Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 06/10/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Else De Wachter tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de afbakening van locaties voor het storten van baggerspecie
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, de afdeling Zeeschelde van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap nam het initiatief om een integraal plan op te stellen voor het bergen van baggerspecie die de komende jaren zal vrijkomen bij het baggeren van de Schelde, de Durme, de Rupel, de Nete, de Zenne, de Demer en de Dijle.
Resource Analysis is opgedragen een lijst te maken met de mogelijke locaties. Die zoektocht heeft zoals geweten een aantal felle reacties uitgelokt. De afgelopen maanden is dat hier trouwens al een aantal keren besproken.
In maart 2005 deelde de minister mee dat de studieopdracht zich nog in een embryonaal stadium bevond en dat alleszins wordt gewerkt met een MER. Dat moet ertoe leiden dat de definitieve lijst van locaties begin 2006 zal kunnen worden opgemaakt. De verwondering was dan ook groot toen we in september vernamen dat de minister de studie afbreekt en een aantal gemeenten laat weten dat hij zelf zal een beslissing zal nemen.
Ik wil daarover enkele vragen aan de minister voorleggen. Een: waarom is de studieopdracht stopgezet, hoewel de afgelopen maanden die studie als zaligmakend is voorgesteld? Twee: welke locaties worden weerhouden? Kan hij duidelijk uiteenzetten over welke gemeenten, welke locaties en welke oppervlakten het gaat? Drie: zijn de reacties van de gemeentebesturen al gekend? Vier: de minister wil nu zelf beslissen en kiezen voor locaties met een maatschappelijk draagvlak. Wat moeten we daaronder verstaan? Vijf: een maatschappelijk draagvlak impliceert meer dan de steun van een gemeentebestuur. Worden alle maatschappelijke geledingen en lokale organisaties zoals de landbouw- en natuurverenigingen en actiegroepen en dergelijke betrokken bij de standpuntbepaling inzake de laatst weerhouden locaties?
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, geachte collega's, het stoort me dat er over dit dossier helemaal niet wordt gecommuniceerd. In de antwoorden op de vorige vragen is gezegd dat er negentien locaties in aanmerking komen. Volgens mijn informatie zijn de betrokken gemeentebesturen daarvan helemaal niet op de hoogte gebracht. Dat staat haaks op wat de minister daarover zei in een antwoord op een vraag van 19 april 2005: 'Na deze preselectie werd contact opgenomen met de betrokken gemeenten.' Wel, ik heb hier een afschrift van een brief van een gemeentebestuur bij me waarin wordt aangeklaagd dat er geen enkele informatie over die plannen is meegedeeld. Ik vermoed dat er wel meer gemeenten zijn die zich in die situatie bevinden.
Ik vernam ook dat uiteindelijk een vijftal locaties voor slibstort zijn aangeduid. Hierover moet met de betrokken gemeentebesturen goed worden gecommuniceerd. Ik veronderstel dat ze niet tevreden zijn met een slibstort op hun grond, en dat is begrijpelijk. Toch zijn ze nodig, en daarom moet er echt goed worden gecommuniceerd.
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, mevrouw De Wachter had het daarnet over een integraal plan. Ik denk niet dat de locatiestudie van Resource Analysis een integraal plan kan worden genoemd. Een integraal plan zou wel al ongeveer 2 jaar op de regeringstafel kunnen liggen. In 2003 werd namelijk een sectoraal uitvoeringsplan als ontwerp goedgekeurd. Het heeft ook een heel ruime inspraakperiode gekend. Mijnheer de minister, waarom wordt dit plan niet ter goedkeuring aan de regering voorgelegd?
Er is nog meer. Ik verneem links en rechts dat de administratie Waterwegen en Zeeschelde werkt aan een soort alternatief plan van het voorliggende of destijds voorliggende uitvoeringsplan baggeren ruimingsspecie. De positieve punten die in het bestaande plan zijn opgenomen, zouden mogelijk worden tenietgedaan.
Voor de locaties heb ik me gebaseerd op een artikel in de krant en op de informatie die ik van mijn natuurlijke achterban, de Bond Beter Leefmilieu, heb gekregen. In de beleidsberichten van de BBL staat dat er nog vijf locaties overblijven: Geel, Zemst, Haacht-Kampenhout, Laarne en Dendermonde. Mijnheer de minister, hebt u inderdaad beslist om de locatiestudie stop te zetten en wenst u verder te gaan met die vijf plaatsen? Wanneer krijgen we het uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie? De Bond Beter Leefmilieu vraagt daarover: 'Zal de minister het aantal stortplaatsen aanpassen aan de nood, of zal hij later de noden aanpassen aan het aantal stortplaatsen?'
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister, een aantal maanden geleden heb ik hierover een vraag gesteld. Ik vroeg toen dat er rekening zou worden gehouden met de opmerkingen in de studie. Ik doelde daarbij vooral op het draagvlak in de gebieden rond de stortplaatsen.
Mijnheer de minister, u hebt me daar toen een positief antwoord op gegeven. Ik veronderstel dat het nog altijd geldig is. U zei toen dat er wel degelijk zou worden gezocht naar een draagvlak. Blijkbaar is nadien de studie stopgezet.
De noden op het terrein zijn zeer groot. De ruimingen moeten kunnen doorgaan. Ik wil hier niet gissen naar eventuele locaties. Het zou echter geen slechte zaak zijn mocht er duidelijkheid worden geschapen over de manier waarop de ruimingen zullen verlopen. Daardoor zou er ook meer duidelijkheid ontstaan over de slibstortplaatsen.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw De Wachter. We hebben allemaal nood aan een objectieve onderbouw voor de raming van de hoeveelheid specie die al dan niet definitief moet worden geborgen enerzijds, en de manier waarop de slibdeponieplaatsen zullen worden uitgekozen anderzijds. Ik betreur het dan ook dat de studie van Resource Analysis werd stopgezet en dat een benadering ad hoc zal worden gevolgd. U zou daarbij zelf oordelen waar de slibdeponieplaatsen zullen komen.
Het is belangrijk dat bij de selectie van die plaatsen rekening wordt gehouden met de planologische context, met het maatschappelijk draagvlak, met de milieuhygiënische context, met de nabijheid van de waterlopen, enzovoort, en niet met bijvoorbeeld de politieke kleur van het gemeentebestuur. Dat zou absoluut verkeerd zijn.
Mijnheer de minister, ik stel me toch ook vragen bij de shortlist die u in een antwoord op een vorige parlementaire vraag hebt gegeven. Zo waren er bijvoorbeeld locaties bij in de Rupelstreek, in de gemeente Niel, waar de planologische context toch niet van die aard is om ze als slibdeponie in te richten.
Destijds werd een stortverbod afgekondigd in de Rupelstreek. Het zou spijtig zijn als het moratorium wordt doorbroken door een locatie die duidelijk dient voor recreatieve doeleinden en als natuurgebied, in te richten als een slibstort.
Ik denk dat we allen nood hebben aan een objectieve onderbouw die kan worden geleverd door de studie van Resource Analysis. Die kan en moet echter worden geleverd door het uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie. Enkele weken geleden zijn we op bezoek geweest bij Sita en Shanks. Bij Shanks vertelden ze ons dat via technieken van het scheiden van de baggerspecie in enerzijds een recupereerbare zandfractie en anderzijds een te deponeren en te verwerken slibfractie, het volume van de te deponeren fractie serieus afneemt, zelfs in die mate dat de huidige slibdeponeerplaatsen zouden kunnen volstaan.
Als dat waar is, dan moeten we in het kader van zo'n uitvoeringsplan nagaan hoe we kunnen investeren in het scheiden en verwerken van baggerspecie. Het recupereren van de zandfractie van baggerspecie is toch een vorm van recyclage die in de afvalbeheershiërarchie hoger staat aangeschreven dan het domweg deponeren van heel het goedje. Ik wil dan ook aandringen op de snelle goedkeuring van zo'n uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie dat prioriteit geeft aan het hergebruiken en recycleren van baggerspecie en op een objectieve manier nagaat waar de geminimaliseerde hoeveelheid nog te storten specie kan worden geborgen.
De voorzitter: Mevrouw Demeulenaere heeft het woord.
Mevrouw Stern Demeulenaere: Ik vraag me af welke criteria in de toekomst zullen worden gehanteerd bij de keuze van locaties waar de baggerspecie kan worden gestort.
De heer Patrick Lachaert: Het lijkt me inderdaad interessant om na te gaan hoeveel en welke soort baggerspecie gedeponeerd moet worden en waar dat kan gebeuren. Er bestaan mogelijkheden om bepaalde niet zo vervuilde species te deponeren en te laten uitlogen, en ze een nabestemming te geven. Dat zou bijvoorbeeld het spanningsveld met de landbouw kunnen verminderen.
Daarnaast is er de reëel vervuilde baggerspecie die op de geëigende manier moet worden verwerkt.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Dit dossier heeft al heel wat commotie teweeggebracht. Heel wat gealarmeerde gemeentebesturen hebben me daarover aangesproken. En zoals de heer Martens daarnet zei, hebben sommige vrij intensief geprobeerd dit politiek uit te buiten. Ik betreur dat.
Die reactie is eigenlijk het gevolg van een bepaalde manier van werken. In 2002 heeft de toenmalige minister van Leefmilieu de opdracht gegeven voor deze studieopdracht. Er werd gevraagd een inventaris op te maken van alle mogelijke locaties inzake het storten van baggerspecie. Daarnaast moest een inschatting worden gemaakt van de hoeveelheid te baggeren en te bergen specie. Bij een dergelijke studie, die in heel Vlaanderen nagaat waar volgens een aantal criteria de specie kan worden geborgen, krijgen de gemeenten rechtstreeks of onrechtstreeks het bericht dat ze zijn geselecteerd. Er ontstaat commotie en er worden actiegroepen opgericht.
Als we dan de stap zetten naar het project-MER en dergelijke, wordt natuurlijk de vraag gesteld of er rekening werd gehouden met het maatschappelijk draagvlak. Dat is in de studie niet gebeurd. Die opdracht zat er ook niet in vervat. Er is nu wel een ernstig probleem. In de studie, die al enigszins achterhaald is, heeft men het over de te baggeren specie, namelijk 9,280 miljoen kubieke meter, en de te bergen specie, zijnde 4,120 miljoen kubieke meter. We zijn nu bezig met het actualiseren van de gegevens. In de studie wordt een lijst gegeven van alle plaatsen die in aanmerking komen.
Op basis van die informatie heb ik een lijst van plaatsen waar het theoretisch mogelijk is die specie te deponeren en weet ik wat de hoeveelheid te bergen specie is. Ik heb dat proces stopgezet omdat ik absoluut zeker wil zijn dat de uiteindelijke oplossing voor de specie ook een maatschappelijk draagvlak heeft. Ik wil niet dat er commotie ontstaat bij heel wat gemeentebesturen en dat die commotie dan nog eens politiek wordt uitgebuit. Ik heb aan gemeenten die me daarover vragen hebben gesteld, geantwoord dat we de studie stopzetten, dat we nagaan op welke locaties de specie zal worden geborgen en dat er wordt gezocht naar een maximaal maatschappelijk draagvlak. Mijnheer Martens, dat heeft niets te maken met de politieke kleur van de burgemeester of van het college. Samen met de leden van de commissie stel ik vast dat op een dergelijke werkwijze, zeker als ze algemeen bekend is, heel wat reacties volgen.
Mevrouw De Wachter, de studie is stopgezet. We hebben nu die inventaris. We weten hoeveel baggerspecie we moeten kwijtraken. De eerste opdracht is dan ook beëindigd. Voor mij is het vinden van een maatschappelijk draagvlak nu belangrijk. Het is dus niet zo dat we het beschikbare materiaal zonder meer zullen gebruiken. Er is ook een leidraad, een algemene code van goede praktijk bagger- en ruimingsspecie, die onder meer handelt over ontwatering en hergebruik. We zullen die code zeker volgen. De punctuele oplossing zal met heel veel zorg worden nagestreefd.
Ik sluit geen enkele gemeente expliciet uit zolang ik geen definitieve oplossing heb en geen maatschappelijk draagvlak heb gevonden. Baggerspecie is trouwens niet per definitie giftig. Ze kan vaak zonder veel moeite worden omgevormd tot gewone grond, zeker na ontwatering.
Voor mij is het belangrijk rekening te houden met het maatschappelijk draagvlak. Ik kijk dan in eerste instantie naar de gemeentebesturen, de burgemeester en het college. Ik besef dat ik niet wildenthousiast zal worden onthaald als ik een bepaalde gemeente aanduid.
Op dit moment ga ik na waar we een minimale ondersteuning krijgen met een aantal randvoorwaarden. Ik zal pas definitief meedelen welke gemeenten zijn geselecteerd zodra de contracten zijn ondertekend. Ik wil immers geen risico nemen. Ik doe maximale inspanningen om een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak te bereiken.
Mijnheer Daems, het uitvoeringsplan baggerspecie is in de vorige legislatuur nooit goedgekeurd. Er is wel een openbaar onderzoek gestart. Ik begrijp echter uw vraag om zo snel mogelijk zo'n plan op te maken. De administratie heeft intussen een aangepast plan uitgewerkt dat zo snel mogelijk moet worden gefinaliseerd. Daar moeten echter nog een aantal elementen aan worden toegevoegd.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zegt dat u geen enkele gemeente wilt uitsluiten zolang de beslissing niet definitief is. Ik vermoed dat u het dan hebt over de hele lijst van gemeenten, en niet over de vijf gemeenten waarvan sprake.
Wat het maatschappelijk draagvlak betreft, hebt u verklaard dat u eerst het college van burgemeester en schepenen wilt horen. Zijn die gesprekken al bezig? Zullen die op korte termijn worden opgestart?
Er zijn locaties die gelegen zijn op het grondgebied van een bepaalde gemeente maar waarbij het effect van een eventuele storting van baggerspecie vooral zal liggen bij de buurgemeenten. Wordt er rekening gehouden met deze buurgemeenten die vaak meer betrokken zijn bij bepaalde locaties dan de geselecteerde gemeente op zich? Is het mogelijk het bestuur van die gemeente ook bij de gesprekken te betrekken?
De voorzitter: De heer Daems heeft het woord.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de minister, u was zeer duidelijk. De studie is stopgezet. Verder is ook duidelijk dat het niet uitsluitend gaat over de vijf gemeenten die in de pers zijn verschenen. Dat betekent dat alle potentiële locaties die destijds voorlagen opnieuw in aanmerking komen.
Minister Kris Peeters: Ik heb aan een aantal gemeentebesturen een brief gestuurd. De heer Martens heeft die bijna letterlijk geciteerd. Daarin staat dat de studie is stopgezet en dat er een beslissing ad hoc zal worden genomen. Daarin zal maximaal rekening worden gehouden met het maatschappelijk draagvlak. Een aantal gemeenten hebben me al laten weten dat er bij hen daarvoor absoluut geen maatschappelijk draagvlak bestaat.
De heer Rudi Daems: Het bericht in de krant is dus een kwakkel?
Minister Kris Peeters: Ik weet niet over welk bericht u het hebt.
De heer Rudi Daems: De Gazet van Antwerpen had het in de zomer over vijf geselecteerde gemeenten, meer bepaald Geel, Laarne, Haacht, Zemst en Dendermonde.
Minister Kris Peeters: Er is bijvoorbeeld een brief verstuurd naar het gemeentebestuur van Laarne. Ik heb daarnet ook gezegd wat erin stond. In het verleden heeft men pogingen gedaan om tot een shortlist te komen. Ik zoek naar oplossingen. Ik hoop dat ik die binnenkort vind. Ik ben heel voorzichtig in mijn uitspraken tot alles is afgerond. Wat mij betreft, is alles nog mogelijk. Vanuit wetenschappelijk oogpunt zijn een aantal gemeenten ideaal gelegen. Ik beperk me echter niet tot die vijf gemeenten.
De heer Rudi Daems: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog even terugkomen op het uitvoeringsplan. Het is goed terug te grijpen naar het verleden. Er is een heel proces voorafgegaan aan het uitvoeringsplan. Er moest eerst een administratieoverstijgende werkgroep worden opgericht. Daarin zaten zowel vertegenwoordigers van de milieubeweging, van OVAM, van Waterwegen. Ze hebben - weliswaar zeer moeizaam - een consensus bereikt over de aanpak, de techniek, de behoeften, de alternatieve verwerkingsmethoden, enzovoort.
Uit het antwoord begrijp ik dat de resultaten van dat plan en de aanpak voor een deel opzij worden geschoven. De bevoegde administratie Waterwegen zou een soort variant op dat plan schrijven. Ik vind het jammer dat de vrij integrale aanpak voor een deel verloren gaat. Niet alles in het plan was positief. Toch waren er heel wat goede zaken in opgenomen. De heer Lachaert en de heer Martens hadden het daarnet over Shanks. Het bedrijf zegt dat er heel wat mogelijkheden zijn voor ruimtebesparende, alternatieve technieken inzake baggerspecie. De vertegenwoordiger van Shanks zei tijdens een werkbezoek van de commissie dat als de capaciteit van de vergunde locaties voor stortplaatsen vandaag in rekening zou worden gebracht, men gemakkelijk aan 4 à 5 miljoen kubieke meter zou raken. Ik vraag me dan ook af of het nodig is om buiten het uitvoeringsplan om te zeggen dat er eerst moet worden gezocht naar een draagvlak voor één, vijf of tien locaties.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, ik kan me inbeelden dat dit een probleem is. Mijnheer de minister, u zoekt naar een oplossing. Ik doe daar mijn hoed voor af. We hebben het hier echter nog niet gehad over burgemeesters die het anders zien. Er zijn burgemeesters die de specie wel willen in hun gemeente op voorwaarde dat ze per ton een aanvullende belasting kunnen heffen. De gemeente Lendelede is daardoor rijk geworden.
Mijnheer de minister, mocht u een ideale plaats vinden met zo weinig mogelijk negatieve gevolgen voor het milieu, dan kunt u nog altijd tegen de gemeente zeggen dat ze een bijkomende taks mag opleggen.
Minister Kris Peeters: Ik dank u voor uw suggestie.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de minister, ik begrijp uit uw antwoord dat er met man en macht wordt gewerkt aan het vinden van locaties waarvoor een draagvlak bestaat. De nood aan het ruimen is echter zeer groot. Ik besef dat ik deze vraag zou moeten stellen in de commissie voor Openbare Werken. Ze houdt echter verband met het storten van het slib. Komen de ruimingen in het gedrang? Hoe staat het met de planning op dat vlak? Wat is de relatie tussen ruimingen en het storten van slib?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Normaal gezien komt de ruiming niet in het gedrang. Ik stel voor dat u die vraag in een andere commissie stelt of dat u ze schriftelijk indient zodat ik u de exacte planning kan meedelen.
De voorzitter: We zullen een schriftelijke vraag stellen namens de commissie en het antwoord aan iedereen meedelen.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, ik stel vast dat u nogal verbaasd bent over de commotie die in dat dossier is ontstaan. Die commotie heeft volgens mij te maken met een gebrek aan duidelijke communicatie. Daarin steun ik mevrouw Van den Eynde. Er zijn gemeentebesturen die via het antwoord op de parlementaire vraag van de heer De Loor voor het eerst hebben vernomen dat ze in de prijzen vielen of konden vallen als potentiële locatie voor een slibstortplaats. Op basis van deze lijst heeft al een selectie plaatsgevonden.
Vele gemeenten zijn er nu van overtuigd dat ze niet meer op die shortlist staan en dat het dossier daarmee van de baan is. Er zijn zelfs gemeenten zoals die van de heer Bex en mevrouw De Wachter die zijn aangeschreven met de boodschap dat ze niet geselecteerd zijn als potentiële locatie voor een slibstortplaats. Die gemeenten hebben dat natuurlijk meegedeeld aan de landbouwers, en nu verklaart u dat alles nog kan en dat alle gemeenten die ooit op een lijst hebben gestaan, nog steeds kunnen worden geselecteerd. Daarmee schept u echt wel onduidelijkheid waardoor de gemoederen opnieuw zullen oplaaien. Dat lijkt me veeleer improvisatie. Er had vanaf het begin duidelijkheid en transparantie moeten zijn over de procedure die zou worden gevolgd om te komen tot een selectie. Die transparantie is er duidelijk niet geweest en de procedure werd om de haverklap gewijzigd. Nu is de studie stopgezet en zal een beslissing ad hoc worden genomen. Op die manier is het niet mogelijk een groot maatschappelijk draagvlak te vinden.
Als u gaat polsen naar het maatschappelijk draagvlak, zult u meer moeten doen dan enkel gaan praten met de colleges van burgemeester en schepenen. Het verhaal van de heer Callens wijst erop dat colleges van burgemeester en schepenen wel eens andere motieven kunnen hanteren om al dan niet zo'n stortplaats op hun grondgebied te wensen. Zij zien daarin misschien een alternatieve financieringsbron of beschouwen het als een uitgelezen melkkoe om andere belastingen in hun gemeente te kunnen verlagen. Het maatschappelijk draagvlak is iets anders dan het bestuurlijk draagvlak. Het lijkt me dan ook zinvol en nodig om ook de gecoro's om advies te vragen, niet alleen de gecoro's van de betrokken gemeenten maar ook die van de naburige gemeenten.
Minister Kris Peeters: Ik meen dat sommige mensen bijzonder slecht geplaatst zijn om te spreken over improvisatie. Ik heb vastgesteld dat een aantal gemeenten waren geselecteerd op basis van een vrij technische benadering die geen enkel element van maatschappelijk draagvlak inhield. Binnenkort zal worden beslist waar de baggerspecie wel terecht zal komen. Zolang dat niet definitief is beslist, zal ik daarover niet communiceren.
De studie die is opgestart in 2002 heeft heel wat commotie tot gevolg gehad. Het was zeer belangrijk in te grijpen en deze commotie de kop in te drukken. Die was ten onrechte ontstaan omdat sommige gemeenten hadden gehoord dat ze waren geselecteerd op basis van die studie. Ik zal nu mijn verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat er heel snel duidelijkheid komt. Ik wil er de nadruk op leggen dat zolang ik geen definitieve oplossing heb gevonden, ik heel voorzichtig ben in mijn communicatie naar andere gemeenten.
De heer Patrick Lachaert: De zaken worden nog meer bemoeilijkt omdat er nog een ander dossier is, namelijk dat over de lawaaierige sporten. Geen enkele gemeente wil een locatie op haar gebied. Beide dossiers zijn gelinkt. Een aantal gemeenten verzetten zich dan samen tegen zowel het ene als het andere. Men is wel voorstander van een parcours, maar niet in de eigen gemeente.
De voorzitter: Het incident is gesloten.