Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 28/06/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Vera Van der Borght tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de problemen in de beschutte werkplaatsen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van der Borght tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de problemen in de beschutte werkplaatsen.
Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mevrouw de minister, collega's, we hebben via de pers vernomen dat de beschutte werkplaatsen de alarmbel luiden. Mevrouw De Ridder wilde een analoge vraag stellen aan minister Van Brempt van Sociale Economie, in functie van de problematiek naar arbeid toe, maar die vraag is ginder doorverwezen naar hier. Ik ga een deel van haar vragen meenemen die hierbij aanleunen.
De beschutte werkplaatsen hebben de alarmbel geluid, omdat ze moeten vaststellen dat ze er steeds moeilijker in slagen opdrachten binnen te rijven. Dat heeft een aantal oorzaken. We kennen de problematiek van de delokalisatie naar China en de Oostbloklanden. Ook worden er een aantal opdrachten overgedragen naar de gevangenissen en zelfs naar rusthuizen in het kader van bezigheidstherapie. Daarenboven is het uurloon blijkbaar ook problematisch. Zij kampen dus met een aantal problemen, waardoor zij een aantal opdrachten mislopen.
De beschutte werkplaatsen zijn zeer belangrijk voor een aantal mensen die anders hoegenaamd niet in het normale arbeidscircuit terecht kunnen en die daar toch nog een zinvolle besteding van hun tijd hebben en waardering en erkenning kunnen krijgen. Zij hebben een belangrijke sociale opdracht te vervullen.
Ik had dan ook graag volgende vragen gesteld. Gaat u maatregelen nemen om de 'concurrentie' van andere instellingen in de welzijns- en gezondheidszorgsector, zoals rustoorden en psychiatrische instellingen, weg te nemen? Kan een gentleman's agreement hier een oplossing bieden? Zoekt de bevoegde overheid, namelijk het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap, mee naar nieuwe opdrachtgevers? In welke mate verliezen de beschutte werkplaatsen opdrachten aan onder meer gevangenissen? Hebt u een zicht op de beweegredenen voor deze verplaatsing van het werk? Kunt u hierover overleg plegen met de federale minister bevoegd voor de penitentiaire instellingen? Heeft er reeds overleg plaatsgevonden met de sector om tot oplossingen te komen? Zo ja, wat is hiervan dan het resultaat?
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Ik wil mij graag aansluiten bij de vraag van mevrouw Van der Borght. Vorige vrijdag ben ik zelf op werkbezoek geweest in een speciale arbeidsplaats voor personen met een psychiatrische problematiek. Ik denk dat deze hele discussie van beschutte werkplaatsen echt in een ruimer kader moet worden bekeken.
De neerwaartse loondruk, onder meer door Oost-Europese landen en China, is niet te verwaarlozen. Daarnaast is er ook de oneerlijke concurrentie met gevangenissen, bejaardentehuizen en centra voor arbeidszorg in Vlaanderen. Ik denk dat het echt belangrijk is dat de overheid voor zichzelf uitmaakt wat ze nu eigenlijk wil, en dat we uitmaken wat wij zelf willen, want we kunnen mee het beleid van de overheid beïnvloeden.
Nu vloeit werk vaak af uit beschutte werkplaatsen naar centra voor arbeidszorg, gevangenissen of bejaardentehuizen, maar dat is daar meer een vorm van bezigheidstherapie. De investeringskosten zijn daar ook echt minimaal; er zijn bijna geen investeringskosten op die plaatsen. De 'werkgevers' hebben ook bijna geen verplichtingen tegenover de mensen die daar hun werk verrichten. Er is geen arbeidsovereenkomst. Er moeten dan ook geen sociale bijdragen worden betaald. In de beschutte werkplaatsen hebben de werkgevers wel verplichtingen tegenover hun werknemers. Ze werken met mensen die als werknemer in dienst zijn genomen en die door middel van een arbeidscontract zijn aangeworven. Zij kunnen tegen die mensen niet zomaar zeggen dat er op dit ogenblik geen werk is en dat ze morgen of volgende week maar terug moeten komen. In die situatie hebben zij continue verplichtingen. Als er in bejaardentehuizen, gevangenissen en centra voor arbeidszorg toevallig geen werk is, heeft dat bijna geen gevolgen.
Het verschil in uurloon zegt al genoeg. Er wordt vaak minder dan 1 euro per uur verdiend, en er zijn geen echte verplichtingen ten opzichte van de betrokkenen. Als men daarentegen een uurloon van 7 euro per uur krijgt in het kader van een arbeidsovereenkomst, heeft men wel enigszins verplichtingen. Daarom moet de overheid goed afwegen of die zogenaamde bezigheidstherapie belangrijker is of dat het belangrijker is om werk te geven aan personen met een handicap. Ik vind persoonlijk dat het laatste meer prioritair is.
Ik begrijp volledig dat sociale arbeidsplaatsen waar bijvoorbeeld mensen met een psychiatrische achtergrond of ex-verslaafden terechtkomen, een zeer belangrijke rol vervullen. We moeten goed bekijken welke rol wij willen geven aan de verschillende initiatieven.
Het is hier nog niet aangehaald, maar het probleem rijst ook ten opzichte van Wallonië. Terwijl Wallonië veel subsidies geeft om te investeren, is dat niet het geval in Vlaanderen. De machines in een beschutte werkplaats in Vlaanderen werden recent overgeheveld naar een nieuwe fabriek die zich juist over de taalgrens bevond, omdat het voor de opdrachtgever financieel interessanter was om die machines daar ter beschikking te stellen dan hier in Vlaanderen. Dan vraag ik me af waar we mee bezig zijn.
Mevrouw de minister, bent u het eens met mijn visie dat het uurloon op zijn minst gelijkgeschakeld dient te worden? Als die gelijkschakeling niet mogelijk is, kunnen we dan niet gevangenissen en bejaardenhuizen uitsluiten? Deelt de minister mijn mening dat er in ieder geval striktere regelgeving moet komen om oneerlijke concurrentie en soms misschien ook uitbuiting te voorkomen?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik zou mij graag aansluiten bij de vraag van mevrouw Van der Borght, want we hebben recent een aantal alarmerende berichten gehoord inzake de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen. Dit komt voornamelijk door de problematiek dat meer en meer opdrachten worden overgenomen door China en de Oostbloklanden, waardoor de tewerkstelling in de beschutte werkplaatsen verloren dreigt te gaan of dreigt te verminderen. De mensen die nergens anders terecht kunnen om te werken, dreigen daardoor in een zwart gat te vallen. Ik denk dat het belangrijk is dat hier iets gebeurt.
Ik kan me niet aansluiten bij de opmerking van mevrouw Stevens in verband met wat zij noemt 'oneerlijke concurrentie vanuit de gevangenissen'. Ik zou een pleidooi willen houden om ook daar die tewerkstelling of die vorm van bezigheidstherapie - ik denk dat het veel zinvoller moet worden omschreven - te behouden. Als wij willen dat onze gevangenen zich opnieuw kunnen integreren in de maatschappij, moeten wij ze niet zinloos de hele dag in hun cel laten zitten, want dan komt daar niets van terecht, integendeel.
De voorzitter: Ik hoor u dat graag zeggen.
Mevrouw Marijke Dillen: U kent mijn standpunt daarin al 10 jaar, of zelfs langer. Hoe dan ook, ik pleit voor een behoud van die tewerkstelling in de gevangenissen.
Wat de rusthuizen betreft, daar is het een totaal andere discussie. Daar is het inderdaad een vorm van bezigheidstherapie. Daar moeten we kijken of er geen andere mogelijkheden zijn om de bejaarden in de rusthuizen op een zinvolle manier bezig te houden.
Ik zou u willen vragen, mevrouw de minister, om eens met alle partijen rond de tafel te gaan zitten om te zien hoe we de taken kunnen opsplitsen. Ik weet dat de gevangenissen een federale materie zijn en dat u daar zelf geen enkele bevoegdheid over heeft. Misschien is het toch eens nuttig om op een of ander groot overleg, nadat de spanningen met de minister van Justitie na de afwerking van het dossier jeugdsanctierecht verdwenen zijn, eens rustig rond de tafel te gaan zitten en dit dossier aan te kaarten. U kunt dan zien hoe wij uit deze situatie geraken, waar vooral de mensen in de beschutte werkplaatsen het slachtoffer van zijn.
De voorzitter: Mevrouw Roex heeft het woord.
Mevrouw Elke Roex: Ik denk dat we niet mogen vergeten dat er in het kader van het BBB een overheveling zou zijn van de beschutte werkplaatsen vanuit het domein Welzijn naar het domein Tewerkstelling. We moeten deze problematiek bekijken in een globaal kader. Er zijn verschillende soorten projecten met verschillende vormen van subsidiëring. In mijn verleden was ik bezig met sociale economie, en zagen wij de subsidiëring als een vorm van compensatie voor een mindere productiviteit van de personen die tewerkgesteld waren. Op die manier zou er eigenlijk geen prijsconcurrentie moeten kunnen zijn, maar we moeten dit natuurlijk bekijken in het geheel van alle tewerkstellingsprojecten, zowel binnen de beschutte werkplaatsen als bij de arbeidszorgprojecten, de sociale werkplaatsen en ga zo maar door. Mijn vraag is: zit dat niet in het globale pakket? Is het geen discussie die vooral bij de overheveling van belang zal zijn?
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mevrouw de minister, het klopt dat mevrouw De Ridder in de commissie Economie hierover ook een vraag heeft ingediend. Het is nog niet overgeheveld, we zitten in een moeilijk jaar. We hebben met de commissie Economie enkele werkbezoeken afgelegd, onder andere ook aan een beschutte werkplaats in de regio Gent. Op dat ogenblik werd al aangekaart dat er iets meer concurrentie is dan vroeger. Ik had niet de indruk dat men vanuit de structuren van de beschutte werkplaatsen al in paniek was, hetgeen werd gesuggereerd in de krantenartikelen van enkele weken geleden.
Ik zou zoals mevrouw Roex inderdaad vragen dat, als die overheveling er komt, we het dan globaal bekijken, en dat we zorgen dat de personen die via de beschutte en sociale tewerkstelling een zinvolle tijdsbesteding hebben, zich als persoon gewaardeerd kunnen voelen. Ik denk dat er weinig andere instanties of plaatsen zijn waar de betrokkenen hun recht op werk zo daadwerkelijk willen invullen. Het zou dus goed zijn dat het op een deftige manier kan worden overgeheveld. U kunt dat mogelijk maken. Het Vlaams Fonds kan wel nog voorzien in steun, maar omtrent het werken is in de vorige regeerperiode een keuze gemaakt.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mevrouw de voorzitter, collega's, ik zal niet al te diep ingaan op dit debat, want we kunnen er zeker twee dagen over praten. Het heeft immers te maken met de globale context, de internationalisering en globalisering, de delokalisatie, de productiviteit en de keuzes die we maken in onze economie.
We hebben de keuze gemaakt voor een onderzoek naar arbeidszorg. Arbeidszorg betreft het uitvoeren van niet beloonde arbeidsmatige activiteiten in een zorgsetting. Ik heb zopas het heuglijke nieuws ontvangen dat vandaag in de raad van bestuur van het Vlaams Fonds beslist is tot een studieopdracht hieromtrent. We mogen niet improviseren met hier en daar wat extra. Overleg is natuurlijk noodzakelijk, maar we moeten het eerst globaal bekijken. Vandaag is daartoe dus beslist.
Het doel van het onderzoek is vooral een scherper beeld te krijgen van de aard van de activiteiten en de werkingsaspecten van de voorzieningen. De onderzoeksgegevens zullen aangewend worden met het oog op het uitwerken van een beleid op het gebied van sociale economie en arbeidszorg. Er is een geïntegreerde visie nodig, ook bij de overheveling naar Werk en Sociale Economie.
Ook binnen de sociale economie dringen zich heel veel veranderingen op. Minister Van Brempt zal op dat vlak haar verantwoordelijkheid opnemen, maar er is ook een relatie met begeleid werk, dat onder mijn bevoegdheden valt. Het beleid ten aanzien van de beschutte werkplaatsen is één element, maar er is een gedeelte dat ook na de invoering van het Beter Bestuurlijk Beleid onder mijn verantwoordelijkheid zal blijven vallen. Daarom de opdracht voor een studie naar een bredere aanpak van arbeidszorg. Dat zal ook interessant zijn voor de ontwikkeling van de sociale economie en de concepten die daarin uitgewerkt worden.
Het HIVA-onderzoek betreffende de economische en de sociale rol van de beschutte werkplaatsen is aan de gang en wordt binnenkort afgerond. Ook de resultaten van de rondetafelconferentie Arbeidszorg, waarin de VLAB vertegenwoordigd is, zijn een belangrijke inbreng. Er is dus een diverse input om te komen tot beleidsinitiatieven.
In afwachting van een geïntegreerd beleid terzake is het evident dat samenwerking tussen de verschillende initiatieven op het vlak van de vervangende arbeidsmarkt aangewezen is. Dat is echter niet evident, want het impliceert dat er aandacht wordt besteed aan de finaliteit. Dat zal zeker voorwerp van debat zijn.
Er werd gevraagd of we op zoek gaan naar nieuwe opdrachtgevers. Het Vlaams Fonds kan zich niet in de plaats stellen van de commerciële functie van de werkplaatsen zelf. Het kan op grond van zijn deskundigheid echter wel aanbevelingen doen. Ook in het VIA is er heel veel ruimte gemaakt voor de beschutte werkplaatsen, maar vooral ook voor managementondersteuning en dergelijke. Ze moeten immers ook werken in een evoluerende context.
De managementondersteunende en adviesverlenende functie wordt bovendien waargenomen door de vzw Pilar, die als gevolg van een basisovereenkomst wordt gesubsidieerd door het Vlaams Fonds. Het Vlaams Fonds zal een bijdrage leveren bij de voorbereiding van het nieuwe beleid inzake prospectie op nieuwe markten, maar zal niet de commerciële functie overnemen.
Er zijn dus inderdaad maatregelen nodig. Het moment daarvoor is de overheveling bij de invoering van het Beter Bestuurlijk Beleid, wanneer er voldoende beleidsaanbevelingen kunnen worden gedaan. We zullen tot een geïntegreerde visie op arbeidszorg moeten komen. Vandaag heeft het Vlaams Fonds een opdracht goedgekeurd. Binnenkort krijgen we de resultaten van het HIVA. We zullen dan uitspraken kunnen doen over deze complexe materie op een iets gestroomlijnder manier en beter gedocumenteerd.
De voorzitter: Mevrouw Van der Borght heeft het woord.
Mevrouw Vera Van der Borght: Mevrouw de minister, ik dank u voor uw antwoord. Samen met u ben ik verheugd dat het Vlaams Fonds die beslissing heeft genomen. We hoeven inderdaad niet te improviseren, en dat was ook niet de bedoeling van mijn vraag. Ik blijf echter wel bekommerd om de beschutte werkplaatsen.
Immers, in tegenstelling tot wat mevrouw Merckx zei, heerst er wel degelijk paniek bij enkele beschutte werkplaatsen. In de werkplaats in Aalst moeten ze de laatste jaren een steeds heviger strijd voeren om nog opdrachten te kunnen binnenrijven. De China-gekte is vrij recent, maar reeds daarvoor begonnen de problemen al. Ik vraag daar aandacht voor.
Mevrouw Dillen, het is niet mijn bedoeling het werk van de gedetineerden af te nemen. Voor hen is dat inderdaad een zinvolle activiteit, maar in het overleg met de federale minister kan toch geprobeerd worden de concurrentie die nu bestaat, weg te nemen. De mensen die in de beschutte werkplaatsen werken, kunnen nergens anders tewerkgesteld worden, terwijl de gedetineerden zitten waar ze zitten om andere redenen en door andere omstandigheden. Het is een verschillend publiek met verschillende doelstellingen. Toch beconcurreren ze elkaar. Ik begrijp dat er ook voor de gedetineerden iets gedaan moet worden, maar de concurrentie kan toch verminderd worden.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw Van der Borght, u hebt gelijk dat het een heel ingewikkeld dossier is. We kunnen het niet wit-zwart beoordelen. In de gevangenissen moet het behouden blijven, maar ook de beschutte werkplaatsen moeten gesteund worden. U hebt gelijk dat het probleem van de concurrentie ook bij de federale minister moet worden aangekaart.
Ik heb alleen willen zeggen dat we niet zo radicaal mogen zijn het alleen nog voor de beschutte werkplaatsen mogelijk te maken en niet meer voor de gevangenissen. U kent ons standpunt over criminaliteit. De gedetineerden zitten daar inderdaad met een totaal andere finaliteit dan de mensen die in de beschutte werkplaatsen werken. Laat daar geen twijfel over bestaan. Als we echter willen dat gedetineerden gerehabiliteerd geraken, dan moeten we ook voor hen iets doen. We mogen ze niet zomaar na enkele jaren op de straat zetten, zonder begeleiding. Ze moeten op een zinvolle manier hun tijd leren gebruiken, anders ontstaat er een vicieuze cirkel en belanden ze opnieuw in de criminaliteit, met alle gevolgen van dien.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Collega's, ik heb het misschien wat wit-zwart gesteld, maar het is echt nodig specifiek aandacht te besteden aan het probleem van de concurrentie. Dat is vandaag al herhaaldelijk gezegd. Er bestaat een oneerlijke verhouding tussen de betrokken organisaties, zoals beschutte werkplaatsen, gevangenissen, centra voor arbeidszorg, enzovoort. We moeten het dus over die concurrentie hebben, en ook over het uurloon.
Ik ben het ermee eens dat de gevangenissen een belangrijke rol te spelen hebben bij de reïntegratie van gedetineerden in de maatschappij op de lange termijn. Maar waarom moeten de mensen daar werken voor 75 cent per uur? Moet het zo goedkoop? Waarom krijgen ze niet wat meer, zodat er een fairdere verhouding ontstaat tussen de beschutte werkplaatsen en de gevangenissen?
Het zou goed zijn om hier later eens op terug te komen en het eventueel ook te bespreken in de commissie voor Werk en Sociale Economie. We kunnen niet wit-zwart stellen dat het hier wel kan en daar niet. We moeten goed nadenken over wat we willen, en ervoor zorgen dat mensen met een handicap niet het slachtoffer worden van de concurrentie met China en het Oostblok en andere initiatieven.
De voorzitter: Het incident is gesloten.