Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 31/01/2006
Vraag om uitleg van mevrouw Trees Merckx-Van Goey tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de resultaten van de behoeftepeiling naar de nood aan residentiële opvang van slachtoffers van familiaal geweld en de resultaten van de behoeftepeiling inzake familiaal geweld
Vraag om uitleg van mevrouw Anne Marie Hoebeke tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de Vlaamse aanpak van intrafamiliaal geweld
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, de thuislozenzorg staat onder toenemende druk omwille van toenemend partnergeweld, maar ook omwille van de stijging van de maatschappelijke gevoeligheid daarvoor, die tot gevolg heeft dat de stap naar de hulpverlening sneller wordt gezet. De aanpak van het fenomeen intrafamiliaal of huiselijk geweld blijft op de agenda van heel wat beleidsverantwoordelijken staan.
Ook de Vlaamse Gemeenschap kan bijdragen tot de bestrijding van het intrafamiliaal geweld. Ze kan daartoe voorzien in een kader voor de opvang en begeleiding van, en hulpverlening aan slachtoffers en daders. Daarnaast kan ze voorzien in budgettaire middelen en een kader voor preventieve acties en voor een aangepaste hulpverlening. Deze vragen zijn opgenomen in een resolutie die door het parlement werd goedgekeurd.
Niettegenstaande de beleidsaandacht voor het probleem blijft nog steeds de paradox bestaan dat de kans om slachtoffer te worden groter is in de directe omgeving, de familiale sfeer, dan in de zogenaamde onveilige omgeving. Bij de politie komen er per dag gemiddeld zes oproepen wegens huiselijk geweld binnen. Dat is een belangrijke stijging vergeleken met enkele jaren geleden.
Een logisch gevolg van die toename van het geweld en de gevoeligheid ervoor is dat ook het aantal vrouwen toeneemt dat zich aanmeldt bij een vluchthuis of een opvangcentrum. Toch staat net die vrouwenopvang het sterkst onder druk. Blijkbaar betreft 40 percent van de vragen om opname vrouwen en kinderen, terwijl de vrouwenopvang in deze centra slechts 16 percent van het aanbod uitmaakt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat 4 op de 10 vrouwen die zich aanmelden, niet in die opvang terechtkunnen.
Mevrouw de minister, een goed halfjaar geleden hebt u, naar aanleiding van vragen hierover in deze commissie, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk de opdracht gegeven een behoeftepeiling uit te voeren naar de nood aan residentiële opvang van slachtoffers van familiaal geweld. Ook in het regeerakkoord en in uw beleidsnota staat dat de opvangcapaciteit van vluchthuizen kan en moet worden vergroot. Intussen hebben we vernomen dat de behoeftepeiling naar de nood aan residentiële opvang is uitgevoerd en vrijgegeven. Uit die peiling blijkt dat de nood aan opvang echt wel bestaat.
Mevrouw de minister, in welke mate zullen de resultaten van de behoeftepeiling bepalend zijn voor uw verder beleid ter zake? Volgens de studie kan een deel van het opvangtekort op korte termijn worden opgelost dankzij 72 onmiddellijk beschikbare plaatsen, zonder dat er bijkomende infrastructuur moet worden gebouwd. Volgens het document zijn het er 41 in Antwerpen, 4 in Gent, 5 in de Kempen, 12 in Kortrijk en 10 in Zuid-Oost-Vlaanderen. Per opvangplaats zou er een fulltime-equivalent beschikbaar moeten zijn. Allicht wringt daar het schoentje. Op welke tijd kunt u ervoor zorgen dat die 72 plaatsen operationeel worden? Welk budget wilt en kunt u daarvoor vrijmaken?
Een groot knelpunt in de opvangtehuizen is de dagprijs. Veel slachtoffers of personen die een beroep doen op de opvang, worden geconfronteerd met een hoge rekening, zeker als er kinderen bij zijn. We hebben een gesprek gehad met de verantwoordelijken van een vluchthuis en met de mensen van de sociale dienst van de politie van de zone Tienen. Zij zeiden dat inderdaad het inkomen, en dus het betalen van die dagprijs, soms een probleem vormt. Hebt u plannen om de dagprijs opnieuw te bekijken en aan te passen?
Een ander punt is de doorstroming. Vaak gaat het om vrouwen die niet beschikken over een eigen inkomen. Voor hen is het niet gemakkelijk om een nieuwe huisvesting te zoeken en ze ook nog te vinden. De minister van Huisvesting zou hiervoor een inspanning kunnen doen, maar het is ook niet evident dat de toegang bij de huisvestingsmaatschappijen wordt gegarandeerd. Toch zou dat verruimd en versoepeld moeten worden. Hebt u al overlegd met uw collega over een soepele doorstroming van vlucht- en opvangtehuizen naar sociale huisvesting? Wat zijn daar eventueel de resultaten van?
Het gaat niet alleen om de verruiming van de capaciteit van de residentiële opvang; er blijft ook een belangrijke behoefte aan ambulante begeleiding. Zijn er binnen de globale aanpak van intrafamiliaal geweld plannen voor de uitbouw van de ambulante begeleiding van slachtoffers en daders? Het project Time Out werd heel goed geëvalueerd. Is voorzien in een uitbreiding daarvan?
De geboden hulp moet zo goed mogelijk afgestemd zijn op de noden van de cliënt, en mag niet alleen afhangen van het beschikbare aanbod. Uit de behoeftepeiling blijkt een groot verschil tussen de regio´s. In welke mate zult u de diversiteit van de opvang in de verschillende regio´s garanderen?
De samenwerking met politie en parket is cruciaal. Hoe kan de samenwerking met de bevoegde juridische diensten geoptimaliseerd worden?
De voorzitter: Mevrouw Hoebeke heeft het woord.
Mevrouw Anne Marie Hoebeke: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, tot in het recente verleden leek partnergeweld een taboe. De jongste jaren echter zijn er heel wat initiatieven genomen ten aanzien van dit steeds vaker voorkomend fenomeen. Denk maar aan de wijzigingen in verband met de toewijzing van de echtelijke woonst in procedures voor de vrederechter of in echtscheidingsprocedures. Als een partner verdacht wordt van partnergeweld, kan de echtelijke woonst meestal worden toegewezen aan het slachtoffer, meestal de vrouw. Dat is een belangrijke wijziging van de wetgeving. Toch blijkt uit de praktijk, waaruit ik ook voorbeelden kan geven, dat partnergeweld nog altijd een belangrijke en vaak verzwegen factor is in het leven van veel vrouwen en hun kinderen.
De parketten, die weliswaar niet onder uw bevoegdheid vallen, zullen klachten vaak seponeren. Ze doen dat in veel gevallen om opportuniteitsredenen. De vraag is welke opportuniteit voor seponering door een parketmagistraat, de procureur of de substituut, kan worden ingeroepen als iemand samen met haar kinderen herhaaldelijk wordt buitengezet, al dan niet naakt en met de tekenen van slagen op haar lichaam.
Mijn aandacht werd getrokken door een artikel getiteld?Nieuwe methode helpt agressieve mannen om vrouw niet meer te slaan´. Vaak gebeurt het dat een vrouw herhaaldelijk weggaat van haar man omdat hij haar slaat, maar daarna ook weer terugkeert. Pas als de laatste druppel de emmer doet overlopen, vertrekt ze echt voorgoed. Dan moet ze weten waar ze naartoe kan. Belangrijk daarbij is dat ze wat financiële draagkracht heeft en dat ze zich enigszins gedragen voelt in de opvang en met de bescherming die ze krijgt.
Vaak zijn de vrouwen die bij ons komen omwille van een crisis in hun gezin, niet meteen bereid hun man in de steek te laten. Meer bepaald als de agressie gepaard gaat met drankmisbruik of historisch te verklaren is doordat de man zelf destijds mishandeld werd door zijn vader, brengen ze daar begrip voor op. Als advocaten en rechters hebben we dan ook een beetje de taak van psychologen. Als we hen dan verwijzen naar een DGZ of een therapie opleggen voor een periode van 6 maanden, dan heeft dat huwelijk alsnog een kans op slagen. Vaak is het daarvoor nodig de zaak 3 jaar gaande te houden, met tussenpozen van 6 maanden. Dat is niet gebruikelijk, maar we kunnen soms van de procedures afwijken.
Mevrouw de minister, in een aantal projecten worden zowel de dader als het slachtoffer geholpen en begeleid met een uit Nederland overgewaaid instrumentarium. Sinds 2002 blijkt dat ook hier op sommige plaatsen te werken, bijvoorbeeld in Gent, Oudenaarde en Dendermonde. Heeft Vlaanderen binnen zijn bevoegdheden een plan ter bestrijding van intrafamiliaal geweld? Het zou me overigens ten zeerste verbazen mocht dat niet het geval zijn.
Er zijn ook altijd federale bevoegdheden in het geding, onder andere in hoofde van de politie en het parket. Is hierover overleg mogelijk met de federale ministers? Kent u concrete initiatieven die op dit domein kunnen worden genomen? Worden deze initiatieven op een of andere manier door de Vlaamse overheid gesubsidieerd? Zult u die initiatieven eerstdaags evalueren en veralgemenen?
Koken kost altijd geld. Het geregeld opvangen van vrouwen die thuis zijn weggegaan, in vluchthuizen met de nodige hotelfaciliteiten, kost echter ook geld. Ik vraag me dan ook af of het niet beter zou zijn het gezin bij te staan, zowel de dader als het slachtoffer. Op grond van probatiemaatregelen van de rechter en dergelijke, kan dat op veel kortere termijn gerealiseerd worden dan de opvang van gezinnen in vluchthuizen met heel de omkadering en alle kosten die daarmee gepaard gaan.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk heeft de behoeftepeiling afgerond. Zowel de vluchthuizen als de vrouwenopvangcentra zijn hier in kaart gebracht. De behoeftepeiling gaat over residentiële opvang. Het onderzoek wijst op een capaciteitstekort.
Ik heb een paar bedenkingen, maar ik zal een aantal zaken wel verder onderzoeken. De registratie van het aantal doorverwijzingen wegens volzet bevat nog een foutenmarge. Aan de sector vraag ik om een centraal cliëntopvolgingssysteem op te starten voor de residentiële opvangcentra, zodat we een duidelijk zicht krijgen op de cliëntenstroom en op het correcte aantal doorverwijzingen.
Het is belangrijk te vermelden dat slachtoffers van intrafamiliaal geweld of IFG ook worden geholpen in crisisopvangcentra. Dit is niet in kaart gebracht in het onderzoek. Het onderzoek vertrekt ook volledig van de nood aan residentiële opvang. Er moet worden nagedacht over gedifferentieerde vormen van opvang en het ambulante begeleidingsaspect. We weten uit ervaring dat het zeer lang duurt voor vrouwen - en mannen - de stap naar hulp zetten. Gemiddeld keert een slachtoffer drie keer terug naar de partner. Het is een complex gebeuren, lang niet zo simpel als een buitenstaander denkt.
Een van de besluiten van het onderzoek, met name dat binnen de bestaande en beschikbare infrastructuur ruimte is om onmiddellijk 72 plaatsen bij te creëren - mits input van personeel - verdient zeker verder overleg met de sector. We willen dit debat voeren binnen een breder kader. Het volstaat niet om plaatsen te creëren. Binnen het actieplan IFG is opvang en begeleiding van slachtoffers van partnergeweld een speerpunt. Rekening houdend met de budgettaire mogelijkheden zullen we in functie van het actieplan echter keuzen moeten maken en accenten moeten leggen.
Ik benoem die accenten. Er moet worden gewerkt aan signalering. Dat betekent het in kaart brengen van actoren die mogelijk in contact komen met situaties van intrafamiliaal geweld. We moeten hen ondersteunen om niet?categoriaal´ naar geweld te kijken. Ik vind dat héél belangrijk, denk maar aan kindermishandeling en partnergeweld. De bekommernis is terecht, maar we moeten geweld op een andere manier aanpakken.
Een tweede aandachtspunt is samenwerking en afstemming opstarten en bevorderen tussen de welzijnspartners én de justitiële partners. Dat is noodzakelijk. We plegen daarvoor overleg met minister Onkelinx. We hebben het geluk dat zij intrafamiliaal geweld ook hoog op haar politieke agenda zet. Het moet mogelijk zijn om hieraan concreet verdere uitvoering aan te geven.
Een derde punt is zorgen voor opvang en begeleiding van slachtoffers van IFG, met uitdrukkelijke aandacht voor het ambulante werken. Dat is nieuw voor ons.
Ten vierde moeten we het thema geweld veel actiever zichtbaarder maken in alle contexten van hulp waar men geconfronteerd wordt met daders en slachtoffers van geweldsituaties. Gevangenissen, bijzondere jeugdzorg, algemeen welzijnswerk, Kind & Gezin, CIG´s werken rond het thema geweld. Ik hamer daar nogal op omdat ik ervan overtuigd ben dat IFG te maken heeft met patronen. Die moeten worden doorbroken. Dus moeten we het thema blootleggen en programma´s ontwikkelen in al die contexten.
Het gebrek aan doorstroming van de vluchthuizen en de opvangcentra naar de reguliere woonmarkt is een probleem. Dat is een knelpunt en dat geldt niet alleen voor IFG. Dat zien we in vele welzijnssectoren. Momenteel verblijven vrouwen nog te lang in een vrouwenopvangcentrum of vluchthuis, doordat ze niet terechtkunnen op de reguliere of sociale woonmarkt. Ik pak dit probleem aan samen met de minister van Wonen binnen het protocol?wonen-welzijn´. De?denktank wonen-welzijn´ werkt zijn advies over de afstemming tussen beide beleidsterreinen uit tegen april.
Zoals ik reeds eerder vermeldde, vind ik het belangrijk niet alleen te focussen op de residentiële opvangcapaciteit. Ik vind dat we sneller en in eerste instantie ambulant moeten optreden. Ook in het globaal plan voor de bijzondere jeugdzorg leg ik de nadruk op het subsidiariteitsbeginsel. Er is veel meer versterking nodig in het hele domein welzijn en gezondheid. Zo dient men, daar waar mogelijk, in de sociale netwerken van de vrouwen naar opvang te zoeken, die dan gecombineerd wordt met een intensieve psychosociale begeleiding vanuit de hulpverlening. Dit zal natuurlijk niet eenvoudig zijn. Enkel indien de veiligheid van de vrouwen en de kinderen op die manier niet gewaarborgd kan worden, moeten we voor een residentiële opvang kiezen. Als de veiligheid niet in het gedrang komt, moeten we zoeken naar subsidiaire vormen van opvang. Deze aanpak moet er voor zorgen dat we de instroom in de vrouwenopvangcentra en de vluchthuizen beter onder controle krijgen. Uit de behoeftepeiling die het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk uitvoerde, blijkt dat de centra voor algemeen welzijnswerk deze aanpak steunen.
Daarnaast is een veilige terugkeer een belangrijk aandachtspunt. Ik vind dit nog steeds een opdracht voor de vluchthuizen en de vrouwenopvangcentra. Ik stel echter vast dat in de praktijk die opdracht vaak maar gedeeltelijk wordt uitgevoerd en bovendien sterk regiogebonden is. Dit kan zowel te maken hebben met een gebrek aan aandacht voor dit aspect van de hulpverlening als aan een gebrek aan begeleidend personeel. Zoiets mag niet afhangen van de regio.
Wat de dagprijzen betreft, heeft mijn administratie een enquête uitgevoerd naar de dagprijsproblematiek in de residentiële settings van de autonome centra voor algemeen welzijnswerk. Via deze gegevens krijgen we zicht op de hoogte van de dagprijzen, de samenstelling ervan, de inkomsten en uitgaven van de opvangcentra enzovoort. De ruwe gegevens worden nu verwerkt. De conclusies worden tegen begin maart verwacht. Daarmee zal ik rekening houden.
Ik ben het er volledig mee eens dat de geboden hulp zo goed mogelijk moet worden afgestemd op de noden en de behoeften van de cliënt. Dat moet gedifferentieerd gebeuren, zodat flexibel en meer op maat kan worden ingespeeld op de hulpvragen van de cliënten. Ze moeten naast een residentieel verblijf ook andere vormen van hulpverlening kunnen krijgen. Dat is essentieel in de sector van IFG, maar ook van thuisloosheid. We moeten ook overgaan tot andere hulpverlening zoals informatie en advies, psychosociale ondersteuning, administratieve dienstverlening, financiële dienstverlening, materiële dienstverlening, voeding, dagbesteding en toeleiding tot tewerkstelling of huisvesting. We mogen nooit vervallen in een beleid dat in het Brusselse bijvoorbeeld wordt gepromoot door sommige politici, en dat zorgt voor opvang en verder niets. Opvang mag niet alleen staan. Iemand in veiligheid brengen in een infrastructuur en de volgende dag weer verder sturen kan niet de bedoeling zijn. De essentie is uiteraard dat er een breed scala aan dienstverlening wordt aangeboden.
Het is onmogelijk om in alle opvang- en begeleidingsvormen in elke regio van Vlaanderen a priori te voorzien. Er zal een werkbaar evenwicht gevonden moeten worden. We moeten praten over heroriëntering van de bestaande hulpverlening.
Uit het onderzoek?Intrafamiliaal geweld. Naar een meer samenhangende aanpak´ van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk blijkt dat er met betrekking tot deze problematiek nog te weinig dwarsverbindingen bestaan tussen de verschillende werkvormen van het algemeen welzijnswerk. Het steunpunt zal in 2006 vijf pilootregio´s ondersteunen om hun bestaande ambulante en residentiële aanbod meer te laten aansluiten op de problematiek van het intrafamiliaal geweld. Ik subsidieer daartoe één stafmedewerker binnen het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk.
Ook de samenhang met het aanbod van de OCMW´s moet hierin worden verwerkt. Het is immers overduidelijk dat een problematiek als intrafamiliaal geweld moet worden aangepakt met een hele ruime waaier aan partners. De bijdrage van het CAW zal dus steeds moet passen in een veel breder netwerk. Politie, parket, lokale besturen, de centra voor geestelijke gezondheidszorg, huisartsen, ziekenhuizen, centra voor integrale gezinszorg zijn de eerste partners aan wie we zeker denken. Ik heb ook de opdracht gegeven aan het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk om de centra voor algemeen welzijnswerk te stimuleren en te ondersteunen in het vormen van netwerken met andere relevante partners.
Dan zijn er de projecten inzake daders van partnergeweld. Met het artikel?Nieuwe methode helpt agressieve mannen om vrouwen niet meer te slaan´ wordt verwezen naar het Antwerpse Time Outproject, waarbij het CAW samen met het CGG een specifieke methodiek heeft uitgewerkt voor daders van partnergeweld. Dit project maakt deel uit van een ruimere waaier aan projecten met betrekking tot omgaan met partnergeweld, zowel voor daders als voor slachtoffers. Die projecten worden in Vlaanderen steeds meer ontwikkeld. Deze projecten worden gesubsidieerd door federaal minister Dupont. In Oost-Vlaanderen is er ook nog een extra investering door de provincie.
Het federale Instituut voor de Gelijkheid van Mannen en Vrouwen heeft de projecten recent laten evalueren door de Katholieke Universiteit van Leuven. We wachten de resultaten ervan verder af om ze in overweging te kunnen nemen bij onze verdere werkzaamheden.
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mevrouw de minister, het is goed dat u dit verder volgt. Op basis van de studie, waartoe u zelf opdracht hebt gegeven, stelt u vast dat er nog ruimte is, maar ook dat er een breder kader nodig is, waarvan zeker ook de ambulante hulpverlening deel moet uitmaken. Steeds meer wordt vastgesteld dat er niet alleen een ge?ntegreerde aanpak nodig is, maar ook dat dit de verantwoordelijkheid is van heel wat partners, zoals het lokale en het provinciale niveau.
U verwijst naar een advies samen met minister Keulen. Misschien is het goed om niet alleen de huisvestingsmaatschappijen hierbij te betrekken. Ook de OCMW´s en de gemeenten die huizen huren om ze daarna ter beschikking te stellen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren. In april zullen we opnieuw bekijken hoe de doorstroming naar de reguliere woonmarkt beter kan worden georganiseerd.
Wat de samenwerking met de federale overheid betreft, met betrekking tot de slachtoffers en daders van seksueel geweld, bestaat er een samenwerkingsovereenkomst met Justitie, die bepaalt hoe de gemeenschappen hun taken vervullen. Is het de bedoeling ook over dit onderwerp een specifieke samenwerkingsovereenkomst of protocol af te sluiten? Wat is dan de timing? Dat zou zekerheid bieden over de verdere opbouw.
Mevrouw Anne Marie Hoebeke: Mevrouw de minister, uw antwoord voldoet in grote mate. Er kan geen enkele twijfel over bestaan dat we daaraan onze medewerking zullen kunnen verlenen.
Wel wil ik erop wijzen dat ook vaak oudere grootouders het slachtoffer zijn van intrafamiliaal geweld. Kunt u ons wat dat betreft cijfers ter beschikking stellen via uw onderzoekskanalen? Over hun problemen weten we immers het minste, tenzij ze worden opgenomen en er een beroep moet worden gedaan op de vrederechter voor het aanstellen van een bewindvoerder. Dan pas gaat de bal aan het rollen en komt aan het licht wat er thuis of - ik durf het bijna niet te zeggen - in instellingen soms gebeurt.
Minister Inge Vervotte: Die samenwerkingsovereenkomst is een mogelijkheid, maar vandaag is dat nog niet duidelijk.
De voorzitter: Het incident is gesloten.