Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 17/11/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Hilde Crevits tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de verfijning van Vlarem II inzake geluidsnormen voor kinderdagverblijven
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, we kunnen de laatste dagen in de kranten lezen over de stijgende intolerantie van mensen in het algemeen ten opzichte van spelende kinderen. Gisteren stond dit nog in De Standaard. Het is ook uitvoerig beschreven in het verslag van het Kinderrechtencommissariaat dat gisteren is voorgesteld. Ook de kinderdagverblijven lijden onder de problemen. Steeds meer buren van kinderdagverblijven kunnen niet meer leven met het geluid van joelende kinderen en proberen langs allerlei wegen klachten neer te leggen wegens lawaaihinder. Het gaat niet zozeer over geluid binnenskamers maar vooral over het lawaai van kinderen die buiten spelen.
Blijkbaar is het aantal klachten van geluidsoverlast voor Kind en Gezin alarmerend genoeg om er een inventaris van aan te leggen en na te gaan wat precies de klachten zijn en in welke omgevingen er vooral klachten worden genoteerd.
Het gaat om een slechte evolutie. De functie van kinderdagverblijven kan worden beschouwd als een openbare functie. Ze vangen kinderen op. Waar moeten we ze lokaliseren als ze niet in gewone woonwijken kunnen blijven? Moeten we ze dan naar een industrieterrein verbannen? Ik denk dat iedereen negatief op deze vraag zal antwoorden.
In het verslag van het Kinderrechtencommissariaat wordt zeer terecht verwezen naar het recht van kinderen om zich te ontwikkelen en om creatief te zijn. Kinderdagverblijven moeten uiteraard activiteiten kunnen organiseren die dat stimuleren.
Kind en Gezin laat ook de wetgeving nagaan op het vlak van milieu, geluidsnormen en stedenbouw om te zien wat eventueel kan worden verfijnd of aangepast. Er zouden in dit verband dit jaar nog aanbevelingen worden geformuleerd. Uiteraard is kinderopvang een privé-aangelegenheid. U zult het met me eens zijn dat de Vlarem-reglementering niet van toepassing is op het geluid dat wordt geproduceerd door kinderen in kinderdagverblijven.
Vrederechters moeten op grond van artikel 544 van het Burgerlijk Wetboek over de burenhinder, toetsen of er al dan niet overlast kan worden veroorzaakt door kinderopvangcentra. Vrederechters hebben weinig instrumenten waarmee ze die klachten kunnen meten. Er is geen geluidsnorm zoals die bestaat voor danszalen. Ik spreek me niet uit over de noodzaak daarvan, maar omdat de wettelijke omkadering ontbreekt, kan men zich vragen stellen over de instrumenten waarover de vrederechter beschikt om te kunnen oordelen. Men kan zich de vraag stellen of die beoordeling niet steeds subjectief is. In een aantal zaken heeft de vrederechter de kinderdagverblijven de verplichting opgelegd te verhuizen. Ik verwijs ook naar de problemen met een kinderdagverblijf in mijn regio, meer bepaald Pietje Pek in Brugge.
Mijnheer de minister, ook aan minister Vervotte werd reeds een gelijkaardige vraag gesteld, waarop een nogal vrijblijvend antwoord werd gegeven. Indien nodig zou minister Vervotte met u overleg plegen. Ik weet niet of dat overleg ondertussen heeft plaatsgevonden.
Mijnheer de minister, u hebt ondertussen ook laten verstaan dat u geen plannen hebt om de Vlarem-reglementering aan te passen. Op 2 maart 2004 werd aan de toenmalige minister van Leefmilieu een vraag gesteld over de mogelijke verfijning van Vlarem II. Daaruit blijkt dat de problematiek al een hele tijd vrij actueel is. De toenmalige minister stelde dat de geluidsproductie van kinderen niet thuishoort in de Vlarem-reglementering. Hij heeft wel gewezen op het belang van het verfijnen van de wetgeving, want lokaal worden processen-verbaal opgemaakt op basis van de Vlarem-reglementering. Ook gemeentebesturen nemen soms geluidsnormen op in een politieverordening.
Mijnheer de minister, bent u op de hoogte van de initiatieven die door de voormalige minister van Leefmilieu werden genomen? Wat zijn de gevolgen hiervan? Bestaat er een verslag van? Hebt u de intentie om er iets mee te doen en eventueel verfijningen aan te brengen aan de Vlarem reglementering?
Wat is uw standpunt over de positie van de vrederechters met betrekking tot klachten over lawaaihinder? Bent u van mening dat vrederechters weinig instrumenten hebben om een en ander te toetsen? Kunt u hierover overleg plegen en eventueel nieuwe instrumenten aanreiken? Wat is uw standpunt over de geplande initiatieven van Kind en Gezin? Pleegt u hierover overleg met Kind en Gezin?
De voorzitter: Over klachten over geluidshinder door kinderen en jongeren bestaat sinds gisteren ook een advies van het Kinderrechtencommissariaat. Het advies is gericht aan de commissie voor Leefmilieu, de commissie voor Cultuur en de commissie voor Welzijn.
Mevrouw Hilde Crevits: De kinderrechtencommissaris stelt ook voor om over deze problematiek van gedachten te wisselen in de commissie.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, ik was gisteren aanwezig bij de presentatie van het verslag van het Kinderrechtencommissariaat. Ik hoorde een zeer combattieve kinderrechtencommissaris vragen om voor eens en voor altijd duidelijkheid te scheppen over deze vormen van onverdraagzaamheid.
Tijdens de vorige legislatuur hadden we ook met dat probleem te maken, naar aanleiding van een betreurenswaardig incident rond een zwembad in Kortrijk. De toenmalige minister van Leefmilieu heeft toen een duidelijke positie ingenomen. Mijnheer de minister, ik verwacht van u eenzelfde kordaat antwoord. Misschien moeten we de kinderrechtencommissaris ook uitnodigen om het advies toe te lichten.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, het is uiteraard de commissie die beslist over het toelichten van het advies van het Kinderrechtencommissariaat.
Mevrouw Crevits, het probleem is me bekend. Mijnheer Daems, u verwijst naar een concreet dossier over de exploitatie van een zwembad, waarbij de toenmalige minister van Leefmilieu het stopzettingsbevel heeft opgeheven.
Mevrouw Crevits, in de Europese richtlijn van 2002 wordt omgevingslawaai gedefinieerd. Ook in Vlarem werd een definitie opgenomen. Met het besluit van 22 juli 2005 hebben we een aanpassing aan Vlarem doorgevoerd. Daaruit kan duidelijk worden afgeleid dat het geluid van spelende kinderen niet is geviseerd, noch gereglementeerd door de Vlarem-geluidsimmissierichtwaarden. Geluid van spelende kinderen valt dus niet onder deze regelgeving.
Ik vind het niet opportuun om een specifieke reglementering in overweging te nemen voor speelplaatsen voor kinderen in het algemeen, noch voor kinderdagverblijven in het bijzonder. Het uitwerken van dergelijke specifieke normering, en zeker het opnemen als ingedeelde inrichting in de Vlarem-indelingslijst van speelplaatsen voor kinderen en/of kinderdagverblijven, acht ik een overreglementering die zou indruisen tegen mijn persoonlijke visie, maar ook tegen het regeerakkoord, waarin een maximale vereenvoudiging van de regelgeving wordt vooropgesteld.
Op basis van het Burgerlijk Wetboek kan iedereen naar de rechtbank stappen. De vrederechter en andere rechtbanken kunnen in volle autonomie oordelen of er sprake is van een inbreuk op de algemene beginselen die terug te vinden zijn in de artikels 1382 en 544 van het Burgerlijk Wetboek.
We moeten kijken hoe we het verder aanpakken. Ik wil met Kind en Gezin en zeker met minister Vervotte overleggen, maar als minister van Leefmilieu en Natuur zal ik geen initiatief nemen om deze problematiek op te nemen in de reglementering, want ik vind het niet opportuun om specifiek hiervoor een nieuwe reglementering in te voeren.
Ik hoop dat we dit probleem heel duidelijk gesitueerd hebben. Als ik me niet vergis, wordt in het advies van het Kinderrechtencommissariaat niet gevraagd om dit te regelen in de milieuwetgeving. In het advies staat: 'Het kan voor het Kinderrechtencommissariaat evenmin de bedoeling zijn om deze wetgeving aan te passen en normen voor kindergeluid toe te voegen. Waar liggen dan de geluidsgrenzen? De ene dag is er wat meer geluid dan de andere dag, bijvoorbeeld bij een verjaardagsfeestje. Het kan toch niet de bedoeling zijn om kinderen en jongeren met decibelmeters uit te rusten.' Ik zou het niet beter kunnen zeggen.
− De heer Patrick Lachaert treedt als voorzitter op.
De voorzitter: Mevrouw Crevits heeft het woord.
Mevrouw Hilde Crevits: Mijnheer de minister, ik denk dat het noodzakelijk was dat u een duidelijk antwoord gaf.
U hebt terecht aangehaald dat de vrederechters heel weinig instrumenten hebben om te toetsen. Het blijft altijd een subjectief oordeel. Ook het Kinderrechtencommissariaat verwijst daar uitdrukkelijk naar, en zegt dat het misschien nuttig is om een duidelijk signaal te geven dat het opvangen van kinderen een publieke dienstverlening is waarvoor een zekere tolerantie mag worden verwacht.
De voorzitter: Klagers kunnen bijvoorbeeld een beroep doen op de provinciale diensten, die dan geluidsmetingen verrichten. Aan de gouverneur kan een kopie van de geluidsmetingen worden gevraagd. Samen met een evaluatie worden die metingen toegestuurd, die dan als bewijs gebruikt kunnen worden bij een gerechtelijke procedure.
Het incident is gesloten.