Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 09/02/2006
Vraag om uitleg van de heer Bart Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over het bodemsaneringsfonds voor particulieren met lekkende stookolietanks
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de sectorale bodemsaneringsfondsen
Vraag om uitleg van de heer Rudi Daems tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over bodemvervuiling in de droogkuissector
De voorzitter: Geachte collega´s, ik stel voor dat de vraagstellers in het kort het probleem schetsen. Het volgende punt op de agenda is het voorstel van resolutie van mevrouw Van den Eynde c.s. over de aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van lekkende stookolietanks, dat aansluit bij deze vragen.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, op 20 mei 2005 hebben de drie gewestelijke ministers van Leefmilieu, samen met de federale minister van Energie, een protocol gesloten over een fonds voor tegemoetkomingen voor de financiering van de sanering van een bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende stookolietanks. Volgens artikel 4 van dat protocol zou uiterlijk eind juni 2005 een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst worden voorgelegd, waarna de goedkeuringsprocedure kon worden opgestart. De bedoeling was dat tegen begin dit jaar het fonds, gespijsd via een bijdrage op stookolie, operationeel zou worden. De samenwerkingsovereenkomst is er ruim een halfjaar later nog steeds niet.
Mijnheer de minister, tijdens de bespreking van uw beleidsbrief meldde u reeds dat de Brusselse minister van Leefmilieu Huytebroeck dwarsligt, omdat ze het fonds ook zou willen gebruiken voor de promotie van aardgas. In antwoord op een parlementaire vraag in de Senaat liet nu ook minister Verwilghen weten dat het dossier in een complete impasse zit. Hij kon mij geen enkel perspectief bieden op een deblokkering.
Voor ons kan het echter niet langer dat mensen met een lekkende stookolietank in de kou blijven staan. De sector sloot al in 2000 een milieubeleidsovereenkomst af met het Vlaamse Gewest, waarin een financieringsmechanisme voor een bijdrage in de saneringskosten werd overeengekomen. Meer dan 5 jaar later is dat er nog altijd niet.
Het probleem is nochtans niet te onderschatten. Een studie van Premaz die in 2001 in 6 gemeenten werd uitgevoerd, toonde aan dat niet minder dan 3,5 percent van de stookolietanks lekt. In Vlaanderen zitten niet minder dan 450.000 tanks in de grond. We moeten dan ook beseffen dat het probleem zeer groot is. Voor de?slachtoffers´-gezinnen die bodem en grondwater moeten laten saneren, leidt dat tot dramatische situaties. Een sanering kost gemiddeld 15.000 euro. De kostprijs kan echter gemakkelijk oplopen tot meer dan 100.000 euro.
Uiteraard kunnen veel mensen die kost onmogelijk zelf dragen, want de meeste verzekeringspolissen dekken die kosten niet. In deze commissie heeft onze fractie er reeds op aangedrongen dat Vlaanderen een?plan B´ zou uitwerken voor het geval de gewesten er samen niet uitraken. Een Vlaamse oplossing zou er bijvoorbeeld in kunnen bestaan om op basis van het decreet over de oprichting van sectorale bodemsaneringsfondsen, dat net voor het zomerreces door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd, een sectoraal stookoliefonds voor de lekkende stookolietanks op te richten.
Ook wat dit betreft, is er echter blijkbaar slecht nieuws. Zo berichtte De Tijd enige weken geleden dat het ontwerp van decreet een uitermate negatief advies heeft gekregen van de Raad van State. De oprichting van bodemsaneringsorganisaties en sectorale fondsen kan daardoor verdere vertraging oplopen. Nochtans is de oprichting van deze sectorale fondsen overeengekomen in het regeerakkoord. Ze bieden perspectieven op een Vlaamse oplossing voor de saneringsproblematiek van lekkende stookolietanks. Dergelijke fondsen zijn absoluut noodzakelijk om ook in sectoren zoals de stomerij of de garagesector de bodemverontreiniging te kunnen aanpakken, zonder dat dit tot een pak faillissementen leidt.
Ten slotte moet er ook een oplossing worden gevonden voor mensen die omschakelen naar een milieuvriendelijkere aardgasverwarming. Het stookoliefonds zou, conform het protocol, immers enkel zorgen voor een bijdrage indien men in de toekomst ook blijft verwarmen met stookolie. Dat remt mensen nodeloos af om om te schakelen naar aardgas.
Mijnheer de minister, we staan voor een zeer ernstig probleem. Het dossier zit in een impasse. Welke stappen hebt u al genomen om uit de impasse van het uitblijven van een samenwerkingsakkoord te geraken? Bent u het idee genegen om te komen tot een Vlaams alternatief als de gewesten er ook de volgende maanden samen niet uit geraken? Zo ja, hebt u dan al stappen ondernomen? Wordt daarbij gedacht aan de oprichting van een fonds?stookolietanks´ op basis van het decreet betreffende de oprichting van sectorale bodemsaneringsfondsen? Wat is juist de kritiek van de Raad van State op het voorontwerp van decreet? Hoe kan die kritiek worden ondervangen, en wat betekent dit voor het tijdsperspectief waarbinnen de decretale regeling voor sectorale bodemsaneringsfondsen rond kan zijn? Bent u het met mij eens dat er ook een oplossing moet komen voor mensen die omschakelen naar een milieuvriendelijkere aardgasverwarming? Werden daarvoor al stappen ondernomen?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega´s, de aanpak van de bodemverontreiniging zit momenteel in het slop. Enerzijds worden we geconfronteerd met een tekort aan financiële middelen om de belangrijke bodemverontreiniging concreet aan te pakken en te saneren, anderzijds zijn er ook grote tekortkomingen op het wettelijk vlak.
Aan saneren hangt een zeer hoog kostenplaatje. Voor degenen die verantwoordelijk worden gesteld om te saneren, kan dat een financieel drama betekenen. Een en ander kan zelfs leiden tot een faillissement. Net daarom zou een sectoraal bodemsaneringsfonds ertoe moeten leiden dat de sector samen met de overheid mee instaat voor het wegwerken van de verontreiniging, die onder andere door hen werd veroorzaakt.
Om het probleem op te lossen, moet er een wetgeving worden opgesteld. Tijdens de vorige legislatuur werd het sectoraal fonds voor de sanering van de bodemverontreiniging, veroorzaakt door tankstations, opgericht. De vorige regering slaagde er echter niet in om het eveneens zeer belangrijke fonds voor de bodemverontreiniging door stookolietanks op poten te zetten.
Zoals de heer Martens daarnet terecht heeft gezegd, heeft dit dossier een communautaire kleur gekregen. De gewesten zitten niet op dezelfde golflengte inzake de aanpak van het probleem van de stookolietanks. Mijnheer Martens, ik ben blij dat u vandaag mee onderschrijft dat er noden zijn die wij in ons voorstel van resolutie hebben aangekaart. Ik durf dan ook te veronderstellen dat u het voorstel genegen bent. Daarin is immers al van een zogenaamd?plan B´ sprake. We hebben een aantal alternatieven opgesomd in ons voorstel van resolutie.
Mijnheer de minister, vooral met het sectoraal fonds voor de bodemverontreiniging voor stookolietanks wordt aangetoond dat het noodzakelijk is om de wetgeving op die fondsen goed uit te werken. Zopas heeft de Raad van State het voorontwerp van decreet betreffende de sectorale bodemsaneringsfondsen negatief beoordeeld. Het voorontwerp is net bedoeld om de sector van de stomerijen uit het slop te halen en de bodemverontreiniging die door de activiteiten van die sector worden veroorzaakt daadwerkelijk te saneren.
Ik heb vernomen dat ongeveer 95 percent van de droogkuisbedrijven met sterk vervuilde gronden zit opgescheept. Of dat percentage nu iets meer of iets minder is, doet er niet toe. Feit is dat de verontreinigingsgraad zeer hoog en ernstig is. Er wordt gewerkt met zwaar verontreinigende stoffen.
Jammer genoeg vertoonde het voorontwerp van decreet een aantal gebreken. Zo hebben bepaalde adviesorganen belangrijke opmerkingen gemaakt. Ze onderschrijven wel de toon en de algemene inhoud van het voorontwerp. Ze waren ook zeer tevreden dat er eindelijk inspanningen werden geleverd om een moeilijk dossier concreet aan te pakken. De Raad van State was dan weer niet mals in haar kritiek op het voorontwerp van decreet. Initiatieven die u toewijst aan de regering, zouden eigenlijk toekomen aan het parlement.
Mijnheer de minister, hoe moet het nu verder met dit decreet? Zult u het voorontwerp in zijn huidige vorm voorleggen aan het Vlaams Parlement, of zult u het aanpassen aan de opmerkingen van de Raad van State? Het is belangrijk dat we verder kunnen werken. Bent u zich bewust van het feit dat de regering zich een aantal bevoegdheden heeft toegeëigend die toekomen aan het Vlaams Parlement? Hoe wilt u dit rechtvaardigen? De MiNa-Raad en de SERV hebben u gewaarschuwd dat het ontwerp te veel op maat is geschreven van de sector van de stomerijen. Bent u op alle adviezen van de MiNa-Raad en de SERV ingegaan? Waarom werd het ontwerp ofwel niet algemener, ofwel heel concreet en duidelijk voor één bepaalde sector opgesteld? De Raad van State heeft een negatief advies uitgebracht. Zult u voorlopige maatregelen nemen om tegemoet te komen aan de problemen van die sector? Binnen welke termijn hoopt u een oplossing uit te werken voor de negatieve beoordeling van het ontwerp?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde, de minister hoeft niet op vragen over de tekst van voorontwerpen te antwoorden. Ik heb u trouwens al eens eerder gewezen op de beslissing van het Uitgebreid Bureau daarover en op het Reglement dat vragen die peilen naar intenties uitsluit. Voorontwerpen van decreet vallen onder het beleidsvoorbereidend werk. Het staat de minister natuurlijk wel vrij om dergelijke vragen toch te beantwoorden.
De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, het responsabiliseren van economische sectoren met een historisch bodemverontreinigingsprobleem lijkt op de processie van Echternach. Een aantal aspecten, zoals de vzw BOFAS, zijn nochtans in positieve zin geëvolueerd. Met het fonds voor de particuliere stookolietanks gaat het minder goed. De reden hiervoor moet evenwel niet bij de Vlaamse Regering worden gezocht.
Wat de droogkuissector betreft, worden we momenteel met een gelijkaardig verhaal geconfronteerd. De Vlaamse overheid tracht al jaren een fonds in het leven te roepen dat de sector ook een bepaalde verantwoordelijkheid zou opleggen. Om allerlei redenen blijkt dit maar niet te lukken.
De oprichting van dit fonds is om twee redenen nochtans dringend. De eerste reden is dat het meestal om kleinschalige bedrijven gaat. Deze vaak familiale bedrijven zijn allesbehalve kapitaalkrachtig genoeg om de saneringskosten zelf te betalen. De tweede reden is dat het hier om een zeer ernstig milieuprobleem gaat. De vervuiling is zo ernstig dat perchloorethyleen vaak tot in diepe grondwaterlagen is doorgedrongen.
Eind 2003 heeft de toenmalige bevoegde minister in een uitgebreid antwoord op een vraag om uitleg verklaard dat op dat ogenblik 317 sites in het register van verontreinigde bodems waren opgenomen. Uit een studie van de textielsector, die ik in dit verband toch een onverdachte bron vind, blijkt dat in 85 percent van de oriënterende bodemonderzoeken een verontreiniging met gechloreerde solventen is vastgesteld. Volgens mevrouw Van den Eynde gaat het zelfs om 95 percent. Beide percentages bevinden zich in dezelfde orde van grootte. Een studie van Ecolas raamt de totale saneringskosten voor de droogkuissector op 300 miljoen euro.
Vorige week heeft De Tijd uitgepakt met het bericht dat de decretale oprichting van een dergelijk bodemsaneringsfonds forse vertraging dreigt op te lopen. Ik vroeg me al een tijdje af waarom de tweede goedkeuring zo lang op zich liet wachten. De eerste goedkeuring dateert immers al van de zomer van 2005. Het advies van de Raad van State blijkt vernietigend. De Raad van State heeft fundamentele bezwaren bij het ontwerp van decreet. Ik citeer:?De Raad moet vaststellen dat de ontworpen regeling op essentiële punten lacunes vertoont´, en?De tekortkomingen op essentiële punten doet de Raad afzien van een verder onderzoek van de inhoud van het ontwerp´. Dat kan tellen.
Iedereen, met inbegrip van de SERV en de MiNa-Raad, is nochtans van mening dat een decretale basis voor de oprichting van dergelijke fondsen nuttig en wenselijk is. Zeker voor een sector waarin veel kleinschalige bedrijven actief zijn, moet deze decretale basis er zo snel mogelijk komen. Met betrekking tot de wasserijen moeten we aan een solidarisering werken. Een sectorale aanpak biedt alvast heel wat schaalvoordelen.
Het moet evenwel om een goede regeling gaan. Deze regeling mag de Vlaamse Regering en de sector niet te veel speelruimte geven. Ik stel dan ook voor om voor de droogkuissector zo snel mogelijk een ad-hocregeling in het leven te roepen. Ik vind niet dat we op een decretale basis moeten wachten.
Ik heb ook nog een vraag over de financiële kant van de zaak. In de begroting 2006 is in het Minafonds 479.000 euro voor het aanvatten van het project ingeschreven. Dit lijkt me niet zoveel geld. Mijnheer de minister, hoe wilt u de oprichting van dit saneringsfonds financieren? Wilt u hiervoor enkel het ingeschreven bedrag gebruiken of kunnen hiervoor, bijvoorbeeld via de PMV, ook andere budgetten worden aangewend? Vindt u misschien dat de sector meer dan 50 percent van de kosten moet dragen?
Tot slot vraag ik me af hoe het met het ontwerp van decreet zit. Zoals de voorzitter heeft opgemerkt, hoeft u deze vraag niet te beantwoorden. Ik vraag me gewoon af of de procedure bij de Raad van State en bij de verschillende adviesraden moeten worden overgedaan. Bent u eventueel bereid om het dossier, in afwachting van een decretale basis, door middel van een ad-hocregeling voor de droogkuissector wat vooruit te helpen?
De voorzitter: De heer Van Baelen heeft het woord.
De heer Gilbert Van Baelen: Mijnheer de voorzitter, tijdens de vorige legislatuur hebben we met de vorige bevoegde ministers meermaals boeiende debatten over dit onderwerp gevoerd. Er is toen telkens gezegd dat de Vlaamse Regering met de oprichting van een saneringsfonds bezig was. Telkens weer leek het erop dat we een doorbraak zouden kunnen forceren. We hebben de betrokken mensen steeds een perspectief geboden. We hebben hen telkens een mogelijke oplossing in het vooruitzicht gesteld. Vanaf 2002 hebben ze telkens het signaal gekregen dat ze gewoon nog even moesten wachten en dat we alles wel met terugwerkende kracht zouden trachten te regelen.
Vandaag bevinden we ons in een grote impasse. De fundamentele vraag is hoe we hier weer uitraken.
Sommige mensen hebben een lekkende stookolietank en moeten nu tot sanering overgaan. We kennen de schrijnende voorbeelden allemaal. Het wordt trouwens nog moeilijker voor mensen die hun eigendom willen verkopen. De koper zal een opschortende voorwaarde stellen of iets in de akte laten noteren. We hebben die mensen steeds een perspectief willen bieden. Los van de vraag hoe we hiermee willen omgaan, blijft de fundamentele vraag wat we die mensen nu kunnen vertellen. Ik weet dat u zich in een moeilijke positie bevindt, want u kunt met betrekking tot dit saneringsfonds weinig initiatieven nemen. U zit in feite een beetje vast. Op het terrein levert deze situatie evenwel grote problemen op.
Er is ook iets dat we moeten proberen te vermijden, maar ik weet dat het in de praktijk toch gebeurt. Bepaalde mensen schakelen over op aardgas en laten hun stookolietank vol zand gieten. Vervolgens laten ze over die tank nog wat tarmac aanleggen en niemand kan zien dat ze ooit over een stookolietank hebben beschikt. Dit moeten we vermijden. We hebben de mensen immers gevraagd hun tank te laten onderzoeken en hebben hen beloofd dat er een oplossing zou komen. We mogen ook niet vergeten dat 1 liter stookolie in de ondergrond meer dan 100.000 liter drinkwater kan vervuilen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, hoewel een aantal vragen inderdaad naar intenties peilen, zal ik ze allemaal beantwoorden. Het gaat hier immers, zoals de heer Van Baelen terecht heeft opgemerkt, om een zeer ernstig dossier.
Vorig jaar hebben de drie bevoegde ministers in dit land een princiepsovereenkomst getekend. Deze overeenkomst betekent een belangrijke stap in de goede richting. Zoals de heer Martens daarnet al heeft opgemerkt, is minister Huytebroeck niet bereid om verdere stappen te zetten. Hoewel dit een probleem vormt, ga ik ervan uit dat onze vastberadenheid en doortastendheid het zullen halen. Ik lever alle mogelijke inspanningen om deze zaak tot een goed einde te brengen. Tenslotte hebben heel wat mensen jaren geleden te horen gekregen dat er een oplossing zou komen.
Mevrouw Van den Eynde heeft erop gewezen dat de MiNa-Raad en de SERV van mening waren dat het ontwerp van decreet te veel op maat van de droogkuissector was geschreven. Het ontwerpdecreet is in zijn meest algemene vorm opgesteld. Ik heb daarenboven rekening gehouden met de adviezen en het ontwerp van decreet aangepast. Dit gebeurde onder meer inzake de criteria voor de omschrijving van een bodemsaneringsorganisatie en het gewenste onderscheid tussen de verplichte en de facultatieve opdrachten van een organisatie.
Mijnheer Martens, mevrouw Van den Eynde, u vroeg hoe het zit met het advies van de Raad van State. Ik ga ervan uit dat ik dat advies op zich niet moet toelichten, want dat kunt u terugvinden. Het werd afgeleverd op 28 oktober 2005.
Ik zal de bezwaren van de Raad van State bekijken en weerleggen waar nodig. Wat betreft de delegaties aan de regering, zal de draagwijdte worden verduidelijkt in de memorie van toelichting. In het decreet worden alle bepalingen opgenomen die gemeenschappelijk kunnen zijn aan verschillende sectoren. De delegaties die aan de regering gegeven worden, zijn het strikte minimum om het decreet toepasbaar te stellen aan de specifieke eisen van elke sector.
Hoewel ik meen dat de bijdrage niet als een belasting beschouwd moet worden, werd dit bezwaar toch te bedreigend geacht voor de toekomstige werking van de bodemsaneringsfondsen. Het ontwerp zal worden aangepast zodat over dit aspect geen discussie meer mogelijk is. Concreet betekent dit dat werd afgezien van de instelling van een verplichte bijdrage. De deelname gebeurt op vrijwillige basis.
Er zal in de nodige inlassingen worden voorzien om een subsidiebesluit te kunnen treffen waaruit duidelijk blijkt dat er geen sprake is van bevoegdheidsoverschrijding.
Dat wat betreft de elementen in het advies van de Raad van State. Ik zal dit ontwerp binnenkort opnieuw aan de regering voorleggen, waarna de procedure overeenkomstig de beslissing van de regering voortgezet zal worden.
Mevrouw Van den Eynde, mijnheer Daems, voor de nieuwe verontreinigingen legt het decreet een zelfstandige saneringsplicht op. Het aantal daarvan zal echter zeer beperkt zijn aangezien de aangewende verontreinigende producten reeds langere tijd buiten gebruik zijn. Voor de historische verontreinigingen voorziet het decreet in een procedure waarbinnen eerst de ernst van de verontreiniging geëvalueerd wordt, waarna de OVAM desgevallend overgaat tot een aanmaning tot sanering.
Aan de percelen die verontreinigd zijn door onderstroming wordt het statuut?onschuldig bezit´ verleend. Deze percelen kunnen derhalve zonder enige belemmering overgedragen worden. De percelen waarop de verontreinigingen ontstaan zijn, kunnen evenwel zonder sanering niet worden overgedragen, behoudens het stellen van een financiële zekerheid. De bodemsaneringsorganisatie met bijbehorend fonds zal vooral hierin nuttig zijn door het overnemen van de saneringsplicht en het uitvoeren van de sanering.
Dit betekent dat in de gevallen waar er een risico voor het milieu is, de sanering aangevat wordt, maar dat de overdrachten van de bronpercelen geblokkeerd blijven.
Mijnheer Daems, elke sector kent zijn eigen problemen en moeilijkheden. Elk bodemsaneringsfonds zal trachten om die problemen en moeilijkheden zo effectief en efficiënt mogelijk op te lossen voor de betrokken sector. De Vlaamse Regering zal telkens met de eigenheid van elke sector rekening houden wanneer ze al dan niet beslist om subsidies te geven aan zo´n organisatie.
Specifiek voor de droogkuis zal het fonds deels door de sector zelf, deels door het Vlaamse Gewest worden gefinancieerd. Voor 2006 werd in elk geval al een bedrag van 479.000 euro vrijgemaakt, maar dat betekent niet automatisch dat het bedrag ook de volgende jaren wordt vrijgemaakt, noch dat het sowieso tot dit bedrag beperkt blijft. Minder kan het in geen geval worden.
Mijnheer Martens, mijnheer Van Baelen, inzake de lekkende stookolietanks zitten we inderdaad in een impasse. Er werden inspanningen geleverd door andere collega´s. Ik dank ze daarvoor en ik hoop dat die inspanningen tot goede resultaten zullen leiden. Ik hoop nog altijd dat de kwestie op federaal niveau wordt opgelost. Ik heb een aantal gesprekken opgestart om een plan-B, zoals u het noemt, uit te testen. Ik moet eerlijk zeggen dat dat niet evident is en dat een aantal actoren uitdrukkelijk hebben gepleit voor een organisatie op federaal niveau. Concurrentieverschuiving en de nabijheid van Brussel zijn meerdere keren aan bod gekomen. Hopelijk wordt de kwestie zo snel mogelijk op federaal niveau opgelost.
Indien zou blijken - wat nu zeker nog niet het geval is - dat het op federaal niveau niets wordt, dan onderlijn ik dat er dan een ander, een Vlaams, initiatief moet komen. Ik wil nu echter geen snel Vlaams initiatief nemen, want daarmee zou ik de mogelijkheden of kansen op federaal niveau kunnen hypothekeren. Ik ben dus voorzichtig, maar niet na?ef.
Ik heb ook al voorzichtige stappen gezet om na te gaan hoe de bijdrage van de aardgassector verder kan worden georganiseerd. Er bestaat ter zake ook een fonds, zoals u weet, maar dat bevindt zich eveneens op federaal niveau. Ook dat fonds kan een bijdrage leveren.
Dit is een belangrijk probleem. Het is blijkbaar ook een zeer moeilijk probleem om regelgevend op te treden, zoals niet alleen blijkt uit de opmerkingen die de Raad van State heeft gemaakt. We kunnen die opmerkingen echter weerleggen, dus dat probleem kan worden opgelost. Ook aan de opmerkingen van de SERV en de MiNa-Raad zijn we tegemoetgekomen. Het is echter zo dat de drie gewesten akkoord moeten gaan. Vlaanderen en Wallonië hebben zich daar volkomen achter geschaard, maar het probleem bevindt zich in Brussel.
Het zal niet vanzelf gaan, maar mochten we vaststellen dat er op federaal vlak niets meer te verwachten valt, dan zal Vlaanderen verdere initiatieven nemen. Die ben ik aan het voorbereiden. Ik hoop echter dat dit op federaal niveau kan worden afgerond.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. We worden echter niet veel wijzer. Het is niet de eerste keer dat we de mensen die het slachtoffer zijn van lekkende stookolietanks geen perspectief kunnen bieden. We hopen op een federale oplossing. Er zijn voorzichtige stappen gezet en verkennende gesprekken gevoerd om een Vlaamse oplossing uit te werken. Wat dat betreft, durft u echter blijkbaar niet voluit te gaan om de federale oplossing niet te hypothekeren. Toch wil ik erop aandringen dat u een deadline zou hanteren. Als er tegen dan geen federale oplossing is uitgewerkt, zou u met dat Vlaamse alternatief voor de dag kunnen komen. Niets weerhoudt u en uw administratie ervan om nu al dat plan-B concreet en in alle discretie voor te bereiden. Ik hoop dat u dat ook daadwerkelijk aan het doen bent.
Ik ben blij te horen dat u voorzichtige stappen zet om mensen die omschakelen naar aardgas uit de nood te helpen door in een soort tegemoetkomingsmechanisme te voorzien. Ik zou dan graag van u willen weten welke die stappen precies zijn en wat de kans op slagen is.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik besef ten volle dat het dossier erg complex is.
Wat het financiële aspect betreft, het gaat over een vrij bescheiden bedrag, daar u nog niet zeker bent of een en ander operationeel wordt in 2006. Als dat echter gebeurt, mag ik dan veronderstellen dat dit bedrag zal worden opgetrokken? Met dat geld kunnen we immers niet veel vervuilde plekken in de droogkuissector saneren.
U hebt een zeer voorzichtige voorzet gegeven over een soort plan-B voor de stookolietanks, maar hebt dat niet concreet gedaan voor de droogkuissector. Bent u bereid een soort plan-B voor die sector te onderzoeken als een en ander met betrekking tot het decreet niet verloopt als voorzien?
In uw antwoord zegt u dat de procedures in het kader van het decreet voorlopig worden voortgezet, met aanmaningen en dies meer. Gebeurt dat daadwerkelijk? Is het wenselijk dat dit gebeurt? Heel wat mensen kijken immers al heel lang uit naar een eventuele solidarisering van de sector.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, wij hebben een voorstel van resolutie ingediend over de aanpak van bodemverontreiniging als gevolg van lekkende stookolietanks. In dat voorstel worden een aantal oplossingen aangereikt die toch al wat verlichting kunnen bieden aan wie hiermee wordt geconfronteerd op het terrein.
We mogen minstens verwachten dat, als mensen moeten betalen voor de sanering, op voorhand duidelijk zou worden gemaakt over welke som het gaat. Het kan niet dat die facturen steeds maar blijven binnenstromen. Daar wil ik voor waarschuwen. De mensen moeten saneren, maar weten niet waar ze uiteindelijk zullen terechtkomen. Ze weten niet of dat financierings- en verzekeringsmechanisme er wel zal komen en in welke mate dat alle kosten zal dekken. Als iemand een dakwerker laat komen, en die dakwerker stuurt altijd maar bijkomende rekeningen, dan kan dat toch niet?
Wij pleiten voor het inbouwen van een zekere veiligheid voor de slachtoffers. Ze moeten zeker zijn dat er niet telkens nieuwe bodemsaneerders opdagen, met nieuwe testen en onderzoeken, die ze telkens opnieuw moeten betalen. Een tijdelijk financieringsmechanisme moet zeker mogelijk zijn, mijnheer de minister. Ik begrijp niet waarom dit niet zo goed van de grond komt. Op zijn webstek verklaart federaal minister Verwilghen dat hij de zaken heeft gedeblokkeerd en dat de mensen eindelijk binnenkort gerust zullen zijn, aangezien er een stookoliefonds zal worden opgericht voor slachtoffers van lekkende stookolietanks. Ik zal mijn federale collega´s vragen dat ze de minister ondervragen. Voor het dossier van de droogkuissector heb ik meer het gevoel dat er vooruitgang wordt geboekt. U hebt ter zake al in kredieten voorzien, terwijl dat nog niet het geval is met het stookoliefonds.
De wetgeving is heel moeilijk, maar toch moeten er nu een aantal oplossingen kunnen worden aangereikt, zeker als het gaat over de lekkende stookolietanks.
De heer Patrick Lachaert: Dat verhindert niet dat er tot sanering wordt overgegaan, het kan alleen een probleem zijn voor de financiering. Voor de tankstations was er vaak een prefinanciering gevolgd door een tussenkomst van BOFAS.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Men moet het ook kunnen betalen. De mensen moeten daar hun huis niet voor verkopen.
De heer Patrick Lachaert: Zo´n sanering kost niet altijd miljoenen.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, ik heb u de factuur voorgelezen.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: In verband met de stookolietanks wens ik anderen, zoals de federale overheid, geen argumenten te geven om er niet mee door te gaan omdat wij toch onze plan zouden trekken. Bovendien, als we met een plan-B komen, dan is het evident dat dit volledig moet worden uitgevoerd. Ik wil geen tweede keer iets aankondigen dat dan niet gerealiseerd kan worden.
Mochten we een plan-B nodig hebben, dan wil ik er zo lang mogelijk heel voorzichtig mee omspringen en er zo weinig mogelijk over communiceren. Als erover wordt gecommuniceerd, dan moet het plan er volledig zijn. Vooral de opmerking van de heer Martens zet me tot enige voorzichtigheid aan bij mijn uitspraken hier in de commissie of in het publiek. Het ergste wat we kunnen doen, is de mensen voor de tweede keer voor schut zetten doordat er niets van komt.
De kwestie van de droogkuissector en de sectorfondsen hebben we wat meer in de hand. We moesten alleen de Raad van State van antwoord dienen, en ik meen dat te hebben gedaan. De procedure zal zo snel mogelijk worden afgesloten. Ook de vertegenwoordigers van de droogkuissector dringen daar terecht op aan.
Mijnheer Daems, ik zal laten nakijken hoeveel aanmaningen er zijn. We komen hiermee immers in een schemerzone. De mensen krijgen de boodschap dat het allemaal anders zal worden georganiseerd, terwijl er dan niet onmiddellijk iets van komt.
De voorzitter: Het incident is gesloten.