Commissie voor Openbare Werken, Mobiliteit en Energie Vergadering van 31/05/2005
Vraag om uitleg van mevrouw Marleen Van den Eynde tot de heer Kris Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de verkeersproblemen in de zuidrand van Antwerpen
De voorzitter: Aan de orde is de vraag om uitleg van mevrouw Van den Eynde tot de heer Peeters, Vlaams minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, over de verkeersproblemen in de zuidrand van Antwerpen.
Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de zuidrand van Antwerpen is door zijn ligging tussen Antwerpen, Brussel en Mechelen een bijzonder gunstige regio voor economische ontwikkelingen. Vele bedrijven hebben zich dan ook in de zuidrand gevestigd, gelet op de doorstromingsproblematiek op de Antwerpse ring.
Door een slecht mobiliteits- en verkeersbeleid op de Vlaamse gewestwegen dreigt echter ook de zuidrand van Antwerpen te verstikken in het verkeer. De steeds toenemende verkeersdrukte in een aantal dorpskernen leidt tot frustraties. Heel wat automobilisten zoeken alternatieve wegen en dit tot groot ongenoegen van de bewoners van de dorpskernen en langs de vluchtwegen. Ze krijgen heel wat verkeer te slikken in straten die daarvoor niet geschikt zijn.
We kunnen niet ontkennen dat de herinrichting van verschillende gewestwegen en het verkeersbeleid van de stad Mortsel mee de oorzaak zijn van de doorstromingsproblemen in de zuidrand. Ik som een aantal problemen op. Er is de herinrichting van de N1 in Mortsel waarbij twee rijstroken werden versmald naar één rijvak. Er is de heraanleg van de Antwerpsestraat en de trambaan. Ook de uitvoering van die werken veroorzaakt heel wat ongemakken omdat de rijbaan van twee rijvakken overgaat in één rijvak. De N10 van Lier naar Antwerpen wordt eveneens in Mortsel versmald naar tweemaal één rijstrook. Alle verkeer moet dus door een flessenhals. Ten slotte zijn er de werkzaamheden aan de R1 of Antwerpse ring waardoor het verkeer zich een andere doorgang zoekt.
Mijnheer de minister, de toestand van deze gewestwegen draagt ertoe bij dat het verkeersbeleid voor de gemeentebesturen van de zuidrand een heikel thema is. Vele inwoners willen dat er wordt ingegrepen. Daarnaast blijven geplande werken, zoals de doortrekking van de N171 naar de A12, in het slop zitten waardoor de hele regio gegijzeld raakt.
Mijnheer de minister, ik wil u een aantal vragen stellen om enerzijds naar een oplossing te zoeken en anderzijds het dossier een beetje te ontmijnen. Bent u van mening dat er overleg moet komen met alle gemeentebesturen van de zuidrand van Antwerpen om een oplossing te zoeken voor deze problematiek? Denkt u niet dat de gouverneur hierbij moet worden betrokken omdat hij een van de ontwerpers van het Masterplan is? Moet er geen overleg worden georganiseerd met de gemeentebesturen die aan de gewestwegen liggen? Is het aanvaardbaar dat systematisch alle gewestwegen die over veel ruimte beschikken, worden herleid tot eenrijvaksbanen? Dat zorgt ervoor dat de files langer worden en dat er alternatieve wegen worden gezocht. Zullen deze eenrijvaksbanen behouden blijven of zal dit opnieuw worden bekeken bij de voltooiing van de werken aan de Antwerpse ring? Kunt u meedelen of op korte termijn infrastructuurwerken zullen gebeuren aan de opgesomde gewestwegen? In antwoord op een schriftelijke vraag van de heer van den Abeelen hebt u gezegd dat u snel met de werken aan de N171 wilt starten. Mijnheer de minister, hierover had ik graag duidelijkheid gekregen.
De voorzitter: Mevrouw De Ridder heeft het woord.
Mevrouw Annick De Ridder: Mijnheer de voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van mevrouw Van den Eynde.
Mijnheer de minister, blijkbaar wordt door minister Van Brempt een mobiliteitsstudie voor Deurne gemaakt, los van de MER. Veel vragen die al werden gesteld, kunnen bekeken worden in het kader van de geplande optimalisering van Deurne als internationale luchthaven. Dat gaat waarschijnlijk gepaard met heel wat bijkomend verkeer dat in goede banen moet worden geleid. Is volgens u de vermindering van de verkeerscapaciteit in de gemeenten compatibel met de optimalisering van de luchthaven? Past dit in de door de minister van Mobiliteit uitgevoerde mobiliteitsstudie?
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Mevrouw De Ridder, het staat de minister van Mobiliteit vrij om studies te maken. Als u vraagt of dat impact heeft op de procedure voor de luchthaven van Deurne, is het antwoord op dit moment nee. Ik zal de inhoud van de studie zeer aandachtig lezen, maar dat heeft geen impact op de zorgen die ik heb met Borsbeek - de bomen - en de MER.
Mevrouw Van den Eynde, met de gemeentebesturen uit de zuid- en de zuidoostrand van Antwerpen vindt op regelmatige basis overleg plaats. Dit gebeurt enerzijds in het kader van de gesprekken over het Masterplan en anderzijds via de contacten met de administratie Wegen en Verkeer. U weet dat elk project dat door de administratie van het gewest of door de NV BAM wordt uitgewerkt, uitgebreid wordt besproken in de bevoegde begeleidingscommissie, die een uitspraak kan doen over de voor- en nadelen van een voorgesteld project.
Uit de verschillende documenten die naar aanleiding van deze overlegmomenten werden opgesteld, blijkt overigens zeer goed de inbreng van bijvoorbeeld de gemeenten Mortsel en Deurne. Daarbuiten bestaat ook nog het overleg in het kader van de opstelling en evaluatie van het mobiliteitsplan, dat eveneens via deze begeleidingscommissie verloopt.
Mevrouw Van den Eynde, met de gemeenten in de zuidrand bestaat discussie over de aanpak van de verschillende problemen. De aangehaalde knelpunten zijn ook heel verscheiden. Het gaat daarbij over problemen gaande van de wegencategorisering in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen tot het sluipverkeer op de door u aangehaalde wegen. De diverse gemeenten staan niet allemaal - en dan druk ik me voorzichtig uit - op dezelfde lijn.
Tussen het gewest, de NV BAM en de gemeenten bestaan dus verschillende overlegstructuren waar de partijen met elkaar in gesprek kunnen gaan. Ik zal met de gouverneur onderzoeken of een initiatief wenselijk is. Als we een initiatief nemen, moet dat natuurlijk een positieve bijdrage leveren. Het is misschien mogelijk om, met alle initiatieven die er nu bestaan en met enige zorg de discussie te ordenen.
Het infrastructuur- en mobiliteitsbeleid van de voorbije jaren gaat uit van een bescherming van de zachte weggebruiker en een groter evenwicht tussen de verschillende verkeersdeelnemers. In de regeerverklaring staat overigens ook het STOP-principe - stappers, trappers, openbaar vervoer en privé-vervoer - ingeschreven, waardoor bijzondere aandacht wordt besteed aan de zachte weggebruiker. Dat is een niet-onbelangrijk element. Daarnaast dienen wegen ook te worden ingericht volgens de functie die ze in de verschillende mobiliteits- en structuurplannen meekrijgen. De categorie van de weg hangt dus nauw samen met de gewenste functie, en hiervoor werden een aantal inrichtingsprincipes vooropgesteld.
Het toepassen van deze principes maakt dat er op wegen van een lokale of een secundaire categorie veelal naar één rijstrook per rijrichting overgegaan moet worden, ten voordele van een vrije tram- en/ of busbaan, een fietspad, verbeterde voetgangersinfrastructuur of parkeerplaatsen.
Deze herinrichtingen moeten worden gekaderd in het volledige Masterplan Antwerpen, waarvan ze een onderdeel vormen. Eens dit plan volledig is uitgevoerd - sluiting van de Ring en verbeterde doorstroming op de Singel -, is er voldoende capaciteit op de juiste wegen om de verkeersintensiteit daar op te vangen. Ik moet ook vaststellen dat bepaalde ingrepen aanleiding geven tot sluipverkeer. We moeten dus zoeken naar een inrichting die het evenwicht vindt tussen verkeersveiligheid, een vlotte doorstroming van het verkeer en de leefbaarheid voor de omwonenden. Als wordt gekozen voor één rijstrook, ten voordele van onder meer de zachte weggebruiker, moet er wel voor worden gezorgd dat er geen files ontstaan. Er wordt me bevestigd dat, als de werken achter de rug zijn, er voldoende capaciteit is om de fileproblematiek te beperken.
De genoemde gewestwegen, N1 en N10, zijn de dragers van de tramverlengingen, zoals gepland in het Masterplan Antwerpen. Er worden verlengingen gepland naar respectievelijk Boechout en Edegem/Kontich. De plannen voor deze verlengingen zijn in opmaak. Met betrekking tot de timing voor de uitvoering van het Masterplan moet de NV BAM nog een voorstel van beslissing aan de Vlaamse Regering voorleggen, die dan kan beslissen over de fasering en de timing voor de uitvoering van het Masterplan.
Morgen heeft de voortgangsrapportage over de NV BAM plaats. Collega's, jullie weten net als ik dat de financiering van het Masterplan samenhangt met de tol. Daarover moeten nog beslissingen worden genomen. Als dat is gebeurd, kan een en ander snel en concreet worden getimed.
De voorzitter: Mevrouw Van den Eynde heeft het woord.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Mijnheer de minister, ik blijf erbij dat het Vlaamse Gewest een verpletterende verantwoordelijkheid draagt inzake de verkeersafwikkeling in de zuidrand van Antwerpen. Het zijn allemaal gewestwegen waar zich de problemen voordoen, en waar flessenhalzen de verkeersdoorstroming belemmeren.
De buurgemeenten van de stad Mortsel - Boechout, Borsbeek - dreigen met een aantal initiatieven als er geen oplossing wordt gezocht. Alle burgemeesters van de omliggende gemeenten zijn misnoegd over de maatregelen van de stad Mortsel en het Vlaamse Gewest.
Mijnheer de minister, ik wil erop aandringen hier zeker werk van te maken en een oplossing te zoeken. Ik hoop ook dat u werk zult maken van overleg met de gouverneur, want als opsteller van het Masterplan heeft ook hij een verantwoordelijkheid. Ik hoop dat er iets zal terechtkomen van de beloofde maatregelen.
Minister Kris Peeters: De gouverneur heeft een verantwoordelijkheid, maar ik draag de politieke verantwoordelijkheid voor het geheel.
Mevrouw Marleen Van den Eynde: Er moeten nog een aantal dossiers worden ontmijnd. Denken we maar aan het dossier van de N171 en de doortrekking richting A12. Het wordt tijd dat u met de beide burgemeesters rond de tafel gaat zitten en naar een oplossing zoekt. Dit moet dringend worden opgelost, zodat niet de hele regio wordt lamgelegd.
De voorzitter: Minister Peeters heeft het woord.
Minister Kris Peeters: Dan verwijst u, naar ik aanneem, niet naar de burgemeester van Aartselaar, maar naar die van Rumst. Maar het spreekt voor zich dat, wanneer we hier niet zitten om vragen te beantwoorden, we proberen de problemen die rijzen op te lossen.
De voorzitter: Het incident is gesloten.