Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Vergadering van 21/06/2005
Interpellatie van mevrouw Mieke Vogels tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de hervorming van het jeugdrecht en de inbreng terzake van de Vlaamse Gemeenschap
Interpellatie van mevrouw Marijke Dillen tot mevrouw Inge Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over het overleg met de federale minister van Justitie inzake de hervorming van het jeugdsanctierecht
De voorzitter: Aan de orde zijn de samengevoegde interpellaties van mevrouw Vogels tot mevrouw Vervotte, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, over de hervorming van het jeugdrecht en de inbreng terzake van de Vlaamse Gemeenschap, en van mevrouw Dillen tot minister Vervotte, over het overleg met de federale minister van Justitie inzake de hervorming van het jeugdsanctierecht.
Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, geachte collega's, na een aantal hoorzittingen startte de Kamercommissie op 1 juni jongstleden de bespreking van het in Vlaanderen omstreden ontwerp van federaal minister Onkelinx om de wet op de bijzondere jeugdzorg van 1965 aan te passen. Op de website van de Kamer staat voor deze namiddag een bijkomst van de Kamercommissie aangekondigd. Er wordt zelfs in verlengde zittingen voorzien, want de Kamercommissie wil nog voor het zomerreces de behandeling van het ontwerp afronden. Het is daarom nuttig eens een stand van zaken op te maken.
In het verleden hebben we herhaaldelijk en via allerlei wegen laten weten dat wij het ontwerp- Onkelinx geen goed ontwerp vinden. Uit de verslagen van de Kamercommissie blijkt dat tijdens de hoorzittingen de Kinderrechtencommissaris heel goed heeft verwoord wat het Vlaams Parlement over deze zaak denkt. Via de Kinderrechtencommissaris weerklinkt onze stem in de Kamercommissie.
Het voorliggende ontwerp is allesbehalve conform de kinderrechten en het Kinderrechtenverdrag. Het bevat geen rechtswaarborgen voor jongeren, maar blijft uitgaan van de beschermingsidee. Het comité dat het Kinderrechtenverdrag op internationaal niveau opvolgt en beoordeelt, heeft al herhaaldelijk laten weten dat kinderen niet als volwassenen kunnen worden berecht. Er wordt voorgesteld om dat te verhelpen met de oprichting van een aparte correctionele kamer, maar dat initiatief zal mijns inziens de internationale toets niet doorstaan. Schaven aan de wet van 1965 om rechtswaarborgen te creëren, zal er enkel voor zorgen dat de tekst onleesbaar en onduidelijk wordt. We weten waartoe dat leidt. De staatshervorming van 1980 baarde een onduidelijke tekst, en dat leidde tot 10 jaar pijnlijke bevoegdheidsconflicten. Het zou echt misdadig zijn om dat nog eens over te doen.
De uithandengeving blijft natuurlijk het ergste. Ik begrijp echt niet de krantenberichten over de amendementen die mevrouw Hilde Claes zou indienen. Volgens haar kan de uithandengeving alleen maar als er in de omgeving van die jongeren echt geen opvang beschikbaar is. Het is mijn standpunt dat precies in dat geval de uithandengeving en de doorverwijzing naar een zuiver penitentiaire oplossing niet mag gebeuren, want zo zouden we ze helemaal afschrijven. Ik vraag me dus af of het wel kan dat men de uithandengeving kan bijsturen, en ik heb grote vragen bij de manier waarop dat tot nu toe is gebeurd.
Bovendien neemt het ontwerp een loopje met de goede rechtsgang. Het feit dat parketmagistraten een sanctiebevoegdheid krijgen, strookt helemaal niet met de basisprincipes van ons rechtssysteem waarbij het parket onderzoekt en vervolgt en de rechtbank oordeelt. Men maakt er een potje van. De parketmagistraat zou een herstelbemiddelingsprocedure kunnen opstarten, en dat staat haaks op onze opvattingen over rechtwaarborg. Last but not least heb ik, samen met dit parlement, de allergrootste vragen over de verplichte ouderstage. Het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg verwerpt elke criminalisering van ouders en de mogelijkheid om hen ouderstages op te leggen. Dat laatste hoort thuis in de vrijwillige hulpverlening.
Ondanks die pertinente kritieken die werden verwoord door de Kinderrechtencommissaris en opgenomen in een aantal adviezen, en tegen internationale verdragen, de Vlaamse minister van Welzijn en het Vlaams Parlement in, blijft minister Onkelinx koppig vasthouden aan haar voorstel. Het Vlaams Parlement heeft de Vlaamse minister van Welzijn altijd erg rechtlijnig gesteund. Dat was ook tijdens de vorige legislatuur zo. We moeten die eensgezindheid uitspelen. In de resolutie die hier op 5 maart is goedgekeurd, vraagt de meerderheid om met de federale regering te overleggen over het wetsontwerp betreffende de jeugdbescherming en de tenlasteneming van minderjarigen die een MOF hebben gepleegd, en over de gevolgen hiervan voor de Vlaamse overheid. De minister is nog een stapje verder gegaan: ze heeft gezegd dat ze niet wil opdraaien voor de bijkomende 16 miljoen euro die nodig zal zijn voor de uitvoering van de hervorming als de hervorming niet beantwoordt aan wat Vlaanderen wil.
Ik heb de indruk dat het vijf voor twaalf is. Minister Onkelinx stelt dat zij de gemeenschappen bij een en ander zal betrekken op het moment dat de Kamercommissie Justitie het ontwerp heeft goedgekeurd. U weet ook wat dat betekent, het is de gekende salamipolitiek. Twee van uw meerderheidspartijen, sp.a en de VLD, zullen op dat moment het ontwerp in de Kamercommissie mee hebben goedgekeurd. Vlaanderen zal op dat moment ten gronde niet veel meer kunnen wijzigen aan het ontwerp.
Mevrouw Claes heeft op een persconferentie aangekondigd dat ze amendementen zou indienen om het ontwerp bij te sturen. Ik ben op de site van de Kamer van Volksvertegenwoordigers op zoek gegaan naar die amendementen en ik heb mijn licht opgestoken bij commissieleden, maar tot vandaag zijn deze amendementen namens de meerderheid nog niet ingediend. Ik wilde graag weten van de leden van de meerderheid wat zij hebben ondernomen om het Vlaamse standpunt daar duidelijk te maken en hoe dit eventueel in amendementen is omgezet.
Als er nu niet op tafel wordt geklopt, komen we terecht in de salamipolitiek en wordt een slecht ontwerp goedgekeurd. Dan dreigt opnieuw voor 10 jaar immobilisme in een sector die absoluut dynamiek nodig heeft. De oorzaak is een fundamenteel verschil in visie tussen de federale overheid, die het kader vastlegt, en de Vlaamse overheid die de maatregelen moet uitvoeren.
Het is onmogelijk een wet uit te voeren waarin men niet gelooft of waar men niet kan achterstaan. Dat leidt tot een situatie waar niemand beter van wordt, en zeker de jongeren in de bijzondere jeugdzorg niet. Wij zijn voorstander van een vraaggestuurd beleid. Laten we dus de jongeren centraal stellen en nu onze tanden laten zien. Het gaat om onze ideologische overtuiging.
Ik zal een motie betreffende een belangenconflict indienen. Vervolgens kan hierover worden gestemd. De goedgekeurde motie kan op haar beurt het federale debat opschorten zodat wij de federale overheid vooralsnog kunnen dwingen met ons aan tafel te gaan zitten alvorens er wordt gestemd.
De voorzitter: Mevrouw Dillen heeft het woord.
Mevrouw Marijke Dillen: Ik sluit mij volledig aan bij wat mevrouw Vogels heeft gezegd. We weten dat Vlaanderen eensgezind fundamentele kritiek heeft op het ontwerp dat op dit ogenblik in de Kamercommissie Justitie wordt besproken. We hebben hierover in deze commissie al herhaaldelijk gedebatteerd. Steeds werden onze Vlaamse eisen en verzuchtingen beklemtoond.
Ik vrees inderdaad dat het nu vijf voor twaalf is. De federale minister en de Kamercommissie zijn niet bereid in te gaan op de duidelijke Vlaamse eisen en verzuchtingen, zoals ze in december door de Vlaamse Regering unaniem zijn geformuleerd en gesteund door het Vlaams Parlement.
Mevrouw de minister, enkele weken geleden hebt u op mijn vraag geantwoord dat u het jeugdsanctierecht wil agenderen op de eerstvolgende bijeenkomst van het Overlegcomité ergens in mei. Vandaag moeten we vaststellen dat minister Onkelinx op een vrij arrogante manier stelt dat zij hiermee helemaal geen rekening houdt. Zij wil eerst de besprekingen laten plaatsvinden in de Kamercommissie en pas met ons praten als het ontwerp daar is goedgekeurd.
Het systeem dat minister Onkelinx wil hanteren, houdt ernstige risico's in. De mogelijkheid bestaat immers dat weinig of geen rekening wordt gehouden met het Vlaamse standpunt. Van zodra het ontwerp is goedgekeurd in de commissie, zullen er nog weinig of geen aanpassingen volgen.
Ik heb mijn licht opgestoken bij de leden van de commissie. Er verschijnt niet veel over in de pers. Ik vrees dat ondanks de unanieme goedkeuring in het Vlaams Parlement, de Vlaamse partijen van de meerderheid in het federale parlement er een ander idee op nahouden van de wijze waarop zij de Vlaamse eisen en verzuchtingen moeten verdedigen in de Kamercommissie. De VLD en sp.a hebben u in de Vlaamse Regering wel gesteund. Een partij en haar vertegenwoordigers zouden maar één standpunt mogen verdedigen, onafhankelijk van het niveau waarin ze functioneren. Ik vind dat men telkens uit een mond moet spreken. Dat is duidelijk niet het geval in de Kamercommissie Justitie, mevrouw de minister, wel integendeel. Daar verdedigen de partijen die op federaal niveau de meerderheid vormen, niet eensgezind de mening die aan Vlaamse kant is gevormd. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de plannen van sp.a, die bij monde van mevrouw Claes de uithandengeving blijft verdedigen, hoewel dat een beetje anders gebeurde dan zoals in het oorspronkelijk ontwerp bepaald. Dit is slechts een voorbeeld, maar ik kan er nog verschillende andere opsommen.
Mevrouw de minister, ik denk dat we krachtdadiger moeten optreden. Mevrouw Vogels heeft al een motie van belangenconflict aangekondigd, en onze fractie doet hetzelfde. We vinden dat we kort op de bal moeten spelen, dat we doortastend moeten optreden en dat we niet mogen wachten tot de bespreking in de Kamercommissie Justitie afgelopen is, want dan verandert er niets of heel erg weinig.
Mevrouw de minister, ik wil u hierover een aantal vragen stellen. Het standpunt van minister Onkelinx om het overleg uit te stellen tot na de goedkeuring waarborgt geenszins dat rekening wordt gehouden met de Vlaamse eisen en verzuchtingen. Ze heeft dat standpunt duidelijk laten horen in de Kamercommissie Justitie op 8 juni, ondertussen Zal twee weken geleden. Hebt u daar ondertussen al op gereageerd? Hebt u initiatieven genomen om dit dossier toch bij hoogdringendheid te laten agenderen?
De Vlaamse meerderheidspartijen in de Kamer hebben inmiddels reeds verschillende amendementen ingediend op het wetsontwerp, waarvan ik de tekst echter nog niet heb kunnen lezen. Hebt u daar inzage in? Werden deze amendementen vooraf aan u voorgelegd? Per slot van rekening zijn deze partijen op Vlaams niveau uw bondgenoten. Wat is eventueel uw reactie op die amendementen?
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik denk dat het standpunt van CD&V u allen bekend is: we onderschrijven het regeerakkoord en we onderschrijven het standpunt van de Vlaamse Regering van 24 december, dat voor ons zowel het kader als de inhoud bepaalt van het overleg met het federale niveau.
We hebben ook kunnen vaststellen dat hiervoor een groot draagvlak bestaat in de sector zelf. In februari is er een samenkomst in Gent geweest. Verder is er het geactualiseerde advies van het Kinderrechtencommissariaat, dat niet alleen reageert op het standpunt van de Vlaamse Regering, maar ook al op de licht geamendeerde teksten of de voorstellen voor amendementen die in de commissie voor Justitie voorliggen. We weten dat dit overleg heeft plaatsgevonden.
Onze fractie vindt dat de minister, van zodra de teksten in de Kamercommissie Justitie behandeld zijn - en bij mijn weten is dat vandaag -, ervoor moet zorgen dat dit overleg zo snel mogelijk kan plaatsvinden. Het overleg moet niet alleen dienen om akte te nemen van de teksten die uiteindelijk werden goedgekeurd in de Kamercommissie, op dit overleg moet het ook gaan over de financiële repercussies die dit alles zal hebben. We vinden dat het Vlaamse niveau over de volle vrijheid beschikt om al dan niet over te gaan tot het afsluiten van samenwerkingsakkoorden. Ik herhaal nogmaals dat ons standpunt hetzelfde blijft als dat van de Vlaamse Regering van 24 december.
De voorzitter: Mevrouw Stevens heeft het woord.
Mevrouw Helga Stevens: Mijnheer de voorzitter, mevrouw de minister, collega's, ik wil hier niet herhalen wat de voorgaande sprekers reeds hebben gezegd. Wel wil ik graag aanhalen wat de Vlaamse Regering heeft gezegd in de regeringsverklaring van 18 mei, namelijk dat er zeker overleg moet zijn over het wetsontwerp inzake jeugdsanctierecht. Ik denk dat het belangrijk is dat de partijen in de Vlaamse Regering en ook de partijen op federaal niveau uit een mond spreken, want ik vind het verre van logisch dat op Vlaams niveau de ene beslissing wordt genomen terwijl op federaal niveau iets anders wordt gezegd. Ik vind dat heel eigenaardig en ik wil de partijen dus oproepen om opnieuw na te denken en om misschien op federaal niveau meer de eisen van Vlaanderen te ondersteunen, want dat is echt een belangrijk onderwerp. Daarom ondersteun ik de vragen van mevrouw Vogels. En zoals mevrouw Vogels daarnet al zei, mogen de jongeren niet het slachtoffer worden van deze hele historie.
De voorzitter: Minister Vervotte heeft het woord.
Minister Inge Vervotte: Mijnheer de voorzitter, collega's, ik wens niet meer in te gaan op de inhoud van deze zaak. We hebben hierover al voldoende duidelijkheid geboden. Dit is een fundamenteel maatschappelijk debat dat we zeker moeten voeren. De criminaliteit bij onze jongeren, niet alleen de problematische, maar ook de misdrijven, vormen samen een belangrijk thema dat moet worden aangepakt. We mogen niet vervallen in immobilisme in deze sector.
Het grootste drama in dit dossier is dat Vlaanderen zijn kans heeft gemist en niet eendrachtig was op het moment dat er formeel een standpunt moest worden ingenomen. We kunnen er hier wel eensgezind over zijn, maar het probleem is dat de vorige Vlaamse Regering, toen haar werd gevraagd een formeel standpunt over dit ontwerp in te nemen, daar niet in geslaagd is. (Opmerkingen van mevrouw Mieke Vogels)
Dat is wel degelijk waar. Het stond zelfs in het advies van de Raad van State dat het formele overleg afgerond werd en dat de toenmalige Vlaamse Regering er jammer genoeg niet in geslaagd was een standpunt te formuleren. Ik laat het aan u over om dat te weerleggen. Daarna hebben wij als nieuwe ploeg besloten dat we moeten roeien met de riemen die we hebben en dat we in dit dossier al het mogelijke moeten doen.
We hebben dat dan ook gedaan, en zijn er met deze regering wel in geslaagd tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Daar is al naar verwezen op 24 december 2004, toen de Vlaamse Regering besliste dit thema opnieuw te agenderen op het Overlegcomité. We hebben daar toen een toelichting gegeven over onze visie op het ontwerp en de knelpunten die we daarin zagen. Er werd beslist dat er kans was tot amendering en dat er opnieuw een round-up zou volgen na de stemming in de Kamercommissie. Daarna volgen er sowieso nog procedures, maar we zullen dan wel het bilan van de sterktes en de zwaktes opmaken. Ik kan me daar vandaag niet over uitspreken, aangezien de gesprekken in de Kamercommissie nog lopen.
Nadat de Vlaamse Regering een standpunt had ingenomen en het overleg in het Overlegcomité had plaatsgevonden, dook nog een nieuw element op. De minister-president heeft namelijk het initiatief genomen om het onderwerp opnieuw op de agenda van het Overlegcomité te zetten. De federale regering huldigt echter het heel eenduidige standpunt dat Vlaanderen zijn kans gemist heeft in het formele overleg, en wacht dus af. Ze ziet geen enkele reden om nog verder overleg te plegen.
Voor alle duidelijkheid hebben we op 31 mei aan minister Onkelinx geschreven om haar te herinneren aan haar engagement onmiddellijk na de stemming in de Kamercommissie met ons te overleggen. Op 7 juni heeft ze daarop geantwoord: '[…] besluit ik dat het aangewezen is om de voorbereidingen pas dan, maar dan wel onmiddellijk en intensief, op te starten na de desbetreffende stemming.' Daarmee heeft ze haar engagement bevestigd.
Ik ben van mening dat ik alle middelen ten volle heb uitgeput om de Vlaamse visie dat we toch tot een standpunt gekomen zijn, ingang te doen vinden bij de bespreking en de uitwerking van het ontwerp zoals het vandaag vorm krijgt. Het is niet aan mij om te beoordelen welke parlementaire initiatieven daaromtrent nodig zijn of welke stappen de Vlaamse volksvertegenwoordigers kunnen zetten om het unanieme Vlaamse standpunt naar voren te schuiven.
Er is geen overleg geweest over de amendering. Ik heb het standpunt van de Vlaamse Regering voldoende duidelijk kenbaar en zichtbaar gemaakt, in de hoop dat de Vlaamse partijen en hun parlementsleden zich rond dit Vlaamse standpunt zouden verenigen. Ik reken er immers op dat het standpunt dat hier in de debatten naar voren is gekomen, unaniem wordt gedragen en vertolkt wat er in Vlaanderen leeft, niet alleen in het parlement en de regering, maar ook op het terrein. Zoals mevrouw Merckx zei, is dat zeer vaak gebleken tijdens studiedagen en bij andere gelegenheden. Ik ga er dan ook van uit dat het Vlaamse standpunt door de Vlaamse leden van het federale parlement en de leden van het Vlaams Parlement wordt verdedigd.
Kortom, we hebben alle mogelijke middelen aangegrepen. We blijven het dossier nauwgezet volgen, en hebben een brief geschreven om in debat te kunnen gaan. Ik zal niet nalaten te reageren als we de resultaten kennen van de stemming in het federaal parlement. We zullen een globale beoordeling maken nadat alle amendementen behandeld zijn.
De voorzitter: Mevrouw Vogels heeft het woord.
Mevrouw Mieke Vogels: Mevrouw de minister, het valt me op dat de andere meerderheidspartijen hier oorverdovend zwijgen.
Ik vind dat heel erg. In het verleden waren sp·a en de VLD het altijd met ons eens over de grond van de zaak: het kan niet dat jongeren uit handen worden gegeven, en er moet een rechtswaarborgmodel komen en geen beschermingsmodel. Ik vrees dat deze regering een bocht aan het maken is, en het is dan erg klein om te schermen met het argument dat de vorige regering de kans heeft gemist om de zaak tegen te houden. Sinds 2000 heeft de vorige regering samen met het parlement consequent hetzelfde standpunt verdedigd, ook op het federale niveau. Alleen heeft de vorige Vlaamse Regering tijdens de laatste maanden van haar bewind verzuimd om tijdig een advies aan minister Onkelinx te bezorgen. Als minister Onkelinx daarvan een zaak maakt, dan zegt dat veel over haar aan - pak. Wij mogen dat echter niet als een argument gebruiken. Het was zonneklaar welk standpunt Vlaanderen innam. De redenering van minister Onkelinx is zuiver formalistisch. Ze zegt dat we ons standpunt nogmaals tegen een bepaalde datum op papier hadden moeten zetten, en dat we al onze kansen hebben verspeeld omdat dit niet is gebeurd. Zo ga je niet om met een partner waarmee je samen een beleidsdomein moet beheren.
Mevrouw Merckx, u zegt dat we na de stemming in de Kamercommissie zullen kunnen onderhandelen. Dat gelooft u zelf toch niet? Van zodra er is gestemd, is het kalf verdronken, want dan zijn twee meerderheidspartijen al door de knieën gegaan. Op dat ogenblik kunnen we alleen nog onderhandelen over punten en komma's. Grote debatten over samenwerkingsakkoorden kunnen dan wel leiden tot enkele achterhoedegevechten tussen het federale niveau en het Vlaamse niveau, maar ook tot niet meer dan dat. Het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering en de sector zelf geloven niet in de uitvoering van dit ontwerp. Het zou dan ook ongehoord zijn als we dit niet zouden tegenhouden. Ik herhaal dat ik een motie betreffende een belangenconflict aankondig. Ik wil weten wie voet bij stuk houdt. We hebben in deze zaak gewoon gelijk. We hebben al 20 jaar een visie op jeugdbescherming. Die visie past volledig in de 21ste eeuw, is conform de kinderrechten en past in een rechtswaarborgmodel.
We mogen nu niet plooien en bereid zijn om nogmaals 20 jaar te werken met een visie die niet de onze is. De Franstaligen kleven een negentiende-eeuwse visie aan. Afgezien van nog één ander Europees land, wordt hun model nergens nog toegepast. Zullen we dat model zomaar slikken om de rust in de federale regering te bewaren? Dat kan toch niet!
Minister Inge Vervotte: Inhoudelijk ben ik het helemaal met mevrouw Vogels eens. Ze heeft het echter verkeerd voor als ze zegt dat het feit dat Vlaanderen in mei 2004 er niet in is geslaagd een officieel standpunt in te nemen, een futiliteit is. Ik kan haar verzekeren dat dit feit precies de angel in het dossier is.
Het klopt dat Vlaanderen een uitgesproken visie heeft, maar het is bijzonder jammer dat de toenmalige regering er niet in is geslaagd de visie van het parlement over te maken aan de federale regering. Daarom proberen we vandaag met alle mogelijke middelen onze tanden te laten zien.
Mevrouw Mieke Vogels: U hebt fundamenteel ongelijk. Het is niet omdat dit advies niet op tijd is bezorgd, dat minister Onkelinx daar rekening mee zou hebben gehouden.
Minister Inge Vervotte: Waarom is dat advies toen dan niet ingediend?
Mevrouw Mieke Vogels: Dat is eigenlijk een detail. Ik heb heel veel interministeriële conferenties meegemaakt waar ook de ministers Onkelinx en Verwilghen aan deelnamen. Het standpunt van Vlaanderen was en is voor iedereen bijzonder duidelijk. De federale regering probeert ons nu met een formalistisch argument te pakken. Zo ga je echter niet om met partners waarmee je een beleid moet voeren!
Minister Inge Vervotte: Ik kan alleen vaststellen dat dit formalistisch argument er wel voor zorgt dat zelfs de Raad van State in een advies stelt dat Vlaanderen formeel geen enkel argument meer in handen heeft. Ik ben het helemaal met u eens dat het spijtig is dat we zo moeten samenwerken, maar het argument is er wel.
Mevrouw Mieke Vogels: Gebruik dan toch de macht die u hebt: keur de motie betreffende een belangenconflict goed en zorg ervoor dat het debat wordt heropend. Als we nu niet reageren, verzeilt Vlaanderen in minstens 10 jaar immobilisme.
Mevrouw Marijke Dillen: Formeel bekeken heeft de minister gelijk: Vlaanderen heeft een kans laten liggen. De Raad van State is ook die mening toegedaan.
Mevrouw Mieke Vogels: Die adviezen van de Raad van State worden dikwijls terzijde geschoven.
Mevrouw Marijke Dillen: Dat is juist, maar toch is het een argument. Wel betreur ik samen met mevrouw Vogels dat de Vlaamse meerderheidspartijen in de Kamer dat argument misbruiken omdat ze de Vlaamse eis niet willen doordrukken. Ik weet wel dat de minister over de grond van de zaak hetzelfde denkt als wij. De dubbelzinnigheid en hypocrisie van de Vlaamse meerderheidspartijen in de Kamer is onwaarschijnlijk schandalig, en ik betreur dat de vertegenwoordigers van die partijen hier zwijgen.
Mijn fractie verwijt de minister niets inzake de afhandeling van dit dossier. Ik denk dat ze dit dossier goed heeft proberen aan te pakken. De afhandeling ervan is echter wel het zoveelste bewijs van de onvoorstelbare Waalse arrogantie. Minister Onkelinx vindt dat de Vlamingen zich maar moeten neerleggen bij wat zij beslist. Zij weigert rekening te houden met de standpunten van de meerderheid in dit land. Ook met het werkveld zelf wil ze geen rekening houden. De jeugdrechtbanken hebben al meermaals duidelijk gemaakt dat ze helemaal niet gelukkig zijn met de voorliggende tekst.
Bijgevolg begrijp ik de goedgelovigheid van mevrouw Merckx niet. We mogen niet wachten tot de zaak hiernaast is afgewerkt. Als we dat doen, is het kalf verdronken. Mevrouw Merckx heeft meer dan genoeg ervaring met het werk in de Kamer om te weten dat van zodra er iets in een commissie is goedgekeurd, er misschien nog wel punten en komma's kunnen worden veranderd, maar meer niet. Een fundamentele koerswijziging is dan uitgesloten.
Ik roep daarom mevrouw Merckx op om niet naïef te zijn en samen met ons een motie betreffende een belangenconflict goed te keuren. Dat is mijns inziens nog de enige mogelijkheid om resultaten af te dwingen. Zo wordt de Kamercommissie gedwongen met ons rekening te houden. Vlaanderen moet eensgezind laten weten dat het niet op zijn kop laat zitten. Ook wij zullen dus een motie betreffende een belangenconflict indienen.
De voorzitter: Mevrouw Merckx heeft het woord.
Mevrouw Trees Merckx-Van Goey: Ik neem akte van de mededelingen dat Groen! en het Vlaams Belang een motie betreffende een belangenconflict willen indienen. We zullen daar in eer en geweten over stemmen. Zo'n motie moet eigenlijk leiden tot de organisatie van een interministeriële conferentie. Uit de verklaring van de minister blijkt echter dat het nu al vaststaat dat er zo'n interministeriële conferentie wordt georganiseerd.
De vertegenwoordigers van CD&V hebben in de Kamer de Vlaamse standpunten verwoord. In die interministeriële conferentie moeten niet enkel de inhoud, maar ook de financiële gevolgen ter sprake komen. In elk geval moet de tekst conform zijn met het Kinderrechtenverdrag. In dat licht is het cruciaal om te weten of in de tekst de uithandengeving blijft behouden. Als dat het geval is, is er een probleem.
Met redenen omklede moties
De voorzitter: Door mevrouw Dillen en door mevrouw Merckx werden tot besluit van deze interpellaties met redenen omklede moties aangekondigd. Ze moeten zijn ingediend uiterlijk om 17 uur op de tweede werkdag volgend op de sluiting van de vergadering. Het parlement zal zich daarover tijdens een volgende plenaire vergadering moeten uitspreken.
Het incident is gesloten.