Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 13/12/2005
Interpellatie van mevrouw Mieke Vogels tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de organisatie van de flexibele kinderopvang, het voorstel terzake van de werkgevers en -nemers uit de welzijnssector en het mogelijk gebruik van dienstencheques
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de initiatieven tot uitbreiding van de flexibele en occasionele kinderopvang
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, in de drie grote veldslagen die op dit moment in de Vlaamse Regering worden uitgevochten, staat minister Vervotte tweemaal in de frontlinie. Dat zal wel niet zo leuk zijn. Een van die veldslagen is die om de kinderopvang. Mevrouw de minister, het was de eerste veldslag die begon, en ik hoop voor u dat hij ook als eerste wordt beslecht.
Een regeerakkoord biedt altijd eten en drinken. Blijkbaar heeft VLD-fractieleider Ceysens zich in de haar eigen pitbullstijl vastgebeten in de passage over de dienstencheques voor kinderopvang. Dat past ook in de lijn die de VLD nu doortrekt, namelijk goed te zorgen voor de hardwerkende Vlaming tussen de 25 en 50 jaar, de Vlaming die kinderen heeft. Dat is echter niet alleen cruciaal voor de VLD, want we willen dat allemaal. Omwille van de vergrijzing nodigen we mannen en vrouwen uit actief te zijn op de arbeidsmarkt. Zowel de overheid als de werkgevers hebben dan ook de verdomde plicht voor een kwaliteitsvolle kinderopvang te zorgen.
De vraag is hoe we dat doen, en welke instrumenten we ervoor gebruiken. Mevrouw Ceysens weet dat ik daar anders over denk dan zij. Het siert de VLD dat ze haar lijn heel duidelijk trekt, wat niet van alle partijen gezegd kan worden, maar die lijn is dat alles te koop is. Mensen die keihard werken, hebben geld. Met dat geld kunnen ze alles kopen: een huis, een auto - het liefst een 4X4 -, kinderen en kinderopvang.
Mevrouw de minister, dat is absoluut mijn visie niet, en ik hoop straks van u te vernemen dat het ook uw visie niet is. Er zijn grenzen aan wat er te koop is. Al die veldslagen leiden steeds weer tot een soort zinsverbijstering, waardoor mensen niet de totaliteit van het probleem te zien krijgen. Iedereen spreekt vandaag over de nood aan flexibele opvang, maar wat is dat voor u? Hoe groot is de nood daaraan? Is dat in kaart gebracht?
De roep om flexibele opvang is niet nieuw. In de vorige zittingsperiode was die al te horen, ook in deze commissie, hij werd hier vaak verwoord door mevrouw Becq. Toen hebben we Kind en Gezin gevraagd wat er onder flexibele kinderopvang verstaan moest worden. Het antwoord daarop was wat genuanceerder dan wat er nu naar voren wordt geschoven. Flexibele opvang heeft namelijk in eerste instantie te maken met werkloze moeders en vaders die van de VDAB of het OCMW een opleiding moeten volgen. (Opmerkingen van minister Inge Vervotte)
Dat is inderdaad occasioneel, maar ook flexibel. De nood van die mensen is op dit moment heel groot. Waar moeten de mensen die van vandaag op morgen naar een opleiding moeten om zich voor te bereiden op de arbeidsmarkt en om te kunnen solliciteren, een oplossing vinden?
Een andere nood aan flexibele opvang ontstaat op onverwachte momenten: een extra verlofdag op school, een studiedag van het onderwijzend personeel en ook de vakantieperiodes. Dat kan allemaal onder andere noemers worden gecatalogeerd, maar het gaat er telkens om in te spelen op de vragen en noden van het moment. Heel veel ouders hebben grote moeite om opvang te vinden tijdens de vakanties. Daarnaast is er de nood aan opvang van zieke kinderen en van kinderen van ouders die heel onregelmatige werkuren hebben.
Deze week zei de heer Somers in een of andere krant - hij verschijnt zo vaak in de kranten - dat er eindelijk gehoor wordt gegeven aan de roep om flexibele opvang. Dat gehoor wordt echter al veel langer gegeven. De vraag is wie we horen roepen. Ik heb de indruk dat de heer Somers vooral de goedverdienende tweeverdiener hoort, die nood heeft aan flexibele opvang als hij overuren moet doen of als zijn kinderen ziek zijn.
Uit het toenmalige rapport van Kind en Gezin bleek ook dat de nood aan flexibele opvang van zieke kinderen lang niet zo groot was als men wilde doen geloven. Experimenten in Limburg en Gent hebben aangetoond dat een aantal plaatsen niet eens volzet was. Dat is ook logisch. Het past in het beeld van de nieuwe grootouders die weliswaar niet bereid zijn hun kleinkinderen permanent op te vangen, maar wel willen inspringen als de kinderen ziek zijn, als de nood hoog is. Dat is geen permanente, maar wel occasionele en flexibele opvang.
Mevrouw de minister, de vraag ten gronde is of de overheid een structureel aanbod moet uitbouwen. In de vorige regeerperiode hebben we dan ook altijd de vraag naar voren geschoven of we de zorg voor de opvang van zieke kinderen en de opvang op extreme uren van de ouders moeten overnemen. Horen zieke kinderen niet in de eerste plaats bij hun ouders thuis? Als een kind ziek is, heeft het extra nood aan tederheid, zorg en warmte. Dat zal ook mevrouw Ceysens, die drie kinderen heeft, niet ontkennen.
Deze regering blijkt geld te hebben, minister Van Mechelen vindt er elk weekend nieuw. Volgens mij is eindelijk de ezel gevonden waar wij in de vorige regeerperiode zo naar gezocht hebben. Hij staat wellicht bij minister Van Mechelen in de kelder. (Opmerkingen van mevrouw Trees Merckx)
Mevrouw Merckx, het is ook goed besteed.
Als er geld teveel is, dan is een systeem van oudercheques toch mogelijk? Ouders zouden moeten kunnen genieten van een systeem van tijdskrediet om een aantal dagen per jaar een klein verlet op te nemen als een kind ziek is. Bij de overheidsdiensten bestaat dat al. Dat kan men toch uitbreiden?
Men moet niet komen vertellen dat bedrijven dat soort van flexibiliteit niet aankunnen. Als de werkgevers dat willen, dan kan dat. We moeten bedrijven durven vragen om na jarenlange flexibiliteit van de werknemers ook een beetje flexibiliteit van de werkgevers te aanvaarden. Zou het geen goede zaak zijn als de overheid dat ondersteunt, en bedrijven helpt die een klein verlet toestaan aan ouders van jonge kinderen zodat ze zelf voor opvang kunnen zorgen als een van de kinderen ziek is?
Het Generatiepact zal ervoor zorgen dat mensen langer moeten werken. De loopbanen worden langer. Eigenlijk worden mensen maar gedurende een tiental jaar geconfronteerd met de mogelijkheid van zieke kinderen. Het moet mogelijk zijn om dat op te vangen. Als dat niet kan, dan kan men terecht bij de ziekenfondsen die een vrij goed uitgebouwd netwerk ter beschikking hebben. Zij stellen mensen die opgeleid zijn om zieke kinderen op te vangen, ter beschikking. Die mensen komen aan huis. Als u het mij vraagt, dan vind ik dat eerst de ouders de kans moeten krijgen. Als dat niet lukt, kunnen zij een beroep doen op gespecialiseerde opvang. Is het dan nog nodig om via interimkantoren met dienstencheques wildvreemden die er eigenlijk niet voor opgeleid zijn, in te schakelen?
Er zijn overigens grenzen aan de flexibele opvang. Het plan dat de werkgevers en werknemers aan de Vlaamse Regering hebben voorgelegd, voorziet in opvang van 6 uur ´s morgens tot 10 uur ´s avonds. Het is niet in het belang van het kind en van het gezin om een kind om 22 uur nog uit zijn bedje te lichten om het naar huis te vervoeren, en dat kind dan de volgende ochtend naar school te brengen. De minister is niet alleen verantwoordelijk voor Welzijn, maar ook voor gezinsvraagstukken. Wat is uw mening hierover?
Men zal opwerpen dat sommigen in hun omgeving geen opvang vinden, zoals alleenstaanden en mensen die in de horeca werken. Dienstencheques zijn daarvoor echter geen oplossing. Zo´n cheque kost meer dan 6 euro, of 4,7 euro voor wie genoeg verdient om hem fiscaal te kunnen aftrekken. Veel alleenstaande moeders kunnen dat niet betalen. Wie 10 euro per uur verdient maar er meer dan 6 euro van moet afgeven, houdt niet veel over.
Minister Van Mechelen vindt alle dagen nieuw geld. Gebruik dat geld om het tekort aan opvang voor die mensen weg te werken. In uw plan staat dat u de drempel wilt verlagen voor mensen die het minder breed hebben. U rekende daarbij vooral op de zelfstandige kinderopvang. U hebt echter geen greep op wat de ouders daarvoor betalen. Verder stellen we vast dat dienstencheques voor die mensen veel te duur zijn. Waar wacht u op om een plan in te dienen waarin het geld van minister Van Mechelen goed wordt besteed? Gebruik die 20 miljoen euro voor kinderopvang. Bij de begrotingsbesprekingen van volgende week zullen we een amendement indienen om dat bedrag ten behoeve van kinderopvang naar de begroting van minister Vervotte over te hevelen.
Ik heb over deze zaak enkele vragen. Wat vindt u, mevrouw de minister, van het plan voor flexibele kinderopvang van werkgevers en werknemers? Is dat plan een goede basis voor de organisatie van de flexibele opvang? Bent u bereid om dit plan als alternatief voor de opvang met dienstencheques naar voor te schuiven? Waar liggen voor u de grenzen van collectieve flexibele opvang voor zieke kinderen in extreme uren? Is het verantwoord om met dienstencheques kinderen te laten opvangen door niet-opgeleide uitzendkrachten? Wat is uw opvatting over de organisatie van de kinderopvang in het hedendaagse gezinsbeleid?
Ik heb gelezen dat er in de Vlaamse Regering een compromis in de maak is waarbij dienstencheques als een middel in uiterste nood zullen worden opgevat. Wat is voor u?uiterste nood´? Hebt u daarover al een akkoord bereikt met minister Van Brempt? Wanneer zal de Vlaamse Regering daarover beslissen? Kunt u een tipje van de sluier oplichten? Is onderzocht of ouders die nood hebben aan flexibele kinderopvang dienstencheques wel kunnen betalen? Op dit ogenblik gaat de overheid na wat die dienstencheques kosten. De minister-president heeft vanmiddag aan de federale regering gevraagd om een deel van het geld van de dienstencheques terug te laten vloeien naar Vlaanderen. Vlaanderen vindt dit immers een duur systeem. Is er ooit rekening mee gehouden dat dit ook een heel duur systeem kan zijn voor bepaalde ouders die nood hebben aan kinderopvang? Is dat berekend?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, mevrouw Vogels heeft een boeiende analyse gemaakt van hoever flexibele kinderopvang kan gaan. Ik sluit me daar gedeeltelijk bij aan. Het gaat hier om een actueel dossier dat in het verleden de meerderheid meermaals fundamenteel heeft verdeeld. Ik hoop straks te horen dat een positieve evolutie aan de gang is.
Mevrouw Ceysens heeft in dit dossier altijd heel duidelijke standpunten ingenomen die niet altijd werden gesteund door de volledige meerderheid - enige profileringsdrang was hier niet vreemd aan. Met de regelmaat van een klok werd op de minister ingehakt.
De fractieleider van de VLD werd zelfs bijgetreden door minister Moerman die toch vice-minister president is van de Vlaamse Regering. Zelfs haar partijvoorzitter verklaarde een paar weken geleden dat de Vlaamse Regering een groot probleem zal hebben indien er tegen het einde van het jaar geen actieplan op tafel ligt. Voor zover ik weet, is er nog steeds geen actieplan.
Vanmorgen vernamen we uit de pers dat er een oplossing in de maak is om de openlijke discussies en ruzies binnen de Vlaamse Regering over dit dossier te ontmijnen. Mevrouw Vogels stelde niet volledig ten onrechte dat zelfs de federale premier erbij moest worden gehaald om uit de impasse te geraken. Ik weet dat we niet altijd alles moeten geloven wat in de kranten staat, maar in dit geval is de pers vrij unaniem.
De oplossing houdt in dat er binnen de flexibele kinderopvang in de reguliere sector zou worden gezocht naar een combinatie tussen investeringen en dienstencheques om de gaatjes op te vullen. Dat betekent dus meer geld voor reguliere opvang die flexibel moet worden uitgebreid, en daarnaast de mogelijkheid om dienstencheques te gebruiken.
Mevrouw de minister, zoals dit voorstel vandaag wordt gelanceerd, moet het KB op het toepassingsgebied van de dienstencheques worden aangepast. Ook de fiscale aftrekbaarheid zou worden uitgebreid. Minister-president Leterme was vanochtend in het programma Voor De Dag bijzonder duidelijk. Hij zei:?De meerontvangsten die de federale regering zal genieten door de dienstencheques dienen terug te vloeien naar Vlaanderen. Er moet voor Vlaanderen een 100 percent sluitende oplossing komen.´
Het compromis dat vandaag wordt voorgesteld, is misschien een goed compromis. Voor een grondige beoordeling moeten we kunnen beschikken over de volledige informatie. Voorwaarde is wel dat het voorstel uitvoerbaar is. Bovendien moet de federale regering bereid zijn mee te werken op twee fronten. Zo moet enerzijds het betrokken KB worden gewijzigd en moeten anderzijds de meeropbrengsten van de dienstencheques terugvloeien naar Vlaanderen. Mevrouw de minister, ik ben daar niet gerust in. De bekommernissen die minister-president Leterme naar voren schuift, zijn terecht. Ik heb echter de grootste twijfels bij de vraag of de Franstaligen bereid zullen zijn hieraan mee te werken.
Wat de uitbreiding van de flexibele en occasionele opvang binnen de reguliere sector betreft, ligt het dossier duidelijk anders. Daarvoor zijn we niet afhankelijk van de Franstaligen of van de federale regering.
Mevrouw de minister, enkele weken geleden werd u een helpende hand gereikt door de belangrijkste werkgeversorganisatie, het Vlaams Welzijnsverbond, en de grootste werknemersorganisatie, de LBC. Zij hebben een duidelijk, concreet en haalbaar voorstel gelanceerd. Het lijkt me de moeite om dit voorstel ernstig te bestuderen en na te gaan of daar niet de nodige financiële middelen toe kunnen worden vrijgemaakt. We weten wat het voorstel inhoudt: binnen een aanvaardbare afstand, binnen een straal tussen 10 en 20 kilometer moet in de reguliere sector tussen 6 uur ´s ochtends en 22 uur ´s avonds voldoende mogelijkheid worden geboden aan ouders die nood hebben aan die flexibele opvang. Niet alle kinderdagverblijven moeten die opvang dus aanbieden, er moeten afspraken worden gemaakt.
Daarnaast zou er bijkomende occasionele opvang komen voor licht zieke en herstellende kinderen. Zowel werkgevers als werknemers verklaarden zelfs dat het personeel bereid zou zijn dit voorstel mee te realiseren, op voorwaarde dat er behoorlijke vergoedingen tegenover zouden staan. Dat is trouwens evident, gezien de uren waarop er zou worden gewerkt. De kostprijs van een en ander bedraagt volgens het Welzijnsverbond en de LBC 7,5 miljoen euro per jaar.
Mevrouw de minister, dit voorstel komt als een geschenk uit de hemel, maar noch in de begroting, noch in uw beleidsbrief houdt u rekening met deze nieuwe en duidelijk fundamentele uitbreiding van de flexibele en occasionele kinderopvang. Mevrouw Vogels heeft al de hoop uitgesproken dat u een tipje van de sluier zou oplichten. Dit is inderdaad de plaats om dat eerst te doen, en niet voor de camera´s en de pers.
Er is duidelijk een nieuwe wending in het dossier. Er is een compromis bereikt tussen de verschillende partijen van uw regering. Kunt u dat compromis toelichten, zodat we met volledige informatie en duidelijke kennis van zaken kunnen oordelen? Minister-president Leterme heeft gezegd dat dit voorstel van compromis op sommige punten afhankelijk is van de medewerking van de federale regering. Zijn er wel voldoende waarborgen om te voldoen aan de eisen die de minister-president heeft gesteld?
Wat is uw standpunt over het concrete voorstel van de grootste werkgevers- en werknemersorganisaties in de sector? Het biedt een concreet en realiseerbaar antwoord op de grote nood die zich vandaag aandient. Bent u bereid de nodige initiatieven te nemen om dit dringend te realiseren?
In het najaar hebt u aangekondigd samen met minister Van Brempt te zullen werken aan een actieplan voor flexibele en occasionele kinderopvang. Het was duidelijk de bedoeling na te gaan hoe dat kon worden gerealiseerd binnen het bestaande aanbod. Toen werd het plan aangekondigd voor 5 december, maar die datum is intussen verstreken en het plan lijkt er nog niet te zijn. Wat is de stand van zaken?
De voorzitter: Mevrouw Ceysens heeft het woord.
Mevrouw Patricia Ceysens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, we hebben dit debat al enkele malen gevoerd, maar er is nu een nieuw element met het voorstel van werkgevers en werknemers uit het collectieve aanbod. Ik wens het debat over de dienstencheques niet opnieuw te voeren.
Mevrouw Vogels, u maakt er graag een karikatuur van, maar het was met u dat we het decreet hebben opgesteld en goedgekeurd. U doet maar.
Mevrouw Mieke Vogels: Mevrouw Ceysens, het was mijn opvolgster, maar daar wil ik me niet achter verschuilen. De waarheid heeft echter haar rechten. Als sp.a toen even overtuigd tegen de dienstencheques was geweest als nu, dan was dat decreet er nooit gekomen.
Mevrouw Patricia Ceysens: U hebt het decreet wel mee goedgekeurd. Dat debat is al een paar maal gevoerd, ook tijdens de regeringsonderhandelingen, waarbij het altijd geven en nemen is, maar dat is nu afgesloten met een regeerakkoord. Het is dan ook vreemd dat we er nog steeds telkens opnieuw over moeten discussiëren, vooral dan binnen de meerderheid.
U maakt een karikatuur van de goedverdienende tweeverdiener. In elk debat over de dienstencheques hebben we gezegd dat er voor ons meerdere mogelijkheden zijn. We moeten kijken naar verschillende systemen, en we hebben positief gereageerd op het aanbod van de collectieve sector, maar er blijft ook nood aan dienstencheques.
Het is niet goed altijd een karikatuur te maken van de tweeverdieners alsof dat de meest vreselijke groep is in de samenleving. Die tweeverdieners werken voor meer dan de helft voor de staat en dragen bij aan de sociale zekerheid. Ik zou dus maar voorzichtig zijn met die groep onderuit te halen en belachelijk te maken. Het lijkt wel verderfelijk dat er tweeverdieners zijn die proberen hard te werken en daar ook een loon voor krijgen. Dit kan niet. We moeten absoluut solidair zijn met iedereen, en we willen ook dat er collectieve systemen zijn. Daar hebben we ons nog nooit tegen verzet. Het kan echter niet dat er telkens weer een karikatuur wordt gemaakt van die grote groep mensen die er toch maar voor zorgt dat solidariteit in Vlaanderen geen lege doos is.
We hebben de discussie over de dienstencheques vorige keer afgerond met een motie die door het Vlaams Parlement werd goedgekeurd en die aan de Vlaamse Regering werd overgemaakt. Daarin staat dat we een actieplan verwachten tegen het kerstreces. Ik neem dan ook aan dat het wordt ingediend, en dat het parlement op dat ogenblik de discussie kan voortzetten.
Ik heb een samenvatting gegeven van onze visie op de kinderopvang. Die blijft tot op vandaag overeind. Voor ons wordt kinderopvang het best collectief georganiseerd waar het kan, maar individueel waar het moet. Collectief organiseren biedt een schaalvoordeel en het brengt mensen samen. We horen dat dan ook te doen. Af en toe moet het echter individueel. We zijn immers geen voorstanders van het sollen met kinderen die in de crèche uit hun bed worden gehaald om ze er thuis opnieuw in te stoppen.
We hebben een onderzoek gedaan naar de opvang van zieke kinderen door de ziekenfondsen. Ze doen het met interimkantoren. De drie grootste zijn goed voor 175.000 uren per jaar. Dat wordt gefinancierd door de ziekenfondsen, want anders kunnen ze het niet voor die prijs doen. Naar mijn aanvoelen doen ze dat omdat er vraag naar is. Het is ook een beetje een instrument om leden aan te trekken. Dat bewijst dat die vraag bestaat, anders zouden de ziekenfondsen het niet zo maximaal subsidiëren.
We hebben alle ziekenfondsen ondervraagd. Wat meestal wordt vergeten is dat hun aanbod beperkt is in de tijd. Het kan een aantal dagen per kind per jaar. Een kind zit echter soms veertien dagen thuis, bijvoorbeeld met een longontsteking. Dan kunnen de ouders tien dagen op het ziekenfonds rekenen, maar soms moeten ze nog een bijkomende oplossing vinden voor een of twee dagen. Daarbij kunnen de dienstencheques helpen.
Er wordt een karikatuur gemaakt van de redenen waarom mensen die cheques zouden willen inzetten, maar wij hebben vertrouwen in de Vlamingen. Sommige fracties in dit parlement ontbreekt het daar blijkbaar aan. Het systeem heeft alles in zich om ervoor te zorgen dat de mensen er verstandig, in beperkte mate en op een verantwoorde manier mee zullen omgaan. Het hoeft niet van buitenaf beveiligd te worden met alle mogelijke wolfsklemmen, want het heeft juist de eigenschap dat mensen het beperkt zullen inzetten.
Ons uitgangspunt blijft dat het collectief moet waar het kan, en individueel waar het moet. We kijken uit naar het actieplan.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Ook ik wil de discussie over de dienstencheques niet overdoen, maar ik wil toch nog eens herhalen dat het doel belangrijker is dan het middel. Het doel is voorzien in flexibele en occasionele kinderopvang; het middel is bespreekbaar.
Als het een probleem is dat de opvang van zieke kinderen door de ziekenfondsen beperkt is tot tien dagen terwijl het vijftien dagen zou moeten zijn, laat ons het dan uitbreiden tot vijftien dagen en voorzien in een financiering daarvan. We kunnen immers beter niet beginnen met het combineren van verschillende systemen, want dat leidt er alleen maar toe dat de kinderen om de vijf dagen iemand anders te zien krijgen. Dat is een pragmatische zaak.
Mevrouw de minister, wat is het doel? Is dat kwantificeerbaar? Is daar onderzoek naar gedaan? Vandaag heb ik gelezen dat de witte-vlekkenoefening van Kind en Gezin af is. Is daarbij ook gedacht aan flexibele en occasionele kinderopvang? Is het aanbod daarvan in kaart gebracht? Weten we waar de nood het hoogst is? Als we werken aan een globaal kinderopvangbeleid, dan moeten we die vragen in de witte-vlekkenoefening incorporeren.
Een van de sterktes van het systeem van kinderopvang in België is de sociale tarifering, die het betaalbaar maakt voor heel veel mensen. Vrijwel alle kinderopvang is fiscaal aftrekbaar, al zijn er wel nog een paar problemen. Dat is heus niet alleen de verdienste van de dienstencheques. Mijn grote zorg als het gaat om flexibele en occasionele kinderopvang, is de situatie van mensen met een laag inkomen.
In het verleden heb ik veel gewerkt met alleenstaande moeders die poetsten in bedrijven. Dat poetswerk wordt getypeerd door een uurrooster dat flexibele opvang vereist. Er wordt ´s morgens gewerkt van 5 uur tot 8 uur, en ´s avonds na de kantooruren. Op die uren zijn de crèches niet open. Net voor die groep moeten we waken over de betaalbaarheid. Mevrouw de minister, ik vraag u dan ook in uw actieplan niet alleen oog te hebben voor de kostprijs voor de overheid, en de verschillende modellen niet alleen op basis daarvan te vergelijken, maar ook voor de kostprijs voor de ouders. Ik schaar me ook achter wat mevrouw Vogels daarover gezegd heeft.
Laten we ons ten slotte hoeden voor een systeem dat niet in Brussel toepasbaar is. We moeten oog hebben voor de hoofdstedelijke vermenging van gewest- en gemeenschapsbevoegdheden.
De voorzitter: De heer Dehaene heeft het woord.
De heer Tom Dehaene: Er is inderdaad een decreet goedgekeurd, of we dat nu graag hebben of niet. We moeten daar nu mee verder. Degenen die nu kritiek uiten op het systeem, hadden toen wat meer gewicht in de schaal moeten leggen.
Mevrouw Ceysens, u doet me glimlachen wanneer u zegt dat we deze discussie niet telkens opnieuw kunnen voeren. Als u het geschikt acht, mogen we er nog een rondje over praten, maar als iemand anders het thema naar voren schuift, dan kan het plots niet meer. Kijk eens naar uw eigen daden.
Ik wil echter ook een paar inhoudelijke bemerkingen maken. We mogen niet vergeten dat het om kinderen gaat. De opvang moet aanvaardbaar zijn voor het welzijn van het kind. Ook ik vind het niet verantwoord dat een kind om twee of vier uur s´ nachts uit bed wordt gehaald om naar een opvang te worden gebracht. Opvang moet kwaliteitsvol zijn, en dus ook pedagogisch verantwoord.
We moeten zo veel mogelijk gebruik maken van de bestaande initiatieven. Er bestaat al heel veel flexibiliteit in die sector. Misschien kan het nog iets meer zijn, maar zoals mevrouw Vogels zei, hoeft flexibiliteit niet van één kant te komen. Die moet ook van de werkgevers komen.
De minister heeft bij de vorige discussie over de dienstencheques in de media en aan het parlement bekendgemaakt dat de goedkoopste opvang die vandaag wordt gesubsidieerd door de Vlaamse overheid, 0,3 euro kost. Een dienstencheque kost de Vlaamse overheid 14 euro. Dat is dan ook een vrij duur systeem. Het moet bovendien betaalbaar zijn voor de gebruiker. Ook dat is niet voor iedereen het geval.
We hebben een afbakening nodig van de doelgroepen die van de dienstencheques gebruik mogen maken. We moeten naar een systeem dat betaalbaar is en blijft. De opleidingscheques bijvoorbeeld waren in een uur tijd weg. Zo´n systeem mag het niet zijn. We moeten er ook de nodige middelen voor hebben. Dat zal allemaal blijken uit het actieplan.
Er was voorzien in middelen op de begroting van minister Van Brempt. Daarom is er tijdens de begrotingsbespreking hier niet over gesproken. Het is dan ook een verkeerd uitgangspunt dat we meer middelen voor dit systeem moeten zoeken op de begroting voor Welzijn.
Mevrouw de minister, het actieplan is inderdaad in de motie opgenomen. We hebben gevraagd daar tegen het einde van het jaar meer over te vernemen. Hoever staat u daarmee?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Ik probeer niet in herhaling te vallen, want we hebben pas een week geleden nog over dit onderwerp gedebatteerd, naar aanleiding van een actuele vraag van mevrouw Dillen. Het is heel belangrijk het debat niet te verengen. Enkele sprekers hebben ervoor gepleit alles wat met kinderopvang te maken heeft, heel breed te zien. Zo hebben ook de andere thema´s die mevrouw Vogels vandaag op de agenda heeft gezet, hier een weerslag op.
We hebben al vaak gesproken over opvoeding, opvoedingsondersteuning, de draagkracht van het kind en die van het gezin. Al die dingen kunnen we jammer genoeg niet uit elkaar halen. Iedereen is het ermee eens dat de kinderopvang een heel belangrijke functie kan hebben, niet alleen een economische maar duidelijk ook een sociale en een pedagogische. Die drie zijn heel belangrijk. De samenleving heeft er bewust voor gekozen om te investeren in kinderopvang die past in een breder kader, en die er niet alleen op gericht is het voor de mensen mogelijk te maken om aan het werk te gaan of zo veel mogelijk mensen aan het werk te krijgen. Voor ons heeft kinderopvang veel meer functies, en zo moet hij ook benaderd worden.
De combinatie arbeid en gezin, die essentieel is, mag niet herleid worden tot alleen maar instrumenten van kinderopvang. Terecht is gezegd dat we ook moeten kijken naar de verantwoordelijkheid van de werkgever en de sociale partners. Terecht ook wordt gesteld dat het niet kan dat onze gezinnen zich zomaar moeten aanpassen aan de 24 uur op 24 en 7 dagen op 7 beschikbare economie, waarvoor alles instantaan mogelijk moet zijn. We moeten daartegen durven reageren. Met die elementen kunnen de sociale partners ook rekening houden wanneer ze gesprekken voeren over tewerkstelling, loopbaan en dergelijke.
We hebben inderdaad een actieplan aangekondigd, want we willen niet dat er ad-hocoplossingen worden gezocht. We moeten een goed inzicht verwerven in de noden. Het is allemaal erg complex. De relaties tussen welzijn en gezondheid en tussen vraag en aanbod zijn ingewikkeld. Dikwijls leidt de creatie van een aanbod tot een grotere vraag. We moeten dat goed bewaken.
Kinderopvang is een gedeelde verantwoordelijkheid. Een derde van de kinderen wordt door de ouders opgevangen, een derde door de grootouders en een derde door collectieve opvangstructuren. Het kan niet de bedoeling zijn de vraag aan te wakkeren. Uiteraard hebben sommigen daar belang bij. Wij stellen dat flexibele en occasionele kinderopvang moet worden uitgebouwd, maar we willen wel dat goed wordt onderzocht wat de noden zijn.
De noden worden in kaart gebracht op basis van een theoretisch model dat steunt op statistische gegevens. We gaan na hoeveel mensen werken, welk werkrooster ze hebben en wat hun gezinstoestand is. Op basis daarvan wordt de nood aan flexibele en occasionele kinderopvang ingeschat. De atypische of flexibele opvang is de opvang voor 7 uur ´s morgens en na 18 uur?s avonds, of opvang die langer dan elf uur duurt. Ook de opvang ´s nachts die niet op regelmatige basis gebeurt, is atypische opvang.
Uiteraard zullen minister Van Brempt en ikzelf nog voor het einde van het jaar met een actieplan uitpakken. Daar is al hard aan gewerkt. Verschillende actoren van het veld hebben daar al hun zeg over kunnen doen. Onze prioriteit is de praktische uitbouw van de flexibele en occasionele kinderopvang, en geen abstract debat over de middelen. In deze commissie heb ik altijd gezegd dat de flexibele en occasionele kinderopvang die vandaag al bestaat in kinderdagverblijven en bij onthaalouders moet worden gewaardeerd. Het is gewoon niet juist dat er alleen tussen 9 en 17 uur kinderopvang beschikbaar is. De cijfers zijn daarover duidelijk: meer dan 30 percent van de mensen die een beroep doen op kinderopvang, doen dat voor atypische uren.
Ik heb altijd gezegd dat de flexibiliteit inzake kinderopvang in de diensten zelf moet worden uitgebreid. Het verheugt me dan ook dat werkgevers en werknemers met een plan op de proppen komen waarin hun engagement voor de realisatie van flexibele kinderopvang wordt bevestigd en versterkt. Ze hadden zich daartegen kunnen verzetten, maar ze doen dat niet.
Over de concrete vorm heb ik me nog niet uitgesproken. Een uitbreiding tot 10 uur ´s avonds in de collectieve opvang is mijns inziens niet goed, want dat is niet in het belang van het kind. In het voorstel dat minister Van Brempt en ikzelf uitwerken, is in elk geval geen sprake van een opvang tot 22 uur. In onze richtlijnen zal het belang van het kind voorop staan. Dat is de essentie, en Kind en Gezin zal daarop toezien. Wij stellen dat de flexibele en occasionele kinderopvang verder moet worden uitgebouwd waar het kan en waar het moet. Waar dat botst met de belangen van het kind, moeten we zoeken naar oplossingen aan huis.
We moeten creatief zijn in onze zoektocht naar diensten aan huis. Dienstencheques kunnen daartoe een instrument zijn. Er kunnen er echter ook nog andere zijn. Zo is hier al terecht gezegd dat de mutualiteiten al dergelijke diensten aanbieden. Er zijn misschien nog andere mogelijkheden die in het actieplan van minister Van Brempt en mezelf aan bod kunnen komen. Dat actieplan wordt aan de regering voorgelegd.
De LBC, het Vlaams Welzijnsverbond en andere hebben voorstellen gedaan over het gebruik en de prijs van dienstencheques. De minister-president heeft vandaag duidelijk gezegd dat Vlaanderen een samenwerkingsovereenkomst wil afsluiten over de fiscale aftrekbaarheid, zodat de terugverdieneffecten kunnen worden gevaloriseerd.
Ik vat samen. Het actieplan zal nog voor het eind van het jaar door de regering worden besproken. Het bredere debat over de relatie tussen arbeid en gezin moet ook worden gevoerd. Ingevoerde systemen moeten niet alleen betaalbaar zijn, maar ook onze opvattingen respecteren. Het debat mag niet alleen gaan over hoe instrumenten moeten worden aangewend, maar ook over de grenzen van kinderopvang en de belangen van de kinderen zelf. Ons plan zal drie onderdelen omvatten: de verdere uitbouw van flexibele en occasionele kinderopvang in de bestaande kindervang, zoeken naar instrumenten - naast de dienstencheques - om diensten aan huis te leveren, en ten slotte de uitbouw van een systeem van betaalbare dienstencheques op basis van een samenwerkingsovereenkomst met de federale overheid.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Ik dank de minister voor haar antwoord. Hierover is in deze commissie al geregeld gesproken. Meestal wordt het debat aangezwengeld door een regeringslid dat daarover allerlei uitspraken doet in de krant. Ik ben blij dat het debat is heropend, want in het antwoord van de minister zitten een reeks verhelderingen.
Ik ben ook blij dat de minister grenzen trekt en het belang van het kind vooropstelt. Misschien heeft ze dat altijd gedaan, maar dat is niet altijd even duidelijk zo gezegd. Ik ben bovendien blij dat ze de primauteit van Kind en Gezin in dit dossier opnieuw duidelijk verwoordt. Dat laatste is een permanente zorg, want men probeert via allerlei tewerkstellingstatuten kinderopvang naast Kind en Gezin te organiseren. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het FCUD.
Ik denk dat ik de minister goed heb begrepen dat kwalitatieve opvang betekent dat men maximaal gebruik moet maken van de collectieve opvangvormen, en in de tweede plaats van de bestaande instrumenten zoals de mutualiteiten en dienstencheques voor thuiszorgdiensten. Die laatste kunnen wellicht beter voor kwalitatieve opvang zorgen dan de interimbureaus. Als dat alles in het compromis in de Vlaamse Regering aan bod komt, dan kan ik daarmee leven. Ik zal in die zin een motie uitwerken.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik dank de minister voor haar antwoord. Ze is erg duidelijk geweest over het plan van werknemers en werkgevers. We zullen dat terugvinden in haar actieplan dat we wellicht begin 2007 in de commissie zullen kunnen bespreken. Ik blijf wel wat op mijn honger inzake het compromis dat in de regering is bereikt. Afgaande op haar antwoord blijft het onduidelijk welke plaats de dienstencheques daarin krijgen. Vandaag formuleert de minister-president een aantal eisen aan het adres van de federale overheid: de wijziging van het KB en de regeling van de terugverdieneffecten. Er zijn dus bijkomende waarborgen nodig voor alles in kannen en kruiken is. Ik ben erg benieuwd naar de reacties van de meerderheidspartijen. Zal de meerderheid een motie aankondigen om zo de eensgezindheid in eigen rangen te illustreren?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Ik wil hierover geen misverstanden: dit plan moet nog door de regering worden besproken en goedgekeurd. Ik heb krijtlijnen uitgezet van het plan waaraan minister Van Brempt en ikzelf werken, maar de regering zal uiteindelijk beslissen. De uitspraken van de minister-president van vandaag zijn duidelijk. Hij zei dat we ons over het systeem van dienstencheques kunnen buigen als er garanties en sluitende antwoorden op een aantal vragen worden gegeven.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik denk dat de minister-president vrij na?ef is te denken dat hij dat van de Franstaligen kan verkrijgen.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Dillen en door mevrouw Vogels werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.