Commissie voor Leefmilieu en Natuur, Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid en Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed Vergadering van 02/06/2005
Interpellatie van de heer Bart Martens tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de recente resultaten van de nitraatmetingen van de Vlaamse Milieumaatschappij en de resultaten uit het Natuurrapport 2004-2005
De voorzitter: Aan de orde is de interpellatie van de heer Martens tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de recente resultaten van de nitraatmetingen van de Vlaamse Milieumaatschappij en de resultaten uit het Natuurrapport 2004-2005.
De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, enkele weken geleden maakte de VMM de resultaten bekend van de watermetingen in het oppervlaktewatermeetnet. Daaruit blijkt dat de concentraties nitraat in het Vlaamse oppervlaktewater veel te hoog blijven en dat de noodzakelijke neerwaartse trend uitblijft. In de periode juli 2004-mei 2005 werd in het meetnet van de VMM de drinkwaternorm van 50 milligram nitraat per liter, die op basis van de nitraatrichtlijn nergens in het oppervlakte- en grondwater mag worden overschreden, in 41 percent van de meetpunten minstens een keer overschreden.
Ondanks de aanscherpingen in het beleid, ondanks de uitbreiding van het areaal kwetsbare gebieden met strengere bemestingsbeperkingen en ondanks de sensibilisering van de landbouwers, worden er op onze landbouwgronden blijkbaar nog steeds veel meer meststoffen uitgereden dan door de gewassen kunnen worden onttrokken. Blijkbaar is het mestoverschot vooral op papier teruggedrongen, maar zit het in de praktijk in ons oppervlakte- en grondwater. Dat heeft ernstige gevolgen voor onze drinkwatervoorziening en voor onze biodiversiteit.
Door het teveel aan nutriënten worden vele waterlopen een groene soep waar sterke algenbloei alle zuurstof opvreet en het leven voor vele vissoorten onmogelijk maakt. Aan de kust kunnen toxische algen problemen scheppen voor de gezondheid van de zwemmers en voor de visserij. Doordat ons land de milieudoelstellingen van de Europese nitraatrichtlijn niet haalt, zal het binnenkort worden veroordeeld door het Europees Hof van Justitie, dat zware dwangsommen kan opleggen.
De Europese nitraatrichtlijn, die dateert van 1991, verplicht het Vlaamse Gewest om kwetsbare gebieden aan te duiden waarin strengere bemestingsnormen en controles moeten gelden. De richtlijn geeft ook aanduidingscriteria voor de afbakening van deze kwetsbare gebieden. In 2002 heeft Vlaanderen 46,6 percent van het landbouwgebied als kwetsbaar aangeduid. Deze afbakening werd enkel gebaseerd op actuele overschrijdingen van de drinkwaternorm die exclusief aan de landbouw konden worden toegewezen. Met dreigende overschrijdingen, overschrijdingen van de drinkwaternorm in grondwater of het terugdringen van eutrofiëring werd ondanks de verplichtingen van de nitraatrichtlijn geen rekening gehouden. Nochtans werd intussen een grondwatermeetnet ge?nstalleerd op basis waarvan de verontreiniging van het grondwater met nitraat in kaart werd gebracht.
In het Natuurrapport of NARA dat het Instituut voor Natuurbehoud u op 18 mei 2005 heeft bezorgd, wordt de kwaliteit van ons oppervlaktewater ook getoetst aan de natuurgerichte normen die dus ook rekening houden met de effecten op het vlak van eutrofiëring. Daarbij wordt ook een natuurgerichte grenswaarde voor nitraat afgeleid die merkelijk strenger is dan de geldende nitraatnorm voor de basismilieukwaliteit. Het halen van zo´n biotische of natuurgerichte basiskwaliteit wordt ook in het Vlarem opgelegd voor alle oppervlaktewater.
In 2003 werd deze norm in slechts 26 percent van de meetpunten gehaald. Aan het criterium?goede ecologische waterkwaliteit´ dat volgens de Europese kaderrichtlijn water en het decreet integraal waterbeheer tegen 2015 in alle meetpunten moet worden gehaald, voldoet momenteel slechts 5 percent van de meetpunten.
Zonder een drastische aanscherping van de bemestingsbeperkingen zal Vlaanderen nooit aan de Europese doelstellingen uit de nitraatrichtlijn en de kaderrichtlijn water kunnen voldoen en nooit de doelstelling van de biodiversiteitsconventie kunnen waarmaken, die bepaalt dat tegen 2010 de achteruitgang inzake biodiversiteit moet zijn gestopt.
Voor het merendeel van de aangeduide kwetsbare gebieden werden in de Vlaamse mestwetgeving ook afwijkende, soepelere bemestingsnormen ingevoerd. Zo mag op grasland in kwetsbaar gebied jaarlijks 230 kilogram stikstof per hectare aan meststoffen worden uitgereden, waar dat volgens de nitraatrichtlijn maximaal slechts 170 kilo zou mogen zijn. De nitraatrichtlijn staat wel een derogatie toe op die norm van 170 kilo, voor zover op basis van objectieve, wetenschappelijke informatie zoals een hogere gewasopbrengst of een hoog niveau van denitrificatie, kan worden aangetoond dat de soepelere bemestingsnormen de milieukwaliteitsnormen niet in gedrang brengen.
De meetresultaten van de VMM tonen aan dat ook in de kwetsbare gebieden de waterkwaliteitsdoelstellingen wel degelijk massaal worden overschreden, ook in zones die als kwetsbaar gebied worden aangeduid. Zo wordt in West-Vlaanderen, dat grotendeels als kwetsbaar gebied werd afgebakend, de drinkwaternorm voor nitraat in 67 percent van de meetpunten overschreden. In het bekken van de Leie was dat zelfs voor 80 percent van de meetpunten. De vraag is dan ook of de soepelere, afwijkende bemestingsnormen in deze kwetsbare gebieden nog kunnen worden gehandhaafd.
Mijnheer de minister, welke conclusie trekt u uit het groot aantal overschrijdingen van de nitraatnorm in 2004-2005 en uit het uitblijven van de noodzakelijke neerwaartse trend?
Welke conclusie trekt u uit de vaststelling van het NARA dat slechts in 26 percent van de meetpunten een waterkwaliteit wordt bereikt die overeenkomt met een natuurgerichte grenswaarde voor nitraat, en slechts in 5 percent van de meetpunten een ecologisch goede kwaliteit wordt gehaald? Waarom hebt u tot nog toe geen initiatieven genomen om het areaal kwetsbare gebieden uit te breiden op basis van de resultaten van het grondwatermeetnet en de toets van de meetresultaten van het oppervlaktewater aan natuurgerichte normen?
Welke conclusie trekt u uit het feit dat het aantal meetpunten in de provincie West-Vlaanderen, waar een groot percentage landbouwareaal reeds in 2002 als kwetsbaar gebied werd aangeduid, nauwelijks een neerwaartse trend vertonen? Welke conclusies trekt u hieruit voor het toekennen van derogaties in deze kwetsbare gebieden in de toekomst? Heeft het Europees Nitraatcomité deze derogaties trouwens goedgekeurd? Zo neen, kunnen deze van de richtlijn afwijkende
bemestingsnormen dan al wel worden toegepast?
Mijnheer de minister, overweegt u derogaties in kwetsbare gebieden afhankelijk te maken van de resultaten van de metingen in het MAP-meetnet? Acht u het mogelijk dat op deze manier een sterker stimulerend effect van de resultaten van de meetcampagne kan uitgaan?
Overweegt u een afbakening van heel het grondgebied als kwetsbaar gebied, zoals door ons land ook werd beloofd tijdens de vierde Noordzeeministerconferentie van Esbjerg? Denkt u dat de doelstellingen uit de Europese kaderrichtlijn water en het decreet integraal waterbeheer kunnen worden gehaald zonder een integrale afbakening van het complete Vlaamse grondgebied als kwetsbaar gebied? Denkt u dat Vlaanderen, zonder een dergelijke afbakening van het volledige grondgebied als kwetsbaar gebied, op het vlak van biodiversiteit de vergelijking zal kunnen doorstaan met andere Europese economische topregio´s zoals Nederland, Duitsland en Denemarken, die deze integrale afbakening wel hebben doorgevoerd?
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua: Mijnheer de minister, het mestdossier is geen gemakkelijk dossier. Het zal moeilijk blijven om enerzijds te voldoen aan de Europese richtlijnen en anderzijds rekening te houden met de realiteit op het terrein. Die moeilijke oefening moet echter dringend gemaakt worden. U weet immers dat een vonnis nakend is. We hopen dat dit gunstig zal zijn, maar alles wijst op het tegenovergestelde.
Ik was bijzonder verbaasd om vast te stellen dat de kwaliteit van het water zo sterk is achteruitgegaan. Er zijn heel wat inspanningen gebeurd en maatregelen getroffen waardoor we op een bepaald moment een spectaculaire vooruitgang hebben geboekt. Voor de landbouwers was dat een hart onder de riem in het kader van de responsabilisering. Op zeer korte termijn was het effect op de waterkwaliteit zeer goed merkbaar. De vraag is nu hoe het komt dat de resultaten opnieuw zo slecht zijn. Mijnheer de minister, ik hoop dat u daar in uw antwoord een verklaring voor hebt.
Ik wil hier een optie naar voren schuiven die eventueel deze achteruitgang kan verklaren. In het begin van deze legislatuur hebt u de uitrijregeling versoepeld. Elke landbouwer weet dat dit zeer nefaste gevolgen kan hebben. Als er wordt bemest nadat de gewassen van het veld zijn gehaald terwijl dat veld gedurende een aantal maanden niet meer zal worden beteeld, dan is er geen sprake van bemesting maar van dumping. Een goede landbouwer bemest net voor er een gewas wordt geteeld zodat maximaal gebruik kan worden gemaakt van de ingebrachte voedingsstoffen. Misschien moet dus het effect worden nagegaan van de versoepeling van de uitrijregeling op de resultaten inzake de waterkwaliteit, te meer omdat ik tussen de regels heb begrepen dat u ook in de toekomst vrij soepel wilt blijven omgaan met de uitrijregeling.
Wat de afbakening van de kwetsbare gebieden betreft, heeft de vorige Vlaamse Regering een inspanning gedaan om een grote en moeilijke stap vooruit te zetten. De helft van Vlaanderen is sindsdien kwetsbaar gebied. De heer Martens heeft er toen al voor gewaarschuwd, zij het niet in dit parlement, dat die vlieger misschien niet zou opgaan. Het was misschien eenvoudiger geweest, ook voor Europa, om van heel Vlaanderen kwetsbaar gebied te maken. Wij hebben dat toen om allerlei redenen niet gedurfd. We hebben dus de halve stap gezet. Spijtig genoeg was het bodemwater, voor Europa nochtans een zeer belangrijk element, niet opgenomen in die regeling.
Dat betekent dat we voor één van de criteria van de Europese richtlijn absoluut niet in orde zijn. Dat ziet er dus niet goed uit. Ik denk dat we in een fase gekomen zijn - gelet op de evolutie van het dossier en de stappen die we al hebben gezet - dat we het advies van de heer Martens moeten volgen, want we kunnen bijna niet anders.
Op die manier zal de Europese veroordeling een beetje verzacht worden. De veroordeling zal gaan over het verleden, maar dan kunnen we toch tonen dat we inspanningen doen. Voor de duidelijkheid op het terrein is het misschien best dat iedereen in Vlaanderen over dezelfde kam wordt geschoren, en dat we gevolg geven aan de vraag van de Europese Commissie om heel Vlaanderen als kwetsbaar gebied aan te duiden.
Mijnheer Martens, over derogatie heb ik een licht andere mening. Als we van heel Vlaanderen kwetsbaar gebied maken en geen derogatie toekennen, zullen we met ongelooflijke problemen worden geconfronteerd op het vlak van de uitvoerbaarheid. Ik zou stapsgewijs initiatieven nemen. In andere landen is er ook een verdedigbare derogatie, en wordt de norm wel gehaald. We moeten er natuurlijk voor zorgen dat de norm niet zorgt voor verdere eutrofiëring en nitraatvervuiling.
Mijnheer de minister, er zijn natuurlijk nog andere aspecten van het mestbeleid, maar die zullen we binnenkort in de commissie bespreken.
De voorzitter: De heer Matthijs heeft het woord.
De heer Erik Matthijs: Mijnheer de voorzitter, het is inderdaad een heel complex en moeilijk dossier. Ik had ook liever een grotere procentuele daling gezien. Mijnheer de minister, ik denk dat de bevoegde administratie de redenen hiervan moet opzoeken.
We moeten ook stellen dat 60 percent wel in orde is. Het zou inderdaad moeten gaan over veel minder dan 40 percent, maar één overschrijding is voldoende om te worden aangemerkt als overschrijding.
Mevrouw Dua, u verwijst naar een uitzondering op de uitrijregeling voor een periode van 8 of 9 dagen. U kunt hierover gelijk hebben, maar dat gebeurde in zeer beperkte gebieden. Ik denk niet dat er gebieden in West-Vlaanderen bij waren. Ik herinner me de kaarten, en ik denk niet dat die regio´s er deel van uitmaakten.
Het seizoen 2003-2004 was nat, en dat was nu minder het geval, maar we moeten naar de oorzaken zoeken. Mevrouw Dua, de verklaring die u geeft, gaat niet helemaal op.
De heer Patrick Lachaert: Ik denk dat er tijdens de vorige legislatuur ook één keer een uitzondering werd gemaakt.
De heer Erik Matthijs: Het gaat ook om een noodtoestand.
Mevrouw Vera Dua: Ik verneem van mensen op het terrein dat het nu niet echt nodig was om de uitzondering toe te staan.
Mijnheer de voorzitter, wat u zegt, klopt.
De heer Bart Martens: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat het nu ging over een uitzondering in kwetsbare gebieden, waar wettelijk geregeld is dat het uitrijverbod op 1 september ingaat. Mijnheer de minister, u hebt nu een aantal dagen respijt gegeven.
Het decreet voorziet alleen in een uitzondering voor de niet-kwetsbare gebieden, meer bepaald bij uitzonderlijke weersomstandigheden. Mijnheer de minister, in feite hebt u illegaal, zonder wettelijke basis, een uitzondering toegestaan.
Minister Kris Peeters: Ik had voorbeelden.
De heer Bart Martens: Ik denk dat de voorbeelden uit het verleden gingen over de niet-kwetsbare gebieden. Ik denk dat toen het decreet werd gevolgd.
Mevrouw Vera Dua: Wetenschappers zeiden dat het belangrijkste element voor de grote verbetering, van 60 percent vervuiling naar 30 percent vervuiling, de verscherping van de uitrijregeling was. Ook de landbouwers weten dat. Elke boer weet dat bemesten na de oogst niet goed is.
De voorzitter: Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Mevrouw Tinne Rombouts: Mijnheer de voorzitter, ik wil nog zeggen dat de versoepeling van de uitrijregeling in 2002 niet alleen ging over de nietkwetsbare gebieden. De mensen die nu vragen dat de minister strenger optreedt dan zijn voorgangers, verwijten hem dat hij iets doet wat vergelijkbaar is met wat in het verleden gebeurde.
Mijnheer Martens, u bent inderdaad bekommerd om de kwaliteit van het water. Ik denk dat iedereen daarover bekommerd is. Het aandeel van de landbouw in deze problematiek wordt hier naar voren gebracht, wat aantoont dat het inderdaad belangrijk is om aan het MAP te werken.
Mijnheer de minister, enkele weken geleden hebt u een nieuwe visietekst over MAP 3 voorgesteld. Daarin meen ik te lezen dat u werkt aan een positief stimulerend beleid. Als we resultaten willen boeken en iedereen mee willen laten werken aan de verbetering van de kwaliteit van het water, moet er effectief een positief stimulerend beleid zijn.
De voorzitter: De heer De Meyer heeft het woord.
De heer Jos De Meyer: Mijnheer de voorzitter, het zou wel eens kunnen dat weersomstandigheden een zeer grote invloed hebben op het resultaat van de metingen.
Mijnheer de minister, kunt u meedelen hoeveel beheersovereenkomsten voor perceelsranden er zijn en welk bedrag hiervoor tot nu toe werd ingeschreven. Het is bijzonder belangrijk - en landbouworganisaties zouden daarbij een bondgenoot moeten zijn - dat hier nog meer aandacht aan wordt besteed.
De voorzitter: De heer Callens heeft het woord.
De heer Karlos Callens: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, er is vandaag een discussie over de uitrijregeling. Als door omstandigheden, bijvoorbeeld water, de voorraden vol zijn, is het mogelijk dat uitzonderingen moeten worden toegestaan.
Mijnheer de minister, is het niet mogelijk om in die omstandigheden gebruik te maken van de leegstaande voorraadkuipen van de bedrijven die stopzettingsvergoedingen hebben gekregen? Misschien kan dat een vorm van nabuurschap zijn, zoals we dat ook kennen voor de mestregeling. Kunnen we er niet over nadenken of in bepaalde omstandigheden de landbouwers daar gebruik van kunnen maken? Als de mest kan worden uitgevoerd, enkele dagen voor het land wordt bezaaid of beplant, kan van deze voorraad gebruik worden gemaakt. Het is misschien een dom denkspoor, maar we moeten er wel even over nadenken.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, dames en heren, dit is een interessante discussie, maar het gaat inderdaad om een erg moeilijk dossier. Ik ben volop bezig met MAP 3 en alle voorstellen zijn welkom. Ik wil komen tot goede besluitvorming.
Er kan inderdaad vastgesteld worden dat in Vlaanderen tijdens de periode juli 2004-mei 2005 op 41 percent van de meetplaatsen van het uitgebreide MAP-meetnet de nitraatconcentratie minstens eenmaal op de maandelijkse metingen de drempel van 50 milligram nitraat per liter water overschreed. Er zijn uitspraken gedaan dat sinds het aantreden van de nieuwe Vlaamse Regering de nitraten naar omhoog zijn gegaan, maar in de periode juli 2003-juli 2004 haalden we nog 45 percent. Mevrouw Dua, u verwijst naar de periode juli 2002-juli 2003, toen we 32 percent haalden. Op het einde van de vorige legislatuur is er spijtig genoeg een sterke stijging geweest.
Mevrouw Vera Dua: Daar is een verklaring voor.
Minister Kris Peeters: Er zal hier ook wel een verklaring voor zijn. Het is niet zo dat er plots een stijging is. Er is zelfs een vermindering. Ik hoop om nog lager te gaan dan die 32 percent en de opwaartse trend tegen te gaan. We hebben nu al een daling van 45 naar 41 percent.
Er moet ook worden gekeken naar de verschillende bekkens, waar er onderling grote verschillen zijn. De Leie bijvoorbeeld, die in de periode 1999- 2000 op 90 percent zat, zit nog altijd op 80 percent. Dat was in juli 2003-juli 2004 ook zo. Er zijn gelukkig ook andere voorbeelden, die een sterke daling kennen, zoals de Brugse Polders, waar er een daling is met 8 procentpunten. Die 41 percent is een hoog cijfer, maar het moet worden genuanceerd.
Deze cijfers geven de conclusie mee dat er nog veel werk aan de winkel is. We zijn aan het overleggen met de Vlaamse Milieumaatschappij, de Mestbank, de landbouworganisaties en de milieubeweging om na te gaan hoe een en ander kan worden verklaard. Voor die 45 percent wordt naar de weersomstandigheden verwezen, die een niet onbelangrijke rol spelen. Ik heb gevraagd om meer tekst en uitleg te krijgen over de recente cijfers.
Vanaf september is er een uitrijverbod in kwetsbare zones. Nederland heeft vorig jaar voor een beperkte periode in een afwijking voorzien. In Vlaanderen is dat ook gebeurd voor een heel beperkte periode en onder een aantal voorwaarden.
Mevrouw Dua, u weet dat dit ook op een andere manier kan worden opgelost, maar daar maak ik me meer zorgen over. Het is niet eenvoudig om mest op de velden uit te rijden als de weersomstandigheden dat niet toelaten. We hebben toen geen illegaliteit beoefend, maar wel de rechtsfiguur van de overmacht. Dit duidt een aantal handelingen juridisch. Ik wil daar geen tweede keer mee geconfronteerd worden, en we zullen daarover in MAP 3 een regeling treffen.
Er zijn ook milieutechnische elementen over de periode wanneer er moet worden gestopt met het uitrijden van mest omdat het dan meer gaat over - zoals u het scherp stelt - dumpen.
U verwijst naar het Natuurrapport 2005 en vraagt welke conclusies ik daaruit trek. Het hoofdstuk Vermesting is vrij duidelijk. Er wordt verwezen naar biotische basismilieukwaliteit en er wordt gewerkt met ecologische richtwaarden. De vaststelling dat slechts 26 percent van de meetplaatsen oppervlaktewater voldoen aan de basismilieukwaliteit uit Vlarem voor nutriënten, werd reeds eerder gerapporteerd in het jaarrapport van de VMM voor 2003. De analyse in het NARA 2005 over de ecologische kwaliteit is richtinggevend. De conclusies van eerdere analyses door de VMM over de vereiste waterkwaliteit om eutrofiëring te vermijden, wijzen in dezelfde richting. Het probleem is ernstig en MAP 3 zal daar concrete antwoorden op moeten bieden. Ik kan echter nu nog geen conclusies trekken uit de rapporten. Dat zal op het juiste moment gebeuren en we zullen daar verder over discussiëren tijdens de bespreking van het nieuwe mestactieplan.
Ik heb aan de bevoegde administraties - Aminal, afdeling Water voor grondwater en de VMM voor de twee oppervlaktewatercriteria - reeds voorbereidende analyses gevraagd met betrekking tot de afbakening van kwetsbare zones, zowel wat betreft het oppervlakte- als het grondwater.
Een herziening van de afbakening van kwetsbare zones wordt door de nitraatrichtlijn tegen einde 2005 opgelegd.
Zowel uit de meetgegevens als uit de modellering van de VMM blijkt dat de nutriëntverliezen in West-Vlaanderen groot blijven, zowel in concentraties als in vrachten uitgedrukt. De waterkwaliteit die begin de jaren negentig en daarvoor in die provincie uitermate slecht was, is verbeterd, maar er blijft nog een lange weg te gaan voor de basismilieukwaliteit bereikt zal zijn, vooral inzake nutriënten.
Ik ben op dit moment bezig met een nieuw mestactieplan en ik herhaal dat voorstellen meer dan welkom zijn. In dat MAP staan de doelstellingen uit de Europese nitraatrichtlijn en de waterkwaliteit centraal, met respect voor de andere richtlijnen. We zien daar nauwlettend op toe. Tijdens de volgende weken zal ik daar concrete voorstellen over doen.
De vorige Vlaamse Regering heeft de beslissing genomen om derogatie toe te staan. In het kader van de komende gesprekken met de Europese Commissie zal dit een element van het dossier zijn. Mevrouw Dua, tijdens de vorige legislatuur heeft de minister-president zich geëngageerd in verband met dynamische kaarten voor kwetsbare gebieden. Ik vermoed dat u daarbij was.
Mevrouw Vera Dua: Bedoelt u ten aanzien van Europa?
Minister Kris Peeters: Neen, voor Vlaanderen.
Mevrouw Vera Dua: U moet dat voortzetten en dat is niet simpel.
Minister Kris Peeters: U zegt enerzijds dat er flexibele dynamische kaarten moeten komen, maar anderzijds is daar weinig mee aan te vangen als alles kwetsbaar gebied is. Dat even terzijde.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, u zegt dat de vorige Vlaamse Regering de derogaties heeft goedgekeurd. Heeft het Europees Nitraatcomité die ook goedgekeurd?
Minister Kris Peeters: Mijn antwoord is dat we dit zullen meenemen in de gesprekken met de Europese Commissie. Ik zal daar voorlopig niets meer over zeggen. Ik zal het wel nog eens nachecken.
Elk antwoord is een voorafname op datgene waarmee ik volop bezig ben, namelijk een nieuw mestactieplan. Ik zal me niet laten verleiden tot antwoorden die dan niet terug te vinden zijn in de voorstellen.
U had nog een vraag over de vierde Noordzeeconferentie in Denemarken en ik heb daar een hele zoektocht naar moeten doen. Mevrouw De Galan heeft toen namens België het woord gevoerd. De eerste vraag is natuurlijk of mevrouw De Galan over het?engagement´ overleg heeft gepleegd met de regio´s. Ik heb na lang speuren een document te pakken gekregen dat over de verklaring gaat. Op bladzijde 21, nummer 31 staat dat men er bij de bevoegde ministers op aandringt dat men ter bescherming van het Noordzeemilieu een verdere reductie van de nutriënteninbreng in de Noordzee wil realiseren.
De heer Bart Martens: Er is meer gezegd dan dat alleen.
Minister Kris Peeters: Als ik de hele tekst moet voorlezen, dan zijn we nog wel een tijdje zoet. Ik haal hier echter geen verplichting uit, maar misschien verschillen we op dat vlak van mening.
Dat maakt de problematiek van de eutrofiëring en de nutriënteninbreng in de Noordzee niet minder ernstig. Laat daar geen misverstand over bestaan. U spreekt in uw vraag over beloven, maar dat vind ik nergens terug. Het is een inspanningsverbintenis die is wat ze is. Ik wil graag met u de tekst eens uitpluizen om na te gaan of die verder gaat dan wat ik eronder versta.
Mevrouw Dua, het arrest gaat over de situatie in 1999 zonder dat er rekening wordt gehouden met de inspanningen die nadien zijn gebeurd. Mevrouw Rombouts, ik denk dat een positief stimulerend beleid heel belangrijk is. Mijneer De Meyer, ik kan onmogelijk nu een volledig antwoord geven in verband met de beheersovereenkomsten. Mijneer Callens, ik zal uw suggestie om in opslagcapaciteit te voorzien laten onderzoeken.
De voorzitter: De heer Martens heeft het woord.
De heer Bart Martens: Mijnheer de minister, ik dank u voor uw antwoord. U zult het me niet kwalijk nemen dat ik het nogal ontwijkend vind. U zegt bijna over alles dat het in het MAP 3 zal worden aangepakt en dat we moeten afwachten. Ik had graag een tipje van de sluier opgelicht gekregen, te meer omdat u zelf al de krachtlijnen van het MAP 3 naar buiten hebt gebracht. Ik moet zeggen dat die me op sommige punten niet geruststellen.
Over de kwetsbare gebieden zegt u nagenoeg niets, ook niet over de uitbreiding ervan. Laat staan dat er iets wordt gezegd over een aanscherping van de bemestingsnormen in kwetsbare gebieden. Er staat wel in dat de veestapel nog kan toenemen en dat veeteeltbedrijven opnieuw kunnen groeien. Voor ons mag dat, als dat niet leidt tot een nieuwe stijging van de veestapel. In de krachtlijnen laat u dat echter wel toe. Dat zal de problemen alleen maar erger maken in plaats van ze op te lossen.
Uw uitspraken over de uitrijregeling maken me ook ongerust. Het klopt uiteraard dat bijzondere weersomstandigheden het voor landbouwers onmogelijk kunnen maken om voor het intreden van de verbodsperiode de mestkelders leeg te maken. Teelttechnisch is daar ook geen enkele noodzaak toe. De gewassen die in de winterperiode nog geteeld worden, hebben voldoende aan de nitraatresidu´s in de bodem. Het voortgangsrapport van de Mestbank heeft uitgewezen dat daar nog heel wat residu´s in overblijven, veel meer dan de wettelijke normen toelaten.
Als de weersomstandigheden het niet toelaten dat er voor de verbodsperiode wordt uitgereden, dan kunnen we de suggestie van de heer Callens overwegen. We moeten zoeken naar extra opslagcapaciteit om de mest dan in de voorjaarperiode te kunnen uitrijden. Dan kunnen de meststoffen ook daadwerkelijk door de gewassen worden opgenomen.
Wat de derogaties betreft, blijf ik ook op mijn honger zitten. U kunt niet bevestigen of ontkennen dat Europa zijn fiat heeft gegeven. Dat is niet onbelangrijk. Ik ga ervan uit dat als we meer soepele normen toepassen we geen goedkeuring van Europa hebben gekregen. Bijgevolg zijn we juridisch niet in orde met de nitraatrichtlijn. We kunnen nog ernstig op de vingers worden getikt door de Europese Commissie en mogen een nieuwe ingebrekestellingsprocedure verwachten. Dat komt de rechtszekerheid binnen de sector zeker niet ten goede.
Het citaat dat u voorlas over de Vierde Noordzeeconferentie kende ik niet. Ik weet wel zeker dat er een engagement is aangegaan door de verschillende staten om het hele afwatergebied naar de Noordzee als kwetsbare zone aan te duiden. Ik zal dat nog eens opzoeken en ter beschikking stellen van uzelf en de commissieleden.
De voorzitter: Mevrouw Dua heeft het woord.
Mevrouw Vera Dua. Mijnheer de voorzitter, het antwoord van de minister blijft inderdaad nogal vaag. Ik vermoed dat we nog gelegenheid genoeg zullen krijgen om gedetailleerd op dit dossier in te gaan.
Mijnheer de minister, u zegt dat er een engagement was om op een soepele manier de kaarten te kunnen wijzigen. Dat is gebeurd op vraag van de landbouworganisaties. Ik vond dat niet zo´n goede zaak, ook niet voor de landbouwers. Boer x weet nooit op voorhand of hij volgend jaar al dan niet in kwetsbaar gebied zal liggen. Er wordt bovendien uitgegaan van het feit dat de wijziging van de kaart telkens een verkleining zal zijn van het kwetsbare gebied. Als een boer goede resultaten haalt, zou zijn zone uit het kwetsbare gebied worden gehaald. De gegevens wijzen echter op het omgekeerde, namelijk dat het resultaat slechter is geworden. Er zullen een paar zones uit het kwetsbare gebied verdwijnen, maar andere zullen erin vallen. Ik heb het altijd een moeilijke oefening gevonden, maar u bent verplicht om die elk jaar opnieuw te maken, tenzij ervoor wordt gekozen om een groot deel of het hele Vlaamse gebied kwetsbaar te maken. Op die manier weten boeren waar ze staan en moeten ze niet elk jaar met een bang hart afwachten wat er zal gebeuren met de resultaten van de metingen.
De voorzitter: De heer Wymeersch heeft het woord.
De heer Frans Wymeersch: Mijnheer de minister, ik wil twee bedenkingen maken. Binnen deze commissie en zelfs binnen uw meerderheid zullen nog zeer boeiende discussies volgen over dit thema.
Iedereen zegt dat dit een moeilijk dossier is. Ik sta waarschijnlijk alleen met de stelling dat dit helemaal niet zo hoeft te zijn, als maar wordt afgestapt van de filosofie die de voorbije vijftien jaar is gevolgd. Er was eerst MAP 1, waarop verder is geborduurd voor de opmaak van MAP 2 en MAP 2bis. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat u voor MAP 3 voortgaat in de filosofie van MAP 2.
U lonkt dikwijls naar deze kant wanneer u zegt dat u nog op voorstellen wacht. U verwacht blijkbaar wat ruggensteun voor uw visie. Ik heb al een tekst klaar en ik zal u daar volgende week mee verheugen. U moet de politieke moed opbrengen om de problemen aan te pakken daar waar ze zich stellen.
Ik wil niet op het debat vooruitlopen. Een van onze uitgangspunten is alvast dat mest niet a priori als een afvalstof moet worden beschouwd. Indien we mest als een economische grondstof beschouwen, krijgen we een heel ander verhaal.
We moeten de koe bij de hoorns durven pakken. Ik stel vast dat een bepaalde zijde steeds tegen het mestoverschot ageert. Diezelfde zijde kant zich evenwel steeds opnieuw tegen de aangeboden oplossingen. Ik wil deze mogelijke oplossingen hier niet allemaal opsommen. Het gaat vooral om mestverwerking en -lozing.
Daarnet is hier even over een uitrijregeling gesproken. Als we nu een zaak niet decretaal kunnen bepalen, zijn het wel de klimatologische omstandigheden. We moeten bijzonder voorzichtig zijn met het bepalen van begin- en einddata van uitrijregelingen.
Er wordt hier ook vaak naar een Europees arrest verwezen. Tijdens dergelijke discussies wordt de Europese paraplu telkens weer opengetrokken. Zeker wat dit onderwerp betreft, hebben wij steeds onze bedenkingen bij de rol van de EU geformuleerd. Ik ben ervan overtuigd dat heel wat mensen onze mening delen. Gisteren is ook een Europees arrest geveld. De mensen zijn de Europese mentaliteit inzake regelgeving stilaan beu. De basis begint bepaalde Europese normen en regels in vraag te stellen. Het politieke milieu heeft evenwel niet de moed om de Europese Commissie met de vinger te wijzen. In dit verband mag ik zeker naar het gezond boerenverstand verwijzen. De mensen op het terrein vinden het keurslijf, de betutteling en de extreme regelgeving van de Europese Commissie onrechtvaardig. Het gaat niet langer op om de haverklap de Europese paraplu te openen. De politici moeten begrijpen wat er aan de basis leeft. We moeten bepaalde aspecten van het Europees beleid in twijfel durven trekken.
De heer Patrick Lachaert: Mijnheer Wymeersch, dat is een heel andere discussie. U stelt de zaken veel te ongenuanceerd. De Europese overheid wordt met alle zonden van de Europese lidstaten en regio´s beladen. We moeten ons tevens vragen over de individuele politieke verantwoordelijkheid van deze landen en regio´s durven stellen.
Vroeger beschouwde Frankrijk Duitsland als de vijand. Nu vinden veel Europeanen blijkbaar de Europese Commissie de vijand. Zo blijven we onder elkaar bezig. De geschiedenis toont aan waartoe die houding leidt.
Het economisch project van de EU is voor ons van groot belang. Indien Vlaanderen alleen tegen China of tegen de VS ten strijde wil trekken, zal het snel ten onder gaan.
De heer Frans Wymeersch: We kunnen enkel vaststellen dat het Europees milieubeleid het economisch project vaak in de wielen rijdt.
De heer Patrick Lachaert: De vraag is hoe het Europees project door de lidstaten wordt vertaald. Dat is niet altijd even duidelijk.
Mevrouw Vera Dua: Blijkbaar vindt het Vlaams Belang dat de landbouwers geen Europese steun meer moeten krijgen. Het is natuurlijk gemakkelijk om tegen het Europese milieubeleid, maar voor de Europese landbouwsteun te zijn. De helft van de Europese begrotingsmiddelen gaat naar landbouwers. Dit lijkt me geen ongepaste nuancering.
De heer Patrick Lachaert: Mevrouw Dua, ik vind uw opmerking volledig terecht.
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, zodra ik hier een concreet voorstel kan voorleggen, zullen we nog tijd genoeg hebben om het debat voort te zetten. Bepaalde mensen vinden mijn antwoorden teleurstellend. Ik pleeg overleg over deze materie. Ik blijf praten met de mensen die een inbreng doen. Ik zal de beschikbare expertise verzamelen en deze commissie zo snel mogelijk voorstellen voorleggen. Het is mijn bedoeling deze problematiek tot een goed einde te brengen. Ondertussen zal ik alle vragen met eenzelfde duidelijkheid blijven beantwoorden. De ontgoocheling bij de vraagstellers zal allicht ook dezelfde blijven.
Mevrouw Dua, u stelt dat tijdens de vorige legislatuur afspraken werden gemaakt over de flexibele kaarten. De komende weken zullen we daarover concrete voorstellen formuleren.
De voorzitter: Het incident is gesloten.