Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 28/06/2005
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de ondersteuning van de mantelzorg
Interpellatie van mevrouw Vera Jans tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de specifieke problematiek van mantelzorgers van personen met een psychische problematiek
Interpellatie van de heer Luc Martens tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de mantelzorg van personen met een psychische problematiek
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van mevrouw Dillen tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de ondersteuning van de mantelzorg, van mevrouw Jans tot minister Vervotte, over de specifieke problematiek van mantelzorgers van personen met een psychische problematiek, en van de heer Martens tot minister Vervotte, over de mantelzorg van personen met een psychische problematiek.
Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, collega´s, op 23 juni was het de Vlaamse dag van de mantelzorg. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat het een bijzonder belangrijke dag is, waar zeker aandacht aan besteed moet worden.
Mevrouw de minister, u hebt misschien meer recente cijfers, maar volgens mijn gegevens - die twee jaar oud zijn - zouden er in Vlaanderen ongeveer 280.000 mantelzorgers actief zijn. Zij zorgen in alle stilte en volledig belangeloos voor een kind met een handicap, een ouder familielid, een familielid dat niet meer zelfstandig kan functioneren en staan een stervende naaste bij.
Voor veel zieken, bejaarden en personen met een handicap is het heel geruststellend dat ze kunnen worden verzorgd in de eigen vertrouwde thuisomgeving. Mevrouw de minister, de opdracht die mantelzorgers op zich nemen, kan soms heel lang duren. Gemiddeld gaat het over een periode van 9 jaar.
Ik denk dat mantelzorg vandaag, om diverse uiteenlopende redenen, niet meer vanzelfsprekend is. Ik denk in de eerste plaats aan het toenemende probleem van de vergrijzing, maar ook aan het dalende kinderaantal. Steeds meer vrouwen werken buitenshuis en gezinnen en families vallen om diverse redenen uiteen. Ik denk dan niet alleen aan het toenemende aantal echtscheidingen, maar ook aan het feit dat steeds meer wordt vereist van werknemers. Ze moeten heel flexibel zijn en er wordt verwacht dat ze regelmatig op andere plaatsen gaan werken. Veel mensen, vooral jonge werknemers, voelen zich ook sterk aangetrokken om in het buitenland te gaan werken. Dat alles heeft tot gevolg dat steeds minder mensen beschikbaar zijn om de opdracht van de mantelzorg op zich te nemen.
Uit een onderzoek dat werd uitgevoerd tijdens de vorige legislatuur, kwamen een aantal belangrijke elementen naar voren. We weten allemaal dat de gemiddelde mantelzorger niet jong is en geen hoge diploma´s heeft. 63 percent van de mantelzorgers zijn vrouwen en 37 percent zijn mannen. Mevrouw de minister, ik schrok ervan dat ook veel mannen actief zijn in de mantelzorg, want we verwachten dat vooral niet meer zo jonge vrouwen actief zijn.
Mantelzorg is heel intensief. Het is eigenlijk meer dan een volledige dagtaak, maar een aantal mantelzorgers moeten dat combineren met een professionele activiteit, en in de meeste gevallen ook met een gezin.
We stellen ook vast dat de mantelzorgers heel belangrijke partners zijn van de professionele hulpverlening. Het is dan ook nodig hen beter te betrekken. Mevrouw de minister, ik denk dat mantelzorgers binnen uw beleid erkenning en ondersteuning verdienen: u moet hen krachtdadig ondersteunen.
Naar aanleiding van de week van de mantelzorg werden een aantal knelpunten aangekaart. Het gaat eigenlijk over drie grote groepen problemen.
Op de eerste plaats is er de zorgpremie. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat hier sprake is van een echte discriminatie. Waarom is voor mensen die in een thuissituatie worden verzorgd, de premie lager dan voor mensen die in een rusthuis verblijven? Als de cijfers nog juist zijn - want die variëren nogal eens - gaat het om 125 euro tegenover 90 euro.
Een tweede knelpunt is de enorme administratieve rompslomp. Ik denk aan de vele formulieren die elk jaar moeten worden ingevuld voor het aanvragen en verkrijgen van een tegemoetkoming. Volgens mantelzorgers wordt van hen verlangd dat ze zich bezighouden met tijdrovend secretariaatswerk. De mantelzorgers houden terecht een pleidooi voor een eenvoudig en centraal dossier.
In het Vlaams Regeerakkoord is uitdrukkelijk beloofd de administratieve procedures voor de behandeling van de zorgvraag te vereenvoudigen. Hoewel dit niet echt een heel moeilijk dossier is, is daar tot vandaag weinig van terechtgekomen. Het is belangrijk om te starten met de inventarisatie van de problemen. Zo kan de juiste omvang worden bepaald en kunnen maatregelen worden uitgewerkt. Volgens mijn informatie is dat nog altijd niet gebeurd. U moet er dringend werk van maken.
Het derde grote knelpunt is de gebrekkige beschikbaarheid van professionele diensten. Mantelzorgers zijn er niet in de eerste plaats om tekorten aan professionele hulp te compenseren. Zij zijn belangrijk omdat de mensen die op hen een beroep doen bij voorkeur verzorgd willen worden door een naaste, in de eigen vertrouwde omgeving. Maar niet iedereen kan zonder hulp van buitenaf. Soms is gezinshulp nodig om de mantelzorger te ontlasten en te ondersteunen. Vaak moeten mantelzorgers daar zeer lang op wachten. Die hulp is voor mantelzorgers vaak moeilijk te krijgen. Of men krijgt niet zoveel hulp als men nodig heeft. Ook hier zijn er wachtlijsten. Vele mantelzorgers vinden hun weg niet naar de voorzieningen. Nochtans is het bijzonder belangrijk om met voldoende professionele thuiszorg ondersteuning te bieden.
Als we even kijken naar het thuiszorgdecreet en de uitvoeringsbesluiten moeten we vaststellen dat de beloofde uitbreidingsnorm - een jaarlijkse stijging van de thuiszorg met 4 percent - niet wordt gehaald. Dat is de fout van de vorige regering, en ze is nooit hersteld. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld ook voor de invulling van de programmatie voor kortverblijf en voor de dagverzorging.
De regeringsverklaring was duidelijk. De Vlaamse Regering wil mensen ondersteunen die zelf zorgtaken willen opnemen. Dat is absoluut noodzakelijk. Ik wens te beklemtonen dat vele mantelzorgers hun opdracht moeten combineren met gezinstaken en vaak ook met een eigen professionele activiteit. Dat maakt het extra moeilijk. Zo ervaart de mantelzorger die in een crisissituatie zijn professionele activiteit tijdelijk onderbreekt, ernstige moeilijkheden wanneer hij naar zijn job wil terugkeren. Een inkomenswaarborg en een voorrangsregeling voor de terugkeer naar de arbeidsmarkt zijn belangrijke denksporen die moeten worden onderzocht. Dat behoort niet tot de bevoegdheid van de minister van Welzijn, maar ik wil er hier toch aan herinneren dat daarvan vandaag nog niet voldoende is verwezenlijkt. Mantelzorgers moeten opnieuw in het zonnetje worden gezet. We moeten hen waarderen en hun werk erkennen.
Mevrouw de minister, in de regeringsverklaring staat duidelijk vermeld dat de Vlaamse Regering mensen ondersteunt die zelf zorgtaken willen opnemen. Welke beleidsinitiatieven hebt u uitgewerkt om mensen die zorg nodig hebben zo lang mogelijk thuis, in de eigen vertrouwde omgeving te laten verblijven en daar te verzorgen? Hoe hebt u vorm gegeven aan deze doelstelling van het regeerakkoord? Krijgen zelfzorg en mantelzorg prioriteit?
Ik heb verwezen naar de verschillende knelpunten. De administratieve rompslomp is een groot probleem. In het regeerakkoord is beloofd de administratieve procedures voor de behandeling van zorgvragen te vereenvoudigen. Welke initiatieven hebt u genomen om dit in praktijk te verwezenlijken?
Er bestaat een belangrijke discriminatie in de tegemoetkomingen. Op welke wijze hebt u maatregelen genomen om de tegemoetkoming voor thuiszorg en voor de geregistreerde mantelzorgers op het zelfde niveau te brengen als de residentiële zorg? De ondersteuning van de mantelzorger is belangrijk. Op welke wijze gebeurt dit? Zijn daar mantelzorgverenigingen, sociaal-culturele verenigingen en vormingsinitiatieven bij betrokken?
Hebt u reeds initiatieven genomen om een goede afstemming uit te werken tussen alle zorgvormen, meer bepaald zelfzorg, mantelzorg, thuiszorg, thuiszorgondersteunende zorg en residentiële en ziekenhuiszorg? Wat is de plaats hierin van de mantelzorg?
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega´s, onlangs heeft de Vlaamse Gezondheidsraad een advies geformuleerd over mantelzorgers van personen met een psychische problematiek. Dit advies is voorbereid door de werkgroep geestelijke gezondheidszorg.
Vlaanderen heeft veel mantelzorgers die op een of andere manier zorg verlenen aan een zorgbehoevende persoon uit hun directe omgeving. In deze grote groep vormen de personen die zorg verlenen aan mensen met psychische problemen een bijzondere categorie. De VGR formuleerde aanbevelingen om hen beter te ondersteunen en om de samenwerking tussen de sector van de geestelijke gezondheidszorg en deze mantelzorgers te optimaliseren. Zo adviseert de Vlaamse Gezondheidsraad de oprichting van een crisisinterventie aan huis en tevens de oprichting van een Vlaams expertisecentrum met mantelzorglijn. Andere adviezen zijn het uitwerken van initiatieven op het vlak van respijtzorg en een verdere uitbouw van een toegankelijk en betaalbaar dagbestedingaanbod voor mensen met psychische stoornissen.
Om de samenwerking tussen mantelzorgers en professionele hulpverleners of zorgverleners te optimaliseren, adviseert de VGR een gezinsvriendelijke gezondheidszorg te promoten door het afsluiten van een?familieprotocol´. In dit protocol moet worden bepaald op welke wijze de geestelijke gezondheidszorg de familieleden, maar ook de mantelzorgers, wenst te betrekken bij de zorgverlening en rekening wenst te houden met de balans tussen de draagkracht en draaglast van het hele gezin, ook van de mantelzorgers. In de vele vormings- en bijscholingsprogramma´s voor professionele zorgverleners zou meer aandacht moeten gaan naar de mantelzorgers die ook moeten worden betrokken bij de verschillende zorgfasen.
Om te komen tot een geco?rdineerd en proactief mantelzorgbeleid stelt de VGR voor om over te gaan tot het opmaken van een geco?rdineerd decreet of een soort van continu?m van zorgdecreet.
Ten slotte vraagt de VGR tevens de invoering van een adequate zorgbehoevendheidsschaal die de psychische dimensies van de zorgbehoevendheid voldoende in het beleid introduceert en een verbetering van de positie van de mantelzorg inhoudt. In uw beleidsnota stelt u dat de mantelzorger een onmisbare partner is in de thuiszorg.
Hebt u kennis genomen van het advies van de VGR? In welke mate komen de adviezen overeen met de door u genomen beleidsinitiatieven? In welke mate zal de Vlaamse overheid in haar mantelzorgbeleid aandacht hebben voor de ondersteuningsnood van specifieke doelgroepen? Wordt overwogen om voor deze doelgroepen specifieke projecten te stimuleren en te financieren?
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens: De mantelzorg is al een oud thema. Tijdens de regering-Van den Brande werd er al veel aandacht aan besteed. Ik denk aan het decreet op de thuiszorg. Het uitgangspunt was de continu?teit in de dienstverlening. Mensen zouden thuis maximaal ondersteund worden en de kans krijgen om een omgeving te creëren waarin noch zijzelf noch hun omgeving zouden worden overbevraagd. Het decreet moet zeker worden geëvalueerd en bijgewerkt. De vraag naar middelen blijft echter bestaan.
Ik wil de aandacht vestigen op de mantelzorgers van personen met een psychische problematiek. Het advies van de VGR bevat inderdaad veel relevante voorstellen, maar er zitten ook wat scheeftrekkingen tussen. Ik heb het rapport kritisch doorgenomen en wil aan enkele tekortkomingen trachten te remediëren.
In het rapport gaat onvoldoende aandacht naar het belang van de relatie tussen de patiënt en de mantelzorger. Het blijkt dat die relatie moeilijk ligt. De omstandigheden zijn immers niet zeer gunstig. Er is dus minder tevredenheid en men haakt vlugger af. De uitdaging voor het beleid bestaat erin de kwaliteit van de relatie te verbeteren. Ik zeg dit graag als christen-democraat. Het gaat hier om personalisme of de mens in relatie tot de andere. Dat is de essentie. Het lijkt mij belangrijk beleidsadviezen aan te reiken die helpen positief in te spelen op de kwaliteit van de relatie.
Er zijn ook positieve signalen. Mantelzorgers vinden vaak veel emotionele voldoening en bevestiging in hun contacten met patiënten. Ze putten er veerkracht uit, zelfs als er een leegte ontstaat wanneer de patiënt wegvalt. De ondersteuning en de waardering van de mantelzorger is dus een belangrijk item.
Ik ga volledig akkoord met mevrouw Vogels. Zij heeft namelijk vragen gesteld bij de toegankelijkheid van sommige dienstverleningen van de Landsbond van de Christelijke mutualiteiten. De mantelzorger wordt soms compleet onderbenut. Onderzoek in de gemeente Kruibeke wijst bijvoorbeeld uit dat er sprake is van onderbenutting.
Sommige aandachtspunten en instrumenten worden in het rapport niet vermeld. Ik denk aan het zorgco?rdinatieplan of de MAS. Het zorgco?rdinatieplan verschaft een kader en reikt procedures aan die de mantelzorger een duidelijke plaats verschaffen. Tegelijk wordt het recht op privacy van de zorgvrager benadrukt. Het rapport stelt dat er nog een nieuw instrument moet worden gecreëerd en in de praktijk getoetst. In de praktijk is de MAS echter al in verschillende omstandigheden gehanteerd en er is gebleken dat de methode betrouwbaar is. Het zou een goede voorspeller zijn van de druk die op de mantelzorger rust.
We kunnen echter niet spreken van dé mantelzorger. Mantelzorgers vertonen verschillende profielen. Zij engageren zich immers in zeer verschillende situaties. Zorg voor mensen met een mentale handicap of met psychische problemen is wel aan elkaar verwant. Men moet in het expertisecentrum een evenwicht trachten te vinden tussen de generieke deskundigheid en een specifieke deskundigheid die niet alleen vanuit het zorg- of ziekteprofiel wordt gedefinieerd, maar ook te maken kan hebben met andere categorieën zoals de woonsituatie of de relatie van verwantschap of het geslacht van de mantelzorger.
Mijn laatste opmerking betreft het feit dat er onvoldoende aandacht uitgaat naar de sociale en emotionele ondersteuning van de mantelzorger. Uit onderzoek blijkt dat de zorgvrager maar voor een klein percentage vertrekt vanuit de vraag om een antwoord te krijgen op sociale en emotionele nood. Bij de mantelzorg staat de vraag voorop. Het is dus belangrijk er aandacht aan te besteden.
Zo zou er aandacht kunnen gaan naar de dagbesteding van mensen met een psychische problematiek. Wij hebben die mogelijkheden nog niet voldoende ontwikkeld. In landen, zoals de Verenigde Staten of Nederland, wordt er al veel langer aan gewerkt. We moeten zoeken naar mogelijkheden die de mantelzorger helpen om gemakkelijker een partner te vinden in de samenleving teneinde zijn opdracht beter te kunnen vervullen.
Mevrouw de minister, ik had graag uw oordeel over de VGR gekend, meer in het bijzonder over de beleidsaanbevelingen. Ik had graag ook een antwoord op de verschillende punten die ik mijn vraag aan de orde heb gesteld.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft woord.
Mevrouw Elke Roex: De adviezen van de VGR betreffen niet alleen de mantelzorger zelf, maar ook het ontlasten van sommige taken. Ik denk aan de spoedinterventie, het respijthuis - een initiatief dat onlangs in Brussel is gelanceerd - of informatie en vorming en de dagbesteding. Welke maatregelen worden er genomen om de zorg te mobiliseren? Niet alleen moet de vraag worden gesteld of de persoon die zorgbehoevend is, kan worden opgevangen in de residentiële zorg, maar ook moet worden nagedacht hoe de zorg wordt gemobiliseerd zodanig dat de mantelzorger niet de volledige taak op zich moet nemen. Het is inderdaad niet haalbaar om iemand 24 uur op 24 thuis op te vangen.
Mijn tweede vraag sluit daarbij aan. In het advies staat de discriminatie beschreven tussen de mantelzorg en de residentiële zorg in het kader van de zorgverzekering. Vorige week werd in het Brusselse Parlement een hoorzitting gehouden over de zorgverzekering. De hoorzitting werd georganiseerd door de Brusselse Welzijnsraad. Een van de voorstellen was zowel de residentiële zorg als de mantel- en thuiszorg terug te brengen tot 90 euro per maand in plaats van alle bedragen op te trekken tot 120 euro.
Uw kabinetsmedewerker stond niet negatief tegenover dat voorstel. Het was een van de denk die werden bewandeld in het kader van de zorgverzekering. Mijn vraag is dan ook of dat zo is en in welke mate deze denkwijze wordt overgenomen. Kunnen wij dat als een stap beschouwen in de richting van de maximumfactuur?
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Ik zal in eerste instantie antwoorden op de vraag naar de ondersteuning van personen die de zorg wensen op te nemen en vervolgens op de vraag naar het administratieve en financiële luik. Ook zal ik het hebben over de beschikbaarheid van de verschillende diensten en de differentiatie ervan. Een van de knelpunten die constant naar boven komen, zijn de beschikbare uren van bijvoorbeeld de gezinszorg. Het volledig op zich nemen van de zorg over een persoon is niet altijd evident.
Wij hebben wat dit aspect betreft de demografische evolutie gevolgd en zitten zo ongeveer aan 328.000 uren. Het is mijn bedoeling om samen met de diensten rond de tafel te gaan zitten om na te gaan hoe we een goede verdeling van de uren kunnen bereiken tussen de provincies en de programmaties, maar ook de dienstverlening op maat van het individu.
We moeten zorgen dat we er de nodige aandacht aan besteden en het blijft een discussiepunt in de meerjarenbegroting. We hebben ook een initiatief genomen in de sector van de zorgboerderijen. Dat heeft te maken met onze visie op gemeenschapsgerichte zorg. Wij gaan hoe langer hoe meer naar een gedifferentieerd aanbod zodat mensen elders terechtkunnen voor een dagactiviteit. Zo komen we tot een meer gedifferentieerde zorg.
Er is al veel gesproken over de woonzorgzones die nog tijdens deze legislatuur ingang zouden moeten kunnen vinden. Ook bij de dagverzorgingscentra, het kortverblijf en de thuisoppas rijst vandaag het probleem van de financiële haalbaarheid voor de initiatiefnemers. Ik denk bijvoorbeeld aan de VIPA-procedures. Wij hebben duidelijk gesteld dat de initiatiefnemers die ook thuisondersteunende diensten aanbieden, prioriteit kregen omwille van het feit dat patiënten die thuis worden verzorgd ook al eens moeten terechtkunnen in een tijdelijke opvang of een dagverzorgingscentrum, een kortverblijf of een nachtopvang. Wij hebben een werkgroep opgericht met de federale minister Demotte om na te gaan of de omkadering niet beter kan worden geregeld zodat het financieel aantrekkelijker wordt voor de initiatiefnemers.
Ook de technologische hulpmiddelen zorgen natuurlijk voor ondersteuning. In 2006 willen we werken met pilootprojecten rond wat thuis mogelijk is met technologie.
Mevrouw Dillen, u zei dat het u een eenvoudig dossier lijkt. Ik kan u garanderen dat het geen eenvoudig dossier is. Het heeft te maken met indicatiestellingen, verschillende partners en actoren, samenwerking en procedures. Ik denk dat we al een aantal stappen hebben gezet, los van het lokaal sociaal beleid.
Ik denk dat het lokaal sociaal beleid een belangrijke impact heeft. Veel diensten ter ondersteuning van de mantelzorger worden gesubsidieerd door de overheid. Het is belangrijk dat wordt gezegd wie welke taken uitvoert. Ik denk dan bijvoorbeeld aan lokale en regionale dienstencentra. Ik zit met beide actoren rond de tafel om te kijken hoe we kunnen komen tot een differentiatie. Het kan niet de bedoeling zijn dat een regionaal dienstencentrum hetzelfde doet als een lokaal dienstencentrum.
Een knelpunt voor de administratieve vereenvoudiging in onze sector heeft veel te maken met indicatiestellingen. Vanochtend hebben we met alle leidinggevende ambtenaren een werkdocument afgerond, met concrete punten om te komen tot administratieve vereenvoudiging. We willen zeer snel werk maken van alles wat te maken heeft met ernstige regressieve aandoeningen. Het is de bedoeling dat mensen waarvan we weten dat ze bepaalde ziektebeelden hebben, dat niet constant moeten aantonen. Dit concreet punt is opgenomen in de vereenvoudiging.
Ook voor de gebruikersbijdrage voor de gezinszorg willen we een aantal initiatieven nemen. Voor de zorgverzekering willen we, bijvoorbeeld met de regularisatie, een aantal administratieve formaliteiten vereenvoudigen en inkorten. We hebben het werkdocument deze voormiddag afgerond voor de actiepunten die we dit jaar willen uitwerken.
Ik heb ook aan de mantelzorgorganisaties en aan andere mensen op het terrein gevraagd om specifieke zaken aan te geven. We merken dat problemen vaak niets te maken hebben met documenten binnen het domein Welzijn. We hebben gevraagd ons een overzicht te geven van alle documenten die ingevuld moeten worden.
We hebben een inventarisatie gemaakt voor Welzijn en Volksgezondheid. De aanvraagprocedures bij het Vlaams Fonds kunnen binnenkort ook via internet gebeuren. Er komt een generatie aan die perfect alles kan regelen via internet, en zich niet meer hoeft te verplaatsen naar een bepaalde dienst.
Het is mijn grote vrees dat het gaat over veel meer documenten en administratieve verplichtingen op andere domeinen. Ik wil informatie en input van de mensen, om - waar mogelijk - de gegevens over te maken en vereenvoudiging te bepleiten op andere domeinen.
Indicatiestelling is een van de elementen die me zorgen baren, omdat onze problemen altijd maar complexer worden. Ik vind het moeilijk om over te stappen op een zo eenvoudig mogelijk procedure, waarbij dan geen rekening kan worden gehouden met de complexiteit van een ziekte.
Momenteel lopen gesprekken met de federale regering, omdat er op federaal niveau een studie is over de RAI-schaal, die momenteel wordt geëvalueerd op het domein van het ouderenbeleid, vooral voor de GDT-werking. Normaal werken wij, in tegenstelling met het federale niveau, niet met die schaal. Het is de bedoeling om overeenstemming te bereiken.
Binnenkort ontmoeten we de academici die alles hebben uitgewerkt. Ons uitgangspunt is dat het niet de bedoeling kan zijn om nog een nieuw systeem te implementeren, want dan wordt het helemaal complex. Het is onze bedoeling te komen tot een eenvoudiger en eenduidiger systeem, in de hoop - als we even mogen dromen - te komen tot een ge?niformiseerde indicatiestelling voor alle deelsectoren.
De verschillende departementen en VOI´s hebben verschillende methodes en werkwijzen, waardoor mensen zich meerdere keren moeten laten inschalen. Het is belangrijk dat dit zo veel mogelijk wordt beperkt.
We hebben al de discussie gevoerd over de evolutie van de zorgverzekering. Ik heb van de Vlaamse Regering een besparingsopdracht gekregen, waarvoor we al een aantal maatregelen hebben getroffen. Het is mijn bedoeling om, naar aanleiding van de meerjarenbegroting, te kijken hoeveel extra budgetten ik kan krijgen. Dan kunnen we evalueren hoe we de gelijkschakeling kunnen doorvoeren. Ik spreek me vandaag absoluut nog niet uit over de te volgen richting, want die is afhankelijk van de extra budgetten die ik al dan niet zal krijgen van de Vlaamse Regering.
Door een betere inning en door de regularisatie hebben we besparingen doorgevoerd. Ook een aantal procedures van betalingen hebben een financieel effect. In de begroting is de demografische evolutie meegenomen om de stijging van de budgetten van de Vlaamse zorgverzekering te bepalen. Dat betekent dat er nog een bepaald inkomstentekort is voor de toekomst, maar de mogelijke evolutie naar de gelijkschakeling van de thuiszorg en de residentiële zorg is afhankelijk van de budgetten in de meerjarenbegroting.
Vandaag worden al vijf mantelzorgverenigingen en 50 regionale dienstencentra gesubsidieerd. Zij spelen een belangrijke rol op het vlak van informatie, het organiseren van vormingsinitiatieven, praatgroepen en informatiesessies. Voor de regionale dienstencentra komen daar onder meer opdrachten bij in het raam van woonaanpassingen.
We mogen niet vergeten dat ook de sociale diensten van de OCMW´s en de Centra Algemeen Welzijnswerk een belangrijke rol spelen voor de mantelzorgers. We moeten opletten dat we niet zeggen dat het gaat om aparte structuren. We hebben een heel netwerk van dienstverleners, en we moeten kijken welke rol zij kunnen spelen.
Wat ook veel aan bod komt, is de samenwerking tussen de diensten. We willen uitvoering geven aan het decreet eerstelijnsgezondheidszorg. Dat decreet heeft de bedoeling verschillende initiatiefnemers rond thuiszorg, dus ook rond mantelzorg, te laten samenwerken, zodat een zorgenplan kan worden opgebouwd. Dat is ook belangrijk voor het individu. Hij kan in dialoog gaan met de verschillende actoren, maar er wordt ook een effectief zorgenplan opgesteld. Inspraak, co?rdinatie, afspraken en afstemming zijn dus heel belangrijk.
Op 9 juni 2005 heeft mijn kabinet het rapport van de VGR uitvoerig besproken. In een reactie beklemtonen we dat de behoefte aan ondersteuning van mantelzorgers reëel is. Volgens ons is de oprichting van een Vlaams expertisecentrum echter niet de aangewezen weg om dat te doen. Het lijkt ons belangrijker dat de erkende mantelzorgverenigingen en de regionale en lokale dienstencentra de noodzakelijke activiteiten ontplooien. We mogen die taak niet weghalen bij de lokale actoren. Dat is zeker zo als we toekomstgericht willen werken zoals we met de woonzorgcentra in buurten en wijken willen doen.
Dagactiviteitencentra zijn erg belangrijk. Ik denk dan aan de zorgboerderijen, de voortzetting van de pilootprojecten en de activering van de psychiatrische thuiszorg. Dat laatste vind ik erg belangrijk. Federaal minister Demotte blijft de initiatieven financieren tot op het ogenblik dat we die activiteiten in onze visie en aanpak kunnen inbedden. Dat moet passen in de bredere visie op zorgnetwerken en -circuits.
We willen geen aparte structuren of een categoriale benadering, en daarom kiezen we ervoor om de werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg in het Vlaamse Patiëntenplatform te integreren en te versterken. In die werkgroep zijn mensen van Similes actief, en we willen hun inbreng versterken, eerder dan ze apart te betoelagen.
De VGR schat het aantal mantelzorgers in Vlaanderen op 400.000. Daarvan komen er 85.000 in aanmerking voor een tegemoetkoming vanwege de Vlaamse zorgverzekering. Tussen haakjes: we hebben een studie besteld die ons moet toelaten om te weten te komen wat de rechten zijn van de mensen die in een bepaalde gemeente wonen. Zo kan het lokaal sociaal beleid proactiever worden gevoerd.
We moeten evolueren naar systemen die maatschappelijke steun aanbieden. Dat kan gaan over zelfhulpgroepen van familieleden, maar ook over het vrijwilligerswerk en onze buurtdiensten. Er zijn mooie projecten die we moeten uitbreiden. Ik denk dan aan de buddyprojecten voor psychiatrische patiënten. Het bezoek van zo´n buddy, een keer per week, biedt die mensen een houvast en zorgt ervoor dat ze minder vaak in psychiatrische instellingen terechtkomen. Een mantelzorger, een vrijwilliger of een vereniging kan zorgen voor zo´n houvast, en dat moeten we bevorderen. Het hoeft niet noodzakelijk om dagactiviteiten te gaan.
De Mechelse activiteitenschaal is een goed instrument voor het meten van de activiteiten van mensen met een psychische handicap. Wel is het zo dat slechts een aantal aspecten van het menselijk functioneren wordt gemeten. Inschaling is een complexe oefening. Alle aspecten moeten aan bod komen. De internationale classificatie van de WHO voor het functioneren van de mens is een goed referentiekader.
Ik vat samen. Ondersteuning van mantelzorg is complex. De zorg moet worden gedifferentieerd. Administratieve vereenvoudiging is een terechte bekommernis. Indicatiestelling, afstemming en afspraken zijn belangrijk. Inzake mantelzorg voor mensen met psychiatrische problemen pleiten we niet voor aparte structuren, maar voor het versterken van wat al bestaat. Ik deel verder de mening van de heer Martens over het belang van de psychosociale begeleiding. Ondersteuning mag zich niet beperken tot administratieve aspecten. Ze kan gebeuren via zelfhulpgroepen, buurtverenigingen of het Vlaams Patiëntenplatform.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, ik dank de minister voor haar zeer uitvoerig antwoord. Ze heeft ons ongelooflijk veel informatie bezorgd. Ik wil alleszins haar antwoord nog eens rustig nalezen.
Ik heb niet gezegd dat de administratieve vereenvoudiging vlug worden geregeld. Ik denk wel dat de minister veel ingewikkelder dossiers op haar bureau heeft liggen dan dit. Als ik het goed heb begrepen, is de inventarisatie al gebeurd. Wanneer komt er een globale inventarisatie? En zal men zich daarbij beperken tot de Vlaamse bevoegdheden, of zal men ook de federale bevoegdheden in rekening brengen? Hoe zit het dan met de administratieve vereenvoudiging, eens de inventarisatie is gebeurd? Deze legislatuur duurt weliswaar nog een tijd, maar er is al een jaar voorbij; kordaat optreden is nu geboden.
Mag ik afleiden uit wat de minister heeft gezegd dat inzake de discriminatie in de tegemoetkomingen ze niet ondubbelzinnig kiest voor een gelijkschakeling naar boven? Men begrijpt dat niemand graag hoort dat de tegemoetkoming van 125 naar 90 daalt. Ze verwijst daarbij naar de meerjarenbegroting. Ik wil er toch even op wijzen dat de minister in haar beleidsnota resoluut kiest voor een gelijkschakeling naar boven. Duidelijkheid is dus geboden.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Luc Martens: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, ik dank de minister voor haar uitvoerig antwoord. Dit antwoord toont aan hoe belangrijk de minister het onderwerp vindt. Ik veronderstel bijgevolg dat de inspanningen die ze zal leveren om dat allemaal te realiseren recht evenredig zullen zijn met de lengte van haar antwoord.
De minister staat kritisch tegenover het advies. Ik hoor haar ook zeggen dat we niet mogen vluchten in structuren. Dat verheugt me. Deskundigen in onderzoekscentra moeten hun bijdrage kunnen leveren. De competitie tussen die centra leidt tot een verduidelijking van hun werking en tot meer kwaliteit.
De minister verwees ook naar een recent kwalitatief onderzoek over pilootprojecten. Wellicht heeft ze het over het onderzoek van de heer Stijnen. Daaruit blijkt dat die projecten niet altijd leiden tot betere zorg. Sommige hulpbehoevenden moeten er misschien van overtuigd worden de zorg die ze nodig hebben ook te aanvaarden. Ik moedig de minister aan aandacht te blijven opbrengen voor de positieve aspecten van de mantelzorg en de ondersteuning van de relatie tussen patiënt en mantelzorger. De schotten rond de zorgsector moeten worden afgebouwd.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mevrouw de voorzitter, geachte collega´s, sommige aspecten van de administratieve vereenvoudiging kunnen misschien nog in 2005 worden gerealiseerd, want daartoe is enkel een ministerieel besluit nodig. Voor andere aspecten, die een decreetswijziging vergen, is meer tijd nodig.
Ik heb een aantal mantelzorgorganisaties gevraagd om te zorgen voor de inventarisatie van aspecten die mijn bevoegdheden overschrijden. Dat lijkt me het efficiëntst. Het lokaal sociaal beleid moet worden verbreed. Ook de provincies, die veel ondernemen voor de mantelzorgers en de vrijwilligers, worden erbij betrokken. De gelijkschakeling van de tegemoetkoming zal gebeuren in functie van de middelen die ik daarvoor zal krijgen. Vandaag zijn de inkomsten van de zorgverzekering niet groot genoeg om die gelijkschakeling te financieren. Er is extra geld nodig.
We hebben al bijkomende middelen gekregen om de demografische ontwikkelingen op te vangen. Ik ben daar erg blij mee. Toch betekent dit dat we bij een ongewijzigd uitgavenpatroon meer geld zullen moeten vragen, en daarbovenop nog eens geld zullen moeten vragen voor de gelijkschakeling. Ik kan vandaag niet garanderen hoeveel ik daarvoor zal krijgen. In elk geval heb ik de bedoeling om de gelijkschakeling zo maximaal mogelijk te realiseren.
- De heer Luc Martens treedt opnieuw als voorzitter op.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Dillen en door mevrouw Jans en de heer Martens werden tot besluit van deze interpellatie met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering.
Het incident is gesloten.