Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 28/06/2005
Vraag om uitleg van de heer Bart Caron tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de subsidies voor de bijzondere jeugdzorg
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van de heer Caron tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de subsidies voor de bijzondere jeugdzorg.
De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Mevrouw de voorzitter, mevrouw de minister, in een persmededeling van de Vlaamse Regering - in kort bestek - van 20 mei 2005 lees ik:?Op voorstel van Vlaams minister Inge Vervotte kent de Vlaamse Regering in het kader van de bijzondere jeugdbijstand, twee subsidies toe aan de vzw De Grote Robijn in Antwerpen voor volgende projecten:?crisis ontheming als time-out - La Strada´ en?kortdurende crisisopvang - De Matant´.
Het probleem van de nood aan crisisopvang is niet enkel aan de orde in Antwerpen. Mijn vraag is niet door een regionale dimensie gekleurd, maar wil gewoon de aandacht vestigen op de crisisopvang. Het probleem geldt voor heel Vlaanderen.
Op vergaderingen met actoren uit de bijzondere jeugdzorg, jeugdparket, jeugdrechter, comité bijzondere jeugdzorg en directies van voorzieningen komen steeds dezelfde verzuchtingen naar boven. Overal in Vlaanderen is er nood aan een dergelijke crisisopvang. Voorzieningen worden onder druk gezet om crisisopvang te organiseren. Jeugdrechters kunnen in het weekend nergens met jongeren terecht, want alle bestaande voorzieningen zijn permanent volzet, en een overtal is niet toegestaan. Het is een zeer moeilijke en arbeidsintensieve opvang, die niet mogelijk is zonder extra financiële, logistieke en methodische ondersteuning.
Mevrouw de minister, bent u van plan ook extra middelen in te zetten voor de crisisopvang in de rest van Vlaanderen? Zo ja, wanneer mogen die middelen worden verwacht? Zijn de middelen die u nu inzet, reeds afkomstig van het recente sociale akkoord? Hoe staat het met de beloofde verhoging van de werkingsmiddelen voor de bestaande voorzieningen in de bijzondere jeugdbijstand? Dat was een belofte van vorig jaar.
Mevrouw de minister, wat is uw visie over de organisatie van de crisisopvang in de toekomst? Denkt u aan het oprichten van nieuwe voorzieningen, of opteert u ervoor om via extra middelen de bestaande voorzieningen uit te breiden, om op die manier een aantal plaatsen - verspreid over Vlaanderen - vrij te houden?
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Mevrouw de voorzitter, het is terecht dat deze problematiek opnieuw wordt aangekaart, want er is inderdaad een groot probleem inzake crisisopvang.
Mijnheer Caron, u zegt dat Antwerpen al veel heeft gekregen. U hebt gelijk als u zegt dat er in heel Vlaanderen nood is aan de uitbouw van crisisopvang.
Mevrouw de voorzitter, ik durf het toch nog even over Antwerpen hebben. Mevrouw de minister, u zult zich herinneren dat we enkele maanden geleden hebben gesproken over de verschillende opvangprojecten van de stad Antwerpen. De stad financierde deze projecten met middelen uit het grootstedenfonds. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de projecten De Overstap en Adam.
Eind januari besliste de Antwerpse schepen voor Veiligheid dat de stad deze projecten niet meer zou financieren en dat de gelden van het grootstedenfonds voor andere projecten zullen worden gebruikt. Aan u werd toen vriendelijk gevraagd of u, aangezien het uw bevoegdheid is, de projecten zou willen overnemen en een beetje financieren.
Mevrouw de minister, wat is de stand van zaken? Als u op dit moment niet kunt antwoorden, want het gaat om specifieke dossiers, zal ik later de vraag nog eens stellen.
De voorzitter: Mevrouw De Wachter heeft het woord.
Mevrouw Else De Wachter: Mevrouw de voorzitter, het is niet de gewoonte om regionale dossiers te bespreken. Ik vind de dossiers van de stad Antwerpen vrij regionaal gekleurd, dus ik permitteer me om het nog even te hebben over de vergadering van de Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand van enkele weken geleden.
Toen hebben we de bestendige deputatie van de provincie Vlaams-Brabant ontvangen. De bestendig afgevaardigden hebben aangekaart dat er in de regio Halle-Vilvoorde een groot financieel probleem is, in vergelijking met de rest van Vlaanderen.
Mevrouw de minister, ik wil aangeven dat het zeer belangrijk is voor de bijzondere jeugdbijstand dat een spreiding wordt gerealiseerd, om ongelijkheid binnen de bijzondere jeugdbijstand in Vlaanderen tegen te gaan.
Voor Halle-Vilvoorde en Brussel is de capaciteit ontoereikend. Het blijkt dat de helft van de jongeren die geplaatst worden, buiten de provincie geplaatst worden, en omgekeerd. Ik moet niet verwoorden welke sociale problemen dit kan teweegbrengen.
Mevrouw de minister, hoe zult u dat in de toekomst tegengaan? Hoe gaan we een meer billijke spreiding krijgen, ook binnen de sector van de bijzondere jeugdbijstand?
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Ik denk dat de vraag in de lijn ligt van vragen van vorige week. Toen ging het specifiek over wat de minister zou doen met de invulling van het Vlaams regeerakkoord inzake de strijd tegen alle vormen van inter- en intrafamiliaal geweld. Een van de oplossingen is uiteraard in een goede crisisopvang voorzien. Dat is niet alleen noodzakelijk wanneer het gaat over partnergeweld en het plaatsen van vrouwen in vluchthuizen, maar dat geldt ook voor de opvang van jongeren.
Ik stel vast dat hier gevraagd wordt hoe het zit met de subsidiëring van de bijzondere jeugdzorg. Uiteraard moeten we een flexibel beleid hebben inzake bijzondere jeugdzorg. Al de zaken die werden aangekaart, zijn zaken die worden gesubsidieerd via gesubsidieerde projecten: de projecten van crisishulp aan huis, time-out, ontheming. Zou het niet goed zijn om dit ook eens structureel bij de erkende categorieën inzake de bijzondere jeugdzorg op te nemen?
Dankzij projecten is het mogelijk te zorgen voor zorgvernieuwing. Van 1999 tot 2004 denk ik dat er het een en ander geconsolideerd kan worden. Als het erop aankomt om al deze problematieken op te vangen, op welke wijze gaan we dat structureel, binnen de respectievelijke erkenningen van de bijzondere jeugdzorg opnemen? Uiteraard komt daar de nodige financiering bij kijken, maar het zal wat efficiënter kunnen gebeuren bij de vele inspanningen die iedereen nu al doet.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: De reguliere werking van de bijzondere jeugdbijstand wordt jaarlijks aangevuld met een erkenning van een tachtigtal projecten, voor een budget van 9 miljoen euro. Op heel wat plaatsen zijn er al subsidies, ook in Limburg, Turnhout, Gent en andere, om de regionale toets te doorstaan.
Binnen het projectaanbod richt het fonds bijzondere jeugdbijstand zich tot projecten specifiek en uitsluitend gericht op minderjarigen en gezinnen in crisissituaties. In de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant, Oost-Vlaanderen en Limburg worden met projectmiddelen de initiatieven crisishulp aan huis gefinancierd. Die projecten zorgen voor zeer intensieve, resultaatgerichte en kortdurende begeleidingen aan huis, zodanig dat een gezin ondersteund wordt om zelf oplossingen te zoeken en te vinden en door deze crisisperiode te geraken.
Dat is helemaal onze visie. We proberen naar de bijzondere jeugdzorg te gaan, naar het preventieve. Dat kan via het aanbod van opvoedingsondersteuning, maar dient ook uitgewerkt te worden. Als we gaan naar zo laagdrempelig en zo preventief mogelijk, moeten we een crisisinterventie hebben. Daar hebben we dan deze projecten, die zullen werken rond zeer intensieve, resultaatgerichte en kortdurende begeleiding, met als bedoeling dat het kind niet uit huis geplaatst dient te worden, of dat de crisis in het gezin zelf kan worden aangepakt. Het is onze bedoeling dat men met een crisis leert omgaan in de gezinssituatie, dat de draagkracht wordt vergroot binnen de gezinscontext. Onze ultieme visie is dat men, daar waar het kan, probeert te werken binnen de gezinscontext, om de beste resultaten te kunnen bekomen.
Een degelijke crisishulpverlening is een essentiële schakel in het jeugdhulpverleningsaanbod, vooral als we de visie volgen van er vroegtijdig bij zijn en zorgen dat de toevoer naar een langdurig hulpaanbod kan verminderen. We hebben gezegd dat we niet voortdurend capaciteit bij willen maken in verband met het langdurig hulpaanbod, maar dat we vooral aan de toevoer proberen te werken. De uitbouw van de crisisinterventie is dan natuurlijk essentieel. Het moet wel gebeuren binnen een uitbouw van de intersectorale netwerken crisishulpverlening. Deze moeten garanderen dat crisissituaties permanent kunnen worden gemeld en dat de gepaste crisishulp kan worden opgestart. Met de ervaringen die we hebben met de integrale jeugdhulpverlening in de pilootregio´s, zijn daar een aantal belangrijke pijlers uitgekomen in de uitbouw van de crisishulpverlening.
We mogen niet ontkennen dat we zeer veel verwachten van de integrale jeugdhulp en de afspraken die daar gemaakt dienen te worden in verband met de crisisnetwerken. Die netwerken worden dan gevormd door het bestaande aanbod rond de crisishulpverlening. Ons essentieel punt is, en daar kregen we duidelijk ondersteuning van het rapport van het Rekenhof, om dat aanbod meer op elkaar af te stemmen.
In elk geval zijn de nodige middelen vrijgemaakt opdat de netwerken in de regio´s Gent, Antwerpen en Limburg kunnen worden gecontinueerd, op voorwaarde dat ze zich kunnen houden aan geschetste beleidslijnen en maximale inzet van de bestaande sectoren naar de veralgemening van de hele regio toe. Onze visie zal ook vastgelegd worden via de uitvoeringsbesluiten over de netwerken crisishulpverlening. De timing van deze uitvoeringsbesluiten is midden 2005, na het reces.
Vorig jaar werden de subsidies voor de werking van de voorzieningen verhoogd met in totaal 2 miljoen euro. Ik heb in mijn beleidsnota geschreven dat ik ernaar streef om te komen tot een kostendekkende subsidie. Dat kan alleen maar gebeuren op basis van een analyse van geobjectiveerde gegevens uit de gegevens van de voorzieningen zelf. We hebben daaromtrent een werkgroep samengesteld, bestaande uit experten van administraties en vertegenwoordigers van het werkveld. Het is de bedoeling om daar tot een model van kostenanalyse te komen. We denken dat we daar tot resultaten kunnen komen tegen 2007, omdat we rekenen op de registratie, op de informatie, op de juiste cijfers, om tot de juiste analyses en conclusies te kunnen komen.
Met betrekking tot de Antwerpse projecten hebben we nog regelmatig overleg in verband met De Overstap en Adam om te kijken hoe ze kunnen worden ingeschakeld, en wat de wijzigingen zullen zijn rond de federale wetgeving. Bij traject 2 moeten we bekijken wie daar mee verantwoordelijkheid kan opnemen, want dat is ook belangrijk inzake onderwijs. We zijn ook in gesprek tussen de verschillende kabinetten om te kijken wie daar best welke taken kan opnemen. De andere projecten, U-Turn en Didian, zijn federale materie en zullen dus federaal worden bekeken.
De voorzitter: De heer Caron heeft het woord.
De heer Bart Caron: Ik dank de minister voor het duidelijke antwoord. Ik kijk uit naar de aangekondigde uitvoeringsbesluiten, zodanig dat er een structurele regeling kan komen voor crisisopvang en de netwerken die er zijn.
Minister Inge Vervotte: Ik ben u vergeten te antwoorden dat het niet vanuit de middelen van het sociaal akkoord is gegaan.
De voorzitter: Het incident is gesloten.