Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 05/07/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Margriet Hermans tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het stijgende aantal tekenbeten en de sensibilisering daarrond naar jeugdbewegingen en speelpleinwerkingen toe
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Hermans tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het stijgende aantal tekenbeten en de sensibilisering daarrond naar jeugdbewegingen en speelpleinwerkingen toe.
Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: We horen alarmerende berichten over de aanzienlijke toename van het aantal gevallen van de ziekte van Lyme. In 1992 waren er 101 gevallen, maar nu al zitten we aan een vertienvoudiging van dat aantal. Alles heeft te maken met het feit dat we zachtere zomers hebben en naar een provençaals klimaat evolueren. Dat brengt meer teken mee en die kunnen heel gevaarlijk zijn.
Mevrouw Vogels heeft daarover ooit een toch wel zinvolle sensibiliseringscampagne gevoerd. Het zou goed zijn dat opnieuw te doen. Op dit moment loopt men in bepaalde bossen het risico wel 20 tekenbeten op een uur te krijgen. We kennen allemaal het gevaar daarvan voor het zenuwstelsel, vooral bij kinderen. Het is aangewezen om in de bossen te wandelen met een lange broek, met sokken en met dichte schoenen.
Ik denk dat informatie naar de leiders en organisatoren van jeugdbewegingen belangrijk kan zijn. Bij een snelle diagnose kan de ziekte perfect worden behandeld met antibiotica. De belangrijkste factor in het risico op besmetting is de tijd die de teek op de huid doorbrengt. Het is misschien aangewezen dat we sensibiliseren in de zin dat organisatoren de jonge mensen nakijken op beten in de oksels, knieholtes, oren en dat ze eventuele teken zo snel mogelijk verwijderen.
De zomervakantie staat voor de deur, dus het is een geschikt moment om daarover na te denken. Hebt u weet van een stijgend aantal meldingen van de ziekte van Lyme? Is de minister het er mee eens dat het belangrijk is dat de steden en gemeenten hun speelpleinwerkingen en jeugdbewegingen rechtstreeks inlichten? Op welke manier wenst de minister dit te doen? Hebt u al concrete initiatieven genomen?
In 2005 heeft de toenmalige minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke kansen en Ontwikkelingssamenwerking een campagne opgestart waardoor de gezondheidsinspectie van de Vlaamse Gemeenschap 100.000 folders verspreidde onder jeugdverenigingen, wandelverenigingen, toeristische diensten, campings, LOGO's en scholen. Een onderdeel van die campagne was inlichtingen verstrekken over de ziekte van Lyme en de teek. Is de minister het ermee eens dat deze campagne moet worden herhaald, omdat veel jongeren zich niet bewust zijn van de gevaren van de ziekte van Lyme?
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Ik wens zeker aan te sluiten bij de vragen. Het lijkt misschien iets banaal, maar dat is het zeker niet. Het gaat hier ook over een stukje verantwoordelijkheid van de lokale overheden in die zin dat men ook perfect via, bijvoorbeeld, beleidsplanning rond jeugdwerk ervoor kan zorgen dat men subsidies toekent aan kadervorming. Heel wat jeugdverenigingen maken van de gelegenheid gebruik om een soort EHBOcursus te volgen waarin aandacht is voor een dergelijke problematiek.
Zeer belangrijk is dat daarop verder de klemtoon wordt gelegd. Ik had nog een klein voorstel voor de minister. Ik vrees dat we voor een goede sensibilisering al te laat zijn, want de jeugdkampen zijn volop aan de gang. Ziet u de mogelijkheid om volgend jaar, in de lente, een sensibiliseringscampagne op te zetten, gericht op de jeugddiensten van lokale besturen, met de expliciete vraag om in de laatste jeugdraad van juni daaraan aandacht te besteden?
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Ik wil geen afbreuk doen aan het belang van de vraagstelling. Toch denk ik dat cijfers altijd gevaarlijk zijn als ze niet in de juiste context worden geplaatst. Ik had het daarstraks over 4.000 gevallen van darmkanker en hier gaat het over 1.000 gevallen van de ziekte van Lyme. In één adem wordt daarbij genoemd gewrichtsproblemen, zenuwaandoeningen, chronische ontstekingen in de knie, reuma en verlamming. Het lijkt wel of die 1.000 mensen allemaal een dergelijk ziektebeeld op zich geplakt krijgen.
Mevrouw Margriet Hermans: De kans bestaat.
De heer Erik Tack: Als leken dat lezen, zou die indruk kunnen ontstaan. Ik wil er toch op wijzen dat niet iedereen die met borrelia wordt besmet, ziek wordt. Ik denk dat men het beter anders zou stellen. Waarschijnlijk is er vorig jaar bij 1.004 mensen vastgesteld dat ze antistoffen hebben of dat ze in contact gekomen zijn met borrelia. Daaruit mag men niet afleiden in welk stadium van de ziekte deze mensen zich bevinden. Er zijn drie stadia. Het eerste stadium is een eenvoudig griepaal syndroom met huiduitslag. Het is belangrijk dat men in dat stadium de diagnose stelt en wordt behandeld. Ik denk dat de overgrote meerderheid van al die mensen in dat eerste stadium zullen worden ontdekt. Laten we die cijfers toch in een juiste context plaatsen.
Men gaat er automatisch van uit dat men jaar na jaar een toename ziet van het aantal mensen die met borrelia besmet zouden zijn. Misschien gaat men er veel doelgerichter naar zoeken. Een jaar of 10 geleden wist niemand waarover men het had als er over borrelia werd gesproken. Het was totaal onbekend en niemand zocht ernaar. Een belangrijk deel van de toename van de cijfers is waarschijnlijk te wijten aan het feit dat men er nu wel naar zoekt. Ik denk dat die cijfers met een grote korrel zout moeten worden genomen, althans wat betreft de conclusies die men daaruit zou kunnen trekken.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Hermans: Het peillaboratorianetwerk van het Wetenschappelijk Instituut van Volksgezondheid (WIV) volgt in ons land het aantal gediagnosticeerde gevallen van borrelia op. Die cijfers worden dan overgenomen door het Epidiomologisch Bulletin, het publicatieblad van de Vlaamse Gemeenschap rond aanpak van de profylaxe van infectieziekten.
De cijfers uit de krant met betrekking tot de evolutie van de incidentie vragen toch wel enige duiding. Het besluit van de studie van het WIV omvat 3 punten. Op basis van de gegevens afkomstig van de referentielaboratoria merkt het WIV in 2004 een verhoogde incidentie op in het arrondissement Turnhout. Zij vermelden ook de toename van de incidentie die sinds enkele jaren in Vlaanderen wordt waargenomen. Het is mogelijk dat de laboratoria in het zuiden van het land hun stalen minder regelmatig of helemaal niet voor diagnose of bevestiging naar één van de referentielaboratoria versturen. Dat zou kunnen verklaren waarom er in Wallonië een daling van incidentie is vastgesteld.
Met betrekking tot de voorlichting en sensibilisering, denk ik dat dit heel belangrijke instrumenten zijn. Mijn voorgangers hebben een campagne gevoerd rond buitenrecreatie en hebben een reeks folders laten maken. Ik heb deze reeks opnieuw laten drukken, maar ondertussen is dat aangevuld met een reeks rond zon en rond hantavirose. Dat is een ziekte van bepaalde diersoorten die soms een overstapje maakt naar de mens. Voor de geïnteresseerden heb ik een voorbeeldexemplaar bij met de teken en de zonne-informatie. We kunnen iedereen geruststellen: voor verdere vragen, raadpleeg uw huisarts, want hij is ook betrokken bij deze folders.
We hebben niet gewacht. We hebben gewerkt via de diverse websites. In diverse publicaties werd deze boodschap overgenomen: Kind en Gezin, de mutualiteiten, hulporganisaties, jeugdbewegingen: scouts, zowel FOS als VVKSM, en KLJ.
Ik beschik vandaag niet over de juiste informatie om te zeggen of alle organisaties er voldoende mee bezig zijn of niet. Wij hebben daarvan geen gegevens, maar we kunnen dit meenemen in de gesprekken met de actoren op het terrein. We doen de verspreiding, de sensibilisering, de voorlichting via brochure en website, maar we zouden graag weten of dit voor de organisaties volstaat om te weten of men er voldoende bij betrokken is.
De kern ligt bij de eerste hulp bij ongevallen. De suggestie van de lokale besturen vind ik zeer positief en wens ik zeker mee te nemen.
De voorzitter: Mevrouw Hermans heeft het woord.
Mevrouw Margriet Hermans: Ik ben blij dat mijn vraag bij wijze van spreken bijna overbodig is. U bent inderdaad sneller geweest dan wij. Misschien is het toch verstandig dat we de evaluatie van deze campagne opvolgen. Ik geef toe dat cijfers interpreteerbaar zijn in alle mogelijke richtingen. Ik geef ook toe dat de ziekte beter wordt herkend. Maar laten we toch alert blijven en het advies van de minister volgen. (Opmerkingen)
De voorzitter: Het incident is gesloten.