Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 25/10/2005
Vraag om uitleg van de heer John Vrancken tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over alternatieve ontginning van de Limburgse steenkoolmijnen
De voorzitter: De heer Vrancken heeft het woord.
De heer John Vrancken: Mijnheer de voorzitter, de brandstofprijzen rijzen uit de pan, wat menigeen doet huiveren. Het zorgt ook voor grote sociaal-economische problemen, niet alleen voor het bedrijfsleven, maar ook voor de particulieren. Het is alom bekend dat niet enkel de internationale situatie de oorzaak is van deze hoge brandstofprijzen, maar ook en vooral de torenhoge belastingen die hier via accijnzen op worden geheven door de federale overheid. Zo werd België zelfs het duurste land op gebied van de brandstofprijzen. Onze afhankelijkheid van de olieproducerende landen wordt steeds groter.
Verder blijken de hoge petroleumprijzen een positieve invloed te hebben op de verkoop van steenkool. Nog minimaal 100.000 gezinnen verwarmen zich met steenkool. Het profiel van de kolenconsumenten behelst drie belangrijke categorieën: oudere personen van 70 tot 90 jaar, die sociaal en economisch zwak staan; consumenten die kleine hoeveelheden afnemen; en jonge gezinnen, meestal met jonge kinderen, die financieel achtergesteld zijn.
In februari 2005 gaf de heer Piebalgs, de nieuwe Europese Commissaris voor Energie, voor de European Association for Coal and Lignite een uiteenzetting over de plaats van steenkool in de energiebevoorrading. Hij sprak zich uitermate positief uit over steenkool en toonde zich ambitieus ter zake. Steenkool biedt volgens hem belangrijke garanties op het vlak van de bevoorradingszekerheid en heeft een flexibele bevoorradingsketen. Ook de veiligheidsrisico's die eraan verbonden zijn, zijn minimaal in vergelijking met andere fossiele brandstoffen. Hij herinnerde er ook aan dat de steenkoolreserves nog 200 jaar kunnen meegaan.
Gezien de grote afhankelijkheid van Europa van de invoer van steenkool en de hoge prijs van petroleum en gas, is de toekomstige bevoorradingszekerheid essentieel. Een basisvoorraad aan primaire energiebronnen in eigen streek is van primair belang. In het Europees Parlement werden op 22 maart 2002 amendementen ingediend op een voorstel tot staatssteun voor de kolenindustrie. Ik citeer: 'Volgens het voorstel van de Commissie is het de bedoeling een basisvoorraad aan primaire energiebronnen in eigen land te scheppen. Daarvoor is men echter aangewezen op een noodzakelijke minimumhoeveelheid en niet op een mogelijke minimumhoeveelheid.'
Destijds werden de Limburgse steenkoolmijnen gesloten omdat ze niet meer rendabel zouden zijn. De LRM zag toen het levenslicht. We weten ondertussen dat er met heel veel Limburgs geld werd gemorst. Nu de brandstofprijzen recordpieken bereiken en er geen of weinig vooruitzicht op verbetering is, wordt de ontginning van steenkool opnieuw interessanter. Met een voldoende steenkoolproductiecapaciteit, in combinatie met andere maatregelen, met name maatregelen die zich richten op het bevorderen van bronnen van duurzame hernieuwbare energie, wordt bovendien bijgedragen tot de vorming van een basisvoorraad van eigen primaire energie, die voor verscheidene vormen van Europese overheidssteun in aanmerking komt.
Het doel is niet om de steenkoolmijnen te heropenen, maar wel om nieuwe technieken aan te wenden om de bestaande voorraden steenkool op een alternatieve manier te ontginnen. In Nederlands-Limburg werd de mogelijkheid onderzocht de aanwezige steenkool ondergronds te vergassen. We weten dat die steenkooladers via Nederlands-Limburg doorlopen tot in Duitsland. Ook Duitsland onderzoekt een verdere ontginning van de steenkoolvoorraden.
Er zit naar schatting nog ongeveer 4 miljard ton steenkool in de Limburgse ondergrond. Die zou met eventuele Europese steun op een alternatieve manier kunnen worden ontgonnen. Een dergelijk project zou bovendien een goede en doelgerichte invulling geven aan de LRM en bovendien zorgen voor de bijkomende tewerkstelling die Limburg zo nodig heeft.
Mijnheer de minister, zijn er op Vlaams niveau al dergelijke initiatieven overwogen? Werden er, met het oog op de hoge brandstofprijzen, reeds rendabiliteitstudies uitgevoerd met betrekking tot dit procédé? Zo ja, wat hebben die opgeleverd? Zo neen, worden deze studies in de nabije toekomst overwogen? Werd de Vlaamse overheid al gecontacteerd door de Nederlandse over een project van gaswinning uit steenkool? Dan bedoel ik dat vooral grensoverschrijdend. Overweegt u een grensoverschrijdende samenwerking met Nederland om op een efficiënte, duurzame en economische manier aan alternatieve steenkoolontginning te doen?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, geachte leden, de administratie financiert al verschillende jaren onderzoek over de gasinhoud van de Kempense steenkoollagen. Dit onderzoek wordt verricht door het Vlaams Kenniscentrum voor de Ondergrond, dat een onderdeel is van VITO.
Het VLAKO heeft reeds rendabiliteitstudies uitgevoerd betreffende de mogelijkheid om het in de steenkool opgeslagen methaangas te winnen door middel van CO2-injectie. Met deze techniek wordt getracht een ontgassing van de ondergrondse steenkoollagen te verkrijgen door het creëren van een artificiële onderdruk in de steenkoollagen. Als deze stap lukt, wordt in een tweede fase in omringende boorgaten CO2 in de steenkoollagen geïnjecteerd om een verdere ontgassing van de steenkoollagen te realiseren. Het geïnjecteerde CO2-gas zal dan de posities van het uitgedreven methaangas in de steenkool innemen. Uit de uitgevoerde studies blijkt dat CO2-injectie met bijbehorende methaangaswinning momenteel niet economisch rendabel is, voornamelijk door de hoge kostprijs om de CO2 af te vangen en te zuiveren uit de rookgassen.
In het verleden werden in West-Europa en Vlaanderen verschillende pogingen ondernomen om methaangas te winnen uit de ondergrondse steenkoollagen. Geen enkel van deze projecten, waaronder ook de proefboring in Peer, werd met succes bekroond. Wel wordt de techniek toegepast in onder andere de Verenigde Staten en Australië waar de geologische omstandigheden echter volledig verschillend zijn.
De Vlaamse Regering is bijgevolg van oordeel dat, gelet op de hoge financiële risico's, de exploitatie van deze techniek moet worden overgelaten aan de privé-sector. Er zijn geen grensoverschrijdende projecten gepland om alternatieve steenkoolontginning te realiseren. In het kader van de verlenging van de beheersovereenkomst met de VITO zal eind 2005 de financiering van het verdere onderzoek naar de alternatieve ontginning van de ondergrondse steenkoollagen worden vastgelegd.
De heer John Vrancken: Ik heb begrepen dat de VLAKO bepaalde studies had uitgevoerd. Zijn de resultaten ervan al bekend? Van wanneer dateren ze? Kunnen ze ons worden overgemaakt? Mocht daaruit blijken dat ontginning momenteel te duur zou uitvallen, is mijn vraag wat moet worden verstaan onder het woord momenteel. De ontginning van steenkool wordt immers in het licht van de hoge olieprijzen opnieuw actueel en eventueel rendabel. Als de studie dateert van enige jaren geleden is het begrijpelijk dat de rentabiliteitsstudies negatief zijn. In de huidige constellatie zou dat anders kunnen uitpakken.
Minister Kris Peeters: De studies zijn uitgevoerd binnen de VITO. Er kan geïnformeerd worden of de studieresultaten gefinaliseerd zijn en dan kunnen deze aan de leden van deze commissie worden overgemaakt. De studie is niet recent uitgevoerd. Ik dacht dat het 2004 was, maar dat moet even worden gecheckt.
Het is duidelijk dat het financieel risico voor de overheid te hoog is. Een en ander wordt aan de privé-sector overgelaten, die het initiatief zal moeten nemen en de economische rentabiliteit inschatten. Als de prijzen blijven stijgen, zal men de alternatieve ontginning anders gaan bekijken. Het momentum waarop ontginning rendabel wordt, kan wel worden belicht door de studieresultaten, maar de privé-sector zal zelf het juiste moment moeten kiezen.
De heer John Vrancken: Ik denk inderdaad niet dat het de taak is van de overheid om de ontginning op zich te nemen, de privé-sector is daarvoor de aangewezen partner. Voorziet u dan in enigerlei steun om de ontginning te kunnen aanvatten? Ik denk bijvoorbeeld aan werkingsmiddelen die de financiering mee kunnen ondersteunen.
Minister Kris Peeters: Wij ondersteunen het onderzoek. Met uitzondering hiervan zijn geen voorstellen of initiatieven voor verdere financiering in de maak.
De heer Gilbert Van Baelen: Nog niet zo lang geleden zijn ons resultaten meegedeeld, namelijk toen experimenten daarover in de Limburgse ondergrond hebben plaatsgevonden.
Ik steun het antwoord van de minister. Toen is beslist dat de VITO het onderzoek verder zou begeleiden, die inderdaad lobbiet om dat onderzoek te kunnen doen. Verder is er een aanvraag van een Zwitserse firma voor nader onderzoek over mogelijke rentabiliteit van de ondergrond.
Ik steun de uitspraak van de minister dat de privé-sector de beslissing zal moeten nemen om al dan niet tot vergassing over te gaan, ongeacht de evolutie van de marktprijzen voor gas. Het antwoord van de recentste interpellatie hierover was duidelijk: de privé-sector zal moeten uitmaken of het al dan niet rendabel is en de LRM verleent al haar medewerking aan het onderzoek.
We hebben het natuurlijk niet over ontginning, het gaat over de vraag of er moet worden vergast om de exploitatie rendabel te maken. In een antwoord op een interpellatie was men daarover klaar en duidelijk: de privé-sector zal uitmaken wat rendabel is, en de LRM zal alle medewerking aan het onderzoek verlenen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.