurkwaliteit dikwijls evenmin behouden als gevolg van verdere intensivering.
De voorgestelde instandhoudingsdoelstellingen hebben betrekking op de habitats. Het uitgangspunt is dat soorten enkel kunnen overleven wanneer de habitats waarin ze voorkomen, worden beschermd en behouden. Een vrij ruwe analyse van de aangepaste versie van de eerste en tweede versie van de biologische waarderingskaart in het kader van het opstellen van de instandhoudingsdoelstellingen, duidt op een gemiddelde achteruitgang van 20 à 25 percent van het areaal historisch permanent grasland. Dit komt overeen met een oppervlakte van ongeveer 2700 tot 3000 hectare in de volledige Oostkustpolders. Deze cijfers moeten omwille van het schaalverschil van beide karteringen met de nodige voorzichtigheid worden benaderd, en niet als een absoluut cijfer maar als een richtwaarde worden gezien. Tegelijk is het duidelijk dat deze habitats van wezenlijk belang zijn voor de instandhouding van een reeks relevante overwinterende en broedende watervogels.
De Oostkustpolders staan evenwel het best bekend voor hun internationale belang als overwinteringsgebied voor de kleine rietgans, de kolgans en de smient.
Ik heb een overzichtje gemaakt van de projecten. Ik zal het aan het commissiesecretariaat overmaken. De cijfergegevens staan er netjes in.
In verband met uw vraag over de EU-cross compliance is het van belang dat sinds begin 2005 in het Vlaamse Gewest de randvoorwaarden inzake de vogel- en habitatrichtlijn van toepassing zijn voor landbouwers die rechtstreekse inkomenssteun uit de eerste pijler van het gemeenschappelijke landbouwbeleid aanvragen in het stelsel van de bedrijfstoeslagregeling. Onder meer de afdeling Natuur is betrokken bij de binnen het beleidsdomein Landbouw uit te werken Europees opgelegde randvoorwaardenbeleid voor inkomenssteun. Dat gebeurt door middel van overleg en een protocol tussen de betrokken administraties. Het naleven van de Vlaamse wetgeving inzake het wijzigen van vegetatie is in deze randvoorwaarden opgenomen en de beheerseis geldt ingevolge bepalingen uit de vogelrichtlijn zowel binnen als buiten de speciale beschermingszones - wat uiteraard ook relevant is voor de Kustpolders.
De landbouwers zijn via de voorlichting in het kader van de zogenaamde mid-term review op de hoogte van de na te leven randvoorwaarden en kunnen worden gestraft door afhoudingen op de rechtstreekse inkomenssteun. Naast systematische controles door de diensten van het beleidsdomein Landbouw worden ook alle incidentele vaststellingen aangaande overtredingen van de regelgeving inzake het wijzigen van vegetatie en kleine landschapselementen gerapporteerd aan de administratie Beheer en Kwaliteit van de Landbouwproductie.
Tot op vandaag bestaat er geen structureel overleg over dit thema tussen de milieubeweging en de polders, maar in het kader van de bekkenwerking zal dit overleg worden opgestart.
De voorzitter: De heer Maes heeft het woord.
De heer Jacky Maes: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik dank u voor uw uitvoerige antwoord. Dat de vraag zoveel commotie veroorzaakt bij de andere fracties, betekent dat het nodig was om de vraag te stellen. Ik zal met de nodige omzichtigheid uw antwoord bestuderen en bekijken welke stappen we in de toekomst nog kunnen zetten. Ik ben tevreden over het antwoord en ik verwacht dat het structureel overleg zal worden opgestart zodat iedereen weet waaraan hij zich in de toekomst moet houden.
De voorzitter: De heer Sintobin heeft het woord.
De heer Stefaan Sintobin: Mijnheer de voorzitter, de heer Maes heeft niet alleen commotie veroorzaakt bij de diverse fracties, hij heeft ook nogmaals bewezen dat er binnen de meerderheid een aparte benadering van en visie op een aantal dossiers bestaat. Dit is er een voorbeeld van.
De voorzitter: Het incident is gesloten.