Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 05/07/2005
Vraag om uitleg van de heer Erik Tack tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de preventie van darmkanker
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Jans tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de screening van darmkanker
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde vragen om uitleg van de heer Tack tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de preventie van darmkanker, en van mevrouw Jans tot minister Vervotte, over de screening van darmkanker.
De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, mijn vraag is vrij uitgebreid omdat dit een belangrijk thema is. Ik heb ze nu alsnog ingediend, en heb niet gewacht tot na het reces, omdat er in het federale parlement een resolutie is goedgekeurd over darmkanker.
De twee belangrijkste oorzaken van sterfte zijn cardio- en cerebrovasculaire sterfte en kanker. Van alle kankers is darmkanker de tweede belangrijkste in de wereld. Bij vrouwen staat darmkanker na borstkanker op de tweede plaats; bij mannen komt darmkanker na long- en prostaatkanker.
13 percent van alle kankers zijn kankers van de dikke darm. In 1999 waren er in Vlaanderen volgens de meest recente gegevens bijna 4.000 gevallen van kanker waarvan de helft bij mannen en iets minder dan de helft bij vrouwen. In de Europese Gemeenschap zijn er ongeveer 200.000 gevallen per jaar. 40 tot 50 percent van de patiënten bij wie colonkanker, een synoniem voor darmkanker, wordt ontdekt, overlijdt aan de ziekte. Gemiddeld is na ongeveer 5 jaar nog 40 percent van de mensen bij wie darmkanker is ontdekt, in leven. Dat zijn schrikwekkende gegevens.
Het goede nieuws is dat bijna alle gevallen van kanker ontstaan als een goedaardige poliep, een gezwelletje aan de binnenwand van de darm. Bovendien duurt het vaak vele jaren vooraleer die goedaardige poliep ontaardt en zich ontwikkelt tot een kwaadaardig gezwel. Er is dus eigenlijk tijd genoeg om de kanker te ontdekken. Alleen moet er dan wel tijdig en doelgericht naar worden gezocht. Eens de darmkanker ontwikkeld is, zal hij zich altijd, althans als hij niet ontdekt wordt, uitzaaien naar de rest van het lichaam. Als we dan te laat komen, zal de patiënt aan zijn aandoening overlijden.
Jammer genoeg ontwikkelen die poliep en later die kanker zich aanvankelijk meestal totaal onopgemerkt. De patiënt zal geen enkele klacht hebben, en dus geen enkele reden om zijn arts te raadplegen. Daardoor kunnen die poliep en de kanker zich langzaam verder ontwikkelen, tot aan, bij niet tijdige ontdekking, de fatale afloop. Als de patiënt geluk heeft, dan komt hij op tijd naar de raadpleging omdat hij bloed verliest of omdat het patroon van zijn stoelgang veranderd is. Als zijn arts dan alert genoeg reageert, dan zal hij de patiënt aan een nader onderzoek laten onderwerpen.
Als de diagnose van darmkanker gesteld is, volgt een reeks nieuwe onderzoeken om na te gaan hoever de darmkanker gevorderd is en om te bepalen welke behandeling nog kan worden aangeboden, welke de overlevingskans is, en wat het antwoord is op de vraag van de patiënt of hij nog kan genezen. Afhankelijk van het resultaat van al die onderzoeken, zal een 'staging' gebeuren, op basis waarvan wordt bepaald wat er kan worden gedaan. Jammer genoeg is dat meestal het begin van een lange lijdensweg.
In de primaire preventie kan raad worden gegeven aan de bevolking over wat kan worden gedaan om het risico op darmkanker te beperken. Algemene regels zijn een gezonde levensstijl, veel groenten en fruit en weinig dierlijk vet eten. (Opmerkingen van mevrouw Marijke Dillen)
Een glaasje wijn drinken mag, maar ver zullen we daarmee niet komen. Het zal in elk geval de bijna 4.000 gevallen per jaar in Vlaanderen niet naar de geschiedenisboekjes verwijzen.
De secundaire preventie is heel belangrijk. Het streven moet zijn de darmkanker doelgericht op te sporen wanneer hij zich nog in de fase van de poliep bevindt. De instrumenten daarvoor zijn eigenlijk beschikbaar, maar dat heeft ook een kostenplaatje. Als het lukt om het merendeel van de poliepen te vinden, dan zouden het hoge aantal gevallen van overlijden en het lijden van die mensen en hun families tot het verleden kunnen behoren.
Een kwart van de mensen die een darmpoliep ontwikkelen, behoren tot een duidelijke risicogroep. Dat zijn in eerste instantie mensen die familieleden met een darmpoliep of een darmkanker hebben. Wie weet dat zijn of haar vader, grootvader, moeder of grootmoeder een darmkanker hadden, heeft er alle belang bij tijdig bij een arts langs te gaan om te laten nagaan of er geen verder onderzoek nodig is.
Voorts is de leeftijd een risicofactor. Darmkanker komt slechts heel beperkt voor op twintig- of dertigjarige leeftijd. Meer dan 90 percent van de gevallen doen zich voor boven de leeftijd van 50 jaar. Er is ook een voorbeschiktheid naar ras. Ook mensen die een inflammatoire darmziekte hebben gehad, lopen een hoger risico. Zoals gezegd, hebben ook mensen met darmpoliepen, darmkanker of baarmoederhalskanker in de familie, een verhoogd risico op darmkanker, alsook mensen met verkeerde voedingsgewoonten.
Er zijn verschillende manieren om darmkanker vroegtijdig te ontdekken. Er kunnen bepaalde bloedtests worden uitgevoerd, maar de specificiteit daarvan is nog verre van 100 percent. Er kan worden nagegaan of er in de stoelgang verdoken bloedverlies aanwezig is. Er kan een endoscopisch onderzoek van het sigmoideum, het voorlaatste deel van de dikke darm, of van de hele dikke darm worden gedaan.
Onlangs is bovendien een nieuwe techniek ontwikkeld, waardoor met CT-scanonderzoek een soort virtuele coloscopie kan worden uitgevoerd. Met een groot aantal radiografische opnames wordt dan een reeks doorsneden van de buik gemaakt, waarna aan de hand van een softwareprogramma een virtuele endoscopie gebeurt in de plaats van een echte, wat natuurlijk voordelen heeft voor de patiënt. Elk van die technieken heeft voordelen, maar ook nadelen, maar ik laat me er niet toe verleiden daarover verder uit te weiden.
Enkele weken geleden heeft het federale parlement een resolutie goedgekeurd over darmkanker. Daar sluit deze vraag bij aan. In een Europese code staat een reeks aanbevelingen die kunnen leiden tot een belangrijke reductie van deze vorm van kanker en tot het voorkomen van sterfte. Mevrouw de minister, op welke manier wordt over de aanbevelingen uit deze Europese code, en dan specifiek die met betrekking tot darmkanker, met de bevolking gecommuniceerd?
Bent u bereid met de minister van Onderwijs te overleggen over de vraag om in het onderwijs meer aandacht te hebben voor preventie? Het gaat nu wel specifiek over darmkanker, maar het is algemeen mijn ervaring dat heel veel mensen, ook veel geleerde en intelligente mensen, over de werking van hun lichaam en het voorkomen van ziekten bijzonder weinig weten. Alle preventie stopt bij het gebrek aan kennis. Alleen wie goed weet waar het om gaat, heeft aandacht voor preventie. En waar kunnen we beter onderwezen worden dan in het onderwijssysteem zelf?
Bent u door de federale minister al gecontacteerd over de genoemde resolutie? Screening is een zaak van preventie, waarvoor de gemeenschappen bevoegd zijn. Wat is de huidige stand van zaken van uw overleg? Wat is uw visie op de bevoegdheidsafbakening in dit verband? In hoeverre kan de federale overheid op dit terrein een rol spelen?
Bent u bereid de totale kostprijs te laten berekenen van een goed uitgebouwd screeningprogramma op basis van een coloscopie, die mijns inziens het meest specifieke en meest volledige screeningonderzoek oplevert? Daarbij zou u niet alleen de - onvermijdelijke prijs, in rekening kunnen brengen, maar ook de financiële winst door het vermijden van in dat geval overbodig geworden hospitalisaties, heelkundige ingrepen, nazorg, chemotherapie en radiotherapie, eerstelijnszorg, thuisverpleging, mantelzorg enzovoort, alsook het feit dat veel mensen heel wat lijden bespaard blijft.
Dit kan niet alleen gedaan worden bij de risicogroep van 25 percent, maar ook bij de rest van de bevolking. Als de screening alleen maar bij die 25 percent wordt gedaan, dan is er nog altijd 75 percent over.
Bent u het met me eens dat indien deze kosten- en batenberekening gunstig uitvalt, Vlaanderen moet streven naar een degelijk uitgebouwde screening op darmkanker? Bent u ook bereid de financiële impact van deze screening op de begroting te onderzoeken? Overweegt u in voorkomend geval de Vlaamse huisartsen, die het best geplaatst zijn om het individueel risico in te schatten van hun patiënten en zeker van de patiënten die tot de risicogroep behoren, bij de screening te betrekken en hun een centrale rol toe te bedelen, in tegenstelling tot wat met de borstkankerscreening is gebeurd?
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik ben blij dat de heer Tack al een medisch onderbouwde uiteenzetting heeft gegeven. Zelf ben ik niet medisch geschoold, maar ik wens hierover toch ook een vraag te stellen.
Inderdaad, de federale Kamer heeft een resolutie goedgekeurd over de preventieve bestrijding van kanker, die de federale overheid verplicht tot het initiatief van een nationaal opsporingsprogramma voor de drie meest voorkomende vormen van kanker: darmkanker, borstkanker en baarmoederhalskanker. In het bijzonder wordt in deze resolutie gevraagd initiatieven te ontwikkelen ter invoering van een algemene screening naar darmkanker.
Ik stel een medische vraag zonder medische scholing, dus heb ik getracht me enigszins te informeren. De noodzaak van preventie staat buiten kijf. Screening is daarbij bijzonder belangrijk. Echter, enkele termen die de heer Tack gebruikte, komen me bekend voor en het endoscopisch onderzoek waarover hij spreekt, kan niet zomaar bij een volledige bevolking gebeuren. Zelfs de nieuwe techniek van virtueel onderzoek die volop in ontwikkeling is, kan enkel plaatsvinden op een volledig lege darm en is, naar ik me heb laten vertellen, toch een bijzonder ingrijpend onderzoek. (Opmerkingen van de heer Erik Tack)
Het is de bedoeling de bevolking er in het algemeen bij te betrekken, met zo weinig mogelijk vals negatieve of vals positieve resultaten. Dat lijkt me een moeilijke oefening. Hoe dan ook is er in België voor de uitvoering van zo'n screeningprogramma's overleg noodzakelijk tussen de gemeenschappen, die bevoegd zijn voor preventie, en de federale overheid, die bevoegd is voor het gezondheidsbeleid.
Mevrouw de minister, werd er, mogelijk in een interministeriële conferentie, reeds overleg gepleegd met de federale overheid over de invoering van nationale screeningprogramma's voor verschillende vormen van kanker en specifiek voor darmkanker? Zo ja, wat is dan de stand van zaken? Heeft de Vlaamse administratie al stappen ondernomen om een screening naar darmkanker voor te bereiden? Is er, ervan uitgaande dat de federale overheid voor twee derden tegemoet zal komen in de kosten, reeds een raming van de kosten gemaakt voor een mogelijke invoering van zo'n screening?
De voorzitter: De heer Vanackere heeft het woord.
De heer Steven Vanackere: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik zou specifiek willen ingaan op de tweede vraag van de heer Tack. Hij sprak over overleg met de minister van Onderwijs. Ik wens daar iets aan toe te voegen.
Het zal sommigen verbazen dat ook de minister van Cultuur een initiatief voor ogen heeft. Ik hoop, mevrouw de minister, dat hij er met u al over gesproken heeft. Het geeft soms aanleiding tot hilariteit, maar dat is niet terecht. Minister Anciaux is van plan vanaf 2006 iets te organiseren dat in Frankrijk en Zwitserland al jarenlang en met groot succes bestaat, namelijk een week van de smaak. Dat voornemen past in het erfgoedbeleid. In die week van de smaak wordt speciaal aandacht gevraagd voor gastronomische kwaliteit, een onderwerp dat de moeite waard is.
Het succes in Frankrijk en Zwitserland is te danken aan het feit dat men is gaan beseffen hoezeer zo'n week van de smaak ook ingrijpt op dingen als preventie. Van die week wordt dan ook gebruik gemaakt om ook in de aandacht te brengen dat een gezonde levensstijl en vooral een gezonde voeding een belangrijke impact hebben op de gezondheid van de mensen. Toen minister Anciaux daar in de commissie over sprak, heb ik hem uitdrukkelijk gevraagd ook de minister voor Welzijn bij het initiatief te betrekken, net zoals dat in de twee genoemde voorbeelden gebeurt.
Mevrouw de minister, ik vraag hierop geen directe reactie van u, maar de heer Tack vroeg of u bereid bent te overleggen met de minister van Onderwijs, die uiteraard een belangrijke rol kan spelen in de preventie, en daarbij aansluitend vraag ik u of u bereid bent in te spelen op het initiatief van de minister van Cultuur. De week van de smaak zou dan in Vlaanderen niet beperkt blijven tot het tonen van de geneugten des levens. Van deze kans kan ook gebruik gemaakt worden om het belang van een evenwichtige voeding voor de gezondheid van jongeren in de verf te zetten.
De heer Dehaene heeft hier al gesproken over obesitas. Ik geloof dat zulke mediatieke initiatieven wel degelijk een impact kunnen hebben op de mentaliteit van jonge en minder jonge mensen.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega's, in de genoemde Europese code zitten meer algemene gezondheidsbevorderende maatregelen. Zulke maatregelen, zoals gezonde voeding, niet roken, en andere aspecten die we promoten via de LOGO's, het VIG en dergelijke, zijn voldoende bekend. Ik ga daar niet dieper op in.
We hebben in Vlaanderen slechts één bevolkingsonderzoek en dat is een programma voor borstkankeropsporing. Voor baarmoederhalskanker loopt er enkel een sensibiliseringscampagne via de provincies. Die zal worden voortgezet of bijgestuurd. Voor darmkankerscreening onderzoeken we verschillende mogelijkheden die later in mijn antwoord aan bod zullen komen.
Uiteraard ben ik bereid om met de minister van Onderwijs in overleg te gaan. Zoals hier al gebleken is, vind ik de link tussen Onderwijs en Welzijn ontzettend belangrijk op zeer veel vlakken en in zeer brede zin, en zeker op het vlak van preventie. Opvoeding moet in de eerste plaats gebeuren binnen het gezin. Onderwijs kan het gezin daarbij ondersteunen. Onderwijs speelt een belangrijke rol. We hebben wel een genuanceerde visie over wie waarvoor verantwoordelijk is.
Ik ben uiteraard bereid ook met minister Anciaux contact op te nemen over De Week van de Smaak. We moeten dan natuurlijk niet discussiëren over goede en slechte smaak, maar het zou nuttig zijn om dit thema aan te kaarten. Blijkbaar ontwikkelen kinderen de gewoonte om naar synthetische smaken te grijpen, omdat ze natuurlijke smaken niet meer kennen. Dat aanknopingspunt zou een interessante overlapping van onze domeinen kunnen zijn.
Ik ben tot op heden niet gecontacteerd door minister Demotte in verband met de resolutie die werd ingediend door mevrouw Avontroodt. Dit kwam evenmin aan bod tijdens de interministeriële conferentie. Ik heb wel via de pers vernomen dat het federale parlement daarop heeft aangedrongen en dat er een resolutie werd besproken. Ik veronderstel dat mijn collega dit onderwerp op de volgende interministeriële conferentie zal agenderen.
Overleg met de federale overheid is aangewezen, maar de organisatie van het bevolkingsonderzoek is een bevoegdheid van de gemeenschappen. Overleg is noodzakelijk, omdat een Vlaams programma kosten meebrengt voor de federale overheid voor de verdere diagnose en behandeling. Het brengt echter ook baten mee. De federale overheid kan winst halen uit een goed georganiseerd programma.
Ook daarover is overleg noodzakelijk. We zouden een regeling kunnen treffen waarbij de federale overheid bijvoorbeeld instaat voor de financiering van het screeningsonderzoek zelf, en de Vlaamse Gemeenschap voor de organisatie en evaluatie, naar analogie met het borstkankeropsporingsprogramma. Een screeningsprogramma opzetten zonder te voorzien in een adequate opvolging en behandeling, biedt weinig meerwaarde en dat is ook niet de bedoeling. De federale regering is verantwoordelijk voor alles wat diagnose, behandeling en begeleiding betreft.
Vandaag bestaat slechts voldoende wetenschappelijke evidentie voor een populatiescreening op basis van een occultbloedtest. Dit betekent dat de ontdekking laattijdig is. Dat is een probleem. Coloscopie is een relatief duur en bovendien een belastend onderzoek. De gezondheidswinst bij toepassing op een volledige bevolking is totnogtoe onvoldoende bewezen. Zo'n onderzoek moet maatschappelijk aanvaardbaar zijn en de kostenefficiëntie moet bewezen zijn.
We zitten in een overleg met de Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen (WVVH) en een groep gastro-enterologen om de mogelijkheid van een bevolkingsonderzoek naar darmkanker na te gaan. Een van de aspecten betreft het screenen door middel van coloscopie bij de hoogrisicogroep. U hebt daar ook naar verwezen. Aangezien we vandaag nog geen gezondheidswinst kunnen aantonen teneinde een coloscopie te laten doen bij iedereen, zouden we ons kunnen beperken tot bepaalde doelgroepen. Deze hoogrisicogroep bestaat uit de eerstegraadsverwanten van personen met darmkanker. De mogelijkheid wordt getoetst aan een aantal criteria waaraan elk bevolkingsonderzoek moet voldoen. Familieleden van personen met een echt erfelijke vorm van darmkanker worden buiten beschouwing gelaten omdat zij al worden opgevolgd. Als er een strategie gevonden kan worden die voldoende gezondheidswinst oplevert en dit aan een aanvaardbare prijs, dan ben ik voorstander voor een integraal bevolkingsonderzoek naar darmkanker.
Aangezien er nog geen overleg plaatsvond met de federale overheid, is de idee die naar voren werd geschoven door een journalist, met name een tweederdefinanciering, voorbarig. Die tweederdefinanciering gaat over het protocol van vaccins en heeft niets te maken met screenings- en opsporingsprogramma's. Dit is niet de weg die we willen bewandelen. We willen wel de kosten en baten ter sprake brengen tijdens een overleg.
De Vlaamse huisartsen zullen in zo'n programma een belangrijke rol spelen, vandaar ons overleg met de WVVH. Voor samenwerking moeten een aantal randvoorwaarden worden ingevuld. Dat geldt altijd. Het gaat om kwaliteitsbewaking, deskundigheidsbevordering en het opvolgen van afgesproken procedures. De WVVH werkt aan een aanbeveling inzake darmkanker. Als die klaar is en met de gestelde criteria ben ik voorstander van een bevolkingsonderzoek.
De voorzitter: De heer Tack heeft het woord.
De heer Erik Tack: Vooral het gezin zorgt voor de opvoeding van een kind, maar dit gaat meer over opleiding. Daarvoor is het gezin niet de meest aangewezen partner. De meeste ouders zijn niet de meest geschikte personen met de beste opleiding om hun kinderen te onderwijzen in gezonde voeding en gezond leven. Onderwijs is op dit vlak voor mij de meest geschikte partner. Hoe ziet u het overleg met Onderwijs? Wat hebt u daarvoor in petto? Wat verwacht u van de minister van Onderwijs?
De federale overheid kan winst boeken bij het onderzoek. Elke darmkanker die vroegtijdig wordt ontdekt, zal hoe dan ook een baat bijbrengen. De kostprijs van de behandeling van iemand met een gevorderde ziekte ligt veel hoger.
U zegt dat op dit ogenblik alleen maar bewezen is dat het opsporen van bloed in de stoelgang aanleiding kan geven tot het vroegtijdig ontdekken van darmkanker op bevolkingsniveau. Volgens mij moet dit kunnen, onder bepaalde voorwaarden. Elke patiënt vanaf 50 jaar zou bijvoorbeeld jaarlijks drie stalen stoelgang bij de arts kunnen brengen. We zullen er nooit in slagen om heel de bevolking daartoe te overtuigen. Hoewel dat de goedkoopste vorm is om aan secundaire preventie te doen, vrees ik dat dit niet de juiste en de goede manier zal zijn. Uit enkele case reports blijkt dat de sigmoïdoscopie, dit is een soort halve coloscopie, nuttig kan zijn. De sigmoïdoscopie op zich en een sigmoïdoscopie gekoppeld aan het onderzoek van de stoelgang, heeft wel degelijk bewezen dat het vroegtijdig tumoren kan ontdekken met een gunstig effect op de behandeling als gevolg.
Het gaat niet enkel om bloed in de stoelgang, maar ook om een aantal endoscopische technieken. Bij uitbreiding hoort hierbij de sigmoïdescopie. Het spreekt voor zich dat een aantal poliepen op deze manier vroegtijdig kunnen worden ontdekt. Het enige nadeel is dat een coloscopie een iets uitgebreider onderzoek inhoudt. Dit onderzoek is niet vrij van risico's. In een beperkt aantal gevallen kan het leiden tot een perforatie van de darm, wat op zich een vrij belangrijke complicatie is. Al bij al genomen, lijkt een coloscopie me toch de beste werkwijze.
De voorzitter: Mevrouw Jans heeft het woord.
Mevrouw Vera Jans: Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik hoop dat dit onderwerp ook op de volgende interministeriële conferentie voor de Volksgezondheid aan bod zal komen. We moeten de aanbevelingen van de door de minister aangehaalde groepen afwachten. We moeten nagaan of een algemene screening van de totale bevolking strikt noodzakelijk is. De efficiëntie van de eenvoudige testen is niet optimaal. We kunnen het ondergaan van zeer belastende testen evenwel niet zomaar aan heel de bevolking opleggen. Ik kijk uit naar de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Vereniging van Huisartsen.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Met betrekking tot het onderwijs zijn al een aantal stappen gezet. Zo moet het Tutti Frutti-project kinderen weer fruit leren eten. Het gaat hier alleszins om zeer concrete stappen. Die uitbreiding van onze maatregelen bevindt zich niet langer in een overlegstadium. Alles is volop in uitvoering.
Ik heb altijd verklaard dat de beleidsmakers dergelijke keuzes niet moeten maken. We moeten de aanbevelingen van de expertengroepen opvolgen. Dit leidt altijd tot moeilijke discussies. Onze wetenschappers houden niet altijd rekening met de kostprijs van bepaalde maatregelen. Bovendien moeten we de haalbaarheid in het oog houden.
Een screening zou zonder twijfel gezondheidswinst opleveren. We moeten wel rekening houden met de kosten, met de haalbaarheid en met de vraag of een bepaalde test al dan niet zeer belastend is. Ik heb de indruk dat de experts dit element in hun afweging hebben opgenomen. Ik heb tevens vernomen dat een coloscopie belastend voor de betrokkene is. Ik wil me echter niet actief in het debat mengen. Ik weet daar tenslotte niets van. Ik reken op aanbevelingen die een wetenschappelijke consensus vertegenwoordigen en die een evenwicht tussen de gezondheidswinst, de maatschappelijke aanvaardbaarheid en de kosten voor de samenleving inhouden.
De heer Luc Martens: Ik wil hier even een persoonlijke opmerking maken. Ik erger me aan de vragen die voortdurend aan het onderwijs worden gesteld. Het onderwijs wordt beschouwd als een meid voor alle werk, als een duizendpoot en als een vuilnisbak voor alle maatschappelijke problemen. Als zich relationele problemen voordoen, moet het onderwijs tot relationele bekwaamheid opvoeden. Als te veel mensen onder een auto lopen, moet het onderwijs meer verkeersopvoeding geven. Als de mensen te dik worden, moet er meer lichaamsbeweging op school komen. Als er te veel kankergevallen zijn, moet er meer gezonde voeding op school komen. De leerkracht moet alles kunnen.
Als leerkracht zou ik hiervan razend worden. Een leerkracht kan amper nog les geven. Het onderwijs moet een deel van een breed maatschappelijk gebeuren vormen. Elk maatschappelijk probleem leidt evenwel tot een bijkomende opvoedingsopdracht voor het onderwijs. De verwachtingen zijn onrechtvaardig. Wie dergelijke verwachtingen stelt, moet alle consequenties dragen. Het onderwijs moet maatschappelijke waardering krijgen en tevens voldoende middelen om alle opdrachten te volbrengen. Dat is momenteel niet het geval.
Al die verzuchtingen leiden tot een bijkomende belasting van een onderwijs dat zich nu al maatschappelijk 'overbevraagd' voelt. Dit is mijn persoonlijke mening.
Mevrouw Gerda Van Steenberge: Het onderwijs bestaat uit meer dan leerkrachten. Het onderwijs bestaat ook uit scholen.
De heer Luc Martens: Leerkrachten maken een school. Een school bestaat eigenlijk uit muren en banken. Onderwijs draait om mensen. Het onderwijs krijgt gestalte binnen een relatie tussen leerkrachten en jonge mensen. Ik erger me blauw aan het feit dat alle noden op het onderwijs worden afgewenteld.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer Martens, ik wil u geruststellen. Het departement Welzijn verstrekt aan het onderwijs centen voor het Tutti Frutti-project.
De voorzitter: Het incident is gesloten.